De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 3 februari pagina 2

3 februari 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 3 Febr. '17. No. 2067 De vasthoudende Mars Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan Meer bloed l Meer tranen! De aardbol is nog niet glibberig genoeg. lllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIMtllllllllll mige artikels, die in officieuse" couranten hadden gestaan, te verloochenen; die ge legenheid werd hem geboden door de in den Rijksdag gevoerde discussie over de pers en de vrijheid van pers. In het vorige jaar (1875) hadden er ge ruchten geloopen maar dit woord is te zwak; immers, ook door verantwoordelijke staatslieden van groote mogendheden werd toen geloofd, dat Duitschland oorlog zocht met Frankrijk, om dit land te beletten weder op kracht te komen en zich voor te be reiden tot de revanche voor 1870. Er is heel wat geschreven over de vraag, of Duitschland dit plan werkelijk heeft ge koesterd, ja of neen. Bismarck zelf heeft het altijd ontkend; sommige Duitsche historici hebben zelfs verkondigd, dat Bismarck juist zijn invloed bij den keizer had aangewend om hem terug te houden van een zoogenaamden praeventieven oorlog, die door enkele hooggeplaatste militairen werd aangeraden. ft Maar dit vraagstuk kan hier ter zijde wor den gelaten. Ik' bracht het alleen ter sprake, omdat in het voorjaar van 1875 in een Duit sche courant (Die Post) een artikel was verschenen: Ist der Krieg in Sicht?", waarin werd betoogd, dat de in Frankrijk genomen maatregelen ttot versterking van het leger. alle reden gaven, een revanche oorlog voor aanstaande te houden. Door de meeste groote bladen, zoowel in als buiten Duitschland, werd dit artikel als een offici eus" artikel beschouwd, dat Bismarck had laten schrijven. In zijn Rijksdagrede nu van 9 Februari 1876 verkondigde Bismarck, dat hij part nog deel had aan het bedoelde artikel. Als aan loop daartoe diende hem een lange klacht over het misbruik, dat van het woord .offi cieus" werd gemaakt. Hij ontkende niet, dat hij vroeger wel eens in de Norddeutsche Allgemeine Zeitung een of ander stuk had laten plaatsen, maar daarom kon de regeering De Amsterdamsche Leeszaal en hare Toekomst door CORRY VAN WlCHEREN (Bibliothecaris-Assistente aan de Openbare Leeszaal te Groningen) Binnen niet al te langen tijd zal ook Amsterdam een Openbare Leeszaal bezitten en wij zullen bij de opening van deze in richting stellig de geijkte uitdrukking nog eens weer te berde kunnen brengen, dat eindelijk in een lang gevoelde behoefte voorzien is. Tot nu toe moest Amsterdam zich tevre den stellen met het wel zeer uitgebreide werk, dat de maatschappij tot Nut van 't Algemeen sinds jaren deed. Maar ieder zal begrijpen, dat voor de lectuurvoorziening eener zoo groote stad nog iets meer noodig is. En niet alleen voor de distributie van literatuur; in een groote stad moet er ruimschoots gelegenheid voor de bevolking bestaan om rustig week, maand en vakbla den, waarin zij belangstellen, of die zij voor hun beroep noodig hebben geregeld te kunnen bijhouden. Wanneer er nu meer dan n gebouw is, waarin ze deze dagelijks weerkeerende lectuur vinden, zullen veel meer personen in staat zijn hiervan gebruik te, maken. Immers de groote afstanden leveren voor velen een beletsel op, om zich iederen dag van 't eene naar het andere einde der stad te begeven. Een gebouw in 't centrum is dus wel zeer gewenscht. Nog altijd verbazen wij er ons over, dat velen het begrip Openbare Leeszaal" maar niet bevatten kunnen, 't Is dan misschien ook wel iets zeldzaams, dat er een plaats bestaat waar iedereen welkom is, en er zich gratis kan verrijken met alle schatten die de wetenschap heeft voortgebracht. De beweegredenen, waarom de menschen de leeszalen bezoeken zijn een hoogst enkele maal zonderling, maar de redenen waarom ze wegblijven zijn nog vreemder. Er is altijd een categorie van hoogmoedige men schen, die zich te voornaam voor een f nog niet verantwoordelijk worden gesteld voor alle artikels, die in zulk een officieuse" courant verschenen. Juist de last, die daar van voor hem het gevolg was geweest, had hem doen besluiten deze connecties met de pers niet langer aan te houden. Vermoedelijk zullen er onder de Rijksdagleden wel Igeweest zijn, die beter wisten; in elk geval weten wij tegenwoordig, dat Bismarck, zoolang hij rijkskanselier geweest is, zich voortdurend van allerlei couranten, zoowei binnen- als buitenlandsche, heeft bediend om berichten of artikels van be paalde strekking te lanceeren. Zijn factotum voor journalistiek werk, Moritz Busch, heeft, na Bismarck's dood, in zijn Tagebuchblatter" een boekje daarvan opengedaan. Er is nog een andere passage in de Rijksdagrede van Februari 1876, die men thans niet meer met een ernstig gezicht kan lezen. Bismarck klaagt er over, dat de Duitsche couranten zich veel te weinig met binnenlandsche politiek bezig houden; de buitenlandsche is voor hen nummer n; zij houden er correspondenten op na, die in relatie staan met gezantschappen en van deze allerlei tendentieuse berichten krijgen, die in de zakenwereld en vooral op de beurs al veel schade hebben aangericht. Maar" zoo vervolgt hij dan een oorlog wordt nooit door courantenartikelen veroorzaakt. In de jongste tijden is er nooit een oorlog ontstaan door woordentwist, en zelfs de oorlog van 1870, waaraan de pers schijnbaar een groot aandeel had, is zeer zeker niet door de pers verwekt, maar alleen door de camarilla aan het hof van Keizer Napoleon III. De oorlog dreigde al van 1867 af; als dat niet het geval was geweest, zou de gezamenlijke pers hem niet te voorschijn hebben kunnen brengen; naar aanleiding van courantenartikelen voert niemand oorlog". Zoo sprak de man, die later in zijne Gedanken und Erinnerungen" in kleuren en iiiiimililmiiiiiiiiiiiiiiii Openbare Leeszaal voelen, in hun eigen nadeel natuurlijk; maar dan zijn er ook nederigen.van hart, die men er niet genoeg van kan overtuigen, dat het Openbaar" ook hen geldt. Verder zijn er nog de vreesachtigen. Soms zie je ze voor het gebouw heen en we'er dralen, doodnieuwsgierig, "t Openbaar" snappen ze, maar ze durven er niet aan. En ik kan toch 'verzekeren, dat geen enkele leeszaal er van buiten zoo afschrikwekkend uitziet. Sommigen wagen zich, hoewel ze het gek vinden, in het portaal, steken hun neus even om de deur en zullen binnen gaan, wan neer niet het ongeluk wil, dat juist iemand naar buiten komt. Dan sloegen ze de deur dicht en 't duurt soms lang eer ze een tweede maal voldoende moed verzameld hebben. Zijn ze echter eenmaal dien drempel over en hebben ze de boekenschatten aan schouwd en ondervonden, dat het van bin.nen rustig en stil is, dat de banden in zwij gende gelatenheid wachten tot iemand ze uit de kast neemt, dat het overige publiek absoluut onverschillig blijft bij het binnen j komen van een nieuwen bezoeker en zijn ze eenmaal vriendelijk te woord gestaan door de altijd hulpvaardige dienstdoende assistenten, ja dan komen ze gedurig terug. De trouwste bezoekers blijken dikwijls zij, die den meesten schroom hadden. Nu begrijpt ieder, dat als er nog zulke stedelingen zijn (ik spreek uit ervaring over een niet kleine stad) het voor de bewoners van 't platteland nog heel wat meer voeten in de aarde heeft eer ze het hol van den draak betreden. Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat er even als tijdschriften, vakbladen enz. in een open bare leeszaal ook wat alle kunsten en weten schappen betreft, verschillende lectuur aan wezig is. De kunstenaar, de student, de onderwijzeres komen er even goed als de timmerman, smid en kapper voor de uitleentafel te staan en zij allen moeten op hun gebied terecht geholpen en ingelicht kunnen worden. Want in zekeren zin is een Openbare geuren zou beschrijven, hoe hij op den avond van 13 Juli 1870 aan het telegram van Ems zulk een redactie gaf, dat zijne gasten, Moltke en von Roon, er opgetogen van werden; dat Moltke uitriep: zoo heef t het een ander geluid; straks klonk het als chamade (het signaal tot den terugtocht), nu als een fanfare in antwoord op een uit daging." Zeker, dat aldus herziene telegram was geen courantenartikel, maar een tele gram, een bericht, dat terstond aan de cou ranten werd gegeven en aan de Pruisische gezantschappen in het buitenland werd ge seind ; maar Bismarck, die in 1876 het aandeel van de pers aan den oorlog zoo verkleinde, maakte in 1870 van die pers gebruik om een bericht te verbreiden, dat, als het den volgenden morgen te Parijs bekend zou zijn, volgens zijn eigen woorden op den Gallischen stier zou werken als een roode lap". Het telegram uit Ems heeft den oorlog niet veroorzaakt daarin had Bismarck gelijk: door woorden alleen wordt nooit een oorlog verwekt; maar het heeft den oorlog doen uitbreken op den door Bismarck gewenschten tijd, toen Pruisen gereed was, en Frankrijk niet. In de rijksdagszitting van den Noordduitschen Bond op 20 Juli 1870 sprak Bismarck van het bekende telegram in de couranten, dat tenslotte voor het Fransche ministerie de eenige reden tot de oorlogsverklaring is" maar hij zei er niet bij, dat dit telegram door hem op zettelijk zoo geredigeerd was, dat het den tegenstander tot het uiterste moest prikkelen; hij weet van niets; hij verbaast er zich over, dat men om zulk een nietige reden in Frankrijk is overgegaan tot de oorlogsver klaring! Eerst in zijne Gedanken und Er innerungen" die na zijn dood zullen verschijnen zal hij aan de wereld vertellen, dat die nietige reden door hem aan de hand is gedaan; zal hij cynisch verhalen, hoe Roon en Moltke, toen zij de fanfare" ge hoord hadden, weer trek kregen om te eten en te drinken; hoe Roon. uitriep: de oude God leeft nog en zal ons niet tot schande laten komen!"; hoe de anders zoo doodbe daarde en weinig spraakzame Moltke in vervoering geraakte en met een verheugden blik naar het plafond Bismarck schrijft niet: naar boven, of: ten hemel, maar: naar het plafond; ook daarin hoort men zijn cynischen spot , terwijl hij zich met de hand op de borst sloeg, uitriep: als ik dat mag beleven, dat ik in zulk een oorlog de leiding van onze legers heb, dan mag ter stond daarna de duivel mijn oude karkas meenemen!" Ondanks zijn verloochening zoodra dit in zijn kraam paste van de diensten, die de pers hem bewees, versmaadde Bismarck deze in de practijk niet; hij wist te goed, van hoeveel waarde het voor een regeering is, de openbare meening te leiden en te misleiden. De tijden, die wij beleven, hebben de waarde van de pers, als middel van de re geeringen om invloed uit te oefenen op de gezindheid van het volk, vertiendubbeld. In oorlogstijd beschikken de regeeringen bovendien over de esnsuuf, om de versprei ding tegen te gaan van meeningen of nieuws tijdingen, die zij niet openbaar gemaakt willen hebben. Maar de overgroote meer derheid der couranten in de oorlogvoerende landen werkt uit vrijen wil mede om de stemming aan te kweeken en levendig te houden, die bij het volk moet heersenen, zoolang er zware offers van moeten worden gevergd. Het opmerkelijke van de oorlogs psychose is juist, dat het oordeel zich ge vangen geeft en de kritiek buiten werking wordt gesteld; dat de waarde, ook de moreele waarde van alles wordt getoetst aan het belang, dat het heeft voor het bereiken van het oorlogsdoel; dat opzettelijke leugen tot vroom bedrog wordt in dienst van het vaderland. In dienst van het vaderland, in vrijwilligen dienst, staat de pers der oorlogvoerende landen; zij helpt den moed erin houden; zij versmaadt zelfs de kleinste, de aller kleinste middelen niet. En nu ik die woorden schrijf, denk ik aan een bericht, dat ik daar straks in de Kölnische Zeitang las, een be richt nog wel, dat uit Belgiëwerd geseind: Een oud en geacht ingezetene van Laon" men weet, dat deze stad sinds September 1914 in het door de Duitschcrs bezette ge bied van Noord-Frankrijk ligt zei op Keizers verjaardag tot een Duitsch oorlogs correspondent, dat hij dien dag nu al drieLeeszaal een algemeen informatiebureau. In een enkel uur kunnen de meest uiteen loopende vragen tot je gericht worden o.a. lectuur over het eiland Texel, de jeugd van Galsworthy, glasfabricatie, adressen van h'etsenfabricatie in Engeland, de woonplaats van een componist, lectuur over moderne tuinmeubelen en ten slotte vraagt je een aardig jong meisje, dat je aan een roman meent te moeten helpen, of je ook iets over baggermachines hebt. Men ziet variatie en verrassingen genoeg. Wat adressen betreft, in iedere leeszaal, die niet te zeer met geldnood te kampen heeft, moeten m.i. de voornaamste Neder landsche adresboeken, benevens die der naast bij gelegen steden aanwezig zijn. Behalve de wetenschappelijke en vaklitera tuur dient in een Openbare Leeszaal de ontspanningslectuur in verschillende talen met de meeste nauwkeurigheid uitgekozen te worden. M. i. is de fictieafdeeling van het grootste belang, daar juist hierin de biblio thecaris met zijn personeel subjectief raad kan geven, en dus zulk een ontzaglijk sociaal nut kan stichten. Als in de statistieken een groot percentage fictie wordt aangewezen, is dit in vele opzichten een eer voor de leeszaal, welke immers nooit mag zien naar de vraag van het publiek, naar lectuur, die een geringen tijd in de mode is, doch alleen de eerste klas-werken in haar kasten mag opnemen. Ook hiervoor was het te wenschen, dat reeds onmiddellijk bij iedere leeszaal een kinderafdeeling opgericht werd. De jeugd laat zich leiden, en men kan haar leeren lezen, iets wat bij ouderen zooveel moeielijker gaat. Breng eens iemand, die verslaafd is aan Corelli, van zijn liefhebberij af om al haar boeken, 't eene voor en 't andere na in groote jacht te verslinden. Bij kinderen kan men er voor waken, dat zij nooit minder goede lectuur in handen krijgen en hoe langer hoe meer zullen dan in de toekomst, de werken, die men nu nog wel eens nood gedwongen in zijn kasten dulden moet, er maal in Laon had zien vieren en dat het hem had toegeschenen, alsof de Duitschers telkens hun Keizer nog hooger vereerden; het was juist het ongeluk van Frankrijk, dat daar zulk een kracht ontbrak als de Duitschers bezitten in de vereering van hun Keizer." Indien zulk een telegram" nog een hart sterking kan bieden aan de Duitschers, hoe moeten zij dan den smaak van geestrijk vocht geheel hebben verleerd! 31 Jan. 1917 G. W. KERNKAMP DONKERE MACHTEN TEGEN ONZE DRAADLOOZE VERBINDING MET INDIE? Wanneer het inderdaad waar is, wat de Minister van Koloniën zoo juist in zijne memorie heeft verklaard, dat de Regeering, overtuigd van het groote nut eener draadlooze gemeenschap tusschen Nederland en Indië, gén middel onbeproefd laat om de totstandkoming te bevorderen", dan is het toch zeker te hopen, dat omtrent wat er van deze regeerings-belangstelling inderdaad te verwachten Is, bij de aanstaande begrotings besprekingen nog eens nadere verklaringen worden uitgelokt. Misschien vindt een der volksvertegen woordigers dan tevens aanleiding meer licht omtrent de navol gende feiten opgestoken te krijgen. Zij zijn ons geworden van betrouwbare zijde, die goed is ingelicht, en van ande ren, eveneens zeer geachten kant bevestigd. Staat de zaak zoo, dan is daarmede inderdaad eene verklaring gegeve», waar om tot dusverre het Departement van Kolo niën, anders dan de minister thans in 't uitzicht stelt, zeer weinig voortvarendheid heeft betoond met de plannen tot draad looze verbinding met Indië. Een gebrek aan voortvarendheid, dat reeds meerdere malen tot kritiek aanleiding heeft gegeven. De heer Elout heeft nog hierover geschreven in ons Indië-nummer (14 Oct. 11.), en daarbij tevens de groote praktische beteekenis van de geheele zaak andermaal nauwkeurig toegelicht. Men herinnere zich, dat een voor het tot stand brengen van de verbinding opgericht Comitévan vooraanstaande en deskundige landgenooten 1), in 1913 van den heer De Waal Malefijt het raadselachtig bescheid kreeg: dat de uitvoering van hunne plannen niet in het belang van den lande zou zijn!" De heer Idenburg refereerde zich daaraan. Vervolgens is onder minister Pleyte n in 1914 n in 1915 de zaak geheel slepende gebleven. Er bleek van sympathie of activi teit bitter weinig. Neen, niets. EB indien de verhoudingen nog zoo zijn, als ons wordt medegedeeld, valt ook verder niet op veel verbetering te hopen! Deze mededeelingen toch verklaren inder daad veel... van de -tegenwerking. Maar zij laten ons in zeer onklare ver wachtingen omtrent het vervolg! De tegenwerking zou dan afkomstig zijn van de Deatscb-Nlederiandlscbe H.ab el-GeBcllsehaft die ook op de bureau's van ons Departement sterke invloeden heeft. Deze te Keulen gevestigde maatschappij heeft er in de eerste plaats geen belang bij, dat eene radiografische verbinding tusschen Nederland en Indiëtot stand komt, omdat zij immers exploitante is van de kabelverbinding. In de tweede plaats is zij er, ook al door hare nauwe verbinding met de Deut sche Telejunkengesellschaft, in elk geval op uit, den aanleg van de draadlooze installatie naar Nederland-Indiëte bewaren voor de Duitsche industrie, en voorde Duitsche maat schappij. Kan deze combinatie inderdaad overwe 1) De gep. Vice-Admiraal Van den Bosch, Prof. van der Bilt, I. D. Cochius, mr. F. van Hasselt, J. van Hoboken Azn.J. A. Hummel, J B A. Jonckheer, Jhr. L. D. C. de Lannoy, Jhr. H. Loudon, S. C. van Musschenbroek, A. Roelvink, C. Ph. Tegelberg en L. H. F. Wackers. voor goed uit verdwijnen. Amsterdam is reeds zoo gelukkig twee kinderleeszalen naast die voor volwassenen te bezitten, n.l. die der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en ook aan de Vereeniging Ons Huis" is een jeugdbibliotheek verbonden. Door de oprichting van een Openbare Leeszaal in Amsterdam is Noord-Holland plotseling een der eerste provinciën ge worden. Alleen Haarlem ontbreekt nog, maar overigens bezitten de belangrijkste steden in deze provincie een Openbare Leeszaal. Wanneer Haarlem ook eenmaal aangesloten zal zijn, dan kan, de uitstekende verbindingswegen in aanmerking genomen ook een volledige lectuurvoorziening van het platteland tegemoet gezien worden. En dat niet alleen, door filiaalvorming zullen de leeszalen zich, indien verschillende ge meentebesturen hun medewerking willen verleenen, in groote mate op het platteland kunnen uitbreiden. Vooral door de subsidieeringderProvincialeStaten aan Openbare Leeszalen, zijn dezen, nu meer dan ooit, in de gelegenheid verbinding met het platteland te zoeken. Er bestaat over het algemeen een groote drang naar ontwikkeling, ook bij de dorpsbewoners en 't is niet meer dan billijk, dat zij, even goed als de stedelingen, van het gebodene zullen kunnen profiteeren. De Provinciale Staten van Noord-Holland staan in onze beweging als loyaal bekend. Met spanning wachten zij, die droomen van een goed-georganiseerde lectuurvoorziening van ons gansche volk, juist op Noord-Holland, want hier zal men op den duur practisch werkzaam kunnen zijn! In de Noordelijke provinciën heeft men eigenlijk nog te veel met geldnood te kampen, zoodat Friesland bijvoorbeeld, dat gaarne voor de Friezen in dorp en stad wil werken, wel eens nadeelen van zijn geldelijke omstandigheden zal ondervinden. Maar met Amsterdam aan de spits, wordt het met de leeszaal-beweging zoo heel anders. Nu deze stad er met haar 600,000 TOONEEL-DIRECTEURTJE" RECEPT Heer, getviekst, leent pop. Café, leestafel, prop. f 0.10 Pen, inkt, papier, 0.00 Krast drie kwartier. 0.00 Vijftien maal'. Dames, Meeren".... Engageeren ---- 0.00 Bast de brieven, zonder port 0.00 Kellner fooitje; vort 1 1 0.05 Ingezonden stuk, krant: 0.00 Tooneel! Kunst! Vaderland!" 0.00 Heer, voldaan, goed humeur .... 0.00 DIRECTEUR!" ? 0.15 Tooneelisten, ambulant Uit de brand! Vijftien telegrammen: Geaccep teerd!" waar, wanneer, gerepeteerd?" Directeur, zolderkantoor, personeel 0.00 Brievenhoofd: Kunsttooneel" 0.00 Schrijfgereedschap en zoo meer Op de beer 0.00 ?0.15 Zaal gehuurd ---- 200 maar 0.00 Repitities, voorschot: ho maar!" 0.00 Stuk getiteld: verduisterd bed" 000 Prins" en Leven" zijn portret. 000 Directeur, rookt sigaar 0.06 Zaakje klaar! 0.00 Première gaat, leege zaal Pers, schandaal. 000 Sof-recette, artiesten geen cent 000 Directeur, gemeene vent. 0.00 Jules Keijzer er aan te pas Beslag gelegd, geen duit in kas. Langdurig geroddel in caf Directeur, een borrel, roddelt mee. 0.10 Artiesten, zonder contract en eten ; 0.00 Publiek, volgende dag vergeten. Directeur, aan de loop, 0.00 Potje bier, naar de bioskoop, 0.69 Artiesten loopen nijdig rond, 0.00 En beklagen zich bij de Bond. 0.00 ? 1.00 IMniMIMIMIlm III MIMIIIMIIIMIIlMlmlMM MIMI MM Illlll MIIHIIIIIIIIIIIIIItll genden invloed aan het Nederlandsche Departement van Koloniën uitoefenen, dan laat het zich zeer goed begrijpen, dat de plannen van het Nederlandsche Comité, die waren opgemaakt in overleg met de Marconi Company, op de lange baan zijn gehouden. Met allen ernst mag hierop wel eens nader worden ingegaan, opdat niet onder buiten landsche invloeden Nederlandacbe belangen In bet gedrang geraken. Door wie zijn van regeeringswege de voorstellen tot eene draadlooze verbinding met Indiëbehandeld geworden? De opeenvolgende Ministers persoonlijk zijn uiteraard geene ter zake deskundigen. En nu schijnen als de voornaamste advi seurs der regeering in dezen te zijn opge treden personen, die moreel zeer sterk op de hand staan der hare'belangen bedreigd ziende Duitsch - Nederlandsche Kabelmaat schappij. Terwijl onze Nederlandsche Post- en Telegraafdienst een eigen afdeeling heeft inwoners bij is gekomen, zal het nut der openbare bibliotheken nog meer algemeen blijken, nog meer interesse wekken in de officieele kringen. Wij in de provincie" komen daardoor dichter bij ons ideaal: het goede boek aan geheel het volk! ROBBERT KALFF^C AMSTERDAM.. MONS1MZALENv.i*37rtfTH : HEEBEMOBACHT270 Filiaal DEN WfcAS'". Woordeinde 18O.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl