De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 3 februari pagina 7

3 februari 1917 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

3 Febr. '17. No. 2067 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND IJSVERMAAK TE AMSTERDAM Teekeningen voor de Amsterdammer" van ts. van Mens Bandy-wedstrijd op terreinen der A. IJ. C Maskeradefeest A. IJ. C. A. IJ. C. Schoonrijden voor Dames A. IJ. C. IIIIIIHIIIIIIIIIIIIIII irHIIIIIIIinilllllllllll ...... illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllHlltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll TOONEELNIEUWS Spaansche Levenswijsheid op het Gooische Tooneel Men zat er, op de voorstelling, door eenige liefhebbers te Hilversum gegeven van De Honderdjarige, tooneelspel van Serafin en Joaquin Alvarez Quintero, uit het Spaansch vertaald door mevrouw Smidt-Reineke, men zat er en voelde zich allengs verhuizen in het lichaam van een gemoedelijken dor peling in een plaatsje als Arenales del Rio, die op een zonnigen, luien middag .onder zijn prieeltje zat, en op zijn manier de kleine en de groote wereld om zich heenbephilosopheerde. Bephilosopheeren is nog weer te zwaarwichtig gezegd, het lijkt meer: met het leven keuvelen. Och ja, wat zouden de menschen zich druk, maken. Wie eenmaal honderd jaar geworden is, weet dat alleen het genoegelijke de moeite waard blijft. Dat is de be minnelijke, de kinderlijke wijsheid, welke deze Spaansche tooneelschrijvers rondom hunnen Papa Juan doen rondkabbelen, en het was zeker deze interessante kennisma king met zoo'n stukje ziel van Spanje, welke de leidster dezer voorstelling aan de Hol landers wilde voorzetten. Wat zal men onder vrienden en kennissen gepiqueerd zijn en zich brouilleeren! Wat tobben over een vrouwtje, die een faux pas" heeft gedaan; wat neerzien op een kind, dat buiten echt geboren is! Welke man moet nu uit liefdesmart zich zelf te Graphische kunst in Pulchri Studio Niets bulten gewoons; geen wonder, en geen afgrond. Geen droom; geen ijs-kilte; geen strakste werkelijkheid. Maar een scha keering van persoonlijkheden. Persoonlijk heden hoewel geen, die verbazen naar levendigheid door afwisseling. Variatie door verscheidenheid. En dat is iets. De meeste tentoonstellingen zijn, tot het buitengewone toe, vervelend. De leden der kunstgenoot schappen trekken, op te veel tentoonstelling, te eender gezicht. En dat eender gezicht, eens erkend, geeft, opnieuw gezien, weinig meer te ontdekken. En dat is toch de be koring: de ontdekking. Een tentoonstelling moet bij het bezien als een reize zijn. Al zijn er dan niet telkens nieuwe continenten, (de vijf, die er zijn, hebben al zooveel eeuwen gekost), er kunnen nieuwe eilanden zijn; gerezen koraalriffen in die milde zuidzee van den geest. Ik ben al tevreden, als er een nieuwe palm hier en daar op een krans van koraal staat, en schaduwt, en beweegt op een zeer zachten zeewind. Ik ben al te vreden als ik bij iemand, van wiens hart ik alle wegen meende te kennen, een nieuw zij-paadje vind, een Zeeuwsch zij paadje, je zoudt zeggen zonder reden, alleen om 't eigen pleizier, door het land gaande, wendende, keerende, met de verrassing der natuurlijk heid en der natuurlijkheden; met de spostaneïteit van iets, dat zoo-maar-toe loopt. Ik ben, ge ziet, met weinig tevreden, ik vind ? de zijpaadjes langzamerhand al zeldzaam als bij de meeste menschen de harte- en zinnebeweeglijkheid H. Er is op deze graphische tentoonstelling van tijd tot tijd inderdaad een Zeeuwsch zijpaadje, of een trek in een bemind gezicht, dien ik nog niet voldoende na-ging, of er is een gratie wier dans ik nog niet volledig erkende, of een frischheid, die altijd nieuw is.... A. In Van Hoytema is de frischheid, die altijd nieuw is. Ik bedoel niet altijd zóó, dat ge stille staat (hij is zoo groot niet gegroeid), maar er is de frischheid in van een natuur, die nooit iets doet tegen zijn genoegen. Soms is het beter wat ge maakt, waarde vriend; soms lukt het u maar half, dierenteekenaar, maar het werk heeft nooit de moedwilligheid van een leugen aan zich. kort doen; en wie vraagt iets anders van zijn boeken, dan nette bandjes ? Het eind is toch maar: gezelligheid en genoegelijkheid. Het zonnige optimisme van een ouden heer, en de aanvallige liefde van Currita en Trino. Kinderspel. De menschen zijn het verst, als zij kin deren blijven. Zoo deden de Quintero's ons allen een wijle mijmeren aan een zonnige, stoffige, stille dorpstraat in Arenales, in een prieeltje. Maar net, toen het goed werd, was 't weer uit, buiten vroor het en de kleine wereld van Hilversum is nu eenmaal ook met geheel andere gedachten gepreoccu peerd. Toch laat deze voorstelling eene smaak volle herinnering: geen pre-occupatie. DANIËLA + + + Tooneelkunst Naar aanleiding van Ed. Verkade's Aanteekeningen o ver Tooneel kunst" door H. WANTING. Uitg. G. W. Groeneveld, Haarlem 1916. Elk rechtgeaard Hollander souffreert in meerdere of mindere mate aan een kwaal, waaraan tot nog toe geen aandacht werd gewijd, namelijk de folie des principes." Hij houdt er principes op na, die hij mee draagt als een thermometer, en een warm bedoelen is al voldoende om 't kwik der eigenwaarde onrustbarend te doen stijgen. Een Hollander heeft zijn principes noodig, als een kantoorklerk zijn getuigschrift en Soms is het de doode kalkoen", waarvan de kop in den verren dood zoo eenzaam neerhangt; soms is het een vogel, die als een nachtegaal ge zingen laat van een tak, de zuivere lucht in. Soms is het een kalkoenepaar in een zedige en zeeghafte schoonheid van het wit, of de plechtstatigheid der zil verreigers, die uw hart en dan uw kunnen in beweging bracht. Eerst uw hart, eerst uw gevoel, eerst het instinctieve van uw talent want dat is hetgeen u 't meest gewis is. Dan uw kunnen. Dat is niet altijd zeker. Niet altijd is de vorm zeker; soms is de snelheid van een notitie geen juiste notitie maar er wordt iemand, wiens hart het eerste is, veel gepardonneerd. Waarom? Waarom zou er hier gepardonneerd moeten worden? Het hart, het eerste bij u, uit zich in zijn artstokratische kleur, en ge hebt daarbij de komische opmerkingen van den landjonker (ruig van buiten, omdat hij'van binnen zóó teeder is) en dat is al voldoende voor ons, en dikwijls voor mij. Niet altijd: soms kan ik de bui alleen het voortreffelijke te willen eeren, niet achter de kim van mijn lucht en hemel krijgen. B. Het hart heeft zijn eigenzinnigheden, even goed als de geest. De nachtegaal, dat hart van muziek, zingt in den nacht. Phoebum laat hij voor zich zelf zorgen. Hoytema, die iets van den tjuikenden vogel heeft, heeft zijn eigenzinnigheden. Maar ge zoudt deze de natuurlijke eigenzinnigheid kunnen noemen, de persoonlijkheid, de constructie, het gemarkeerde, dat van binnen-uit komt. Ik durf hem, daar-om, in een artikel ietwat familjaar toespreken. Moulijn zou ik dat niet durven. We zouden malkaar niet ver staan, en ik zou het ongelijk toch niet aan mijn kant voelen. En ik weet waar-om. Dat is dikwijls het moeijelijke. De heer Moulijn, onze schrijver over de lithographie, heeft een moedwillige eigenzinnigheid. Hij neemt zich iets voor en iets dat niet in zijn aard zelfs maar aangeduid is. En hij doet dat niet sinds gisteren. Inderdaad voor eer-gister deed hij het. Het is nooit prettig voor de persoon zelf, zoo iets. Het maakt hem onvrij. En gebrek aan vrijheid voel ik in Moulijn. Hij kon heel wat anders, maar hij is, bij tij en bij ontij, uit op het afzon derlijke. En om afzonderlijk te kunnen doen, hebt ge veel geest noodig, en is er eerst diploma's. Hierdoor is het volk zwaar op de hands gewichtig geworden. Luister naar mijn principes, maar zie niet naar mijn daden," zou een goed Hol landsen spreekwoord zijn, indien wij deze vermaning nog noodig -hadden. De man, die liedjes zingt, is geen zanger meer, maar noemt zich principieel vertolker van het levenslied." Jhr van Riemsdijk geeft met zijn drama's niet toe aan ongepaste liefhebberij, doch schenkt principieel de romantiek, die tot een neo-romantiek moet voeren. Fabricius schrijft geen kasstukken, maar komt uit principe op voor de rechten der verdrukten op den gordel van smaragd. En de kritiek heeft ook zijn principe, namelijk deze, om niet wit, wit en zwart, zwart te noemen.doch minder meedoogenloos onder zoekt zij of er niets zwarts in het wit, geen blank vlekje op het zwart te bespeuren valt. Ons nationaal tooneel is zeer principieel: vandaar dat het Tooneel verbond nimmer iets zal doen, dat door 't vergrootglas ge zien een daad te noemen zou zijn, en wordt in 't maandblad Het Tooneel" principieel nooit iets beweerd. De heer Verkade zou geen Hollander zijn, indien hij aldus gesproken had : Dames en Heeren! Mijn vrouw en ik spelen graag komedie, voor ons plezier, en voor je ge noegen speel je alleen hoofdrollen, succesrollen, rollen die je aangenaam zitten en flatteeren. Ik begin dus een theater, waarin ik stukken ga spelen, gemaakt sur mesure" voor mijn vrouw en mij, terwijl de stof geleverd zal worden door klassieke en moderne auteurs. E. V. Eigen Vinding!" veel leed te bestaan; van dat leed, dat ze soms zieleleed noemen, en dat, hoe het ook heet, bitter pijnt, en moeijelijk is te dragen; zoo iets van zielen-kiespijn soms, en soms ziel's zonsondergangen. En geen van twee voel ik achter de moedwillige eigenzinnig heid van onzen schrijver over lithographie: vooral geen ziel's ondergang noch ziel's zonne-ondergang. En daarrom lukte de sta tigheid van den cypressenvijver hem niet, noch Salomé... Een Salométeeken je niet met moedwillige eigenzinnigheid; een Salom is een opstand tegen een vernietiging vóór een kunstenaar C. Veldheer hij maakt geen teekeningen van Salomé's. Hij heeft de nuchterheid van den werk-man te veel in zich. Hij is tegen over van Hoytema, den aristokraat (zie zijn kleur!) de opgeruimde burger. Dit is geen blaam op hem. Hij is, wat hij is: hij schijnt niet. Hij schijnt, en glanst, ook niet. Dat is een tweede schijnen dat positief is, zooals het eerste negatief is. Maar dat is zoo zeld zaam, als alleenigheid en toch ontroeringsvolheid. Veldheer's werk fonkelt niet. Wie fonkelt er tegenwoordig, nu de levens zoo bang-beperkt zijn, in Holland ten minste. In Frankrijk glanst het volk, ter eeuwiger gerustheid voor ons allen; daar is al het latente uitgeborsten tot den gestaegen gloed der liefde pour la douce France". In Holland, er zijn er misschien zes, die altijd-bewogen glans zijn. Van nature behoort Veldheer daar niet toe. De geestelijke statuur is daarvoor duimen te kort: centimeters, zooals dat in het lOtallig stelsel heet. Hij is een werk-man (geen dichter!), een werkman uit op zuivere toepassing van het vak. Dat is respectabel; ieder uur van den dag is dat respectabel, al is ieder uur wat hetzelfde. Misschien heeten dezulken geen kunstenaar, maar ze zijn toch echt, als een kwast in het hout. En we hebben zooveel troebels en onechts ten dage, dat je met de kwast in het hout al blijde zijt. Inderdaad, blijde En Veldheer is geen tobberige werkman. Hij bezit de opgeruimdheid, de levendigheid (steeds niet die van den dichter, bedenk dit wel l) en daarom zijn de houtsneden van hem zooaardig; zijn japaniseerendehoutsneden van visschen zijn daarom zoo genoegeiijk om te bezien. Meer niet, minder niet (zie No. 301 en 302). Geloof, in godsnaam nu niet, dat het Braaf Hollandsen begon hij principieel en elk seizoen stelt hij, met het repertoire, een'prin cipe vast. De heer Wanting heeft met illusies de brochure des heeren V. ter hand genomen en werd teleurgesteld, niet alleen omdat de heer V. met woorden speelt, die eindigen met hem te spelen", maar wijl het betoog ook hem beslist onjuist" toeschijnt. In kalme, klare uiteenzetting weerlegt de heer W. de opvattingen van zijn tegenstan der en geeft blijk van belezenheid, van studie, en zuiver inzicht. Zoo stelt hij tegenover de opvatting, als zoude in Shakespeare de Middeleeuwsche mystiek nog" nawerken Dowden's uitspraak: uur imagination can hardly find a place for Shakespeare in any part of the Middle Ages". Nieuwe gezichtspunten opent deze bro chure niet, doch daar publiek, als gevolg van artistieke leiding" en geschriftjes als dat des heeren V., haar restje inzicht in Tooneelkunst wel verliezen moet, kan deze studie van de heer Wanting in deze dagen van werkelijk nut zijn. Alleen bij publiek ? Ergens staat toch blijve de kunstenaar, kunstenaar en worde geen denker". Zouden velen deze woorden niet ter harte kunnen nemen ? Is de hedendaagsche malaise niet bovenal hieraan te wijten, dat acteurs, regisseurs en leiders, zich inbeelden dat hun vak niet gewichtig genoeg is, en dat zij voor de auteurs moeten denken, of hun werk corrigeeren ? Is 't niet al zoo ver gekomen, dat eenzijwonderen zijn. Je hebt tegenwoordig een buitengewoon gemak bij sommigen om over een wonder ,te spreken (het schijnt, dat de tijd arm is aan schoone buitensporigheden!) Neem Veldheer en zijn visschen aan, zooals zij zijn. Er is geen enkele droom in (als ge dit Droomen noemt, waar is dan Dürer) maar zeg, dat ze frt&ch zijn, levendig, en ge houdt uw oordeel zuiver. Zeg ook niet dat het sprookjes zijn, als ge de Storm" ziet (die op vele stormen lijkt, die tot onbe wustheid in mijn herinnering zijn geworworden) want dan kent ge de teederheid van Andersen nu niet, en nooit theTempest". Ge begrijpt Hoytema's Toren en laag-maarstug-bij-den-grondschen Haan dan evenmin... D. Want even zeldzaam als een goed treurspel, is een goed sprookje, die wijs heid onder een waas; die teederheid met toch er bij veel waaksche en werkzame observatie; die teederheid en die nuchter heid, tot n en n enkel iets geworden; die burgerlijkheid soms, die soms zoo einde loos menschelijk is (veel meer, dan 't werk van Hammershöj in beide opzichten). En zeldzaam is het sprookje ook hier. 't Is niet in Rueter, burgerlijk, maar soms verteederd. 't Is niet in Nieuwenkamp; het is, om den diepen droom van den dood, niet in Toon de Jong, noch in Haverkamp's te tastend werk?Het is, ik zeide het u, in Theo van Hoytema (meer dan dikwijls); het blinkt soms even op in Edzard Koning; het is, laag bij den grond in een prentenboekje hier en daar (van Oerder ?), het is ook in den raren Mankes. Ik bedoel met raar niet alleen vreemdsoortig. Laten we wat van het Fransche tres rare" er bij nemen. Mankes is, als Moulijn, een eigenzinnige. Hij is dat in hooge mate, zooals dat vlotweg, coulant, gezegd wordt. Hij is een afzonder lijke, maar, singuliere krachte der diepe nature, hij is dat van huis-uit. Hij heeft het zich niet voorgenomen. Hij was nu eenmaal zoo geschapen, onder de sterren en onder de maan. Een wolf had wel bij zijn komst het gewone weggereten en weggevreten. Dan zit je ermee, met het ongewone; van zelf. En dan willen de anderen, de kijkers, de genieters, de zoekers, de vinders, de kinders, en de te groote menschen dat onge wone wel. En je ziet dan soms, zooals Mankes, alles in meer verstilde streken, waar digheid en bekrompenheid, die zich brutaal aan de dramatiek vergrijpen, als principe ge makkelijk aan de man gebracht worden, en de gelukkige eigenaar een zeker prestige schen ken ? En gaan we de tijd niet tegemoet, dat hij, die als zuiver denkend en fijn-voelend artist, de auteur gaaf ten tooneele voert, een suffert zal schijnen, een man zonder kunst principes ? Moge velen de brochure des heeren Wan ting hun aandacht schenken! DOP BLES Nieuwe uitgaven van deze week J. W. SUYVER-LANDRÉ, Behandeling der Wasch, Het reinigen en opmaken van ver schillende stoffen, 118 pag. Almelo, W. Hilarius. I. I. HAZEWINKEL, De Javaan gelijk hij schijnt en is (Onze Koloniën) Serie II No. 9, 47 pag. f 0.40 (serie 10 nummers f3.) Baarn, Hollandia drukkerij. Straatprediking, Verslag van de Bijbel tent, uitgave van de-vereeniglng Bijbeltent voor Straat-Evangelisatie en Colportage in Nederland. Mr. F. E. POSTHUMUS MEYJES, Taal en Spelling, De vereenvoudigde" nogmaals ge oordeeld, 55 pag. Baarn, Hollandia drukkerij. lllllllllllllllllllliiiillillllllllllii H. BERSSENBRUGGE, POKTRETFOTOOKAAF ZEESTRAAT 65, Baast Panorama Mesdag DEN HAAG. - Tel. 1588. de stoffen wat ongewoon worden (maar toch nog met het aardsche verbonden!) en waar de kleuren neiging hebben om tot nevel en geest te worden, en toch niet vormeloos zijn soms. Want de etsen van Mankes (174,175), de muizen dus, met hun nieuws gierige en stellige gezichten, en het Herfsttuintje, waar je in gelooft en nog een muis (een kopergravure) ze zijn niet onbepaald. Het sprookje kan als een spel van wolkende verschijningen zijn, en dan groot als de Moeder-Aarde, maar het kan ook zijn nauwkeurig-bepaald. En toch onwezentlijk, ten opzichte van het daaglijkscHe. Geef het nauwkeurig-bepaalde een ongewonen stand; laat het om een hoek kijken, waar het nooit of zoo goed als nooit omkijkt (en waar het toch eigentlijk ook om kijken mag) en ge hebt bij alle stelligheid, het sprookje. Het sprookje van Mankes, in dit geval. Iets, waarmei ge ook een sprookje zoudt kunnen maken van de visschen uit een aquarium, en van de groote tanks", die torren zijn in hun aarde-donker terrarium PLASSCHAERT IIIIIIIIIIIIIIII Uit voorraad levezbaar: A d Ier, Oaklaml, Wli i t e-Auto's Garage NEFKENS Jacab Obrechtstraai 26 - - AMSTERDAM -

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl