Historisch Archief 1877-1940
. '17. No'.£0r}7
DE. AMSTERDAMMER, WEEKBLAD. VOO R NEDERLAND
AUBO
ALLEEN VERKOOP
NEDERLAND z;an
HANDSCHOENEN
IEDER PAAR
^GEGARANDEERD
DENT's
Ry en
HANDSCHOENEN
4lttlMHmiinilltlHimilUimillimiHMimillimtllllllimilimmilim
J. H. OOSSES en N. JAPIKSE. Handboek
tof de staatkundige geschiedenis van
Nederland, 's G<avenhage, Martinus
Nijhoff, 1916. Afl. l en 2.
It> de serie van Ntyhoffs Handboeken is
bezig te verschijnen een handboek lot de
staatkundige geschiedenis van Nederland
van twee bij uitstek daartoe bevoegden, prof.
Gosses en dr. Japikse; twee afleveringen
liggen thans voor ons. Daarin wordt eigenlijk
niet, zooals men- zou verwachten, begonnen
bij het begin: niet prof. Gosses, maar dr.
Japikse is in deze afleveringen aan het woord.
Want wel heeft prof. Gosses de bewerking
van de geschiedenis der Middeleeuwen op
zich genomen, wat in onze historie zeggen'
Wil de periode vóór den lachtlgjarigen oorlog,
maar door bijzondere omstandigheden moest
hij dep voorrang afstaan aan dr. Japikse.
Deze nam dus wel het teeuwenaandeel voor
zijn rekening, de geheele geschiedenis van
land en volk, sedert ons land als staatkun
dige eenheid werd gevormd tn ons volk als
natie zich begon te ontwikkelen.
Dr. Japikse heeft dus een zwaren arbeid
op zich genomen. Maar naar de reeds ver
schenen afleveringen te oordeelen is hij vol
komen geslaagd; die lof kan hem stellig reeds
:' nu worden gegeven. Want de periode, die
thans is behandeld, die van 1568 tot 1688,
is van zoo groote beteékenis in 'slands
historie, dat daarnaar reeds het geheele
werk kan worden beoordeeld. Het is waar,
dr. Japikse kent verschillende onderdeden
van deze periode door eigen studie; wij
denken aan de eerste tijden van den
tachtigjarigen oorlog en aan het eerste
stadhouderloos bestuur. Maar daar staat tegen
over, dat over sommige onderdeelen van
den nu beschreven tijd een overvloed, over
andere een niet minder opmerkelijke
schaarschte van literatuur bestaat, die beide
4e taak van den schrijver van dit handboek
aanmerkelijk moeten verzwaren. Al deze
zwailiiiiltiiHiiiiliiiilMIftliinii
liiiiimiiiimitiiinmtiilim
Nieawe
Duitsche Boeken
INLEIDING
Es hiesse sich in Deutschland einer
gefahrlichen Tauschung hingeben, wollte man
annehmen, die deu'sche Er*ahlungskunst
habe seit langster Zeit, vielleicht seit dem
Erscheinen des Wert her", den au c h. nur
mindesten Eir.fluss auf die Weltliteratur
genommen. Was bei uns seit hundert Jahren
an Belletristik produziert wurde ist kein
Leugnen hilft gegen die Tatsachen fiir den
nationalen Hausgebrauch gewesen undunsere
epische Handelsbilanz bliebt noch heute
erschreckend pass! ir". Deze woorden schreef
de duitsche criticus Stefan Zwei g eenige
jaren geleden naar aanleiding van een opstel
over Jacob Wassermann in de Neue Rund
schau". En hij heeft daarmede een niet te
loochenen feit geconstateerd: de duitsche
romankunst heeft geen europeesche" be
teékenis. In tegenstelling met de lyriek heeft
het duitsche epos nooit op een europeesche"
vermaardheid aanspraak kunnen maken. De
oorzaken van dit merkwaardig verschijnsel
liggen m.i. zeer diep; men kan het gemis
aan duitsche standard works" trachten te
verklaren door te wijztn op de uitzonderlijke
gestrldheid der duitsche psyche, die in haren
problematischen en ten top gedreven
snbjectiviteitsdrang zich niet tot het epische
vermag te objectiveeren of men kan ook de
oorzaak zoeken in het feit dat de duitsche
maatschappij nooit die eenheid en gaafheid
«n geregelden gang van ontwikkeling heeft
gehad, die een harmonische cultuur" waar
borgen, en dat daardoor dus ook niet de basis
is kunnen ontstaan van waaruit het epos als
hoogere spiegeling van dit sociale en ge
meenschappelijke gebeuren kan worden ge
projecteerd. Dit nader toe te lichten en te
documenteeren zou een grondige en diep
gaande studie van de cultuurgeschiedenis
vereischen, zooals dit bijv. is gedaan door
Friedrich Gundolf in zijn geniaal boek
Shakespeare und der deutsche Geist", maar
die geenszins het doel is van déze inleiding.
Nochtans moge. herhaald worden, dat, wat
de oorzaken van dit verschijnsel ook kunnen
geweest zijn, in de 19de eeuw bijv., die
toch voor de ontwikkeling van den modernen
roman van zoo buitengewoon groote be
teékenis was, er noch van een duitschen
Dtekens of Balzac, noch van een duitschen
Flaubert of Zola noch van een duitschen
J. P. jacobsen, DostojewsVy of Andrej^w
sprake kan zijn. Wj deze reuzen der
vertelkunst, die een europeesche
waardeerigheden is dr. Japikse in het algemeen
gelukkig te boven gekomen. De juiste ver
houdingen zijn goed in acht genomen.
Zorgvuldig is ernaar gestreefd de groote
lijnen met stevige hand te zetten en riet
te veel plaats te geven aan detailwerk. Zoo
is b.v. aan de geschiedenis van Buat, hoe
wel zij een zekere faam bezit, niet meer
plaats ingeruimd dan zij als niet zeer be
langrijke episode in den tijd van De Witt
verdient. Zoo zijn de hoogtepunten in deze
geschiedenis volstrekt niet de dramatische
momenten, maar de werkelijke keerpunten,
waar de richting een andere wordt en die
nieuwe richting voor jaren, soms voor de
eeuwen wordt vastgesteld.
Dat blijkt al dadelijk uit de indeeling.
Een goede indeeling verraadt het talent van
den schrijver; hier is zij scherp en juist
getrokken. Wij zullen de inhoudsopgave
hier niet in haar geheel afschrijven, maar
vestigen alleen de aandacht op sommige
punten. De tachtigjarige oorlog is in drie
zeer ongelijke perioden ingedeeld: het uit
eenvallen van den Bourgondi«chen eenheids
staat, de tijd van '568 tot 1579; de vrijwor
ding van het Noorden, de periode van 1579
tot 1609; de handhaving der onafhankelijk
heid, de tijd van 1609 tot 1648. Er is stellig
wel wat tegen deze indeeling in te brengen;
men kan b.v. op goede gronden staande
houden, dat daardoor de periode van
het Bestand wel wat in de verdrukking komt,
gelijk in een volgend hoofdstuk het korte
stadhouderschap van Willem H. Maar wie
zal ontkennen, dat deze indeeling naar dui
delijk waarneembare factoren in den ont
wikkelingsgang van het Neder landsche volk
is opgesteld en daarmede haar juistheid heeft
bewezen? Hoe veel juister is deze beschou
wing dan de oude, die met den moord van
den prins van Oranje een nieuw hoofdstuk
begon en evenzoo met den dood van
Maurits. In dat opzicht is Pirenne's geschiedenis
van Belgiëvoor ons van veel nut geweest;
wij herkennen zonder moeite diens invloed
op meer dan n plaats in Jap kse's werk. Ook
elders is met oude voorstellingen gebroken.
Met den vrede van Munster begint dr. Japikse
een nieuw hoofdstuk; het eerste om vatte den
tachtigjarigen oorlog. Dat tweede hoofdstuk
heeft den titel: Nederland als groote mogend
heid. Wanneer laat dr. Japikse het eindigen?
minimin immuun
iiimiiiimminmiiiiiimHiiii
ring in den ruimsten zin van het woord ten
volle verdienen, schijnen de duitschers der
19de eeuw dwergen, die op hunne wijze
mooi en aardig werk hebben gewrocht, maar
die toch helaas al te zeer bevangen blijven
in de wonderlijkheid en vormeloosheid van
hunne dikwijls mystische en metaphysische
Erlebnisse", of in hun vaak wel idyllische
schilderingen van zekere kasten en standen,
maar die nooit aanspraak kunnen maken ook
door buitenlanders ten volle gewaardeerd
en genoten te kunnen woruen. Ook
Dpstojewsky en Jacpbsen hebben psychologische
pathologieën en mystische of metaphysische
sensaties beschreven, maar het schijnt dat
hunne zielsontledingen en beschrijvingen
meer algemeen-menschelijke beteékenis heb
ben dan de duitsche, en ook de standen en
familiebeschrijvingen van Diekens en Balzac
zijn op een hooger plan opgebouwd en hun
achtergrond schij >t belangrijker dan de duit
sche van dat genre. Er is n zeer
charakteristiek verschijnsel: de zoogen.
Bildungsroman", die, hoewel van buitenlandschen
oorsprong, de vorm is geworden waarin het
duitsche epos zijn hoogtepunt in Goethes
Wilhelm Meister" heefi bereikt en die het
voorbeeld bij uitstek was voor den duit
schen roman van Tirck en Novalis tot aan
Gottfried Keilers Grüner Heinrich" en
Hermann Hesses P«-ter Camenzind", deze
Bildungsroman" heeft pas europeesche"
beteekems gekregen door Romain Rolland's
Jean Cristophe", en een vermaardheid, die
de duitsche prototypen nooit konden be
reiken. In het algemeen kan men beweren,
dat de typisch romantische'' werken, zoo
als Eichendorfs Tau?enichts" en Chamissos
Peter Schlemihl"of Heines Harzreise" door
het ontwikkeld publiek in het buitenland
gelezen worden, maar hoe weinigen kennen
bij/. Mörike, Storm, Raabeof Vischers Auch
Einer" ? Hoe weinig is E. Th. A. Hoff mann
en Jean Paul bekend buiten de duitsche
grenzen. En als niet velen Gustav Freytags
Soll und Haben" hadden moeten lezen op
school, dan zou waarschijnlijk ook dit werk
hier onbekend zij a gebleven. Toch zou
het onrechtvaardig, ja, oppervlakkig zijn
den dui'schers trots hun betrekkelijke be
perktheid van blik en de vormeloosheid en
Zerfahrenheit" in hun zielsbesrhrijving de
mogelijkheid en de kunst van het epos ten
eenenmale te ontzeggen. Juist in den laatsten
tijd zijn er werken verschenen, die hoewel
zij wellicht de vergelijking met
hedendaagsche fransche, russische of Scandinavische
niet kunnen doorstaan, toch beslist grootere
bekendheid verdienen. Schrijvers ah Tnomas
Mann, v. K^yserling, Martin Beradt. Ricarda
Huch, J. Wassermann en anderen zijn zeker
OOK EEN ECONOMISCHE OORLOG
(Teekenlng voor nde Amsterdammer" van Qeorge van Raemdonckl
De hartverheffende taak onzer grenscommiezen
IIIIIIIIIIIMMIinilllHllllllllttlllllllllMIIIIIIIIHIIIIimilllllllMIIMIIIIHIIIIimilllimilllllliillllllllll llllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMtllllllllllllllllltllllllMlinilMMIIIIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIttlflIIIIIIIIIIIIMinimitlllllllUIIIIIIIIIIIInlIMIIIIIIIMtlllll
In de oude voorstelling moest' dit tijdvak
eindigen bij den dood. van Willem Hl, hoog
stens bij den vrede van Utrecht. Dr. Japikse
geeft zich duidelijk rekenschap van de po
litieke feiten zelf en zet beslist den eindpaal
een heel eind verder; volgens hem was
Nederland juist een eeuw een groote mogend
heid; die periode begon te Munster en ein
digde te Aken. Wie, die de staatkundige,
vooral de diplomatieke geschiedenis van de
eerste helft der achttiende eeuw kent, zal
de Republiek dan niet meer als een groote
mogendheid beschouwen? Het is zeer te
hopen, dat zulke eenvoudige dingen lang
zamerhand tot ons volksbewustzijn door
dringen en dat men voor goed gaat afzien
van de oude leer, die een soort dogma was
geworden, dat de achttiende eeuw een pe
riode van hopeloos verval en van niets anders
is geweest.
Het spreekt van zelf, dat over veel, wat
in dit boek staat beschreven of ook
maar vermeld, geen eenstemmigheid zal
of kan bestaan. Om een voorbeeld te
geven, niet allen zullen«het-gens zijn met
dr. Japikse's oordeèT ?èt'Willem III. In
wijdheid van blik overtreft deze man, die
werkelijk schijnt te bezitten wat men genie
pleegt te noemen, al de Oran je's en de beide
groote raadpensionarissen vóór hem." Wie
zou het dr. Japikse willen nazeggen ? Een
zoo strak karak-er, een zoo weinig
bewegelijken geest, een zoo weinig werkzamen
aard als Willem IH eigen waren, pleegt men
niet voor eigenschappen van het genie te
houden. Willem III behoort stellig tot de
groote mannen der wereldgeschiedenis, maar
tot de staatkundige genieën, die de mmschen
aan zich weten te binden en te beheerschen
tevens r- daartoe behoort de koning-stad
houder stellig niet. Hij is geen Napoleon
waar kon hij zonder moeite zijn wil
doorlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIMHIIIIIIIIIllllI
van een beter gehalte en van grootere ar
tistieke beteékenis dan de Herzogs en
Stilgebauers c.s., die door ons 'ezend en
letterlievend publiek nog steeds als de bloem
van de moderne duitsche literatuur worden
beschouwd. Ik hoop hier en op een andere
plaats de aandacht op eenige van deze
moderne duitsche schrijvers te vestigen.
Natuurlijk zal uit den aard der zaak de keuze
subjectief zijn, maar ik hoop toch eenige
typische vertegenwoordigers van den
hedendaagschen duitschen roman te kunnen be
spreken.
* «
*
LEONHARD FRANK, Die Rauberbande.
4. Aufl >ge, München 1915. Die Ursache
ald. 1916. (Verlag von Georq Muller).
Al moge onze jeugd nog zoo arm aan
schoonheid, al moge de herinnering aan
dezen tijd nog zoo sumber en smartelijk zijn,
toch hebben ook wij n paradijs gekend,
waarin de droomen en begeerten van ons
kinderhart in vervulling schenen te treden.
Want hoe konden wij ons niet heerlijk be
veiligen tegen alle aanrandingen van buiten
door ons op onze kamer op te sluiten met
een boek van Cooper, Aimard of KarlMayl
Laten we eerlijk zijn en bekennen dat we
later nooit meer die extase voor en die vol
strekte overgave aan een boek hebben ge
voeld dan toen we lazen van de Sioux en
Winnetou. Hebben we ooit heeter tranen
geschreid dan bij den dood van deze helden?
En, toen we het geloof begonnen te ver
liezen aan deze heroën van onze jeugd, toen
wisten we niet, dat we de laatste rest van
echte romantiek in ons leven hadden ver
nietigd en nooit meer het geloof aan het
beloofde land van ons kind-zijn zouden her
winnen. Want ach, wij sceptici en praematici,
wij glimlachen thans over de prairiën van
het Wilde Westen" en over de buffeljachten
der Siouxs. Wij weten nu immers dat Kirl
May zelf nooit deze heerlijkheden aan
schouwde en dat hij een bedrieger was.
Maar toen we de wigwams bouwden en de
squaws minden, den strijdoijl opgroeven of
de vredespijp rookten, toen zagen we in
onze verbeelding al dat schoons en al deze
verrukkelijkheid als werkelijk bestaand en
met weemoed denken we aan dezen tijd
terug, toen we in bitteren ernst plannen
beraamden om de tyrannie" van school
en ouderhuis te ontvluchten en als de
gelijken van de Siss nde Slang" en den
Grooten Adelaar" buffels te jigen en
scalpen te veroveren. Maar het kwam anders:
op zekeren dag lazen we dat de Roodhuiden
aan het uitsterven waren en in natuurparken"
voor den algeheelen ondergang behoed
zetten, om van heerschen niet te spreken?
Hij is geen Bismarck waar is het blijvend
positief resultaat van zijn levenswerk?
Zoo is er meer in dr. Japikse's handboek,
waarmede niet ieder vrede zal kunnen hebben.
Dat spreekt van zelf en vermindert de waarde
van zijn handboek in het geheel niet. Wat
wel de bruikbaarheid vermindert, is de
geringe typographische overzichtelijkheid.
Ue alinea's zijn onmatig groot, soms meer
dan twee bladzijden. Dat is geen handige
Hnrichting van e. n handboek.
Nergens staan bovendien kant teeken in gen,
anders zoo gewen^chte mijlpalen op den
weg der historie. Wij hebben de ervaring
ervan reeds in het kteine bestek van deze
twee afleveringen: het handboek laat zich
in het algemeen vrij vlot lezen, maar het is
een heidensch ding, als men iets wil terug
vinden, dat men zich herinnert te hebben
gelezen. Mogen wij diarom, hoewel het de
gewenschte overzichtelijkheid niet kan
brengen, toch bescheidenlijk aandringen en
rekenen op een reeisttr?
Dr. Japik-e heeft met deze twee afle
veringen van het Handboek tot de staatkun
dige geschiedenis van Neder and goede
verwachtingen opgewekt. Wij hopen spoedig
in de gelegenheid te zijn te kunnen
constateeren, dat de«e verwachtingen ten v ille
zijn verwezenlijkt. H. BRUGMANS.
Nieuwe Boeken van deze week
Tijdschrift voor Handelscorrespondentie in
de Fransche, Duits^ hèen En^elsche taal,
aflevering l en 2. Groningen. P Noordtioff.
SCHOEVERS Stenogroflsi. hèBibliotheek (sy
steem GROOTE i. Leerboek A. (onverkorte
stenografie) en B. (verkorte Stenografie) 60
pag. Amsterdam, Steno Dactylo Instituut
Schoevers."
iiiiiiiMHiiiiiiiiiiiiiiniiimiimiiiiimiiifiimmiimmutitimitHiiimitii!
werden, dat Buffalo Bill circusdirecteur was
en dat Karl May in de gevangenis zat en
in dien critischen tijd toen zoo veel idealen
onzer jeugd verdwenen, gebeurde het ook,
dat wij de idealen der Indianen en squatters
als waan onderkenden en als we later
ergens op zolder den bordpapieren bijl van
het eroote opperhoofd" en de veeren hoofd
bedekking van Winnetou" ontdekten, be
grepen we, waanwijs, niet hoe we ooit kon
den behagen scheppen in deze prullen".
Dat was de ondergang van de romantiek |
van het verre Westen
Maar nu hetft een dichter het gewaagd
ons deze schoonheden te doen herleven en i
de lang vergeten schaduwen der groote j
strijders weer tot leven op te wekken. En >
hij deed dit niet in cynische caricaturen of
of met meewarig medelijden voor deze ver
dwazingen" en uitspattingen"der phantasie,
maar m:t den fijnen, sceptischen glimlach
der ironie.
Die Rauberbande" bestaat uit een troep
van veertienj»rige leerjongens, die in W
rzburg, de kleine Zuidduitsche stad, een
Indianenbende hebben opgericht en die in
luidruchtige vergaderingen in een
onderaardsch gewelf bei-loten hebben de stad en
alle door hen gehate inwoners in vlammen
te doen opgaan.
«Die Rauber sassen um den Tiseli h»rum und rauchten.
»O Felli' sigte Wi-inetou, d«s hipss: loh l'itte ums
Wurt »Spricti" erwiderte der b eiche Kapitiin.
»Wiupzimrg steht im FUmmen... breitnt uiedcr, un<
st mit dem Rniboden gleichgemacht. Alle Kii'wohner
sind umsrpkornmun. All« Auf uns, die einzig
uprlebei.den, liilli naiürlich der Verdacht Diruro sage icti:
wir mussen ungehpure Vorriite aufstnpeln im Zimmer,
um un= vier Wochen l:ina hier verbergen ZH kunnen.
Bis die Regierung glaubt, wir sPlen mitverbrannt. ...
Daan scliicken »ir K.indsch'ifter sus u-d et fiihrpn alles
was in derzerstürteri Stadt voraeht... !Tnd wcnn wir uns
aNBauernweiber verkleid^t iusdpmStHubgpmachthaben
dann sind wir verschollen auf ewig." Di-- Hiiiiber sassen
Vitr Begeisterung erstarrt. . , »Wir missen f
stzusammenhalten, riff UWshatterhand erregt "Ob, im wilden
Westen. .. Ihr we det sch.m sehen... Wer von uns in
WtirzJ)']rg hleiben will um etwn eine Frau zu heiraten
daun sgll er's lieber gleich sagen1'.
En met kostelijken, vaak grimmigen en
bitteren humor wordt verteld hoe de
bleiche Capi an' de kriechende Schlange",
Falkenauge", Winnetou" en Oldshatter
hand" . gevangen worden gezet door de
politie, die hun plannen ontdekt en hoe
ze ter afstraffing overgeleverd worden aan
den schooltyran Mager
Het geht-ele leven in de kleine stad met
hare vele kerken en de hygiënische inrich
tingen" van de Fischergasse wordt met een
uiterst suhtiel na'uralisme en in gecompri
meerde zinnen van een, voor een duitsch
dichter zeldzame, plasticiteit uitgebeeld.
Geen psychologische analyse, geen beschou
wingen of bespiegelingen, maar met, soms
De Nieuwe Taalgids (onder redactie van
J. KOOPMANS en prof dr. C G. N. DE VOOYS)
tlfde jaargang, eerste aflevering, 64 pag.
Groningen, Den Haag, J. B. Wolters.
M. E. LELIMAN BOSCH en C. J. W. VAN
DER PLOEU UEGGELER, Onderhoud van Huis
en Huisraad, 4e oruk, 203 pag. Almelo, W.
Hilarius Wzn.
Bederf niet den
lekkeren smaak
van eieren door
het gebruik van
grof en klonterig
zouti Cerebos
Zout is fijn en
verspreidt zich
gelijkmatig.
Cerebos
Zout
iiiiiiiiiiiiiMtiiiiiifiiiiiiittfiiiiitiiiiiiitniiiiiiiiiiiiiniiiiiii imiiiimiium
bijna nuchtere, zakelijkheid wordteen kleur
rijk en zinvol geheel opgebouwd. We zien
hoe de jongens ouder worden en hoe de
bende hate idealen verzaakt en zich
overgeett aan minderwaardige" vechtpartijen en
drinkgelagen. Ook de Eros begint een rolN
te spelen En als eindelijk de broer van
een der jongens, die werkelijk in Ameiika
is geweest, ontredderd en krankzinnig ge
worden naar huis t<rugkeert, dan volgt de
algeheele ontaarding" van de Rauberbande:
Knlkenauge ergab sich mit Leidenschaft dom
AnpeNpurt: er ai gelte Tag und Nacht. Der König der
hutV' lag im Hospital wegen seine-t zerbruchenen, Beines.
Die rnte Wolke las klasoische Diami-n und lipbte ein
juttges w.bö'ies Lehrerstöchteichen. titiige gcü- deten
einen Ranchklub mit hektugrap-ae ten Statuten
Der Schreibpr lepte Wert auf elegante K'eider und pflpgte
sein S<-hnurb;ïrtchen. Er war d«r einzige der schon
eines halte "
Alleen Oldshatterhand, de leerjongen van
den mechanicus Tritt blijft nog heel lang
trouw aan de oude goden:
,,Der rereinsamte Oldshatterhand grub nach Blei in
den alten Schlos-grjibe".... sctim»lz es im X.imnier
zusammen. urn. »he er fortginge Bleixugeln darous zu
gipssen. fiir den wilden Westen J- den Abend sass er
im Zimmer und las f-dianergesctrchten. Eine Landfcarte
vun Aroeri«a hing jetit darinnen. auf die di«
(iegenden. Seen. Prairien iii d Urwi'nder, die er als Westmann
aufsüuhen wollte mit Blaustift uuters'richeu waren...."
Dan begint het tweede, m. i. veel minder
geslaagde, gedeelte van het boek. Nu worden
de verdere lotgevallen van Oldshatterhand,
die veel autobiographische trekken .schijnen
te hebben, meegedeeld. Hij wordt kunst
schilder en pleegt later, om vrij duistere
redenen, zelfmoord. Af en toe duikt de
merkwaardige figuur van den Fremde" op,
die het boek tot een bijna visionaire hoogie
verhtft, maar die toch te fragmentarisch en
te vaag blijft. Hier zien wij weer hoe zich
het typisch duitsrh gebrek aan compositie
vermogen wreekt. Bijkans zonder overgangen,
abrupt, met te steile stijgingen en te
plotselingen val wordt verhaald, hoe hij eerst
werkt op een fabriek, dan op een laboratorium
voor bloedonderzoek (schitterend is de be
schrijving van het walgelijke en smartelijke
als hij het ossebloed in de slachterij van
de stervende dieren z et af a^pen), dan als
schilder in de Mü> chener bohème en in Italië.
Door de meesterlijke techniek van be
schrijving en de plasticiteit van den verhaal
trant is toch, niettegenstaande de vorme
loosheid der compositie en onbegrijpelijkheid
van het slot, het bock als geheel een kunst
werk van den eersten rang. Het is m.i. on
getwijfeld een der beste prozaverhalen van
den laatsten tijd en het tweede boek van
dezen schrijver, die Uisache" heeft de ver
wachtingen ten volle vervuld. Daarover in
een volgend feuilleton.
HERMAN WOLF