De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 10 februari pagina 1

10 februari 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 2068 .v Zaterdag 10 Februari A°. 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON Abonn. per 3 maanden (men verbindt zich voor het loopende jaar) / 1.90 Voor. het Buiten), en de Koloniën p. j., bij vooruitbetaling f r. p. mail , 11.50 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken en Stations verkrijgbaar 0.15 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels/1.75, elke regel meer .... ?0.35 Advertentiën op de dames-, finantieele- en kunstpagina, per regel 0.40 Reclames, per regel 0.75 INHOIJto: Bladz. l: Wat rrloeten wij doen?, door v. H. Buitenlandsch Overzicht, door O. W. Kernkamp. ,2:Amerika's Optreden, teekening van Jordaan. J. van Hasselt f, door F. s Jacob. Krekelzang, door J. H. Speènhoff. Feuilleton: Drinkvrouw, door F. Okijn. 3: De Leger en Vlootfilrh; door. Kapitein van den Akker. 'tSchietgat, 12 uur sluiten, door Melis Stoke. Het Vijfde Amsterdamsen Kunstenaarsfeest, door H. Bert. Over peinzingen van een Wijze, door H. de Hoojg. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P. Thiisse. 6: Jan Holtrop f, door Hein Harms. Boekbesprekingen, door v. D. en v. T. Den Haag vanuit een eendekker, door Haagsche Vliegenier. Rabindranath Tagore, De Wassende Maan, vertaling van Frederik van Eeden. Zwarte Vooruitzichten, teekening van Oeorge van Raemdonck. 7: Muziek in de Hoofdstud, door mr. H. M. van Leeuwen. Damrevue, door S. B. Stokvis. Ik zal u nimmer meer ver geten, door NotöSoeroto. Levens meer, door C. Schouten. Medische Kroniek, Wat is ziek zijn ? door Doctor Tulp. 9: Financiën en Economie, door J. D. Santilhano. 10: Uit het Kladschrift van Jantje. Kantteekeningen van een Landstormplichtige, door Melis Stoke, met teekeningen van Is. v. Mens. 11: Aardsche Machthebbers, teekening van Joh. Braakensiek. Spreekzaal: Het Tuchtelooze Holland, door De Meester, met Naschrift van dr. F. van Eeden. Sohaakrubriek, red. dn A. O. Olland. Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Bijvoegsel: Nederland in 1917 De Zorg voor de Deur teekening van Johan Braakensiek. iiiiniiiiiiniiHiiitMtiittiiHiiiiiiiiitiiiiiiinthiiiiiiiHiiiiiiiniiiniiHiiiuui WAT MOETEN WIJ DOEN ? Er zijn optimisten en pessimisten. Lieden, die meenen, dat alles voorhands nog wel mee zal/ loopen. En anderen, die er niet zoo gemak kelijk een gat in zien, en in elk geval een geheel bijzondere en onverwijlde krachtsinspanning noodig achten. ,Wij behooren tot de laatsten. Van buiten zwelt de oorlog op. Van binnen krimpen de voorraden in. Zoo dringt de vraag dubbel: welken weg moeten wij tegenover de moeilijk heden op? Een onbetwistbare oplossing zal nie mand daarvoor hebben aan te bieden. Het is zóó moeilijk, een vast beeld van de toestanden te krijgen; er worden omtrent onze voorraden en transport mogelijkheden zoo weinig feite» openge legd ; de mogelijkheden van den oorlog zijn zóó onbestemd, dat alle redeneering ietwat op den gis moet gaan. Het liefst zou ieder zich neerleggen bij een stevige hand en een vertrou wen schenkend woord, die aan allen het piekeren konden verlichten en aanwijzen: nu moet dit gedaan, en dat gedaan." Geen wonder, dat in afwachting daar van, de gedachten er niet van los komen. Dit staat wel vast: als er iets gedaan kan worden, om de zorgen, welke op de groote lagen van ons volk drukken, te verlichten, het niet gelaten mag worden. En als daarom ingrijpende, ongewoon ingrijpende maatregelen 'noo dig zijn, moet onverwijld de greep aan het stuurrad geslagen. * * Weinig twijfelachtig of moeilijk is het antwoord op de vraag: wat moesten wij doen tegenover den nieuw aangekondigden duikbootenstrijd? Nederland heeft daartegenover bitter weinig te doen! Dat ons volk dit roekelooze strijdmiddel, dat bovendien ook de neutrale yvaart doorsteekt, haat en afkeurt, zal ook den Duitscher al wel duidelijk zijn. Dat Nederland daartegen echter onder de huidige omstandigheden het een of andere heftige gebaar zou maken, kon niemand verwachten. Ook President Wilson niet. Wij zijn altijd van meening geweest, en blijven het, dat Nederland den strijd niet mag schuwen, zoodra wij onze duur zame vrijheid of nationale onaantast baarheid in gevaar mochten zien. Het overige hebben wij, tot dusverre niet zonder succes, op papier behandeld, en wij zullen zulks blijven doen. Wij mogen ons ook niet verbeelden in den vertoornden reuzenstrijd, die thans ter zee gevoerd gaat worden, iets van beteekenis te kunnen verkrijgen. Wij kunnen het slechts over onze hoofden laten komen! Evenwel: dit is het ook juist, wat ons omtrent de gevolgen,welke de nieuwe oorlogsvorm voor onzen overzeeschen toevoer zal hebben, zwaartillend stem.t. De meening.van hen, die de aange kondigde campagne voor meer lawaai dan werkelijkheid houden, moge hare waarde hebben, ons komt zij te opper vlakkig voor. Misschien zullen in den beginne schepen nog vrij gemakkelijk door kunnen komen, wij .berekenen de Duitsche politiek en ook het Duitsche belang zoo, dat het middel eerlang met volle verbittering zal worden toegepast, en ook een neutrale vaart als de onze vrij wel van de zee zal afhouden! Ons volk en onze regeering doen in elk geval wijs, met dit verloop van zaken rekening te houden. Derhalve: met een allerminst afzien bare periode van steeds toenemende in krimping van onze scheepvaart en hoogst ernstige vermindering van de toevoeren. * * * Maar met deze gedachte valt dan onder de burgerij zelve, naar binnen, nog vél te weinig VOORUITZIENDHEID EN VOOR ZORG te bespeuren. De nood van de laatste dagen heft reeds waarschuwend den gekromden vinger op. Het vooruitzicht van de komende maan den spreekt zoo Jt,kan nog ernstiger. De geheele samenleving zal zich moeten organiseeren, om zoo zuinig,mogelijk te verbruiken. Er moet pijnlijk naar gestreefd, dat de voorraden en wat er binnen komt, zoo lang mogelijk reiken. Er moet ook gezorgd, dat zooveel mogelijk het belang van alle gezinnen gelijkelijk gewaarborgd wordt. Alleen door zeer krachtig doorge voerde spaarzaamheid, en door het ge zamenlijke nauwgezette streven om al wat bruikbaar is, tot zijne bestemming te doen komen; pok door de voort brenging voor het binnenlandsch veibruik zoo intens mogelijk op te voeren, kunnen wij ons wapenen tegen den vijand, die aan komt sluipen: het gebrek, het tekort. 't Is waar, ook zonder uitvoeren zal 't geheel niet gaan. Wij zijn b.v. voor onze steenkolen vrijwel geheel op Duitschland aangewezen. Limburg's mijngebied zou ons kunnen helpen, wanneer men van staatswege voor 15 jaar het particulier initiatief ruimer gelegenheid tot ontwik keling had gegeven. Nu moeten wel tegen-praestatie's aan het buitenland gedaan. En voor zooveel het kan, dient zeker de uitvoer te blijven doorwerken, ten einde de productie te kunnen steunen. Maar toch moet worden bedacht, dat voor de eerste levensbehoeften eenang het idee van productie om winst, tijdelijk geheel zal moeten worden op zij gezet voor dat van productie als nationale dienst. Wat zou het anders zijn, wanneer over eenigen tijd, en deze mogelijkheid is geenszins uitgesloten, Nederland zich voor zijne bestaansmiddelen geheel van vreemde hulp en tegemoetkomendheid afhankelijk verklaren moest? En als het binnenlandsch gebrek 't onkruid van misère, ontevredenheid en verzet deed opschieten ? Dergelijke beschouwingen mogen wat panisch" klinken, is het toch niet beter, de donkere zorgen onder de oogen te zien, al wordt er wat onrust gebaard? Wat helpt wegwuiven? Ons volk is waarlijk altijd op z'n best, wanneer het weet, waaraan het toe is. Wanneer dus van regeeringswege zulke gebeurlijkhëden als wij hier bespreken, niet voor uitgesloten of alleronwaarschijnlijkst kunnen worden verklaard, is het plicht, aan stonds de voorzorgsmaatregelen te nemen. Nog heerscht er bij menigeen veel te weinig besef! Nog is er ook veel te veel individueele vrijheid. j Het viel nog dezer dagen waar te ' nemen. De een kan nog een aardig voorraadje opslaan. Een ander droomt nog niet van zuinig gebruik. Iedereen gaat zijn gang, in onzeker heid. In hoe menig huis is nog van be perking der vertrekken, waarin men stookt, geen sprake! Ook verschillende gemeenten nemen tot eigenlijk eerst rechte inkrimping der verlichting hun toevlucht niet. De menu's van de res taurants, de hotels, de dinei*s kennen nog geene enkele matiging. En wordt er reeds overal genoeg op de kleintjes gelet ? Van een plicht tot overleg, zijn nog zeer velen nog niet doordrongen! Hoe wordt nog veronachtzaamd, dat menige lap tuin of bouwgrond voor het komende seizoen productief zou kunnen worden gemaakt. Op het gebied van den landbouw zoo goed als van de verwer king van verschillende andere levens behoeften, heerscht nog veel te veel anarchie, veel te weinig nationale ernst. Zonder duidelijke wenken van bovenaf, zonder meer dwang "zal dit alles niet te veranderen zijn. Is er derhalve geene aanleiding, dat de regeering, desnoods ten koste van wat ongerustheid en van heel wat individueele vrijheid, de noodige voorzorgs maatregelen terstond aangrijpt? ' Men denkt aan onverwijlde opneming ter controle van alle voorraden, ook bij particulieren ; aan nauwkeuriger regeling van het gebruik, doorgevoerde rantsoe neering en duidelijke vaststelling van het uiterste middel der requisitie; aan krach tiger bemoeiing, ook met de productie voor de binnenlandsche behoeften; aan waarschuwend en doortastend preventief optreden van overheidswege; aan uit drukkelijke leiding. Alleen op deze wijze zal ook het algemeene verantwoordelijkheidsbesef en 't gevoel van voorzorgc5.'«tftien wakker geroepen, dat nu nog te zeer sluimert, maar dat toch zoo noodig kan zijn! Het moge wezen, dat wij met deze onze uiteenzetting alles al te zeer zwart op zwart hebben geschilderd, niets zou ons meer verheugen, dan wanneer de bezorgdheid later ijdel blijken mocht. Mits echter, zoolang dit niet bewezen is, het zekere voor 't onzekere genomen worde. Het zal alles allicht slechts voor tijdelijk zijn. Maar het tijdelijke zet juist thans ook alles op den kop. En zonder meer, in de oude gemoe delijkheid voort te dobberen, daarvoor is het toch de tijd niet! v. H. iiMHimiiiimiiiiiiMiiiiiniiH Uit de vóórgeschiedenis van den verscherpten duikbootenoorlog Nauwelijks is de verscherpte duikboot oorlog begonnen en zijn ten gevolge daar van de diplomatieke betrekkingen tusschen de Vereenigde Staten en Duitschland afge broken, of er wordt alweer een poging ge daan, de geschiedenis te vervalsenen en aan het publiek te suggereeren, dat de schuld voor het besluit der Duitse e regeering eigenlijk bij de Vereenigde Staten ligt. Reeds eenige malen hebben Wolff-telegramtnen de openbare meening daaromtrent misleid. Van avond gebeurt dit weer. In onze couranten vindt men een Wolff-telegram, dd. Berlijn, 7 Februari, dat aldus begint: Van Amerikaansche en van vijandelijke zijde tracht men het afbreken van de diplo matieke betrekkingen tusschen Duitschland en de Vereenigde Staten met de bewering te motiveeren, dat Duitschland moedwillig zijn gegeven plechtige beloften heeft inge trokken. Daartegenover wijst men hier met allen nadruk erop, dat Duitschland in zijne nota van 4 Mei 1916 zich uitdrukkelijk volle vrijheid van besluit heeft voorbehouden, voor het geval dat het niet mogelijk was, Engeland's oorlogvoering binnen de perken van het erkende volkenrecht terug te bren gen. Wilson heeft in dit opzicht na dien tijd niet het geringste gedaan, maar de schen dingen van het volkenrecht door Engeland verder geduld. In uitgebreide kringen in Duitschland wint daarom hoe langer hoe meer de opvatting veld, dat de ware reden van het plotselinge optreden van Wilson de plotstlinge uitgebreide stakin? van het neutrale scheepvaartverkeer is, waarvan de Entente de gevaarlijke gevolgen terecht heeft ingezien". De strekking van dit telegram is, het ingang doen vinden van de volgende mee ning: Duitschland heeft indertijd beloofd, zorg te zullen dragen voor de veiligheid van het leven der bemanning van getorpedeerde schepen, maar zich de vrijheid voorbehouden, deze belofte niet meer na te komen, wanneer de Vereenigde Staten niet van Engeland zouden kunnen verkrijgen, dat het de vóór den oorlog algemeen erkende volkenrechte lijke bepalingen ten opzichte van de contrabande-politiek zou in acht nemen. Dit laatste nu heeft President Wilson niet kunnen bewerken; wat meer is, hij heeft er zelfs niet de geringste poging toe gedaan; aan hem dus de schuld, dat Duitschland moet overgaan tot de afkondiging van den ver scherpten duikbootoorlog. Ten overvloede wordt dan nog geïnsinueerd, dat President Wilson alleen daarom tegen Duitschland is opgetreden", omdat het dreigement van den verscherpten duikbootoorlog onmiddellijk ten gevolge heeft gehad, dat verreweg het grootste gedeelte van de neutrale scheep vaart stil is gelegd; dit zal aan de Entente groote moeilijkheden berokkenen; ter wille nu van de Entente is Wilson plotseling uit zijn slof geschoten, in de hoop, dat Duitsch land zich daardoor zal laten weerhouden, zijn dreigement uit te voeren. Deze laatste insinuatie zal geen vat heb ben op hen, die weten dat President Wilson niet anders kon doen, dan hij heeft gedaan n.l. de diplomatieke betrekkingen met Duitschland af te breken indien hij niet te boek wilde staan als iemand, die een grooten mond opzet, maar op het stuk van zaken terugdeinst voor het volbrengen van wat hij aangekondigd had in een gegeven geval te zullen doen. En dit kunnen allen weten, die zich goed herinneren, wat er in Mei 1916 tusschen Duitschland en de Ver eenigde Staten is verhandeld. De geschie denis daarvan wordt door het Wolff-telegram maar ten deele gegeven; het breekt die geschiedenis af juist bij het kritieke punt, juist daar, waar de voortzetting van het verhaal zou aantoonen, datWolff ten onrechte President Wilson aansprakelijk steltvoorde afkondiging van den verscherpten duik bootoorlog. Maar voordat ik hier de aandacht vraag voor het door Wolff verzwegen gedeelte van de wisseling der nota's, die in Mei 1916 tusschen Duitschland en de Vereenigde Sta ten heeft plaats gehad, wil ik er even op wijzen, dat de schrijver van de toestand" in de Nieuwe Rotterd. Courant van 4 Febr. 1.1. (Ochtendblad B) precies hetzelfde doet als Wolff en ook zijn overzicht van het tusschen Duitschland en de Vereenigde Sta ten verhandelde afbreekt bij het kritieke punt. In zijn artikel toch haalt hij eerst een passage aan uit de nota, waarin Wilson aan Duitschland den eisen stelde, de tot dusver gevolgde methode van duikboot oorlog op te geven, en vervolgt dan: Men weet het, Duitschland heeft toen toegegeven". Nu de kogel toch eenmaal door de kerk is, mag er wel tevens aan worden herinnerd, dat dat toegeven niet geheel ohne weiteres" is geschied." En dan herinnert hij aan zijne lezers, dat Duitschland in Mei 1916 weleen gematigden vorm van duikbootoorlog heeft beloofd, maar tevens in zijn antwoord aan President Wilson den eisch stelde, dat deze van En geland de inachtneming van de volken rechtelijke bepalingen ten opzichte van de blokkade zou weten af te dwingen. Hij vindt het slot van deze Duitsche nota in het licht van de tegenwoordige omstandig heden interessant genoeg om het hier te herhalen" en laat de allerlaatste alinea er van zelfs gespatieerd afdrukken. Die alinea luidde: ' Mochten de stappen van de regeering der Vereenigde Staten niet tot het gewenschte succes leiden, om aan de wetten der menschelijkheid bij alle oorlogvoerende naties gezag te verschaffen, dan zou de Duitsche regeering zich tegenover een nieuwen toe stand geplaatst zien, voor welken zij zich volledige vrijheid van besluiten moet voor behouden." En nu betoogt de redacteur van de N.R.C. die van De toestand" verder: Men ziet, de Duitsche regeering heeft destijds haar toestemming om zich bij den duikbootoorlog beperkingen op te leggen, van een voorwaarde afhankelijk gemaakt. Werd deze voorwaarde door Amerika niet vervuld, dan hield zich de Duitsche regeerin? volledige vrijheid van besluiten voor". Jen slotte schrijft hij dan, dat men eigen lijk verwacht zou hebben, dat Duitschland, toen het op l Februari 1.1 den onbeperkten du kbootoorlog afkondigde, in aansluiting aan zijne nota van Mei 1916 zou hebben gezegd: Amerika heeft de voorwaarde, in dertijd door ons gesteld, niet vervuld; wij hernemen dus onze vrijheid van besluiten en kondigen nu den duikbootporlog zonder genade af. Dit is echter niet geschied; Duitschland heeft niet aan zijne vroegere voorwaarde herinnerd en de redacteur van De toestand" leidt daaruit af, dat de Duitsche regeering haar scherpe resolutie" uitslui tend heeft willen voorstellen als een gevolg van de weigering der Entente om tot een vredesconferenüe over te gaan. Dit laatste kan ik hier laten rusten. Ik heb er alleen de aandacht op willen ves tigen, dat de bedoelde redacteur van de N. R. C. evenals de opsteller van het straks genoemde Wolff-telegram bij zijne lezers den indruk wekt, dat de afkondiging van den verscherpten duikbootoorlog het gevolg is van het niet vervullen der voor waarde, die Duitschland indertijd stelde. Hij verzuimt echter en indien hij dit niet verzuimd had, zou hij aan zijne lezers duidelijk hebben gemaakt, waarom Duitsch land in zijne jongste bekendmaking maar niet herinnerd heeft aan de vroeger gestelde voorwaarde hij verzuimt (evenals het Wolff-telegram dit nalaat) om bij al de dingen, die hij aan zijn lezers herinnert, ook de herinnering op te roepen aan het ant woord, dat President Wilson onmiddellijk heeft gegeven op de Duitsche nota van 4 Mei 1916. Dit antwoord zou toch in het licht van de tegenwoordige omstandigheden interes sant genoeg" geweest zijn om het voor zijne lezers te herhalen; zeker niet minder inte ressant dan het slot van de Duitsche nota, dat in de N. R. C. gespatieerd werd af gedrukt. ' Zoo denk ik er althans over; en daarom laat ik dit antwoord hier nog eens afdrukken, met duidelijke letters, in navolging van de N. R. C. Het luidde: De regeering van de Veree nigde Stat en beschouwt het als noodzakelijk om te verklaren, dat zij er vast op rekent, dat Duitschland niet de bedoeling heeft om de handhaving van de nu aangekondigde politiek in eenig opzicht afhankelijk te stellen van den loop of den uit slag van diplomatieke onder handelingen tusschen de Ver eenigde Staten en een andere oorlogvoerende regeering, of schoon zekere passages in de nota van de Keizerlijke Regeering vatbaar schij nen te zij n voor die uitlegging. Zij kan geen oogenblik in over weging nemen, laat s t aan in geda chtenwisseling treden over den wenk, dat het ontzien van de rechten der Amerikaansche bur gers op zee door de Duitsche marine-autoriteiten op eenige wijze, ook maar in de geringste mate afhankelijk kan worden ge maakt van het gedrag van een andere oorlogvoerende mogend heid ten opzichte der neutralen. President Wiison heeft dus uitdrukkelijk aan Duitschland te kennen gegeven: gij stelt een voorwaarde, maar die neem lic niet aan; ik eisch van u, dat gij den duik bootoorlog op gematigde wijze zult voeren, onverschillig of ik Engeland kan bewegen tot een wijziging van zijne blokkade-politiek. Op deze laatste nota heeft Duitschland nooit geantwoord; zoo het door zijn zwijgen al niet kon worden geacht toe te stemmen, het wist voortaan, dat Wilson, zoo hij een man van zijn woord was, de diplomatieke betrekkingen met Duitschland zou afbreken, zoodra dit den verscherpten duikbootoorlog weder invoerde. Over dezen duikbootoorlog en de gevol gen daarvan zal in deze overzichten nog wel dikwijls moeten worden geschreven; ook over de veranderde positie van de Ver eenigde Staten. Maar het scheen mij wenschelijk toe, vooraf aan de lezers de voorgeschiedenis van den verscherpten duikbootoorlog in herinnering te brengen en bij deze her innering het kardinale punt niet te vergeten. 7 Febr. 1917 O. W. KERNRAMP J. VAN HASSELTf Civiel-Ingenieur, Oud-Directeur van Publieke Werken van Amsterdam door F. 's JACOB, Directeur der Handelsinrichtingen. Nederland werd in de laatste maanden zwaar getroffen; het beleeft moeilijke tijden en het verliest vele van zijn beste mannen, die noode zijn te missen. Ook van de inge nieurs-wereld werden vooraanstaande mannen door den dood opgeeischt: eerst G. J. de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl