Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Febr. '17. - foo. 2068
breuk doet aan het vertrouwen van bonafide
beleggers in een fonds, dan wanneer zij het
onmiddellijk na de emissie gestadig in koers
zien teruggaan. In den Haag schijnt men zich
echter meer aangetrokken te gevoelen door
bij de uitgifte voor het oogenblik uit de
kapitalisten of de intermediaire bankiers
een of meer percenten te pingelen dan te
doen wat op den langen duur in het wel
begrepen belang van het crediet van het
land is. Dit is reeds voor den oorlog geble
ken bij de laatste 3 en 3 X pCts. leeningen,
toen de regeering ontegenzeggelijk een sharp
bargain" met de bankiers dreef, maar
welke beide leeningen niet bijgedragen heb
ben om het animo van het kapitaal voor
nationale fondsen te verhoogen.
De deze week verschenen staat van den
stand van 's Rijks Schatkist heeft, naar het
mij voorkomt, ook aangetoond, dat bij het
vaststellen van den eersten stortingstermijn
voor de nieuwe leening, de regeering niet
zeer gelukkig geweest is. Er blijkt nl. uit,
dat in de week van 27 Januari?3 Februari
tegenover een ontvangst van ca. f 40 millioen
uit storting op de leening, het in omloop
zijnde bedrag aan schatkistpapier met slechts
f 15 millioen verminderd is. Blijkbaar is het
in die eerste dagen gestorte bedrag grooten
deels voldaan door het in betaling geven
van in Februari vervallende schatkistbil
jetten en promessen.
Immers is het bedrag der biljetten van
f114 tot f82 millioen, dus met f32 millioen
verminderd. Daarentegen is dat der pro
messen van f 126 tot f 144 millioen of met
f 18 millioen toegenomen. Aangezien echter
het bij de Bank rechtstreeks ondergebrachte
bedrag aan promessen van f 53 tot f 77
millioen of met f 24 millioen geklommen is,
volgt daaruit, dat de bij het publiek ge
plaatste promessen met ca. f 6 millioen
verminderd zijn, te zamen dus is het in
handen van het publiek zijnde bedrag aan bil
jetten en promessen met ruim f 38 millioen
afgenomen, hetgeen vrijwel gelijk is aan het
op de leening gestorte bedrag van f 39.834.265.
Blijkbaar is er in die eerste dagen dus
slechts weinig in geld gestort en heeft de
schatkist om aan hare overige verplichtingen
gen te kunnen voldoen, haar toevlucht moeten
nemen tot de tijdelijke plaatsing van schat
kistpromessen bij de Bank. Dit zoude op
zich zelve weinig te beteekenen hebben ge
had, indien de schatkist onverwacht voor
groote betalingen ware gesteld. Maar de
sterke behoefte aan betaalmiddelen in de
week van 27 Januari tot 3 Februari was
reeds lang te voren te voorzien, omdat men
wist, dat op l Februari ca. f 20 millioen voor
aflossing en rente van de 5 pCts. leening
1914 benoodlgd was.
Zoude het nu met de wetenschap, dat dit
geld op l Februari noodig was, niet oor
deelkundiger zijn geweest de storting op de
nieuwe leening vóór dien datum te stellen,
in plaats van een week later ? Wat te
zegKANTTEEKENINGEN VAN EEN
LANDSTORMPLICHTIGE
Teekeningen voor de Amsterdammer" van
/s. van Mens.
Nieuwe
V
Reeks.
Kleilust, l Februari.
Vors/.
Nu is de klei bevrozen. Goddank l Want
daardoor zijn alle onaangename eigenschap
pen van deze materie tot minima gereduceerd.
Wat eenmaal vette, voeten-inzuigende
en kwalijk-riekende terreinen waren, zijn nu
steenharde vloeren; de drabbige slooten zijn
versteend tot spiegelgladde verkeersaderen,
en de ons immer zoo verraderlijk
omkronkelende fortgracht is nu niets anders dan
een volstrekt onbelangrijk ijsvlak.
Alles is bevrozen.
De stroompjes vuil water, die vanuit de
keuken over de klinkers buiten uitvloeien,
zijn plots in hun tragen gang gestolten tot
vadzige viezigheid in ijsvorm.
Men toont u nog ijsblokken rondom de
sinds lang onbruikbare pomp; daar heeft,
even voor de schrikkelijke en plotse
vorst, de laatste man zich kunnen wasschen.
Nu is dat alles voorloopig onmogelijk;
aan de punten der sokken, die wij tedroogen
hebben gehangen, vormen zich lange ijskegels.
Gerrit breekt ze verstrooid af, en stopt
ze i" zijn mond.
En het blijft vriezen.
Toch is de ijspret al door het culminatie
punt.
De vreugd steeg steil tot uitbundigheid,
en daalde toen zoetekens wat, tot de hoogte
waarop zij zich nu blijft handhaven.
O, die eerste dag!
Toen stoeiden de drie witte koks op het
ijs, toen lag Teun op z'n buik, en prikte
zich met twee blanke bajonetten vooruit.
Toen sulden ze met stoelen en banken over
het voorheen zoo onherbergzaam water, toen
werden er bloedneuzen op- en sterren in
het ijs gevallen.
Daarop kregen ze den slag van voor drie
jaar weer beet en dat bracht het feit mede,
dat ze de fortgracht verlieten, om de na
burige plassen en banen te gaan
frequenteeren, waar de een zijn Keetje vond, en
de andere zijn Hendrika of Gijsbertina, alle
maal rood-wangige en worst-arniige
boerendochteren, die nog riepen: kijkie nogeris
om?" omdat hadjememaar" nog niet tot ze
was doorgedrongen.
Verscheidene dezer dochteren heetten vele
koeien te bezitten en gansche kudden pluim
vee, en er was een groote zwarte, die de
allerrijkste was, en dus met niemand een
baantje reed.
Dat lag niet aan haar, ach neen, hare oogen
waren even verlangend als die van de anderen,
TJTT lEIIEX
gen van een gewoon koopman, die, wetende
dat hij op een bepaalden datum een groot
bedrag heeft te voldoen, zijne voorzieningen
zoo treft, dat hij zijn geld eerst binnen krijgt
een week, nadat hij aan zijne betalingsver
plichting moet voldoen?
J. D. SANTILHANO
P.S. Woensdag was de markt iets kalmer,
maar nog geenszins gunstig gestemd. Pro
longatie noteerde 5?5* pCt. en diverse
locale waarden konden zich iets herstellen
van de daling der vorige dagen, maar het
iiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
en in hare roodbolle wangen tintelde min
stens evenveel levenslust als in die harer
zusteren. Neen, de schuld lag veelal bij ons.
Wij drongen te hoop, zoodat het ys te
dier plaatse vervaarlijk kraken ging, en wij
wezen elkander de groote zwarte
boerendoehter aan: de een wist te vertellen van
achttien zeugen, alle gereed tot biggen,
een ander fluisterde met ontzag iets van
vier en twintig koeien en twee paarden
Wij watertandden, de snijdende koude ten
spijt, en Kees prevelde, gretig starend:
En wij krijge zóó'n stukkie vlees' bij de
door-me-kaar."
De rijke boerendochter bleef alleen. En
intusschen omzwierven haar heure armere
zusteren, allen met branie en de soldaten,
en in lederen hoek van de ijsbaan wist men
weer nieuwe rijkdommen aan levende eet
baarheid te verluiden.
* * *
Vervolgens strekte de hooge overheid
hare gpedertierende hand over de feestvreugd
uit; zij arrangeerde een ijsfeest.
Voor een feest zijn wedstrijden noodig,
voor wedstrijden deelnemers, en voor deel
nemers lokmiddelen.
De lokmiddelen waren sommen gelds.
Kees heeft er een veroverd en de over
heid heeft hem die met.een woord van hulde
overhandigd.
Nu Kees", zeide ik na afloop van de
plechtigheid, waart ge onder den indruk?"
Hij keek me ironisch aan, en leek, den
prijs in contanten ten spijt, wel ietwat ver
stoord.
Nu", ging ik vrooliik voort, heeft men
u in 't zonnetje gezet?"
Och, zeide hij, het was een heele toe
spraak. Ik kon niet alles verstaan. Maar hij
zei ook, dat ze in de grijze tijd op osseribbe
rede, en nou op ijzers... wat gaat dat mij
nou an... wat is dat nou voor 'n gezegde...!"
En ongeduldig wendde hij zich af.
Des morgens geeft men elkander, zij 't
ook niet geheel gewasschen, rendez-vous op
het ijs.
Daar komt de grappige cantine- beheerder,
die, wanneer men een schoenveter bij hem
komt koopen, vraagt: een linker of een
rechtei"; daar komt de boerenzoon uit de
buurt, die voor een gering wekelijks bedrag
de afval van het fort opkoopt, en daaronder
ware animo ontbrak nog. Eene door de
Commissie van Bijstand ter beurze aange
kondigde kennisgeving, meldende, dat de
Nederlandsche Bank bereid was voor hen,
die ter beurze geen geld op prolongatie
konden krijgen, beleeningen te sluiten op
bankonderpand droeg veel bij om de ge
moederen tot kalmte te brengen. Wel zijn
de voorwaarden, waarop de Bank dit wil
doen niet malsch (tegen l pCt. boven de
prolongatierente en berekening van de ge
bruikelijke prolongatieprovisie), maar dat is
ook juist. Het aanbod van de Bank dient niet,
een belangrijk percentage rekent van H.M.'s
soldatenbroodjes, die hij in een zak weg
draagt om er zijn vette volgevreten zwijnen
mee te overvqederen; daar komen de cor
recte heeren-soldaten van het bureau of de
telefoon; daar komen wij, simpele soldaten,
die tenminste nog schaatsen bezitten of
leenen, en daar komen ook de nö? simpeler
soldaten, die niet eens schaatsen hebben, en
die daarom maar sullen en stoeien, en on
verhoeds op elkanders rug springen, of op
die van den passeerenden kunstrijder.
Waag dat maar eens op de
Amsterdamsche Ijsclub!
Wanneer er dames op het ijs komen, is
de animo direct veel grooter. Het was op
een middag, dat wij de eerste zagen ver
schijnen.
Opeens was er groote aandacht. Allen
staarden op de naderende figuur, zooals de
leden eener zoölogische expeditie, op een
exploratietocht in nimmer betreden binnen
landen een nieuw soort kangaroe zouden
waarnemen.
Zij bewoog zich door' het sneeuwland
schap, en naderde de ijsvlakte; aan den oever
zette zij zich neer tusschen wuivend rietge
was, en keek om zich heen.
Het was een circa 30-jarige boerin met
zwarte kleeren en een zwarte hoed. Alles
was zwart, en slak fel af tegen den witten
bodem.
Ademloos bleven wij staren, en opeens
werd een smalle blanke strook zichtbaar,
het was haar onderrok, en zij wilde blijk
baar haar schaatsen onderbinden.
Hoooöi, koeië!" riep Kees.
Zij bleef voorovergebogen zitten.
Het duurde lang.
Toen snelde ik opeens voorwaarts, vol
ridderlijk besef, en, haar naderend, bood ik
haar op even wellevende als zichtbaar on
baatzuchtige wijze, mijne diensten aan bij
het vastsnoeren der riemen.
Reeds knielde ik neer, om het blanke ijzer
onder haar ietwat plompen laars te bevestigen.
Maar op hetzelfde oogenblik trof een ge
weldige slag mijn schedel, en een schelle
stem riep:
Ga je heen, beroerde rotjonge!"
Toen ik opkeek, begreep ik, dat zij mij
met de nog losse schaats een slag op het
hoofd had toegebracht, en tevens dat
mijne diensten evenmin gewaardeerd als
aanvaard werden.
De dertigjarige, geheel zwarte boerin zat
sidderend van woede vóór mij.
Achter mij tierden de kameraden.
De onheusche vrouw "snelde kakelend
den oever langs, als eene van haar nest
verjaagde henne.
Ik bleef duizelig achter; zij werd kleiner
en kleiner, en was eindelijk nog slechts een
zwarte stip in het blanke landschap...
Lezer, leer hier uit, dat onze zorgvuldiglijk
gecultiveerde zeden ons op het land zedeloos
om de geldnemers van de markt naar de
Bank te leiden, maar om'als uitzonderings
maatregel hen te helpen, die elders niet terecht
kunnen. Maar daarvoor moesten de voor
waarden ook zoo gesteld wo'den, datz ij,
die het niet bepaald noodig hebben, er geen
gebruik van maken en de overigen, zoodra
de toestand normaal is, hunne beleeningen
bij de Bank weder naar de markt overbrengen.
doen schijnen, en dat het een ondankbaar,
zoo niet gevaarlijk werk is, om dertigjarige
en geheel zwarte boerinnen de schaatsen
onder den voet te willen binden.
Gaat niet een poes blazen wanneer men
haar streelt, en een kanarie vladderen wan
neer men haar grijpen wil ?
Van een luitenant en een piano
Hij was een jonge kerel, en men had hem
een piano leeren bespelen. Maar hij had
niets aan zijn jeugd, aangezien men hem
had ingekwartierd in een afgelegen gehucht
van nauwelijks zestig inwoners; en ook zijn
behendigheid op 't klavier kwam hem bitter
weinig te pas, daar in de buurtschap slechts
n amechtig harmonium leefde, dat be-,
speeld placht te worden door eene
menschenschuwe boeren-tante. Zij speelde psal
men en gezangen.
Zoo bleef hij dan eenzaam, en gevoelde
zijn geest verslappen en zijne eenmaal
krachtige en lenige piano-vingers verstijven.
Een drenkeling komt rog nmaal boven,
vóór hij voorgoed verdwijnt. Een luitenant
in een stil gehucht krijgt nog n levende
gedachte, alvorens hij geestelijk ten onder
gaat. Zoo kreeg dan ook deze luitenant op
zekeren dag een gedachte.
Hij sprak die uit tegenover Kees en Teunis,
zeggende:
Mannen, in 't naburige dorp weet ik een
piano te huur, wilt ge die voor mij halen?"
Och, jawel!" zei Kees.
Vrij rooken onderweg?" vroeg Teunis.
Met deze, en nog andere beloften,
ongerekend nog veel overredingskunst, gelukte
het hem, een zestal mannen voor het kar
weitje bereid te maken.
Zij vertrokken met een rammelend wa
gentje, dat ze bij een boer gehuurd hadden,
in de richting van 't naburig dorp. In af
wachting zette de luitenant zich voor zijn
wankele n-poots-tafel, en trommelde, zoo
als hij dat reeds vele avonden gedaan HfW,
met zijne vingers op het tafelblad zijn lie
velingsmelodie, te weten: Einzug der Gla
diatoren".
Toen hij die driemaal getrommeld had,
ging hij zenuwachtig voor het venster staan,
en trommelde op den ruit: Ja das haben
die Madchen so gerne".
Hij was als een gramophone met vele
oude platen.
Na bijna diie uur van pijnigend af wachten,
klonk een luide slag door de dorpsstraat.
Hij snelde naar buiten. De piano kwam
de hoek om, maar was in de bocht tegen
het uithangbord van de plaatselijke vroed
vrouw aangeslagen. De ZPS soldaten rookten
als
Amerikaansche-munitie-fabrieks-schoorllimillllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIHIIII!
Inhoud van de Februari-Tijdschrlften:
Groot-Nei/erland: Louis. Couperus. De
Komedianten. Remko ter Laan. Verzen. J. L. Walch, Ver
zen. H. van Raalte-Simons. Sollicitatie. Herman
Wnlf..studiesover hedendaifrschoDuitache letterkunde.
Als bijlage: Prosper Merimee, Een Samenzwering.
De tiils: Indië's Staatk.mde en Weerbaarheid.
Herman Teirlinck en Karal v. d Woesteyne, De
leemen Torens. A. van Collern, Biederen. Dr. R. de
Josselm de Jong, Over < ud wc.rden. Jan van Mijlen,
Aan Ceres. Dr. Hendrik P. N. Muller. Onze vaderen
in China. Prof dr. J J. Salverda d Grave, Waarom
het genootschap Nederland-Frankrijk" ig opgericht.
DJ. Jan Vsth de Zwerver spreekt Henri van Booven,
de Romm Ikamer. Dr. H. T. Colenbrander, In
memor;nm prof. Qnack en mr. N. P. v. d. Berg. J. de
Meester, het Tooneel.
minimum immuun minimum i iiiillliiiiiii i IIIMMI i iiillillllliiitiilllll
steenen; op de piano, op den wagen, stond
ren ledig sigarenkistje; de* zakken der sol
daten waren zér vol.
Toen de piano een half uur later een
derde van de luitenants-kamer besloeg, kwam
het den officier voor, dat het instrument
er jaren ouder uitzag, dan hij zich uit de
verhuisinrichting meende te herinneren. Ook
gevoelde hij stekende pijn aan zijn voet,
waarop de piano driemaal met kracht was
neergekomen, en aan zijne knieën, die vier
maal op onverklaarbare wijze tusschen het
instrument en den geel-behangen wand be
klemd waren geweest.
De rest van den dag speelde hij: Einzug
der Gladiatoren en Das haben die Madchen
so gerne.
Hoewel het instrument zér ontstemd was,
stond de geheele bevolking vóór het huis
tehoop gedrongen. Om negen uur kwam
de boer, van wien het wagentje gehuurd
was, tien gulden eischen voor beschadiging
van zijn eigendom. Om tien uur klonk plot
seling muziek van de andere zijde van het
dorp: de menschenschuwe boeren-tante zat
voor haar amechtig harmonium, en speelde
Sien, S'en, Siene-la me /os....
Om n uur in den nacht kwam de veld
wachter den nog steeds spelenden luitenant
verbaliseeren wegens buren-gerucht.
Den volgenden morgen kwam een
regeerings-telegram. Hij was onverwacht over
geplaatst naar Amsterdam. Dienzelfden mor
gen kwamen de zes soldaten weer, om de
piano terug te brengen naar het naburige dorp.
Toen zij binnen kwamen speelde de lui
tenant: Einzug der Gladiatoren."
Zij grepen het instrument aan en wierpen
het met een slag op een wagentje, dat ze
van een anderen boer gehuurd hadden.
Op een draf verlieten zij het gehucht, de
piano op den rammelenden kar achter zich
aansleepend.
's Avonds kwamen zij zér beschonken
thuis; de kar lag in een sloot, maar de
piano was weggebracht. Even vóór hij naar
zijn nieuwe standplaats vertrok, kreeg de
luitenant nog twee rekeningen.
Een van den boer, die f 50. schadever
goeding eischte voor zijn kar.
Een van den pianoverhuurder, die f 6,
vroeg voor n maand huur en f 84,60 voor
beschadiging van het instrument.
Nu is de luitenant in Amsterdam.
lederen middag kunt ge hem vinden in
de Bordelaise, waar hij naar ZuncCs strijkje
luistert en denkt aan zijn piano...
MELIS STOKE
.Landstormplichtige