De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 10 februari pagina 6

10 februari 1917 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

ir ?l" DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Febr. '17. No. 2068 JAN HOLTROP f door HEIN HARMS Neen, ik zal maar weinig spreken over wat hij beteekende voor onze tooneelspeelkunst. Niet, omdat hij als tooneelspeler slechts een bescheiden plaats innam en zelden op den voorgrond trad. Want dat was niet zijne schuld. Tooneelisten zijn meerendeels ge dwongen te spelen, wat hunne directie hun te spelen geeft, ook. al valt dit vaak geheel buiten hun kunnen en buiten de lijn van hun talent. En vél gelegenheid is hém niet geboden om de zeer eigenaardige en opzich-zelf-staande richting van zijn talent te uiten. Doch de enkele maal dat hem deze gelegenheid geschonken werd, toonde hij, dat hij kunstenaar was kunstenaar met zuiver gevoel en scherp uitbeeldingsvermogen. Zijn Krogstadt" in Nora", zijn Haffe" in Voerman Henschel", (wat een praehttype wist hij daarvan te maken I), zijn Meesterknecht" in .De Steunpilaren der Maatschappij", hoe krachtig en zuiver werden zij door hem weergegeven I En hoeveel hooger stonden zij dan zijn Michiel Adr. de Ruyter" en zijn Piet Hein" in De Stedendwinger", welke de critici slechts hebben gereleveerd bij zijn verscheiden en die, hoe goed gespeeld ook, in hoofdzaak hun succes dankten aan zijn robuust uiterlijk. Toch,ondanks dat hij als tooneelspeler slechts zelden van zich deed spreken was hij in de tooneelwereld een algemeen bekende persoonlijkheid. Zijn forsche gestalte, zijn hoekig, ietwat plomp bewegen, de lang zaamheid van zijn gang, trokken iedersaandacht. En de scherpe trek, die zijn gelaat zoo'n bittere uitdrukking gaf, zijn vorschende blauwe oogen, die zoo minachtend konden rondblikken, en zijn wijze van spreken: spottend, sarcastisch, koud en vaak ruw, maakten hem bij vele zijner collega's nu juist niet wat mei noemt bemind." Maar ontzien werd hij door allen l En geen wonder! Want door zijn grondige kennis der tooneelkunst, zijn scherp, vernietigend en juist oordeel, zijn veel omvattend weten, geen onderwerp of hij kon er over meepraten, en zijn, bovenal uitgebreide, literaire ontwikkeling maakten, dat men voelde dat deze man meer was dan gewoon acteur", en ver wierven hem de achting van hen, die met hem in aanraking kwamen. En zeer zeker zal niet onderschat mogen worden de groote invloed, dien hij door dit alles, ongetwijfeld heeft uitgeoefend op de kunstuitingen zijner talentvolle echtgenoote en dochter. Reeds daarvoor alleen verdient hij zijne plaats in de geschiedenis van ons vaderlandsch tooneel. Wat was deze mensen innerlijk geheel anders dan hij uiterlijk scheen! Welk een rijk gemoedsleven had hij en wat bloeiden in het hart van dien man er fijne en teedere sentimentent Ik heb het voorrecht gehad hem mijn vriend te mogen noemen. Als jonge man leerde ik hem kennen. Wat hulpvaardig kon hij wezen en wat kon hij zich uitsloven als hij zich voor iets interesseerde! O, dikwijls als hij mij liet lezen in zijn overgevoelig gemoed, hoe geheel anders werd mijn wezen dan voor mij, Dan was het, alsof zijn forsche gestalte versmolt, dan kwam er zachtheid in zijn gebaren, dan verdween de bi'tere trek om zijn mond, dan begon nen zijn oogen zoo wonderbaar te lichten, werd zijn stem warm en week en van een hartelijkheid, die ontroerde! Dan had ik hem zeer lief, want dan voelde llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIItlllllllIrt De wassende Maan, (Kinderliederen) DOOR RABINDRANATH TAGORE vertaling van FREDERIK VAN EEDEN. > XIX, DE KOOPMAN. Stel u voor, moeder, dat gij thuis moet blijven en dat ik reizen moet in vreemde landen. Stel u voor, dat mijn boot gereed ligt aan de -kade, volgeladen. Bedenk u nu wel, moeder, eer gij zegt wat ik voor u zal meebrengen als ik terug kom. Aioeder, wil je hoopen en hoopen goud ? hebben? Daar, aan de oevers van gouden stroomen, zijn de akkers vol gouden oogst. En in de schaduw van het boschpad vallen de gouden champa bloemen op den grond. Ik zal ze allen voor u verzamelen in veel honderden mandjes. Moeder, wil je paerlen zoo groot als herfst- reegen- droppels'? Ik zal oovcrsteeken naar den oever van het paerel-eiland. Daar beeven lichte paerlen in den vroe gen morgen op de weide-bloemen, paerlen ik zoo duidelijk dat daar tegenover mij was een mensen, een goed mensch. Nooit vergeet ik den zomeravond, dien ik eens met hem doorbracht. We waren op een etstocht en zaten te Mainz ergens in een hoekje van een tuin, waar een militaire kapel een uitvoering gaf. En terwijl we daar zaten met al die pratende en lachende menschen vóór ons en ondanks dat de muziek schetterde, was het ons toch als waren wij daar alleen. En weer gingen de deuren van zijn ziel open en mocht ik blikken in zijn rijk gemoed. Wij spraken lang en veel, ook over zijn kwaal: slapeloosheid, en hoe hij voelde dat die zijn sterk lichaam sloopte. En eens klaps, als in vertwijfeling, greep hij m'n arm, en snikkend riep hij uit:?O, God, Hein! ik ben zoo bang dat ik den winter niet door kom, en ik wil nog zoo graag leven, léven!" De muziek speelde, de menschen vóór ons praatten en lachten, alles om ons heen was vreugde, en wij zaten daar, hij met zijn angst voor den dood, ik met mijn angst voor zijn leven. Den nacht, na dien avond, heb ook ik niet geslapen. Hij heeft daarna nog maar eenige jaren geleefd en toen is zachtjes en onverwacht de dood gekomen, de dood waarvoor hij, arm menschje, zoo bang was, en die heeft hem stillekens meegenomen in de groote, eeuwige rust Een liefdevol echtgenoot, een zorgzaam vader, een bekwaam man, die boven velen uitstak, een werker is met hem heengegaan. Een man, door velen verkeerd beoordeeld, door weinigen begrepen, maar ook door enkelen zér hoog geschat en liefgehad. Een mensch, een mensch met fouten en gebreken, maar.... een mensch! Zijn assche ruste in vrede! iiiiHiiiiiiuiniiiiiiiitiiiiiiitiiiiiiiiiiiitiii Mooi Groningen. Stad en Provincie in Beeld, onder redactie van J. FRIMA en J KUNST. Uitgave van H. H. FONOERS te Uithuizen. Sinds eenigen tijd verschijnt een blad, Mooi Groningen, dat ten doel heeft de na tuur, het leven en bedrijf, de merkwaardig heden en de voortbrengselen van een onzer provinciën, die te weinig bekend is, door woord en beeld te doen leeren kennen. Misschien dat door de andere provinciën dit goede voorbeeld gevolgd zal worden. Het Winternummer van dit, in een Lente-, Zomer-, Herfst- en Winteruitgaaf versche nen *) tijdschrift, geeft ons op de titelpagina de Noorderhaven te Groningen in morgen nevel." Vervolgens een belangrijk artikel, van de hand van D. H. S. BLAUPOT TEN CATE, over de Groninger Wierden. Het artikel is verlucht met talrijke foto's en een kaartje van het Groningsche terpengebied, dat wij hiernevens afdrukken. Verder, bijdragen bij vele goede foto's van gezichten uit de provincie, en een vers van MARTIEN BEVERSLUIS. De typografische verzorging is uitstekend; goede druk en de foto's komen op het kunst drukpapier ten volle tot hun recht. De redactie is er in geslaagd in den, thans volledigen, -eersten jaargang, de stad en de provincie Groningen met de vele mooie en typische gegevens, o.a. de Marti n i kerk en de groote pleinen in de stad, de Wierden, de kerken in de provincie, een uitgebreide bekendheid te geven. In de komende nummers mogen de lezers veel belangrijks verwachten. De redactie toch schrijft in haar slotwoord: De boerenplaatsen met hunne zware boom-singels en grachten, de talrijke oude kerken, de typische molens, de schilder achtige dorpsgezichten, de dijken, kwelders en wadden, het winter-leven, het boerenen het schippersbedrijf, de jagertjes en de snikjongs, dit alles en nog veel meer, bergt een schat van momenten, waard om door woord en beeld vereeuwigd te worden". En dat dit alles in woord en beeld aani trekkelijk zal worden voorgezet, betwijfelen ' wij- gezien den eersten jaargang, geenszins. - - v. D. *).Te beginnen met 1917 verschijnt Mooi Groningen" maandelijks. JOH. W. BRQEDELET. Zomergasten. L. J. Veen, Amsterdam. Joh. W. Broedelet is een vermakelijk schrijver, wiens talent zelden boven het grappige vermag uit te komen en geestig heid weet te bereiken. Hij zoekt zijn succes door van zijn personen eenigszins caricaturen te maken, en ze daartoe mal aan te kleedea en een of andere physieke eigenaardigheid te geven. Zoo is in Zomergasten Piet de bakker heel erg lang en mager, mijnheer Rotte heeft een oog dat telkens verdwijnt", draagt een (bij literaire grappenmakers verre van origineel) leverkleurig pak, en is daarbij kort en dik, mevrouw Rotte heeft twee lange haren aan haar kin, waaraan ze maar voort durend trekt. Voorts hebben de menschen allerlei eigenaardigheden. Mijnheer Rotte is voortdurend driftig en opgewonden en speelt 's nachts occarino in een kamerjapon voor zijn deur bij een dorpsstraatlantaarn, die hij daartoe aansteekt. Mijnheer Rasch is schilder, maniak in groen, vloekt met sacrévert, par vert enz., draagt altijd kaplaarzen, wordt lord Spinazie genoemd, kweekt twee magere en twee vette poedels en laat zijn vrouw in een roze kimono loopen. Met dit stel zon derlingen zet Broedelet een zeer oppervlak kige dorpsroman in elkaar. Mijnheer Rotte huurt een optrekje en wordt op onverklaar bare wijze voor heel rijk gehouden. Het geheele dorp wil aan hem verdienen', maar hij vertrekt, gelijk aan het begin van het boek te verwachten is, zonder te betalen. Dit verhaal wordt ons verteld met veel bizondere bijwoorden en bijvoegelijke naam woorden, waarbij men denkt, dat de schrijver zichzelf geestig gevonden moet hebben. Vindt de schrijver zich bezonder geestig, dan cursiveert hij. Een paar zinnen die Broedelets grappigheid typeeren zijn : Nog harder snuivend dan de locomotief, welke mij mee sleurde" (als er gerookt wordt blijft de ver gelijkingmet een locomotief of stoommachine zelden uit) kaplaarsde lord Spinazie stevig op zijn schoone echtgenoote toe, en de wolken weer tot getuigen aanroepend van de waarheid zijner woorden, stentorde ie." Rotte, z'n eene oog hermetisch gesloten, \ ~y J -v-1-; Grondrntusftl'cn.tf.k. en /,# le*etlrn,M P //U Schetskaartje van het Groningsche lerpengebied (Uit: Mooi Groningen, uitgave H. H. Fongers, Uithuizen) vallen op het gras, en paerlen worden op het zand gestrooid door hei spatten van de wilde zee-golven. Mijn broer krijgt een span paarden met vleugels om door de wolken te vliegen. Voor vader breng ik mee een toover-pcn, die van zelf schrijft, zonder dat hij het weet. Voor u, moeder, moet ik het kistje en het kleinood hebben, dat het koninkrijk van zeeven kooningen gekost heeft. XX, SYMPATHIE. Als ik maar een klein hondje was, lieve moeder, en niet jouw kindje, zou ie me dan verbieden als ik trachte te snoepen van je bord? Zon je me wegjagen, en zeggen: ,, Ji'Vg, jon stuitte kleine hond.'"? Ga dan maar heen, moeder, ga maar! ! Ik kom nooit meer als je me roept, en ik i laat me nooit meer door ie voeren. niet weg zon vliegen:' Zon je mij met ie vinger dreigen en zeggen'. ,,\\at een ondankbaar monster van een voogel! Hij knaagt dag en nacht aan zijn ketting." Ga dan maar heen, moeder, ga maar! Ik loop weg naar de bosschcn: ik laat me nooit weer door ie in je armen ncemen. A' XI, ROEPING. Als de gong tien slaat in den morgen en ik naar school icinidel door ons paadje, dan kom ik iederen dag de marskramer teegen die roept ,,Kralen! kristallen kralen! Er is niets dal hem voort drijft, er is geen weg die hij moet neemen, geen plaats waar hij thuis moei koomcn. Ik wou dal ik een marskramer was. die zijn dag doorbrengt op den weg, dl roepend ,,Kralen, kristallen kralen!" Als ik om vier in den namiddag terug kom van school. dan kan ik door de poort van dal luns den tuinman zien, die spit. Hij doel waar hij zin in hccjl mei zijn spade, hij bevuilt zijn klceren met stof, niemand verbied! hem als hij verschroeit in de zon oj nat wordt. Ik win: dat ik een tuinman was die er op los spil in den tuin terwijl nie mand hem het spitten verbiedt. Juist u/s het donker wordt teegen tien avond en mijn moeder mij naar lied stuurt, dan zie ik door mijn venster de nacht wacht op en neer wandelen. Het puil is donker en eenzaam, en de slraatlaiilaarn staat als een reus met n rood oog ui zijn hoojd. De nachtwacht zwaait zijn lantaarn en wandelt met zijn schaduw naast zich, en gaat nooit van zijn leeren naar bed. Ik won dal ik een nachtwacht was en Zwarte vooruitzichten (Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck) ^:;4^' ?fiiW'':v.:-; Slechts de bestialiteit regeert nog op aarde IIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllltllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIMIIIIItlllllllllllIIIIIIIIII keek 'm met z'n doordringendste Nimrodblik aan." Het boek is van een Hollandsche grappig heid, is niet zoo lang, dat het verveelt, en zal «er zeker een veel gelezen reis maken door alle Hollandsche burgerlijke leesgezelschaps-portefeuilles, maar niet licht bij een ernstigen lezer in de boekenkast verdwalen'. IHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHIIIIIIIHIIIIIIII V. T. IIIIIIIIIMIIMIIIIIIIII Den Haag van uit een Eendekker Een Hagenaar moppert altijd. Het is een specifiek Hègsche eigenschap; als hij niets te mopperen heeft, zoekt hij te mopperen, maar gewoonlijk is er mopperstof genoeg. Tegenwoordig bruist de mopperpap zelfs over. Geen kolen en geen aardappelen. Ik weet niet, wat erger is. Een Hagenaar, die graag den schijn aanneemt van er warmpjes in te zitten, heeft een grooten hekel aan koude, maar... aardappelen! Het is waar donker Den Haag", houdt meer van rijst, maar de andere helft! Wat moeten ze dan eten? De groenten zijn abnormaal duur, wanneer je ten minste nog eens iets anders op je bord wilt zien, dan kool in alle kleu ren en gedaanten en, waar de stereotiepe houten ham een groot deel van het dagelijksch menu inneemt, is het te begrijpen, hoe zwaar het aardappelgemis den Hage naar valt. Toch immer lustig, was ?" Hoe meer de nopd schijnt te nijpen, hoe grooter de aantrekkelijkheden worden in de verschillende thee-gelegenheden waar men zijn maag het gebrek aan aardappelen kan doen vergeten met... taartjes. Zoo'n taartje, met bedenkelijke boter gebakken en met nog bedenkelijker room gevuld, kost 10 ets; voor een kilo aardappelen, waarvan je de helft moet wegsnijden, omdat ze zoo voos zijn van binnen, betaal je nu evenveel,'t vult meer, maar de voeding zal zoowat gelijk staan. Ik heb hooren zeggen maar op de Hegsche praatjes kun je niet altijd aan dat de dames hier met een uitgebreide tea" een maaltijd uitsparen en, zóó komen tot 3 maal in de week van de kok". Het lijkt wel of het leven in de Residentie den lieden nacht op straal wandelde, de schaduwen verjagend met mijn lantaarn. XXII, MEERDERHEID. Moeder, je kindje is dom. Ze is- zoo bespottelijk kinderachtig. Ze weet het onderscheid met tusschen de licJilcn in de straal en de sterren. Als wij eetentje speciën niet steentjes dan houdt ze die voor echt celen, en ze wil hen in haar mondje steeken. Als ik een bock voor haar oopensla en haar vraag haar a. h. c. ie leeren, dan scheurt ze tic bladen mei haar handen en kraait van plezier om niets: dal is nu de manier van je kindie om haar les te leeren. /\ls ik mijn hoofd leegcn haar schud omdat ik hoos ben, en haar bestraf en stout luchtiger en vluchtiger wordt naarmate de nood der tijden stijgt, naarmate de belas tingen meer drukken en de ellende overal toeneemt. Als in vredestijd zijn de theaters stampvol, wordt er queue gemaakt voor de bioscopen, draaft men naar concerten. Vijf kolommen vol vermakelijkheden telde ik in het Zaterdagavondblad van de Nieuwe Courant. En dan durven de menschen nog zuchten over den druk der tijden, over de hoog'e belastingen. Ze zijn verslaafd aan hun thee, zooals vroeger aan hun glas port, en ze moeten attracties en divertissementen heb ben, omdat ze hun leege hoofden met niets beters weten te vullen, dan met de weewellustig-mondaine sensatie van een tango of een step, waar de kunst ver te zoeken is. Het wordt 's middags al een soort cabaret in Central" en ik lees waarlijk in de cou rant, dat Sarah Dorly daar zal gaan zingen. Het is niet genoeg,'dat de Hègenaars 's avonds worden opgepleizlerd, 's middags moeten ze óók hun pretje. De dag moet toch doodgetrapt! Onlangs sprak ik iemand uit Rot terdam en verwonderde mij er over, dat je daar eigenlijk geen enkele behoorlijke tearoom" had, zooals er hier zoo vele zijn. Kan daar niet bestaan," was zijn kort zakelijk antwoord. Men werkt in Rotterdam, en wat niet werkt voor zijn bestaan, Js bezig tot laat in den middag. Het straatjes pakken", zoo als hier, is in Rotterdam, een ongekende tijdpasseering." Straks zag ik een dame gaan met een langen bontomzoomden mantel aan, van onderen zeker wel vier meter wijd. Het kleedingstuk schatte ik ver over de ? 100. Toch. wist ik die vrouw niet rijk. Ze zit alle dag of in Royal of bij Lensvelt, ze is mager als een talhout je en ik weet, dat ze niet sterk is. Houten ham, koolraap, geen aardappelen, rijst met lawaaisaus toe. Hoeveel van die mantels zou Oome Jan zoo zoetjes aan te bewaren krijgen, als dit alles zoo doorgaat ? HAAQSCHE VLIEOENIER noem, dan lacht ze en vind het erg grappig. , Iedereen weet dat Vader van huis is, maar als ik bij 't speciën hardop roep/ ,,\'adcr" dan kijkt ze gespannen in't rond en denkt dat hij in de buurt is. Als ik schooltje speel met de eezcls, die onze waschbaas brengt om de klceren weg te dragen en ik zeg haar dat ik de schoolmeester ben. dan schreeuwt ze zonder reeden en noemt mij dada i) Je kindie wil de maan pakken. Ze is zoo grappig: ze noemt Ganesh Ganash 2} Moeder, ie kindje is onnoozel, ze is zoo bespottelijk kinderachtig. i) Dada = oudere broeder. 2) Ganesh een gewone naam in India, ook de naam van den God met den Olifants kop. ONTEVREDEN ROOKER5 NEEMT DE PROEF MET: AM5TEROAMSCH FABRIKAAT-ZEOUDE TABAK.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl