De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 10 februari pagina 7

10 februari 1917 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

10 Febr. '17. No.,2068 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HGDFD5M) Concertgebouw Maria Ivogün. Wanneer we eene soliste hare muzikale bijdragen in onzen tijd zien aankondigen met twee recitatieven en aria's van Mozart, maken vele ondervondene teleurstellingen, 'dat onze verwachtingen ten opzichte der vertolking niet al te zeer gespannen zijn. Mozart schreef deze werken meestal voor zijne schoonzuster Aloysia Weber, die we mogen het veilig aannemen eene zangeres van buitengewone middelen moet geweest zijn, om te kunnen beantwoorden aan de haar gestelde eischen. Zangeressen met buitengewone middelen worden er ook thans nog wel in voldoende hoeveelheid gevonden, maar het bezit dier middelen moet aangevuld worden door eene nauwgezette studie, die onder den invloed staat van een wil, die zich richt naar het ieit, dat zonder klankschoonheid het wezen «ener hoogere zangkunst iets ondenkbaars is. In hoeverre Wagnefal dan niet de schuld draagt van het verval der zangkunst, we achten het hier niet de plaats daarover uit 1e weiden. Laten, we liever tot onze vreugde coustateeren, dat het werk van den onstenelijken Salzburger meester nog vertolksters kan vinden, die het alle recht kunnen doen wedervaren. Tot deze behoort de vermoede lijk nog zeer jonge Maria Ivogün, die door moeder Natuur kwistig bedeeld, haar buiten gewoon zangtalent tot bijna volmaakte tech nische ontwikkeling heeft opgevoerd. Hier komen coloratuur- en lyrisch-dramaiische zangkunst tot eene zeldzame harmo nische ineenvloeiing, dat we in dit opzicht naar weerga te vergeefs in de concertzaal zoeken. Wanneer ge op een oogenblik de feillooze staccati in het Mia speranza adorata" tot driegestreept f gaande, als tintelende flageoletten door het ruim hoort fladderen, dan bereidt ge u in stilte mis schien reeds voor op de komende ontgooche ling, die de meeste coloratuur-zangeressen brengen, wanneer ze iets van haar eigen zieleleven hebben uit te storten. Maria Ivogün brengt gelukkig die ont goocheling niet. Uit haar optreden spreekt «en zeer fijn beschaafd, gevoelig muzikaal sentiment en intellect; alles maakt den indruk van een ongekunsteld streven, de menschen hare gaven onopgesmukt te doen deelachtig worden. Dat deze jonge vrouw meer kan dan met zekere gratie fluweelen koptoontjes uitwer pen, staat na de vertolking der interessante aria Popoli dl Tessaglia" wel vast. Ze : bracht de breedere dramatische plastiek, die deze muziek, .geschreven ouder den invloed 'van Qluck's Alceste", inhoudt, voortreffelijk tot haar recht. j; ,-Van de muzikale intelligentie konden we «Veneens een goeden indruk verkrijgen in de liederen van Mahler, die de zangeres in de mïddagurtvoeting voordroeg. Hoewel in den aanvang technisch minder goed gedisponeerd (de stem klonk eenigszins «gesluierd") wist ze den eenvoudigen volkstoon der gedichten uit des Knaben Wunderhorn" wondergoed te treffen. Eenschoonen achtergrond gaf Mengelberg niet het orkest aan deze diepgevoelde en zoo coloristisch rijk geïllustreerde zangen (in 't bijzonder Wo die schonen Trompeten blasen). Vermoedelijk om ook thans weereen proefje te geven van de ontwikkeling der coloratuur gaf de soliste ons verder eene aria uit Lucia de Lammermoor, (waar bij de obligatie fluit partij in de beproefde handen van den heer Willeke was) en als slot eene bewerking van Johann Strauss' Geschichten aus dem Wie ner Wald". Gelukkig bleek de dispositie der stem steeds beter te worden, zoodat het publiek, opgetogen van bewondering voor deze prach tige prestatie een da capo" verlangde, waar aan bereidwillig werd voldaan. Zoo was dit debuut in Holland een wel verdiend groot succes en mogen we met belangstelling den verderen geestelijken groei tiiu minimin iiiiiimiiiiiii iiiiiniii i umi MEDI Wat is ziek zijn? Wanneer kunnen wij in het algemeen spreken van ziek zijn? Ik meen, dat daarvan sprake is, wanneer de normale samenhang, de normale verrichtingen en de normale werking van de verschillende organen en lichaamsdeelen is gestoord. Toch speelt de individualiteit hierbij een zeer voorname rol. Enkelen voelen zich reeds ziek, en klagen steen en been bij deallergeringsteafwijkingen, anderen daarentegen klagen slechts zeer zelden en verrichten normaal hun werk, zelfs met hooge temperatuur en grove afwijkingen. Dit. klagen of flink zijn hangt ten nauwste samen met wat wij noemen het gestel van den patiënt, met de wijze, waarop zijn psyche, zijn geest reageert op het ziek zijn. Ik meen, dat het met mijn ervaringen strookt, wanneer ik zeg, dat in het algemeen vrouwen minder overgevoelig zijn dan mannen, en vrouwen ook beter pijn kunnen verdragen dan mannen. De vrees, dat een afwijking van ernstigen aard zal zijn en een langdurig* ziekbed kan tengevolge hebben, misschien zelfs den dood, doet bij verschil lende patiënten een gevoel van overprikkeling en angst ontstaan, waardoor hun klachten ontzettend worden verergerd. Op theatrale wijze uiten zij hun bezwaren, leggen alles er duimdik bovenop, en schreeuwen het uit van pijn bij de minste aanraking. Dat zijn dézoogenaamde nerveuzen, de menschen, die bijzonder veel last hebben van hun zenuwen. U voelt onmiddellijk, dat in dit verband het woord zenuwen niets te maken heeft mét de talrijke witglanzende strengen, die overal in ons geheele lichaam aanwezig zijn, en die verdeeld worden in gevoelszenuwen, al naarmate ze dienst doen voor de gevoelsgewaarwordingen, en bewegingszenuwen, die de beweging van de spieren van deze technisch ongeveer volmaakte zan geres volgen. Het orkest, dat in deze uitvoeringen de soliste op de bekende artistieke wijze bege leidde, bracht als noviteit Petite suite" van Debussy, een werkje vermoedelijk uit vroe gere jaren, harmonisch nog weinig gecom pliceerd, maar, ate alles wat uit het hoofd en den geest van den leider der moderne Fransche school komt, bevallig van inhoud en Trorm en voortreffelijk doorzichtig geïn strumenteerd. Met eene in zeer frisschen, gezonden toon gehouden reprise van Mozart's Haffner Sere nade, waarin wij Zimmerman een extra compliment voor zijne stijlvol voorgedragen cadenzen moeten maken, heeft Mengelberg een goed werk gedaan. Zulks had hij ook kunnen doen, wanneer hij de leicht geschürzte Muse", die met Johann Strauss hare intrede in ons zoo deftig Concertgebouw deed, eens een korter rokje had aangetrokken. Nu trokken de kostelijke figuren van een prins Orlofsky tot en met de nederige cipier Frosch als zwaar muzikaal declameerende gestalten, op hooge kothurnen", aan ons geestesoog voorbij. Wanneer Mengelberg ons weer eens de Fledermaus-ouvertüre geeft, hoop ik, dat hij tevoren eens naar director Gabriël of Braun" gaat luisteren l Wat er onder een mogelijk luchtiger invloed, alsdan met dit orkest, voor den dag moet komen, zal iets zijn, dat den hoorder zelfs niet in de minimale ruimte tusschen twee concertgebouwstoelen, vermag rustig te houden. VAN LEEUWEN INGEZONDEN Aan Johan de Meester Weledelgeboren Heer, Uit vrees, dat u me zoudt verdenken een vrouw" te willen na-apen tegenover Ego", indien ik u een particulieren brief zond, schrijf ik u in het openbaar; dan kan boven dien iedereen lezen, wat ik u te vragen heb. Mijn vraag is deze: Waarom noemde u uw laatste boek Carmen ? Ik heb altijd gemeend, dat de titel van een boek als 't ware de gecondenseerde essentie is van het werk zelf en zoo goed mogelijk het onderwerp weergeeft, dat in het boek als hoofdmotief wordt behandeld. En u zult toch niet beweren, dat Lex een Carmen" is? O, wat heb ik me op dit boek verheugd en er naar verlangd, toen ik wist, dat het komen zou l Want, hoe had ik vroeger ge noten van Geertje". Ik heb gehuild ornaat boek! Gehuild om de liefdesellende van die arme meid, maar ook geschreid van geluk om wat u me schoons gegeven had in dat werk, want zoo warm en echt doorvoeld de volle overgave van dit volkskind in hare liefde. Nu zou Carmen" komen en ik voorvoelde reeds de sensatie van machtige ontroering, die ook dit boek me schenken zou, om het volkomen psychologisch indringen in de zoo gecompliceerde Carmennatuur, die slechts zér enkele mannen vermogen te begrijpen. Ik las met verwachting, met hoop, toen..'. kwam eerst verwondering, daarna verflau wing, teleurstelling, ergernis. Heette deze Lex Carmen te zijn? Maar het had er niks van! En toen ik het boek uit had en sommige gedeelten herlezen, wist ik het: De auteur, die Geertje zóó levend had geteekend, dat ik haar soms, als in een visioen, vóór me meende te zien staan, behoort tot die manren, aan wie de Carmennatuur in den grond vreemd blijft. Want een Carmen is niet alleen grillig, wispelturig, ongemeen, vreemd en ? wreed, coquet, eeuwig bekoorlijk door hare eeuwige veranderlijkheid, zij is bij al hare wisselende stemmingen toch heel, tóch gaaf, tóch vrouw uit n stuk, die weet wat ze wil. Ze is nooit half, ze gaat tot uitersten, maar ze gaat haar eigen weg, als een koningin in zelfbewustheid, hoog zich plaatsend boven het oordeel der menschen. Ze trapt de con ventie weg en trekt er minachtend de ver leidelijke lippen voor op. Zij weet, wat ze IMIIIIIIMMIIflIIJIIII bewerkstelligen. De zenuwen, die in het voornoemde ver band worden bedoeld, zijn niet de strengen, maar de hersenen, d. w. z. de geest van het individu zetelend in de hersenen. Talrijk zijn de oorzaken, die het individu tot zenuwlijder maken, zoowel overwerken, slechte levenswijze, onvoldoende voeding, als ver driet, ongelukkige huiselijke omstandigheden en dergelijke, maar voor alles wordt de zenuwachtigheid gevormd in de jeugd door onvoldoende en slechte opvoeding door de ouders, die, door het verwennen en toe geven van hun kinderen niet de remmers vormen, waardoor de ontvankelijke geest van het jeugdige individu in normale banen wordt geleid. Slechts zelden worden zenuwlijders ge boren, ze worden gemaakt! En een gepast strenge opvoeding blijf ik toch altijd het voornaamste middel achten, om dit groote euvel, dat de werkkracht en den werklust van het individu zoo vermindert, te helpen voorkomen. Daar is een ruim arbeidsveld voor den arts, die zelf een persoonlijkheid moet zijn, subjectief vanuit duizendvoudig wisselend standpunt. Ongelooflijk is de verbazingwekkende on wetendheid omtrent anatomische verhoudin gen, omtrent de verhoudingen in het menschelijk lichaam. Bij de vrouw eindigt de kennis gewoonlijk bij de keukenervaringen voor vleesch, been deren en vet. Bij de mannen is het nog erger. Zij weten niet eens hoe een kind ter wereld komt, zij weten niet, dat ons lichaam voortdurend aan veranderingen onderhevig is, en dat elk oogenblik een wisseling en verandering plaats heeft van de cellen, waar uit ons lichaam is opgebouwd, dat elke cel haar eigen leven leeft, dat zij zelfstandig strijd voert met de omgeving, tegen mecha nische machten en giften. Het is bijna elkeen onbekend, dat de beide geslachten man en vrouw niet zoo scherp van elkaar gescheiden zijn als het schijnt, maar dat elke afzonderlijke persoonlijkheid mannelijke en vrouwelijke eigenschappen on vermengd In zich draagt. Slechts zijn bij den man de mannelijke eigenschappen over wegend, bij de vrouw de vrouwelijke. Er zoekt; alleen ze wil niet, dat anderen weten. Ze verbergt hare natuur, ze slaat telkens kronkel weggetjes in om den speur der in de war te brengen; en In dat spel letje heeft ze pietzier. Ze wil niet nagegaan, niet doorzien worden. Ze hunkert naar liefde, en doet alsof ze er niets om geeft. Maar de liefde, zooals zij die geven en ontvangen wil, schenkt ze alleen aan den man, die haar waard is. Daarom verlaat ze een Josévoor een Escamjllo. En zoo ze zich vergistte, en ze zich wegschonk aan een onwaardige, aan een man, die niet durft, die half is, die bang is om de consequenties van zijn daden te aanvaarden, ze schopt hem van zich, als een toddel vuil papier en ze vloekt van kwaad heid op zich zelf, dat ze zich vergistte. Carmen is liefdevrouw; nooit moeder. De moeder zou in Carmen de liefdevrouw dooden, en Carmen zou geen Carmen meer zijn. Neen, mijnheer de Meester, Carmen zou zich nooit verslingeren aan een vent als Kieboom! Die zou hoogstens goed genoeg zijn geweest voor een amusements-liaison van een paar weken, maar met hem trouwen, conventioneel trouwen zonder de ware liefde? Mais fidonc! Daarvoor is Carmen's passie te grootsch, haar liefde te mooi! Want als Carmen waarachtig liefheeft, bestaan er voor haar geen hinderpalen, offert ze alles aan hare liefde, gaat ze er desnoods aan te gronde; ze aanvaardt de uitersten. Dood en verderf treedt ze voor haar liefde tegemoet, maar ze sjachert er niet mee. Een Carmen zou stichtelijk haar neus ophalen voor een minnaar als Hendrik Lampe, die altijd aarzelt en telkens terugkrabbelt, die in alles half en zelfs geen artiest is. Neen, mijnheer de Meester, Lampe is geen artiest, al wilt u ons dat suggereeren. Hij zegt van zich zelf, dat hij zich artiest voelt, dat hij graag boeken schrijft, maar de lezer voelt zijn artiest-zijn niét. Wij krijgen wel 's wat over zijn laatste werk te hooren. dat succes had (dat gebeurt altijd in boeken), maar we zien hem nooit eens alleen aan het werk, wij zien hem nooit eens in de een zaamheid genieten van zijn arbeid, van zijn studie in de letterkunde. We moeten het maar gelooven, als u het ons vertelt, maar we nemen het zelf niet waar. Als Lampe alleen op z'n kamer is en niet behoeft te vreezen, dat iemand hem uit z'n sfeer zal komen halen, gaat hij zich voor den spiegel bekijken en peinzen over Lex. Als hij dan eindelijk naar bed gaat, waar zijn vrouw al slaapt, zou hij weer willen, dat zij wakker was, en... ach, die vent maakt me kregelig met zijn halfheid. En Lex is ook geen artieste; ik vraag me af: waaruit moet ik haar artiest zijn opma ken ? Omdat zij zich goed kleedt en in alle bewegingen van haar mooi lichaam gracieus is? Maar dat doen zooveel vrouwen die heelemaal niet artistiek zijn. Omdat ze tech nisch nogal goed piano speelt en. . Soirees de Vienne" kiest van Liszt, een paradestuk ? Ze is zelfs zóó weinig artieste dat ze (zie biz. 343) niet eens een nocturne van Chopin atfspeeit. Ook haar zie ik ooit alleen voor den vleugel zitten en genieten van de muzi«k, die ze speelt. En hoe kan zelfs een dilettant-artiest daarin weg zijn! Alleen voor je piano met Chopin of Beethoven of Bach, of den fijn-sub'Jelen Mozart! Niets daarvan bij'LexIZij speelt .Soirees de Vienne" en als 't uit is, weet Lampe niets beters te zeggen, dan deze banaliteit: Kraning ge speeld !" En die twee heetten artiesten na turen l ? Neen, mijnheer de Meester, het spijt mij, maar dat is niet aannemelijk. Nergens stijgt Lex in haar gesprek boven den conversatietoon uit. Op blz. 88 en 316 vertelt u dat ze over kunst praat, op blz. 317 even een goede opmerking Over van Schendel, verder hooren we haar alleen doodgewone dingen zeggen. Waarom zoo'n kunst gesprek eens niet weer gegeven. Nu blijft alles vaag en moeten we 't maar gelooven, als u't zegt. Als Lex later een novelle tracht te schrijven, zoekt ze hulp bij Lampe, die haar werk maar zoo-zoo vindt. Als ze zelf artiest was, zou ze toch wel voelen, hoe ze 't uiten moest! Ook hare liefdeshistories van mij tammen aard met Tromp en Wessels zijn niet die, aan een Carmen-natuur eigen. Carmen kent voor een man nooit vriendschap. Lex wel (blz. 43). Carmen kan zich niet vergenoegen met een nagloeien van liefde, als de gloor van een versmeulde turf. Carmen zou zich bestaat geen man, die slechts man, geen vrouw, die slechts vrouw is. Verschillend is dan ook de reactie van een ziekmakende agens op elk individu, en ten nauwste hangt de uitwerking samen met leeftijd, geslacht en het bovenbesproken gestel. Wat doet nu het lichaam, wanneer ziek makende kiemen er in zijn gedrongen, en op welke wijze reageert het lichaam, en op welke wijze tracht het zich te verzetten tegen het ingedrongen gift? Ik mag voor mijn lezers bekend veron derstellen het feit, dat de meeste ziekten worden veroorzaakt door bacillen of bacte riën, kleine levende wezens, zooals gij weet, behoorende tot het planten- of het dierenrijk, die in staat zijn zich zeer snel te ver menigvuldigen meestal door deeling of splijting. Deze bacillen of bacteriën hebben allen hun verschillende eigenschappen. Ik bedoel, dat sommige het prettigste leven bij een lage temperatuur, andere bij een hooge, dat sommige het snelste groeien in het water, andere in den bodem, sommige in het licht, anderen weer in het donker enz. De meeste Wekten, infectieziekten worden nu veroorzaakt door dergelijke bacillen. Zoo is iemand, die aan rondvonk lijdt, besmet met de rondvonkbacil, iemand aan long ontsteking met de longontstekingbacil, bij cholera met de cholerabacil en bij pest met de pestbacil. Voor bloedvergiftiging, typhus, kinkhoest, syphilis, voor al deze ziekten bestaat een specifieke bacillensoort, die, in het lichaam komende op een gegeven oogen blik daar een goede basis treft voor ver menigvuldiging en die daar aanleiding geeft tot de verschijnselen van hetzij longont steking, typhus, hetzij roodvonk of de an dere ziekten als boven genoemd. Hoe verweert zich nu het lichaam tegen de ingedrongen giften ? Laat ik als voorbeeld nemen een wondje aan den wijsvin ger, een wondje gemaakt door een mes, dat niet bepaal schoon is te noemen, een mes, waaraan dus tallooze bacillen kleven, want dat moet natuurlijk als vaststaand be schouwd worden, dat overal bacteriën en bacillen van allerlei soort aanwezig zijn, dat zonder bacteriën, die ook in het lichaam noodAuBo ALLEEN VERKOOP in NEDERLAND van HANDSCHOENEN IEDER PAAR ^GEGARANDEERD DENT's Ry en Auto HANDSCHOENEN met een zwakkeling als Wessels zelfs niet hebben, ingelaten. Carmen wil haar meerdere, in moreeleen in lichaamskracht, haar meerdere in passie ook. Ze wil stikken onder zijn kussen en bezwijmen onder zijne omhelzingen; ze wil zich door hem omsloten voelen als in een schroef, tot pijnens toe en die pijn is hare verrukking tevens. Maar deze Lex is geen hevige natuur, zinnelijk niet en geestelijk niet. Carmen zou zich nooit verkoopen voor wat duiten; ze wil alles of niets, de dood of de liefde, niet trouwen of alleen zich geven aan een man, aan wien zij zich ook geestelijk huwen kan. En Lampe, die in zijn diepste innerlijk bang is voor het leven, voor zijn fatsoen, voor zijn baantje, voor zijn oom, den pseudo-letterkunkunde (overigens een prachtfiguur in het boek; alle hulde!) is in geenen deele Lex' meerdere, want als ze hem zegt, dat ze met hem niet wil weg gaan, om de kinderen, en omdat Kieboom zijn dochtertje met gevaar voor eigen leven heeft gered (toch zijn doodgewone vader plicht !) legt Lampe er zich bij neer als een zoete jongen en juicht aan 't eind, dat... «haar ziel voor hem is"! waar ik niets van blief te gelooven. Lex zal later aan Lampe haar kalme vriend schap schenken, zooals ze 't Tromp en Wessels deed, en ze zal zich schikken in haar weelderig ofschoon wat saai bestaan met Kieboom. Wanneer die twee hun zil veren bruiloft vieren, zullen zij elkaar een kuischen kus geven, gelijk een paar be jaarde, niet meer jonge menschen past, die groote kinderen hebben, en ze zullen zelfs niet zeer ontevreden zijn over hun leven. En even, in een cSquet jeugdig buitje zal Lex met een ooi ij k, verstolen lachje zeggen tegen Lampe, ook al een oude pa met vol wassen dochter: Zeg Henk, weet je 't nog? Wat deden we toch mal, hè, in onze jonge jaren!" Maar een Carmen? Neen, mijnheer de Meester, Carmen zou anders gedaan hebben! O, ze is geen edele vrouw! Ze offert zich niet op? Ja. toch wel, alleen voor hem, dien ze liefheeft met ziel en lichaam, maar aan hem ook geheel! Echtgenoot, kinde ren, ouders, familie, kennissen, de conventie, fatsoen, het zou haar koud laten. Ze zou zijn weggegaan met hém, den man, haar meester, haar meerdere in den meest uitgebreiden zin van het woord. En voor den man, in wien de begeerte naar volledige vereeniging niet boven alles uitsloeg, zou ze niets anders hebben, dan hare wreede, niets ontziende verachting. Carmen is een artieste, een levens-artieste, een liefdes-artieste, want ze weet het leven in al zijn schakeeringen te grijpen, en over iiuiimiiiiiiiiiiniiiiniiiiiiiimiiiiiiMiHiiiiiiiiiiiiiiiilMmiiiiiiiiiiiiiiiiiii zakelijk chemische omzettingen bewerkstel ligen, bacillen noodzakelijk zijn, en dat zonder bacillen het leven niet te leven ware. Veronderstel dus nu, dat tegelijkertijd met de verwonding bacillen van, laat ik zeggen, bloedvergiftigingsziekte in den vinger zijn gedrongen, of dat zij er spoedig na de ver wonding in zijn gekomen, dan tracht het lichaam een gevecht aan te binden met die ingedrongen giften, en snellen de witte bloedlichaampjes uit het bloed naar de be dreigde plaats om te trachten het gift on schadelijk te maken. Een van de merkwaar digste processen die ooit onder een micros coop te zien zijn, is de wijze, waarop die witte bloedlichaampjes, phagocyten genaamd, hun vangarmen om de bacteriën heenslaan en ze op die wijze probeeren te bemachtigen, de bacillen in zich op te nemen en onscha delijk te maken. Dat zijn de bewegelijke troepen, het veldleger in ons lichaam. Doch niet al ij d gelukt het hun het gift onschadelijk te maken en verliezen zij den strijd. De bacteriën gaan dan verder langs bloed- en lymphebaan, doch vinden een andere stoor nis op hun weg. Zij naderen de klieren, de permanente verdedigers, de forten van ons lichaam. Kleine, meestal ronde, uit vaster weefsel bestaande knobbeltjes, ter grootte van een doperwt of hazelnoot vormen als het ware de filters voor de ingedrongen gi-ften Zij binden ter plaatse den strijd aan eti geven tot vernietiging van die giften aanleiding. Dat is de zwelling aan den hals, wanneer gij keelpijn hebt, dat is de zoogenaamde weerpijn in de lies bij een wond aan den voet. Kunt gij nu -begrijpen, dat de medicus geen vrees heeft voor deze zoogenaamde klieren, die in zoo'n geval door het moeilijke en het intensieve werk, dat zij verrichten, vergroot, gezwollen dus, en pijnlijk zijn? Voelt gij, dat levertraan daarvoor niets zal helpen en dat massage uit den booze is? Zelfs de algemeene klierachtigtieid, slechts bij kinderen zoo bekend, en waarvoor de levertraan zoo terecht een gunstige reputatie geniet als geneesmiddel, is een gevolg van gevechten tusschen ingedrongen giften, in dit geval meestal de tuberculosebacil. Dat is de kracht, de weerstand van ons lichaam de liefde heerscht zij met de macht eencr absolute monarche. Ze is wreed als de kat, die met de muis speelt tusschen haar klau wen, maar ze is trouw als een hond, zoolang een man haar in zijn liefde weet gevangen te houden. Ze is teeder en zacht, buigzaam en willig, maar ook heftig en listig, giftig en meedoogenloos; maar altijd is ze ondanks-hare sfinxachtige onverklaarbaarheid eerlijk, omdat ze zich in al hare stemmingen uitleeft. Wijl ik nu van dit alles in Lex niets ontdek, verklaar ik haar geen Carmennatuur te zijn en verwondert het mij, dat U dit boek zoo hebt genoemd. Ik hoop dat U het bij een herdruk anders zult willen betitelen. Met de meeste hoogachting, CARMEN iiHHiiiiiimiimiiiiiiiiiimiuiiiiiiimiiiiiitliiiiiiiiiHiiiiiimiiiitiiiiiiiuii Levensmeer Ik min het lieve meer, Dat lachen kan en anders niet, Als het de zonne keer op keer In zich weerspiegeld ziet. Dat glanst met zilverglans, Dat glanzen kan en anders niet. Als het de maan aan schittertrans In zilverglorie ziet. Dat zingt een golvenzang, Dat zingen kan en anders niet, Wanneer het met dat golfgeklang Gaat beuken 't stoer graniet. Dat droomt een wonderdroom, Dat droomen kan en anders niet, Als het den nachtenhemel vroom Zich donk'rend welven ziet. Dat weent om levenswee, Dat weenen kan en anders niet, Als het de gouden zonnezee Des avonds tanen ziet. Ik houd van u, o meer, Dat lacht en weent en anders niet, Omdat .in u mijn leven weer Zichzelf weerspiegeld ziet. C. SCHOUTEN miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii zelf, dat is de kracht door den Schepper ons gegeven, de macht grooter dan welke me dicijn ook. i En voelt gij nu, dat, hoe grooter en hoe machtiger de weerstand is, die geboden wordt aan het ingedrongen gift, hoe sterker de reactie is, die het lichaam, geeft, hoe grooter de kans op genezing is? Hoe grooter de kans, dat het lichaam het wint van de ingedrongen smetstoffen ? En is het U niet bekend, welk verschijnsel teweeg gebracht wordt door dat gevecht? Dat is immers de koorts, die slechts het symptoom is, dat in vele gevallen beschouwd kan worden als de graadmeter, als een bewijs van de hevigheid van den strijd door de verschillende lichaamssappen en delichaamsdeelen gevoerd. En dan is het U dadelijk duidelijk, dat de overwinning afhangt van de grootte van het weerstandsvermogen. Dat weerstandsvermogen is bij jonge, vol wassen en sterke menschen grooter dan bij ouden en zwakken, bij losbandigen kleiner dan bij souden, bij drinkers kleiner dan bij geheelonthouders en bij degenen, die in een goeden voedingstoestand verkeeren beter dan bij ondervoeden. Nu zal U de groote beteekenis duidelijk zijn van de sociale wetgeving, die er slechts op uit is om het weerstandsvermogen van den werkman te vergrooten, opdat, wanneer de nood aan den man komt, de door hem te voeren strijd voor hem onder gunstige om standigheden en voorwaarden aangebonden kan worden. Nu begrijpt U ook het groote nut van bosch-, hei- en zeelucht, waar alle factoren aanwezig zijn om de organen en de weefsels een krachtiger en gezonder leven te laten leiden. Doctor TULP AMSTERDAM ARNHEM 's GRAVECJHA6E ROTTERDAM UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl