Historisch Archief 1877-1940
10 Febr. '17.
No.,2068
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
HGDFD5M)
Concertgebouw Maria Ivogün.
Wanneer we eene soliste hare muzikale
bijdragen in onzen tijd zien aankondigen
met twee recitatieven en aria's van Mozart,
maken vele ondervondene teleurstellingen,
'dat onze verwachtingen ten opzichte der
vertolking niet al te zeer gespannen zijn.
Mozart schreef deze werken meestal voor
zijne schoonzuster Aloysia Weber, die we
mogen het veilig aannemen eene zangeres
van buitengewone middelen moet geweest
zijn, om te kunnen beantwoorden aan de
haar gestelde eischen.
Zangeressen met buitengewone middelen
worden er ook thans nog wel in voldoende
hoeveelheid gevonden, maar het bezit dier
middelen moet aangevuld worden door eene
nauwgezette studie, die onder den invloed
staat van een wil, die zich richt naar het
ieit, dat zonder klankschoonheid het wezen
«ener hoogere zangkunst iets ondenkbaars
is. In hoeverre Wagnefal dan niet de schuld
draagt van het verval der zangkunst, we
achten het hier niet de plaats daarover uit
1e weiden. Laten, we liever tot onze vreugde
coustateeren, dat het werk van den
onstenelijken Salzburger meester nog vertolksters
kan vinden, die het alle recht kunnen doen
wedervaren. Tot deze behoort de vermoede
lijk nog zeer jonge Maria Ivogün, die door
moeder Natuur kwistig bedeeld, haar buiten
gewoon zangtalent tot bijna volmaakte tech
nische ontwikkeling heeft opgevoerd.
Hier komen coloratuur- en
lyrisch-dramaiische zangkunst tot eene zeldzame harmo
nische ineenvloeiing, dat we in dit opzicht
naar weerga te vergeefs in de concertzaal
zoeken. Wanneer ge op een oogenblik de
feillooze staccati in het Mia speranza
adorata" tot driegestreept f gaande, als
tintelende flageoletten door het ruim hoort
fladderen, dan bereidt ge u in stilte mis
schien reeds voor op de komende ontgooche
ling, die de meeste coloratuur-zangeressen
brengen, wanneer ze iets van haar eigen
zieleleven hebben uit te storten.
Maria Ivogün brengt gelukkig die ont
goocheling niet. Uit haar optreden spreekt
«en zeer fijn beschaafd, gevoelig muzikaal
sentiment en intellect; alles maakt den indruk
van een ongekunsteld streven, de menschen
hare gaven onopgesmukt te doen deelachtig
worden.
Dat deze jonge vrouw meer kan dan met
zekere gratie fluweelen koptoontjes uitwer
pen, staat na de vertolking der interessante
aria Popoli dl Tessaglia" wel vast. Ze
: bracht de breedere dramatische plastiek, die
deze muziek, .geschreven ouder den invloed
'van Qluck's Alceste", inhoudt, voortreffelijk
tot haar recht.
j; ,-Van de muzikale intelligentie konden we
«Veneens een goeden indruk verkrijgen in
de liederen van Mahler, die de zangeres in
de mïddagurtvoeting voordroeg.
Hoewel in den aanvang technisch minder
goed gedisponeerd (de stem klonk eenigszins
«gesluierd") wist ze den eenvoudigen
volkstoon der gedichten uit des Knaben
Wunderhorn" wondergoed te treffen.
Eenschoonen achtergrond gaf Mengelberg niet het
orkest aan deze diepgevoelde en zoo
coloristisch rijk geïllustreerde zangen (in 't
bijzonder Wo die schonen Trompeten
blasen).
Vermoedelijk om ook thans weereen proefje
te geven van de ontwikkeling der coloratuur
gaf de soliste ons verder eene aria uit Lucia
de Lammermoor, (waar bij de obligatie fluit
partij in de beproefde handen van den heer
Willeke was) en als slot eene bewerking van
Johann Strauss' Geschichten aus dem Wie
ner Wald".
Gelukkig bleek de dispositie der stem
steeds beter te worden, zoodat het publiek,
opgetogen van bewondering voor deze prach
tige prestatie een da capo" verlangde, waar
aan bereidwillig werd voldaan.
Zoo was dit debuut in Holland een wel
verdiend groot succes en mogen we met
belangstelling den verderen geestelijken groei
tiiu minimin iiiiiimiiiiiii iiiiiniii i umi
MEDI
Wat is ziek zijn?
Wanneer kunnen wij in het algemeen
spreken van ziek zijn? Ik meen, dat daarvan
sprake is, wanneer de normale samenhang,
de normale verrichtingen en de normale
werking van de verschillende organen en
lichaamsdeelen is gestoord. Toch speelt de
individualiteit hierbij een zeer voorname
rol. Enkelen voelen zich reeds ziek, en klagen
steen en been bij deallergeringsteafwijkingen,
anderen daarentegen klagen slechts zeer
zelden en verrichten normaal hun werk,
zelfs met hooge temperatuur en grove
afwijkingen. Dit. klagen of flink zijn hangt
ten nauwste samen met wat wij noemen het
gestel van den patiënt, met de wijze, waarop
zijn psyche, zijn geest reageert op het ziek
zijn. Ik meen, dat het met mijn ervaringen
strookt, wanneer ik zeg, dat in het algemeen
vrouwen minder overgevoelig zijn dan
mannen, en vrouwen ook beter pijn kunnen
verdragen dan mannen. De vrees, dat een
afwijking van ernstigen aard zal zijn en een
langdurig* ziekbed kan tengevolge hebben,
misschien zelfs den dood, doet bij verschil
lende patiënten een gevoel van overprikkeling
en angst ontstaan, waardoor hun klachten
ontzettend worden verergerd. Op theatrale
wijze uiten zij hun bezwaren, leggen alles
er duimdik bovenop, en schreeuwen het uit
van pijn bij de minste aanraking. Dat zijn
dézoogenaamde nerveuzen, de menschen, die
bijzonder veel last hebben van hun zenuwen.
U voelt onmiddellijk, dat in dit verband
het woord zenuwen niets te maken heeft
mét de talrijke witglanzende strengen, die
overal in ons geheele lichaam aanwezig
zijn, en die verdeeld worden in
gevoelszenuwen, al naarmate ze dienst doen voor
de gevoelsgewaarwordingen, en
bewegingszenuwen, die de beweging van de spieren
van deze technisch ongeveer volmaakte zan
geres volgen.
Het orkest, dat in deze uitvoeringen de
soliste op de bekende artistieke wijze bege
leidde, bracht als noviteit Petite suite" van
Debussy, een werkje vermoedelijk uit vroe
gere jaren, harmonisch nog weinig gecom
pliceerd, maar, ate alles wat uit het hoofd
en den geest van den leider der moderne
Fransche school komt, bevallig van inhoud
en Trorm en voortreffelijk doorzichtig geïn
strumenteerd.
Met eene in zeer frisschen, gezonden toon
gehouden reprise van Mozart's Haffner Sere
nade, waarin wij Zimmerman een extra
compliment voor zijne stijlvol voorgedragen
cadenzen moeten maken, heeft Mengelberg
een goed werk gedaan.
Zulks had hij ook kunnen doen, wanneer
hij de leicht geschürzte Muse", die met
Johann Strauss hare intrede in ons zoo
deftig Concertgebouw deed, eens een korter
rokje had aangetrokken.
Nu trokken de kostelijke figuren van een
prins Orlofsky tot en met de nederige cipier
Frosch als zwaar muzikaal declameerende
gestalten, op hooge kothurnen", aan ons
geestesoog voorbij.
Wanneer Mengelberg ons weer eens de
Fledermaus-ouvertüre geeft, hoop ik, dat hij
tevoren eens naar director Gabriël of Braun"
gaat luisteren l
Wat er onder een mogelijk luchtiger
invloed, alsdan met dit orkest, voor den dag
moet komen, zal iets zijn, dat den hoorder
zelfs niet in de minimale ruimte tusschen
twee concertgebouwstoelen, vermag rustig
te houden. VAN LEEUWEN
INGEZONDEN
Aan Johan de Meester
Weledelgeboren Heer,
Uit vrees, dat u me zoudt verdenken een
vrouw" te willen na-apen tegenover Ego",
indien ik u een particulieren brief zond,
schrijf ik u in het openbaar; dan kan boven
dien iedereen lezen, wat ik u te vragen heb.
Mijn vraag is deze:
Waarom noemde u uw laatste boek
Carmen ?
Ik heb altijd gemeend, dat de titel van
een boek als 't ware de gecondenseerde
essentie is van het werk zelf en zoo goed
mogelijk het onderwerp weergeeft, dat in
het boek als hoofdmotief wordt behandeld.
En u zult toch niet beweren, dat Lex een
Carmen" is?
O, wat heb ik me op dit boek verheugd
en er naar verlangd, toen ik wist, dat het
komen zou l Want, hoe had ik vroeger ge
noten van Geertje". Ik heb gehuild ornaat
boek! Gehuild om de liefdesellende van die
arme meid, maar ook geschreid van geluk
om wat u me schoons gegeven had in dat
werk, want zoo warm en echt doorvoeld de
volle overgave van dit volkskind in hare
liefde.
Nu zou Carmen" komen en ik voorvoelde
reeds de sensatie van machtige ontroering,
die ook dit boek me schenken zou, om het
volkomen psychologisch indringen in de zoo
gecompliceerde Carmennatuur, die slechts
zér enkele mannen vermogen te begrijpen.
Ik las met verwachting, met hoop, toen..'.
kwam eerst verwondering, daarna verflau
wing, teleurstelling, ergernis. Heette deze
Lex Carmen te zijn? Maar het had er niks van!
En toen ik het boek uit had en sommige
gedeelten herlezen, wist ik het: De auteur,
die Geertje zóó levend had geteekend, dat
ik haar soms, als in een visioen, vóór me
meende te zien staan, behoort tot die
manren, aan wie de Carmennatuur in den grond
vreemd blijft.
Want een Carmen is niet alleen grillig,
wispelturig, ongemeen, vreemd en ? wreed,
coquet, eeuwig bekoorlijk door hare eeuwige
veranderlijkheid, zij is bij al hare wisselende
stemmingen toch heel, tóch gaaf, tóch vrouw
uit n stuk, die weet wat ze wil. Ze is
nooit half, ze gaat tot uitersten, maar ze
gaat haar eigen weg, als een koningin in
zelfbewustheid, hoog zich plaatsend boven
het oordeel der menschen. Ze trapt de con
ventie weg en trekt er minachtend de ver
leidelijke lippen voor op. Zij weet, wat ze
IMIIIIIIMMIIflIIJIIII
bewerkstelligen.
De zenuwen, die in het voornoemde ver
band worden bedoeld, zijn niet de strengen,
maar de hersenen, d. w. z. de geest van het
individu zetelend in de hersenen. Talrijk
zijn de oorzaken, die het individu tot
zenuwlijder maken, zoowel overwerken, slechte
levenswijze, onvoldoende voeding, als ver
driet, ongelukkige huiselijke omstandigheden
en dergelijke, maar voor alles wordt de
zenuwachtigheid gevormd in de jeugd door
onvoldoende en slechte opvoeding door de
ouders, die, door het verwennen en toe
geven van hun kinderen niet de remmers
vormen, waardoor de ontvankelijke geest
van het jeugdige individu in normale banen
wordt geleid.
Slechts zelden worden zenuwlijders ge
boren, ze worden gemaakt! En een gepast
strenge opvoeding blijf ik toch altijd het
voornaamste middel achten, om dit groote
euvel, dat de werkkracht en den werklust
van het individu zoo vermindert, te helpen
voorkomen. Daar is een ruim arbeidsveld
voor den arts, die zelf een persoonlijkheid
moet zijn, subjectief vanuit duizendvoudig
wisselend standpunt.
Ongelooflijk is de verbazingwekkende on
wetendheid omtrent anatomische verhoudin
gen, omtrent de verhoudingen in het
menschelijk lichaam.
Bij de vrouw eindigt de kennis gewoonlijk
bij de keukenervaringen voor vleesch, been
deren en vet. Bij de mannen is het nog
erger. Zij weten niet eens hoe een kind ter
wereld komt, zij weten niet, dat ons lichaam
voortdurend aan veranderingen onderhevig
is, en dat elk oogenblik een wisseling en
verandering plaats heeft van de cellen, waar
uit ons lichaam is opgebouwd, dat elke cel
haar eigen leven leeft, dat zij zelfstandig
strijd voert met de omgeving, tegen mecha
nische machten en giften.
Het is bijna elkeen onbekend, dat de beide
geslachten man en vrouw niet zoo scherp
van elkaar gescheiden zijn als het schijnt,
maar dat elke afzonderlijke persoonlijkheid
mannelijke en vrouwelijke eigenschappen
on vermengd In zich draagt. Slechts zijn bij
den man de mannelijke eigenschappen over
wegend, bij de vrouw de vrouwelijke. Er
zoekt; alleen ze wil niet, dat anderen
weten. Ze verbergt hare natuur, ze slaat
telkens kronkel weggetjes in om den speur
der in de war te brengen; en In dat spel
letje heeft ze pietzier. Ze wil niet nagegaan,
niet doorzien worden. Ze hunkert naar liefde,
en doet alsof ze er niets om geeft. Maar
de liefde, zooals zij die geven en ontvangen
wil, schenkt ze alleen aan den man, die haar
waard is. Daarom verlaat ze een Josévoor
een Escamjllo. En zoo ze zich vergistte, en
ze zich wegschonk aan een onwaardige, aan
een man, die niet durft, die half is, die bang
is om de consequenties van zijn daden te
aanvaarden, ze schopt hem van zich, als een
toddel vuil papier en ze vloekt van kwaad
heid op zich zelf, dat ze zich vergistte.
Carmen is liefdevrouw; nooit moeder. De
moeder zou in Carmen de liefdevrouw
dooden, en Carmen zou geen Carmen meer zijn.
Neen, mijnheer de Meester, Carmen zou
zich nooit verslingeren aan een vent als
Kieboom! Die zou hoogstens goed genoeg
zijn geweest voor een amusements-liaison
van een paar weken, maar met hem trouwen,
conventioneel trouwen zonder de ware liefde?
Mais fidonc! Daarvoor is Carmen's passie
te grootsch, haar liefde te mooi!
Want als Carmen waarachtig liefheeft,
bestaan er voor haar geen hinderpalen, offert
ze alles aan hare liefde, gaat ze er desnoods
aan te gronde; ze aanvaardt de uitersten.
Dood en verderf treedt ze voor haar liefde
tegemoet, maar ze sjachert er niet mee.
Een Carmen zou stichtelijk haar neus
ophalen voor een minnaar als Hendrik Lampe,
die altijd aarzelt en telkens terugkrabbelt,
die in alles half en zelfs geen artiest is.
Neen, mijnheer de Meester, Lampe is geen
artiest, al wilt u ons dat suggereeren. Hij
zegt van zich zelf, dat hij zich artiest voelt,
dat hij graag boeken schrijft, maar de lezer
voelt zijn artiest-zijn niét. Wij krijgen wel
's wat over zijn laatste werk te hooren. dat
succes had (dat gebeurt altijd in boeken),
maar we zien hem nooit eens alleen aan het
werk, wij zien hem nooit eens in de een
zaamheid genieten van zijn arbeid, van zijn
studie in de letterkunde. We moeten het
maar gelooven, als u het ons vertelt, maar
we nemen het zelf niet waar. Als Lampe
alleen op z'n kamer is en niet behoeft te
vreezen, dat iemand hem uit z'n sfeer zal
komen halen, gaat hij zich voor den spiegel
bekijken en peinzen over Lex. Als hij dan
eindelijk naar bed gaat, waar zijn vrouw al
slaapt, zou hij weer willen, dat zij wakker
was, en... ach, die vent maakt me kregelig
met zijn halfheid.
En Lex is ook geen artieste; ik vraag me
af: waaruit moet ik haar artiest zijn opma
ken ? Omdat zij zich goed kleedt en in alle
bewegingen van haar mooi lichaam gracieus
is? Maar dat doen zooveel vrouwen die
heelemaal niet artistiek zijn. Omdat ze tech
nisch nogal goed piano speelt en. . Soirees
de Vienne" kiest van Liszt, een paradestuk ?
Ze is zelfs zóó weinig artieste dat ze (zie
biz. 343) niet eens een nocturne van Chopin
atfspeeit. Ook haar zie ik ooit alleen voor
den vleugel zitten en genieten van de
muzi«k, die ze speelt. En hoe kan zelfs een
dilettant-artiest daarin weg zijn! Alleen
voor je piano met Chopin of Beethoven of
Bach, of den fijn-sub'Jelen Mozart! Niets
daarvan bij'LexIZij speelt .Soirees de Vienne"
en als 't uit is, weet Lampe niets beters te
zeggen, dan deze banaliteit: Kraning ge
speeld !" En die twee heetten artiesten na
turen l ?
Neen, mijnheer de Meester, het spijt mij,
maar dat is niet aannemelijk. Nergens stijgt
Lex in haar gesprek boven den
conversatietoon uit. Op blz. 88 en 316 vertelt u dat ze
over kunst praat, op blz. 317 even een goede
opmerking Over van Schendel, verder hooren
we haar alleen doodgewone dingen zeggen.
Waarom zoo'n kunst gesprek eens niet weer
gegeven. Nu blijft alles vaag en moeten we
't maar gelooven, als u't zegt. Als Lex later
een novelle tracht te schrijven, zoekt ze hulp
bij Lampe, die haar werk maar zoo-zoo vindt.
Als ze zelf artiest was, zou ze toch wel
voelen, hoe ze 't uiten moest!
Ook hare liefdeshistories van mij tammen
aard met Tromp en Wessels zijn niet die,
aan een Carmen-natuur eigen. Carmen kent
voor een man nooit vriendschap. Lex wel
(blz. 43). Carmen kan zich niet vergenoegen
met een nagloeien van liefde, als de gloor
van een versmeulde turf. Carmen zou zich
bestaat geen man, die slechts man, geen
vrouw, die slechts vrouw is.
Verschillend is dan ook de reactie van
een ziekmakende agens op elk individu, en
ten nauwste hangt de uitwerking samen met
leeftijd, geslacht en het bovenbesproken
gestel.
Wat doet nu het lichaam, wanneer ziek
makende kiemen er in zijn gedrongen, en
op welke wijze reageert het lichaam, en op
welke wijze tracht het zich te verzetten tegen
het ingedrongen gift?
Ik mag voor mijn lezers bekend veron
derstellen het feit, dat de meeste ziekten
worden veroorzaakt door bacillen of bacte
riën, kleine levende wezens, zooals gij weet,
behoorende tot het planten- of het
dierenrijk, die in staat zijn zich zeer snel te ver
menigvuldigen meestal door deeling of
splijting. Deze bacillen of bacteriën hebben
allen hun verschillende eigenschappen. Ik
bedoel, dat sommige het prettigste leven
bij een lage temperatuur, andere bij een
hooge, dat sommige het snelste groeien in
het water, andere in den bodem, sommige
in het licht, anderen weer in het donker enz.
De meeste Wekten, infectieziekten worden
nu veroorzaakt door dergelijke bacillen. Zoo
is iemand, die aan rondvonk lijdt, besmet
met de rondvonkbacil, iemand aan long
ontsteking met de longontstekingbacil, bij
cholera met de cholerabacil en bij pest met
de pestbacil. Voor bloedvergiftiging, typhus,
kinkhoest, syphilis, voor al deze ziekten
bestaat een specifieke bacillensoort, die, in
het lichaam komende op een gegeven oogen
blik daar een goede basis treft voor ver
menigvuldiging en die daar aanleiding geeft
tot de verschijnselen van hetzij longont
steking, typhus, hetzij roodvonk of de an
dere ziekten als boven genoemd. Hoe
verweert zich nu het lichaam tegen de
ingedrongen giften ? Laat ik als voorbeeld
nemen een wondje aan den wijsvin
ger, een wondje gemaakt door een mes,
dat niet bepaal schoon is te noemen, een
mes, waaraan dus tallooze bacillen kleven,
want dat moet natuurlijk als vaststaand be
schouwd worden, dat overal bacteriën en
bacillen van allerlei soort aanwezig zijn, dat
zonder bacteriën, die ook in het lichaam
noodAuBo
ALLEEN VERKOOP in
NEDERLAND van
HANDSCHOENEN
IEDER PAAR
^GEGARANDEERD
DENT's
Ry en Auto
HANDSCHOENEN
met een zwakkeling als Wessels zelfs niet
hebben, ingelaten.
Carmen wil haar meerdere, in
moreeleen in lichaamskracht, haar meerdere in passie
ook. Ze wil stikken onder zijn kussen en
bezwijmen onder zijne omhelzingen; ze wil
zich door hem omsloten voelen als in een
schroef, tot pijnens toe en die pijn is hare
verrukking tevens.
Maar deze Lex is geen hevige natuur,
zinnelijk niet en geestelijk niet. Carmen
zou zich nooit verkoopen voor wat duiten;
ze wil alles of niets, de dood of de liefde,
niet trouwen of alleen zich geven aan
een man, aan wien zij zich ook geestelijk
huwen kan. En Lampe, die in zijn diepste
innerlijk bang is voor het leven, voor zijn
fatsoen, voor zijn baantje, voor zijn oom,
den pseudo-letterkunkunde (overigens een
prachtfiguur in het boek; alle hulde!) is in
geenen deele Lex' meerdere, want als ze
hem zegt, dat ze met hem niet wil weg
gaan, om de kinderen, en omdat Kieboom
zijn dochtertje met gevaar voor eigen leven
heeft gered (toch zijn doodgewone vader
plicht !) legt Lampe er zich bij neer als een
zoete jongen en juicht aan 't eind, dat...
«haar ziel voor hem is"! waar ik niets
van blief te gelooven.
Lex zal later aan Lampe haar kalme vriend
schap schenken, zooals ze 't Tromp en
Wessels deed, en ze zal zich schikken in
haar weelderig ofschoon wat saai bestaan
met Kieboom. Wanneer die twee hun zil
veren bruiloft vieren, zullen zij elkaar een
kuischen kus geven, gelijk een paar be
jaarde, niet meer jonge menschen past, die
groote kinderen hebben, en ze zullen zelfs
niet zeer ontevreden zijn over hun leven.
En even, in een cSquet jeugdig buitje zal
Lex met een ooi ij k, verstolen lachje zeggen
tegen Lampe, ook al een oude pa met vol
wassen dochter: Zeg Henk, weet je 't
nog? Wat deden we toch mal, hè, in onze
jonge jaren!"
Maar een Carmen? Neen, mijnheer de
Meester, Carmen zou anders gedaan hebben!
O, ze is geen edele vrouw! Ze offert zich
niet op? Ja. toch wel, alleen voor hem,
dien ze liefheeft met ziel en lichaam, maar
aan hem ook geheel! Echtgenoot, kinde
ren, ouders, familie, kennissen, de conventie,
fatsoen, het zou haar koud laten. Ze zou
zijn weggegaan met hém, den man, haar
meester, haar meerdere in den meest
uitgebreiden zin van het woord. En voor den
man, in wien de begeerte naar volledige
vereeniging niet boven alles uitsloeg, zou
ze niets anders hebben, dan hare wreede,
niets ontziende verachting.
Carmen is een artieste, een levens-artieste,
een liefdes-artieste, want ze weet het leven
in al zijn schakeeringen te grijpen, en over
iiuiimiiiiiiiiiiniiiiniiiiiiiimiiiiiiMiHiiiiiiiiiiiiiiiilMmiiiiiiiiiiiiiiiiiii
zakelijk chemische omzettingen bewerkstel
ligen, bacillen noodzakelijk zijn, en dat
zonder bacillen het leven niet te leven ware.
Veronderstel dus nu, dat tegelijkertijd met
de verwonding bacillen van, laat ik zeggen,
bloedvergiftigingsziekte in den vinger zijn
gedrongen, of dat zij er spoedig na de ver
wonding in zijn gekomen, dan tracht het
lichaam een gevecht aan te binden met die
ingedrongen giften, en snellen de witte
bloedlichaampjes uit het bloed naar de be
dreigde plaats om te trachten het gift on
schadelijk te maken. Een van de merkwaar
digste processen die ooit onder een micros
coop te zien zijn, is de wijze, waarop die
witte bloedlichaampjes, phagocyten genaamd,
hun vangarmen om de bacteriën heenslaan
en ze op die wijze probeeren te bemachtigen,
de bacillen in zich op te nemen en onscha
delijk te maken. Dat zijn de bewegelijke
troepen, het veldleger in ons lichaam. Doch
niet al ij d gelukt het hun het gift onschadelijk
te maken en verliezen zij den strijd. De
bacteriën gaan dan verder langs bloed- en
lymphebaan, doch vinden een andere stoor
nis op hun weg. Zij naderen de klieren,
de permanente verdedigers, de forten van
ons lichaam. Kleine, meestal ronde, uit
vaster weefsel bestaande knobbeltjes, ter
grootte van een doperwt of hazelnoot vormen
als het ware de filters voor de ingedrongen
gi-ften Zij binden ter plaatse den strijd aan
eti geven tot vernietiging van die giften
aanleiding. Dat is de zwelling aan den
hals, wanneer gij keelpijn hebt, dat is de
zoogenaamde weerpijn in de lies bij een
wond aan den voet. Kunt gij nu -begrijpen,
dat de medicus geen vrees heeft voor deze
zoogenaamde klieren, die in zoo'n geval
door het moeilijke en het intensieve werk,
dat zij verrichten, vergroot, gezwollen dus,
en pijnlijk zijn? Voelt gij, dat levertraan
daarvoor niets zal helpen en dat massage
uit den booze is?
Zelfs de algemeene klierachtigtieid, slechts
bij kinderen zoo bekend, en waarvoor de
levertraan zoo terecht een gunstige reputatie
geniet als geneesmiddel, is een gevolg van
gevechten tusschen ingedrongen giften, in
dit geval meestal de tuberculosebacil. Dat
is de kracht, de weerstand van ons lichaam
de liefde heerscht zij met de macht eencr
absolute monarche. Ze is wreed als de kat,
die met de muis speelt tusschen haar klau
wen, maar ze is trouw als een hond, zoolang
een man haar in zijn liefde weet gevangen te
houden. Ze is teeder en zacht, buigzaam en
willig, maar ook heftig en listig, giftig en
meedoogenloos; maar altijd is ze
ondanks-hare sfinxachtige onverklaarbaarheid
eerlijk, omdat ze zich in al hare stemmingen
uitleeft. Wijl ik nu van dit alles in Lex
niets ontdek, verklaar ik haar geen
Carmennatuur te zijn en verwondert het mij, dat
U dit boek zoo hebt genoemd.
Ik hoop dat U het bij een herdruk anders
zult willen betitelen.
Met de meeste hoogachting,
CARMEN
iiHHiiiiiimiimiiiiiiiiiimiuiiiiiiimiiiiiitliiiiiiiiiHiiiiiimiiiitiiiiiiiuii
Levensmeer
Ik min het lieve meer,
Dat lachen kan en anders niet,
Als het de zonne keer op keer
In zich weerspiegeld ziet.
Dat glanst met zilverglans,
Dat glanzen kan en anders niet.
Als het de maan aan schittertrans
In zilverglorie ziet.
Dat zingt een golvenzang,
Dat zingen kan en anders niet,
Wanneer het met dat golfgeklang
Gaat beuken 't stoer graniet.
Dat droomt een wonderdroom,
Dat droomen kan en anders niet,
Als het den nachtenhemel vroom
Zich donk'rend welven ziet.
Dat weent om levenswee,
Dat weenen kan en anders niet,
Als het de gouden zonnezee
Des avonds tanen ziet.
Ik houd van u, o meer,
Dat lacht en weent en anders niet,
Omdat .in u mijn leven weer
Zichzelf weerspiegeld ziet.
C. SCHOUTEN
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii
zelf, dat is de kracht door den Schepper ons
gegeven, de macht grooter dan welke me
dicijn ook. i
En voelt gij nu, dat, hoe grooter en hoe
machtiger de weerstand is, die geboden
wordt aan het ingedrongen gift, hoe
sterker de reactie is, die het lichaam, geeft,
hoe grooter de kans op genezing is? Hoe
grooter de kans, dat het lichaam het wint
van de ingedrongen smetstoffen ? En is het
U niet bekend, welk verschijnsel teweeg
gebracht wordt door dat gevecht? Dat is
immers de koorts, die slechts het symptoom
is, dat in vele gevallen beschouwd kan
worden als de graadmeter, als een bewijs
van de hevigheid van den strijd door de
verschillende lichaamssappen en
delichaamsdeelen gevoerd. En dan is het U dadelijk
duidelijk, dat de overwinning afhangt van
de grootte van het weerstandsvermogen.
Dat weerstandsvermogen is bij jonge, vol
wassen en sterke menschen grooter dan bij
ouden en zwakken, bij losbandigen kleiner
dan bij souden, bij drinkers kleiner dan
bij geheelonthouders en bij degenen, die in
een goeden voedingstoestand verkeeren beter
dan bij ondervoeden.
Nu zal U de groote beteekenis duidelijk
zijn van de sociale wetgeving, die er slechts
op uit is om het weerstandsvermogen van
den werkman te vergrooten, opdat, wanneer
de nood aan den man komt, de door hem
te voeren strijd voor hem onder gunstige om
standigheden en voorwaarden aangebonden
kan worden. Nu begrijpt U ook het groote
nut van bosch-, hei- en zeelucht, waar alle
factoren aanwezig zijn om de organen en
de weefsels een krachtiger en gezonder leven
te laten leiden.
Doctor TULP
AMSTERDAM ARNHEM
's GRAVECJHA6E ROTTERDAM
UTRECHT