De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 17 februari pagina 3

17 februari 1917 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

17 Febr. '17. - No. 2069 t)E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 3 ucN HAAG ROTTERDAM AMSTERDAM KUNSTHAND WEVEN. Geïllustreerde Handleiding ten gebmike van school en huis voor het aanleeren der technieken van Kunst- en Spoelweven op den handweefstoel, door ELIS. M. EOGÖE en LOTJISE H. WILDT. Prtjs, Recart. f 1.90. UitRave van VA» HOLKMCA & WAMNDOBÏ, A' .lam. J.S.MEUWSEN Homerancier Hoeden en Hode-Rsguijnen. j AMSTERDAM. Leidschestraat 4, B.passage h. D.rak,l Damstraat h. Nes, Doelenstr. h Ach- | terburgwal. ROTTERDAM. Mosseltrap 3, Boymansstraat 3. ADVERTISING IS MONEY-MAKIN6 MiiiiimiMiiii lllllltlllllllllllllMIIIIIIIMIlHIIIIIIMII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIinillllllllllllMIIIIIIIIIH RV.D.HBIDE '8-Gravel.weg. Tel. 1160 ARTISTIEKE MEUBILEERING SPECIALE OHTWEBPEN TAMINIAÜ'S ? JAM DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts ? l.90 per kwartaal .«gaBOPOBOPDaBpaonp; O^ffi^.*^^.'^^1 i1^* ? i Vi ^ r-ftf'iO ^?yl *y!__ EI EENIGE SPECIALITEIT Ka B3 IP Kg KRlMPVRïjE l SI GEZONDHEIDS- fa a*! ka gl ONDERGOEDEREN g B| Nederlandsch Fabrikaat ||g Iti'TFUCOTHUlSi g REG. B REESTRAAT. 35 gg |g TEL. 50 6 6 N. 'üigp MEDDENS S.B. gereed en naar maat vanaf f «5.-. Coupéur-reiziger te ontbieden. lolvegl! HET ADRES VOOR HEERENKLEEDING HJ.LOOR, Utrecht Mr. MAKTEN MEES f Febr. 1917 beteekenis worden, wanneer de oorlog nog lang duurt; zij blijft van ondergeschikt be lang, wanneer Duitschland door den ver scherpten duikbootoorlog te weeg kan brengen, dat over eenige maanden Engeland zich bereid verklaart, vredesonderhandelinv gen te beginnen. Een ander gevolg van zijn jongsten maat regel, dat Duitschland onder de oogen heeft moeten zien, is de wijziging in zijne ver houding tot de onzijdige mogendheden. Dat een of meer van deze mogendheden aan Duitschland den oorlog verklaard zouden hebben, zal men daar stellig niet verwacht .hebben; zij hadden alle reeds vroeger duide lijk genoeg te verstaan gegeven, dat alleen een schending van haar grondgebied voor haar een reden zou zijn om zich te weer te stellen. Maar al haalt Duitschland zich geen nieuwe vijanden op den hals, toch berokkent het zich schade, omdat het voor taan verstoken zal zijn van den toevoer van levensmiddelen uit die landen, waaruit het tot dusverre nog een deel van zijne behoeften kon betrekken. Om alleen bij Nederland te blijven: Wanneer onze vaart op Amerika zoo goed als geheel belemmerd wordt, zal onze uitvoer.naar Duitschland tot een mini mum worden teruggebracht, alleen tot datIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIimillllimlltlllllHIlllllllllHlIUIIIIIIUIIIIII wirwar van schilderhuisjes en achteruitjes iangs den vaartkant. Op de walstoep, naast de W.C., z'n tranende oogen verknijpend tegen de felkoude snijding uit 't Oosten, stond burgervader op post. Kwis pelend omwapperden de jaspanden z'n langdunneoudemansbeenen en terwijl hij als weergroet z'n hand in zwart sajetten mitaine statig omhoogsloeg naar de petklep, mon kelde z'n mond wat vriendelijke woorden: Meneeren! Veul heeft, 't zoo nog niet 'winterd. Ik wil je waar zegge, dat t nou 'n kwaai tijd is voor de binnenvaart. Zie je, zeg..." Bij den ingang van ons wedstrijden baantje stond ons factotum voor zaken van vertrouwen. Hij stampvoette al van koude, terwijl z'n roodkleume handen kaartjes ver ruilden voor 'n duppie. Naast hem betoogde armzwaaiende iets onze secretaris. Ik viel hem in de rede: Hèje genoteerd, hoeveel entréekaartjes je uit'geven hebt?" Wel neen-ik, m jij die dan niet 'teld ?" Factotum vertrok geen spier, maar ik zag lichtjes glinsteren in n van z'n oogen, Hoeveel entréekaartjes ik 'kregen heb, dat weet ik niet, vanzelf." Toen, tastend in z'n broekzak, haalde hij te voorschijn al 't kleingeld, dat hij ontving. Neem 't maar vast mee. D'r zijn me nog kaartjes uit de vingers 'e waaid ook. Maar meer cente heb ik niet." Als bewijs ging de broekzak te binnenste buiten. 't Was onze eerste fout. Misschien zou 'ie ons geld kosten. In Godsnaam. Factotum had 't waarachtig niet breed. En wat we tekort schoten, betaalde immers toch onze afdeeling van den Ijsbond H. N. K." Hoeveel paren er reden kan ik niet zeggen. Maar 't waren er velen. Onze bestuursharten klopten van voldoening. Met welgevallen keken we neer op de gesportkouste beenen der heeren, de slanklenige enkels der dames. Eerebaantjes wer den gereden, 't Beemsterorgel verkondde juichend de vondst dat ,.mein Herz 'n Bienenhaus" was... Toen zwierd«n de paren ten kampstiijd.,. De armen kruislings. Mis schien hand aan hand. Ik weeft niet meer. Maar de regels van 't schoonrijden volgden allen, zoo goed en zoo kwaad ze die theoretisch practisch hadden geleerd. De jury-leden waren in actie... Wie waren 't ? Vaag bob belt even 'n naam op in m'n herinnerings zee, als 'n bruinvisch bij de zandplaat van gene, dat wij zullen moeten leveren in ruil voor enkele dingen, waar wij zelf niet buiten kunnen. Ook dit schijnt er op te wijzen, dat men in Duitschland den toestand, door den ver scherpten duikbootoorlog te voorschijn geroe pen, als van kortstondigen duur beschouwt. Hoe langer die toestand immers zal aanhou den, hoe frooter de nood in Duitschland zelf zal worden. Dat die nood reeds hoog gestegen is, zal door weinigen worden be twijfeld; de poging door Duitschland in December 1.1. gedaan om tot vredesonder handelingen te geraken, bewijst voldoende behalve dan voor hen, die ze hebben be schouwd als een bewijs van de menschlievende gevoelens der Duitsche regeering dat het water er aan de lippen staat. Indien de voorafgaande beschouwingen juist zijn, dan heeft men in den verscherp ten duikbootoorlog een laatste middel van Duitschland te zien, om te ontkomen aan de noodzakelijkheid, dat het om vrede zal moeten vragen, ook al is het in den oorlog niet overwonnen. Maar een uiterst gevaarlijk middel hoe langer het zal moeten worden toegepast, hoe grooter de kans, dat Duitschland zelf er door zal bezwijken. 14 Februari 1917J G. W. KERNKAMP IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIinillllllllllMllllltllllllllllllllllMIIIIIIIIIIII J. H. RöSSING 1847 -r 16 Februari 1917 Rössing reeds 70 jaar? Wie zou het gelooven, die dag aan dag artikelen van hem ziet verschijnen of die oordeelt naar zijn nog jeugdig uiterlijk en zijn kaarsrechte figuur. Als onverpoosde arbeid in dienst van de veeleischende, nooit rustende journalistiek, een middel is om jong en levendig van geest te blijven, dan is Rössing daarvoor een sprekende reclame. Dit is geen volledige levensschets en nog minder een bibliographie. Er is een geval bekend van een jubilaris dien men op Sinter klaas verraste met een volledige opgaaf van zijn verspreide geschriften. Hoe goed men het ook met Rössing voor had, niemand zou in staat zijn hem op zoo iets te ver gasten. Veel eenvoudiger dan nog. hem vele jaargangen thuis te sturen van Het Nieuws van den Dag, de Amsterdammer, de Op rechte Haarlemmer, Eigen Haard, Op de Hoogte en nog tal van andere periodieken. (Hij slingert zijn copie zelfs om den Evenaar). Op die manier zou hij in bezit komen van het meerendeel zijner pennevruchten, al dan Onrust. Wat doet 'ter ook toe. Gedrieën woonden ze in Alkmaar. Misschien op de Laat of de Mient. Maar ze hadden met genoegen aanvaard onze uitnoodiging om de jury te vormen bij onzen wedstrijd." Wij, bestuursleden, schaatsten voorzichtig de baan langs. Lieten de winterzon sterretjes schieten op 't matig verzilverd insigne, dat we kochten elk voor eigen rekening, Een van de deelneemsters rustte aan 't baaneind. 't Kort blauw manteltje droeg op de buste 'n rist goudglanzende medailles. Mejuffrouw," ibeproefde ik m'n aanval. Ik breng u hulde! U draagt een goudmijn op 't hart." Ze glimlachte afwezig. Verveeld, noemt men 't, naar ik meen. Zóó glimlachen kun nen alleen heel groote artisten, als ze in de provincie worden aangesproken door een belangstellend inboorling. Ze keek ook niet naar m'n blikkerend voorzitters-insigne. Maar zich wendend tot een confrère, sprak ze met Oostenwind-scherpte: Er is hier niet eens gezorgd voor een windscherm en banken!" 't Was onze tweede tekortkoming. Onmiddellijk gevoelden we de derde. Want de confrère gaf lipsmakkend terug: Werd er tenminste maar iets verwarmends geoffreerd." niet gesigneerd, maar?eerst moest hij verhuizen. Die enorme hoeveelheid sloot degelijkheid niet uit. Rössing's tooneelkritiek, altijd hoofd zaak in zijn veelzijdig werk, staat op den stevigen grondslag van degelijke voorstudie, groote kennis van de geschiedenis van het tooneel, van personen en toestanden. Geen die hem daarin evenaart, geen die zooveel achter de coulissen heeft gekeken. De ge schiedenis van het tooneel, van Samuel Coster tot op heden, is voor hem als een opengeslagen boek en welhaast veertig jaar heeft hij haar zelf doorleefd en meegemaakt. In zooverre is Rössing zijn roeping mlsgeloopen, dat hij als geschiedvorscher is begonnen en daarvoor grooten aanleg toonde. Als candidaat in de letteren maakte hij zich in 1875 reeds naam door de beantwoording van een prijsvraag over Coster's Academie en daarna heeft hij, snuffelend in archieven en bibliotheken, tal van bijzonderheden aan het licht gebracht over Vondel en zijntijdgenooten. Die nieuwe feiten zijn met waar deering en als werkelijke vondsten erkend, door Jonckbloet, Van Vloten en Alberdingk Thym. Toen is hij op andere paden gegaan. Hij werd de eerste secretaris van Het Nederlandsch Tooneel", maar nooit is hij zijn eerste liefde, de geschiedenis en vooral die van onze letterkunde, ontrouw geworden. Voortaan echter zouden het tooneel en de journalistiek hem hoofdzakelijk binden. Vrij zeldzaam zijn zijne geschriften vanbreeden opzet, maar onder deze heeft het hoofdstuk over het tooneel in het gedenkboek Een halve eeuw" (1898), blijvende waarde en eveneens heeft hij, nog kort geleden, in een lijvig gedenkschrift over Het Nederlandsch Tooneel" gedurende haar 40jarig bestaan, blijken gegeven van zijn historischen aanleg. Moest dat boek critiek ondergaan, dan zou men op n werkelijke leemte kunnen wijzen. De schrijver heeft niet kunnen vermijden, de titels te vermel den van de vele tooneelstukken welke door J. H. Rössing werden vertaald, maar wel is hij in gebreke gebleven, naar waarheid te herinneren, onder wiens invloed en aan sporing eerst Ibsen, daarna Björnson en andere Scandinaviërs, hier te lande bekend zijn geworden. Het was dezelfde die het eerst op de groote beteekenis van Dostojewski heeft gewezen, die Schuld en Boete" voor ons tooneel bewerkte, dezelfde die ondanks tegenkanting, den stoot heeft gegeven tot de opvoering van de Shakespeare-drama's in Burgersdijk's vertaling, maar wiens liefde IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIlllllllllllll'lllllllllllllllll Aan bereidwilligheid onzerzijds lag het heusch niet. Want daar schaatste al weg onze scriba en het duurde geen ronde, of hij was reeds terug met 'n klepmand vol flesschen en glazen. De portflesch ging rond, mét de glazen. Wie let er op 't ijs op, of ze schoon zijn! Na de schoonste rijdster dronk aan denzelfden glasrand de dorpssmid. Nauw hadden de bloedroode lippen van 'n Purmerendsche schoone de laatste teug genipt uit den kelk, of des voorzitters snorbaard beroerde 't geheiligde plekje. Zoo, dat verkwikt," lachte de goudmijn en zag over ons heen in de verte. Als nu dat akelige orgel maar ophield met janken!" 't Was de vierde slok alsem, die ons door de keel gleed. Maar 't feest verliep keurig. Toen na afloop de ijverige jury onder broodjes en ham, koffie en portwijn hun cijfertjes telden, ordenden wij, bestuursmannen, de medailles op 't groene laken van 't biljart in 's Lands Welvaart". Eerlijk, volgens 't behaalde rangnummer, werden ze verdeeld. Met een woordvloed, die vóór hij de winners bereikte in de roezige zaaldrukte tot 'n nauw hoorbare kabbeling was verloopen, werden de doosjes met gouden, zilveren en bronzen inhoud overhandigd. We hadden ze aan inkoopsprijs, 'n bestuurslid was zoo handig geweest zich bij den aankoop als juwelier-horlogier te gedragen, 't Was winst voor de kas De portflesch ging nog eens rond; er werd gedronken, geklon ken, bedankt, gehuldigd en gezongen tot weerziens.... Toen slopen we weg, m'n zwager en ik, om thuis ons te vermeien met de rest van den gortberg met goudgele stroop Zoo zaten we rozig en moe bij den haard; de huiskamerklok wees half tien. Daar klin gelde de deurbel. En opendoend keek ik in 't warm glanzend gezicht van den baas van 's Lands Welvaert". 't Bestuur laat vragen of u komt!" was de boodschap. 't Bestuur?" vroeg ik verschrikt. Ligt dat dan nog niet onder de wol?'' Welnee; ze zijn nog niet weg 'weest". Ik stond geslagen. Maar ik heb iemand te gast". Dat weten ze. Die mag meekomen". Indië, die uit verveling in 't middaguur onder 't schaatsen al warme grog had ver orberd, gevoelde weinig voor de invitatie. Toch, we gingen. voor eigen taal en eigen kunst teen de hoogste bleek te zijn bij hetgeen hij deed voor de opvoering van Vondei's werken. Dat alles|en meer moet op naam staan van J. H. Rössing. Als tooneelcriticus van Het Nieuws van den Dag", sedert 1888, heeft hij zich een grooten naam verworven, ver buiten den lezerskring van dat toch spreekwoordelijk veelgelezen blad. Toen hij in September 1913 zijn 25-jarige werkzaamheid aan Het Nieuws mocht herdenken, is hem grooteen veelzijdige hulde gebracht. Feestredenaar was zijn oude vriend Jan C. de Vos, een maal redacteur als hij zelf van de geestige Lantaarn". Jan C. vertolkte daarbij de ge voelens der tooneelisten en onder hun aller instemming betuigde hij dankbaarheid en waardeering voor Rössing's eerlijke en waardeerende, nooit afbrekende, maar op bouwende en zaakrijke kritiek. Willem Royaards en anderen sloten zich hierbij van harte aan, want, wat ook juist in die dagen tegen de kritiek mocht zijn aangevoerd, allen stelden er prijs op, te verzekeren dat hun grieven op Rössing niet sloegen. Het regende gelukwenschen en in de lange rij kwam Johan Braakensiek, als woordvoerder van een aantal beeldende kunstenaars, om den jubilaris een portefeuille met studies, aquarellen en etsen aan te bieden. Hetgeen in die dagen zoo duidelijk is uit gesproken, dat geldt' nu nog. Rössing is nooit een tuchtmeester geweest, maar een vriend die feilen toont en die, door zijn groote ervaring geleid, ook den weg wijst om ze te verbeteren. Hij kent de verlangens der tooneelisten, hij heeft hun nooden ge peild en voelt met hen mede in lief en leed. Nu zij hiervan overtuigd zijn, heeft zijn kritiek te grooter waarde en gezag. Nooit is hij scherp in zijn oordeel, alleen kan hij te velde trekken tegen wansmaak, onnatuur en dilettantisme in de kunst. Rössing toont in zijn geschriften groote belezenheid, juiste onderscheiding en fijnen smaak. Hoe gemakkelijk en hoe snel hij ook schrijft in een fijn handschrift van ouderwetsche keurigheid, altijd is de vorm uitstekend verzorgd. Met jeugdige geestdrift kan hij in bewondering geraken voor iets wat werkelijk schoon en geslaagd is, en uitnemend verstaat hij dan de kunst om ook zijn lezers daarvan te doordringen. Hier ter plaatse mag zeker worden her innerd, dat hij onder vorige redacties, vele jaren lang, de feitelijke samenstelling van de Amsterdammer heeft geleid en verzorgd. Ook daarmede heeft hij zijn veelzijdige beTusschen kachel en buffet vonden we 't illuuster bestuur van de ijsclub. Twee stoelen waren blanco, ze stonden al klaar voor ons beiden. Port van Ferwerda vonkte in de glazen. IVMM *1E D'r was nog veel werk te doen," deed de scriba z'n uitleg. Toen hebben we hier wat 'geten.Tachtig gulden intree.Wat zeg je ?" 't Wordt anders mijn tijd," opperde 'n bestuurslid. M'n vrouw moet ik halen..." Zitten!" beval de kastelein, hem neertrekkend aan z'n jaspanden. M'nheer de voorzitter, ik vraag 't woord." 't Was de d'orpssmid, die graag speechte. En terwijl hij parels wischte van z'n voor hoofd, sprak z'n mond woorden van dank bare vreugd over 't keurig verloop van 't feest. En in z'n port-omnevelde oogen was dit wel 't machtigste ijsfeest geweest, dat ooit werd gevierd in den lande. En wat zeg jij er van, m'nheer... e... drevenheid als journalist bewezen. Rössing, oud-student en oud-Rector van] het Amsterdamsche Studentencorps, heeft] een goede dosis studenticositeit en frisschen J humor bewaard, hetgeen ook in zijn ge-! schriften telkens pp verrassende wijze aan' den dag treedt. Ziedaar misschien de ver klaring, hoe hij zoo lang werkelijk jeugdig en jong van hart is gebleven. Het feest dat men hem op zijn geboorte dag had toegedacht, is, zeer te onpas, door een plotselinge ongesteldheid verstoord. Maar van uitstel zal geen afstel komen. Spoedig hoopt men hem te kunnen geluk wenschen en zich te verheugen in zijn on verzwakte levenslust en zijn jeugdige werk kracht. J. F. DE BALBIAN VERSTER llllllllllllllltllMlllllllllllllllllllltlllllllMmillltllllllllilllllliiiilflIiiiiiiiii ROBBERT KALFF&G AMSTERDAM. Filiaal OEN HAAGj: Noordeinde 16O. Och, hoe hiet ie ook weer, je zwager ?" Ik had m'n buur al viermaal zeker den naam in 't oor gefluisterd. Wat zeg jij er van, menheer... e... Inderdaad, nou ben ik den naam alweer kwijt..." Heeren," kwam de man overeind, die z'n vrouw moest halen. Heeren, 't spijt me, maar ik..." Verder kwam hij niet, want de kastelein trok aan z'n jaspanden, beval zitten l" en schonk boordevol alle glazen. De eene rede volgde de andere. Als er ooit bestuursleden konden speechen, dan waren 't onze. En nou moest ook je zwager, m'n vriend... hoe heet je ook weer... Zie je, ik ben er erg sterk vóór, je zwager, m'n vriend, moest nou ook eens een woordje ten beste..." Toen zat er niets anders op, of Indiëmoest voor den draad, Te drommel, wat haalde hij 't ver. Heel diep verscholen in der eeuwen schoot lagen de feiten. Maar hij haalde ze te voorschijn en gaf ze weer leven in onze schemerige verbeelding. Daar wandelden Adam en Eva. kleumig of ze kwamen van een schaatstocht, daar boomden de Batavieren den Rijn af, daar vonkte het slagzwaard van Claudius Civilis'.. 't Is 'n ding," schudhoofde'n bestuurslid, van Abcou heel naar Chili." Maar m'n zwager reed door. Met de Nassau's nekte hij de legers der Spanjolen, met handen en tanden vergrepen we ons aan de De Witten. We volgden, heethoofdig, Napoleon en ondergingen z'n verbanning. Tot tenslotte, als 't machtigste jongste gebeuren in den wedloop der eeuwen we ons eigen ijsfeest aanschouwden ... Daar gingen de glazen. Dooreen warrelden geluiden en woorden, ik heb altijd wel 'zeid"... inderdaad,'t is 'n waar feit"... as je mijn nou vrage" ... ik ben er erg sterk voor, dat m'nheer nog 'ns 'n woordje".,. De kastelein animeerde, schonk en trok aan de jaspanden: zitten!" Maar Indi kreeg verlof om te gaan slapen en ik mocht hem geleiden, vanwege de warme groccen en goudvonkende portjes. Den vijfden slok alsem dronken we een week later. Toen alle nota's voldaan waren, sloot de kas met 't ijzig tekort van ruim dertig florijnen. De grootste schuld lag bij de port van Ferwerda... tt O ft

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl