De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 24 februari pagina 6

24 februari 1917 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

D E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 24 Febr. '17. No. 2070 Corhelis van Aerssen Gouverneur van Suriname was in 1682 met de gemeente Amsterdam eigenaar van Suriname llllllllllllllllHIIIIIIIIIIUIIIIIIIIttllllllllimilllllllUIIIIIHlItllllllllllllllllll Oud-Suriname op het Tooneel Wien de schoen past, trekke hem aan," zeggen wij in het Nederlandsch, maar het Negerengelsch van onze Westindische kolonie zingt met meer welluidendheid: diese spesoe fietie, pottie hem na fpete." Zoo althans staan de woorden op de eerste bladzijde van een tooneelstukje, dat een zich onderden naam Don Experientia verschuilend schrijver in het jaar 1771 in Suriname Het verschijnen. Wel mocht hij het genoemde spreekwoord als vlag aan zijn schepping meegeven. lm.mers, de vlag dekt de lading, en waar de inhoud voor veel bewoners der kolonie heel onaangenaam moest zijn, hadden zij wel zulk een vlag noodig, die hen, zoo zij wilden, altijd kon doen denken: hij be doelt mijn buurman, maar mij niet t" Het Surinaamsche Leeven, Tooneelschwijze verbeeld, door Don Experientia. Horiy soit qui Maly, Pence." Zoo staat er op den titel voluit te lezen. Wij zullen maar niet denken, dat dit tooneelschwljze verbeeld" het ge volg heeft gehad, dat vier jaren later, toen in 1775 te Paramaribo een schouwburg opgericht was, het stukje van Don Experientia aldaar op de planken gebracht is. Want dan zou de pil voor de* toeschouwers al heel bitter geweest zijn. Trouwens, al is de kunstsmaak der planters, administrateurs, directeurs, blank-officiers en ambtenaren der Compagnie, die vermoedelijk het publiek vormden.ailicht niet van de allerhoogste soort geweest, ze zouden .zich toch al heel weinig voldaan hebben gevoeld over een stukje als dit, zonder intrigue, zonder geest, zonder bouw, kortom zonder alles wat een behoorlijk dramatisch gewrocht pleegt te kenmerken. Eenlgen zin voor tooneelkunst moeten die West-Indiërs toch wel gehad hebben, want wie bouwt anders een schouwburg, bezol digt zijn spelers en speelsters en laat er zes of acht voorstellingen per jaar gaven? Gespeeld is het stukje van Don Expe rientia zeker niet. En omdat het als schep ping zoo hoogst gebrekkig is, n omdat het te Scherp tegen' het publiek uitvoer. Dat laatste evenwel had de schrijver juist ge wild. Niet zonder zelfverheffing vergelijkt hij zich in zijn Opdragt aan alle Meeren Administrateurs In de Colonie van Surinaamen" bij den beroemden Romeinschen satyredichter Juvenalis: zijn landgenooten hun fouten aan te wijzen, dat was zijn doel. En hij kende zijn volkje goed. Met opzet maakte hij zijn kunstgewrocht kort, want och, om iets langs te lezen, daartoe hielden de Surinamers veel te veel van kattekwaad. Kortheid was de eerste vereischte, zegt hij in de Opdragt, doordien ik het seggen van een seekere Schrijver heb bewaarheid ge vonden, dat de Mannen in Surinaamen de tijd in de Herbergen, en de Vrouwe met in een verliefd boek te leesen doorbrengen, ergo so vleye ik mij dat dit Stukje in desen opsigte hier het aldergeschiktste sal syn, en een ontwyfelbaar Euangely aan veele Europiaanders sal strekken, die het niet op de toetssteen der Waarheid behoeven te proe ven maar door eygen ondervinding. Wat sal 't my niet tot een p!ysier verstrekken, menig een Planter met dit myn boekje in de hand te sien van het s te y ge r af vaaren! Wat sal het my een vreugde syn, des avonds by du Bruel de gesangen van Vrolykhard tusschen herhaalde teugen (even als voorheen van Stuurman Klaas en andere) te hooren opdeunen." Als het bij du Bruel een goeie boel ge weest is en dat zal wel, want onze planters zullen de teugen wel heel dikwijls herhaald hebben , dan zullen ze er liever van Stuurman Klaas gezongen hebben, dan de liedjes, die Don Experientia aan Vrolijkhard in den mond legt. Een landlooper, die zich voor een adellijk heer uitgeeft, of een getonsureerde, die den protestant wil uit hangen, wanneer die uit hun Rijnland naar Holland zijn gegaan, zich daar bij een zielverkooper" of liever .?ceelverkooper" voer de reis hebben laten uitrusten, om later in de West de op hun ceel of transportbrief vermelde som weer in te verdienen, zouden Es t er a, de gemalin van Kasimir den Ore.ote Rabbi Saul Wahl, koning van Polen ESTËRA Het onderwerp Polen is aan de orde van den dag; alles wat Poolsch is, interesseert ons ongemeen, en krijgt een buitengewone actualiteit. Thans, nu het koninkrijk Polen afgekondigd is, breken de Centralen zich het hoofd over de vraag, wie de toekomstige koning van Polen worden zal. Prins Leopold van Beieren is de candidaat van deze week, een aartshertog van Oostenrijk, een prins van Pruisen, Hindenburg, en zelfs de Mbret worden reeds vroeger genoemd. Wie volgt ? Wellicht een der vele Joodsche rabbijnen ? Dit is geen grap l... Want werkelijk zat in vroeger tijd eens eene Jodin op den troon van Polen en Rabbijn Saul Wahl is koning van Polen geweest. Een enkelen dag slechts! Aldus meldt het geschledboek. Est era, de vurig beminde echtgenoote van Kasimir den G root e, koning van Polen, was de schoonste vrouw uit heel het land. Zij was de dochter van een Joodschen kleer-' maker, en steeds bleef zij de lieftallige bescheiden houding bewaren, die overal bewondering wekte. Haar leven was slechts aan haar heer en meester gewijd, die haar van zijn kant boven alles liefhad en aan bad, lederen avond stond zij voor de deur harer woning, en wachtte haren gemaal. Op de buitenmuren van haar huis had den haar medeminnaressen, de andere drie vrouwen van Kasimir, Anna van Litauen, Adelheid van Hessen en Hedwig van Sagan, hekeldichten op haar geschreven. Iets waarover de koning hevig vertoornd moet geweest zijn, en waardoor zijn liefde tot Estéra nog grooter werd. Men vertelt onder anderen,'dat de koning na haar dood, haar prachtige oogen die hem zoo dierbaar waren, uit haar gelaat liet nemen, en ze in kostbaar goud en heerlijke edelgesteente liet zetten. Het geschiedde, dat Forst Radziwill.in wiens hand de macht over verschillende Poolsche provinciën berustte, oud wordend, tot na denken kwam. De vorst werd in zijn jeugd voor een despoot uitgemaakt, die zeer streng over zijn volk regeerde en het zelfs onder drukte. Thans wilde hij trachten alles weer goed te maken, en reisde naar Rome, naar den paus, aan wien hij het geen zijn ge dachten bezwaarde, opbiechtte, en wien hij om vergiffenis smeekte. Edoch, de paus oordeelde, dat zijn zonden veel te groot waren, dan dat zij hem -zoo maar kwijt gescholden konden worden. De zondaar moest boete doen. Drie jaar lang moest hij zonder vast onderdak in vreemde landen rondzwerven, en gedurende dezen tijd moest zijn leven zoo armelijk mogelijk zijn. Met brood en water slechts, mocht hij zich voeden, en elk geneugte had hij verre van zich te houden. Door deze levenswijze slechts zou hij zijn zonden kunnen boeten! Gehoorzamend aan de woorden van den kerkvorst gelastte Radziwill zijn bedienden RABBI SCHAUL naar hunne woningen terug te keeren, en ontdeed zich van zijne kostbare kleederen. Slechts het gewaad, waarop zijn familie wapen geborduurd was, hield hij aan, ver borg dit evenwel onder zijn eenvoudige bovenkleeding, zoodat het niet te zien was. Aldus zwierf hij van de eene stad naar de andere en van gehucht tot gehucht, drie jaren lang, tot hij in Padua aankwam. Op den dag, dat hij die stad bereikt had, was ook de termijn der drie jaren verstreken, en hij besloot, thans weder naar zijn land terug te keeren. Maar het ontbrak hem aan het nopdige reisgeld, want van het weinige wat hij met zich had mogen nemen was niets meer over... Hoe zou hij aan middelen komen? Geen enkel toeschietelijk ambtenaar geen enkele vriend was te vinden in dit vreemde land! Vermoeid, hongerig, met ver scheurde kleeren, zette de afgematte vorst zich op straat neer; uitgeput van honger en dorst. Tegenover de plaats, waar hij was neerge vallen, bevond zich het huis van den grooten Rabbi Schemuel Jehuda, het hoofd van het Joodsche gerecht aldaar. De Rabbijn keek door het vensier, en ontwaarde den man aan de overzijde der straat, en daar het hevig woei, en de flarden der kleeren van den vorst uit elkander stoven, viel het oog van den rabbijn op het wapen van het vorstelijk gewaad. Hij zond een bediende naar den man, om hem in huis te halen, en toen de vorst den drempel der kamer betrad, stond de rabbijn op, ontving hem met groote heuschheid, en vroeg hem, wie hij was en van waar hij kwam. Ik ben een gewone dorpeling," was het antwoord. De rabbijn evenwel geloofde die woorden niet, en vroeg den vorst dringender, nog hem de waarheid te zeggen, dreigde zelfs, hem van zijn kleederen te ontdoen, en naar het wapen te zoeken. Toen maakte de vorst zich be kend, en smeekte den rabbijn, hem in staat te stellen naar zijn woonplaats (erug te keeren. En de rabbijn willigde het dringend verzoek in. Alles zou hij doen voor den vorst, maar eerst moest deze zich zelf ge durende tien dagen rust gunnen in zijn huis om op zijn verhaal te komen. Radziwill besloot, dien raad op te volgen. De warme gastvrijheid van den rabbijn was hem een weldaad, en alzoo verheugde hij zich in het gezelschap van diens kinderen, met wie hij speelde en de beste maatjes werd. Eens op een dag kwam den vorst het portret van een knaap onder de oogen. Hij informeerde naar dit kind en vernam, dat het de oudste zoon van den rabbijn was, die echter reeds sedert vele jaren spoorloos verdwenen was. Men wist alleen, dat hij naar Polen was gereisd om daar zijn studie te voltooien. De jongen was zeer begaafd geweest; een jonge geleerde, die alras den doctorstitel had ver worven. .. De rabbijn verzocht den vorst zijn zoon in Polen op te sporen, en aan hem te willen vergelden, wat hij, de vorst die, eenmaal in Suriname rijk geworden, nog lust krijgen om van zich zelf dit liedje te zingen: Wat siet men menig kaaien Haan H!'En ander soort Lantloopers, Voor Adels en Barons hier staan, ^ Daar hun de honger dreef te gaan, Tot hier, door Sielverkoopers. Hier siet men hoe het blind lortayn, Een eerlijk treet met voeten, Daar men die met geschooren Kruyn, Hun Kappen hingen op den Tuyn, Voor Protestants moet groeten. So dat het door bedriegerij Hier alles word verkreegen; Een aardigheid is schelmerij, Een handigheid de dieverij 't Geen men hier staag siet pleegen. Wie zingt er graag van zichzelf, dat hij een schelm of een dief is ? Neen, daarin hadden ook de achttiend' eeuwsche planters geen aardigheid. Voor ons is het wél aardig, om eens te hooren, wat er in 1771 in de West gebeurde, en hoe men zich er zijn geld samenschraapte. Dat toch staat in het Surinaamsche Leeven" te lezen. Schurken zijn er genoeg. De administrateur Schraper gelast zijn directeur Goedbloed, om heimelijk, buiten de eigenaars der plan tage om, drie okshoofden suiker naar het vaderland te sturen: op die manier kan hij 10 pCt. maken, en.'.. dan krijgt Goedbloed een gouden horloge! Of nog beter: Schraper wil voor een prikje de plantage van de eigenaars koopen. Laat Goedbloed hun schrijven, dat de mieren den wal doorgraven hebben, dat het water er dóór loopt, dat de koffie sterft. Om nieuwe slaven te koopen en 't euvel te keeren, zullen ze toch geen geld geven, neen liever gunnen ze dan al het land voor een appel en een ei aan Schraper, en... dan krijgt Goedbloed een vrouw cadeau! Die andere administrateur uit het stuk, Alastor, is ook een fijn heer. Toen door zijn volk een slaaf van zijn buurman gedood was ze hadden er een boom, dien ze vellen moesten, op laten vallen liet hij aan de eigenaars rapporteeren, dat de man aan bloedloop overleden was. En als hij zijn directeur Klaas uit den weg wil hebben, omdat die gemerkt heeft, dat Alastor in 't geheim en beneden den veroorloofden prijs nieuwe slaven uit Barbados heeft laten komen, wel, dan laat hij zijn vrouw kwestie met zijn directeur krijgen, den man van booze oogmerken jegens haar betichten, en aan zijn gastheer te danken had. De vorst beloofde den rabbijn alles te doen, voor den jongen man, wat in zijn macht zou zijn. Daarop schonk de gastheer den vorst het noodige reisgeld, stelde bedienden en een reiskoets te zijner beschikking... en weg reed de gast... Radziwill kwam in Polen aan, doorreisde alle provinciën van zijn rijk en beval, dat in iedere plaats, de rabbijnen met hun leer lingen ter begroeting aanwezig moesten zijn. Hij droeg dan steeds het portret van den zoon van Schemuel Jehuda bij zich en tuurde oplettend in het gelaat van iederen jongeling. Zonder een woord te spreken, reisde hij dan weer weg, en zette zijn onderzoekingstocht voort. Aanvankelijk ontstelden de Joden over deze maatregel. Zij wee klaagden en schreiden, en geloofden, dat een of ander vreeselijk vonnis over hen voltrokken zou worden. Op een dag bezocht de vorst Brest Litowsk in Litauen. Ook daar moest de rabbijn met zijn leerlingen mede ter zijner ontvangst aanwezig zijn. En zie, plotseling herkende de heer van het land hier den lang gezochten jongeling en gelastte den rabbijn vergezeld van den jongen man, zich op het slot, te komen ver voegen op een bepaald uur. Een groote schrik ontstond onder de bewoners van het stadje, toen dit voorval hen ter oore kwam. Wat had dat te beduiden? Zouden die beide aanzienlijke Joden onthoofd worden ? Mis moedig en diep terneergeslagen toog het tweetal naar het vorstelijk verblijf. De vorst vroeg naar den raam van den jongeling. Deze verloochende zijn afkomst en gaf zich uit voor den zoon van een Poolsch-Joodschen goudsmid. Daarop toonde de vorst den jongeling het bewuste portret en sprak: Beken maar dat uw vader de groote Rabbijn van Padua is, Schemuel Jehude, en dat uw naam wel degelijk Schaul luidt." Thans was geen ontkennen meer mogelijk, en de jon geling begon hevig te weenen. Radziwill troostte hem, en beloofde, vopr hem te zullen zorgen. Aldus geschiedde. Een huis, BRAMDENBURe dienaren en geld schonk hij hem. Hij deed nog meer, hij zocht eene vrouw voor hem, die zijner waardig was, de schoone dochter van den Rabbijn David Drucker. De vader van den bruidegom werd afge haald uit Padua en met veel pracht en praal werd het huwelijk gesloten in de zalen van het vorstelijk paleis. De geheele Slachta" (aristocratie) werd uitgenoodigd, en allerwege was men verbaasd over Schaul's groot intellect. Weldra werd zijn heeft het recht hem pardoes te ontslaan. Alleen erkent hij later, dat zijn vrouw de schuldige was, en geeft den verjaagde een douceur van vijftig gulden: dan houdt hij wel zijn mond. Die Alastor kende de sluip wegen. Maar hij was dan ook als een Jakhals, naakt en bloot" gekomen! Voor de goeden is het in die omgeving niet prettig. Hét is een ellendige toestand. 3e administrateurs kennen hun werk niet, zegt Ephorinus. Ze moesten liever eerst het vak eeren, en drie, vier jaren met de zweep als 3lank-officier, als opzichter der slaven, door , het veld loopen! Maar daar hebben de heeren geen zin in. Hoor hoe Jan van Stigt, zelf blank-officier, klaagt! Hij is van goede ouders en moet zich nu zien regeeren door een Mof of Knoet die niet als Varkens heeft gehoet in syn land," en nu over Hollandsche toestanden wil disputeeren. Zoo'n vent heeft misschien vijf dagen in Holland bij Jan de Haan, den zielverkooper, gewoond, is toen in de lichter gegaan en heeft zes jaren in Suriname als soldaat gediend. En nu? Nu eet hij zich vol en ligt overdag in de hangmat. En Vrolykhard, die het stuk met zijn liedjes opvroolijkt, geeft dat den blank-officier gaarne toe: 't Is onverdraagelyk voor Batoos nageslagt: Als dat men in dit land si/n hier moet onder magt Van 't kaal Barons gebroet, dat sig met heele troepen Te saam laat sakken van den Rhyn, Om voor hun arremoed alhier bweaart te syn, En die, hier wat verqüikt, weer van hun afkomst roepen. Mijnheer Kegge mocht blij zijn, dat hij het verder had gebracht dan tot blankoverseer! Meestal lukte dat niet. Maar er bestonden dan ook fraaie toestanden in de kolonie, die thans sedert tweehpnderdvijftig jaren aan ons land verbonden is! A. G. VAN HAMEL mm IIIIIIIIIIMIIIIIM immuun iiiriiiiiiiiiiiiimifiiiiimiimi imiimiimmiimiiimiiimiimiii AuBo ALLEEN VERKOOP in NEDERLAND van HANDSCHOENEN ^ WferiïJOUVIN" IEDER PAAR ^^ ^GEGARANDEERD DENT's Rij en Auto HANDSCHOENEN iiMiHiiiiMMiiiiiiniiiiHniiiiinMMiiiniiiiiuiiiiMniiiiiMuiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiMiiiiiiiiiiM naam door heel het land bekend. Vorsten kwamen hem bezoeken en spraken met lof over zijn wijsheid. Eenigen tijd later stierf de koning van Polen en alle machtigen uit het land be gaven zich naar Warschau voor de keuze van een nieuwen vorst. Ook vorst Radziwill verscheen, vergezeld van Schaul, zijn vriend en raadsman. Aller oogen richtten zich pp den hoogen heer, want hij was de aanzienlijkste en machtig ste persoonlijkheid der geheele vergadering. Het was destijds in Polen gebruik, dat men, alvorens tot de keuze van een koning over te gaan, eerst een president koos. Aan dezen laatstgenoemde werd dan de eigen aardige opdracht gegeven, met den gekozen koning naar Krakau te reizen en hem daar persoonlijk de kroon op het hoofd te zetten. Bijna eenstemmig koos men den vorst tot president; deze verontschuldigde zich even wel, zeggend dat hij het eervolle ambt on mogelijk kon bekleeden, aangezien zijn ge vorderde leeftijd hem zulks onmogelijk maakte En thans gebeurde een wonder. Vorst Radziwill verhief zich plotseling van zijn zetel en vroeg het woord. Doodsche stilte heerschte in de zaal. In zijn rede voering verklaarde hij, dat hij Polen den geschikten man voor het presidentschap wenschte aan te wijzen. Een wijs, een geleerd, een godvruchttig man, verstandig in ieder opzicht en gelukkig in zijn ondernemingen, die evenwel slechts een klein gebrek had, dat hij hun niet zou verbergen, wanneer zij bereid zouden zijn voor de keuze van dezen man te stemmen! De menigte juichte den spreker toe: Niech z'yje Ksiaze!" (Lang leve de vorst! Niech sie sta jego wola" (Zijn wil geschiede!) Toen schoof de vorst Schaul vooruit en toonde hem aan de menigte met de woorden: Dit is de man en zijn gebrek is dat hij een hebreër is! Ik heb hem opgevoed; hij is de waardigste bekleeder van dit ambt!" En de menigte jubelde: Leve president Schaul f' Daarop verzocht vorst Radziwill de ver gadering, de koningskeuze voorloopig uit te stellen, Ook dit gebeurde. En aldus was Schaul feitelijk koning van Polen. Hij regeerde wijs en verstandig en was algemeen bemind. Ook het geluk bleef hem trouw. Hij paste aieuwe maatregelen in het landsbestuur toe, en stelde zijn land genooten in elk opzicht met de andere bewoners van Polen gelijk, o. a. stond hij hun toe, hunne synagoge hooger te bouwen, dan de overige huizen der stad (tot dusver namelijk mochten de synagogen niet zoo hoog zijn ais de overige woningen). Vele maanden verliepen. De wetten van den Joodschen godsdienst verhinderden Schaul nu en dan, zijn drin gende regeeringsbezigheden af te doen. Dik wijls moesten bijvoorbeeld op Zaterdag de gewichtigste aangelegenheden behandeld worden, welke Schaul dan natuurlijk niet zelve kon regelen. Zoo kwam hij er toe, den raadsheeren te verzoeken, hem van zijn pre sidentschap te ontheffen en de voorberei dingen voor een koningskeuze te treffen. Men wist in het geheele land echter niet, wien men tot koning zou uitroepen. Men brak er zich het hoofd over En er ontstonden twee (?partias") partijen. De eene wilde een lid van het Oostenrijksche Keizershuis, de andere wenschte te stemmen voor Zygmunt, den zoon van Johannes, koning van Zweden, die van moederszijde van de Poolsche koningsfamilie afstamde. En twisten en bot singen in het land waren het gevolg van die verdeeldheid, die eindigde toen men ten slotte een vasten datum, als de dag voor de koningskeuze bepaalde. Op dien dag, luidde het bevel, moest een kaning gekozen worden, en die wet mag niet over treden worden! De groete dag brak aan. Het werd laat in den avond, en nog had de verkiezing geen resultaat opgeleverd. Men ging be grijpen dat men zelfs op den vastgestelden dag geen koning zou hebben gekozen, en teneinde de wet niet te overtreden, besloot men Schaul Wahl gedurende den avond, en den daarop volgenden nacht" te laten regeeren. En zoo geschiedde. Eenstemmig werd Scbaul tot koning van Polen gekozen- Men stelde alle wetboeken in zijn handen, in welke boeken de regent verschillende verordenin gen placht neer te schrijven. En Saul schreef er nog in die korte stonde vele prawy dia Zydów" (rechten ten gunste der Joden) in. Den volgenden dag bemoeide hij zich levendig met de verkiezing, en be nvloedde de kiezers in dier voege, dat zij voor Zygmunt stemmen zouden, En toen ook dit gebeurde reisde Rabbijn Schaul Wahl met de rijksgrooten naar Krakau, en zette daar persoonlijk den pasbenoemden koning de kroon op het hoofd. Dit is de geschiedenis van den israelltischen koning van Polen. Vele andere din gen vertelt men nog van hem, maar zij klinken onwaarschijnlijk. Nog heden, zegt men in Polen van iets, dat van korten duur is: Minelo jak krolestwo Schaula Wahlal" Het ging er mee, als met het koninkrijk van Schaul Wahl." HENRI HABERT (Teekeningen voor de Amsterdammer' van C. Brandenburg}.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl