Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
3 Maart '17. - No. 2071
Zoodra V w r wiel niet goed
meer te gebruiken en af doende
herstelling uitgesloten is, doet
U beter een ander te nemen.
Het beste is echter een
FONGERS aan te schaffen.
itiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiii
KANTTEEKENINOEN VAN EEN
LANDSTORMPLICHTIGE
Teekeningen voor de Amsterdammer" van
Is. van Mens.
Nieuwe Reeks.
VII
Kleilust, Febr. '17
Bulten,...
Zooals een in de wildernis verdwaalde
mensch, die geen lucifers bezit, de vonken
van zijn vuurtje gedurig aanwakkert en le
vend houdt, zoo doe ik met de toevallig bij mij
gerezen gedachte: dat ik heerlifk buiten ben.
De gedachte van net heerlijk buitenleven
verlaat mij niet des nachts, in den be
nauwden droom, en evenmin des daags in
de harde werkelijkheid.
Ik ben buiten, ik dorre stadsmensen, en
ik wil dat blijven waardeeren.
Ik wil dat blijven waardeeren, wanneer
ik rillend, in de grauwe morgenschemering
den pomp-zwengel aanvat, en mijn slaperig
hoofd laat overspoelen, ik wil het blijven
bedenken, wanneer in den marsen het regel
matig zuigen onzer laarzen in de slikmassa's
hoorbaar is, en ik wil het heerlijk buiten
leven waardeeren, wanneer ik mij in 't holste
van den nacht langs glibberige en
stikdonkere landwegen naar 't stinkend slaaphok
spoed.
Wij allen, dorre stadsmenschen, genieten
van het buitenleven. Wanneer de dienst ons
des morgens langs grazend vee en wuivend
oeverriet voert, letten wij op duizend din
gen, die de stad ons niet vermag te toonen.
Keek, en raaéger l" roept er een, duidend
op een slanken vogel, en een ander, die een
zwart- en witten haan, temidden van vrou
welijk pluimvee ontwaart, vestigt onzen
aandacht .daarop, zeggend: Sèg, jó, en
taagerhadn!"
Wij schatten de zwaarte van zwijnen en
runderen, en voorspellen met landelijke ze
kerheid het weder van den volgenden dag.
. 'Wij kennen vele boeren bij hunne
vooren geslachtsnamen, en kunnen met n oog
opslag een regeerlngs- van een particulier
schaap onderscheiden.
Ik verzeker u, lezer, die gelachen hebt
omdat Stastok Sr. zijn dag naar het passeeren
van den wagen van drieën indeelde, dat zaken
als wagens van drieën belangrijker zijn, dan
het opdringerig beieren van uw beursklok.
De aankomst van het bakkersknechtje,
met zijn kist 'vol tompoeze" geeft ons een
inniger sensatie, dan het kanon bij des
Invalides het den Parijzenaar ooit zal doen, en
de aankomst van de veldpost, die ons een
enkel briefje brengt, is een heerlijker moment
in onzen dag, dan een vette morgencourier
bij uw ontbijtbord het in den uwe is.
Let gij ooit op de sierlijke meeuwen, die
in den gracht, juist tegenover uw hoogen
stoep, zoo dartel en sierlijk stoeien?
Neen! gij jaagt ze op,wanneer ge 's morgens
haastig een parapluie opsteekt, en uw keu
kenmeid werpt ze hoogstens een handvol
oud brood toe.
Wij niet alzool...
Wij hebben óók meeuwen, en we hebben
ze lief l
Zorgvuldig zoeken wij de oneetbare stuk
ken pens, eelt, huid en darm uit onze soep
te samen, en leggen ze op een hoopje vóór
ons op tafel.
Vervolgens treedt Bertus naar buiten, en
werpt ze onder het even ruraal als goedig ge
roep van: Meeuwé, Meeuwé" de
lieve dieren voor.
Wij kennen ze allen, en noemen ze bij
?amen als: Vetpens" en Hinkepoot" en
Darremediefie".
Zoo zijn wij, buitenmenschen.'
En gij lezer, ge mist vél. Ge kent niet
de zoete mestgeuren, die tot ons over
waaien, en kunt u nauwelijks voorstellen,
hoe men een ei uit een kippenhok wegneemt.
En evenmin kent ge het heerlijke van de
groote stad, wanneer men die sporadisch
bezoekt.
Ons hart springt van vreugde op, wanneer
wij een enkele maal in Amsterdam den
trein ontsteigen; wij zijn dan vol jolijt,
vanaf den eersten borrel in een grootsteedsch
koffiehuis, tot het moment, dat we ons
haastig weer naar het station spoeden, door
de duistere straten, waar een dwalende
vrouw ons vol ingehouden haat tusschen
de tanden door toe-sist: Dag ssschat!"
door den dienst, maar door hetgeen bij de
officieren onzer zeemacht wordt verstaan
onder: representatieve verplichtingen." Ik
heb namelijk gedanst.
Zooals de officieren van H. M.'s
zoo-enzoo, die te Paramaribo ligt, verplicht zijn
de dames dier stad ten dans te voeren, zoo
heb ik mij verplicht gevoeld de dames van
het gehucht. Kleilust te doen profiteeren van
mijne kundigheden op het gebied van: Polka,
hossen, kruispolka, schptsche-drie en nog
eenige gezelschappelijke dansen.
Het gevolg is, dat ik met een paar blauwe
schenen en een ingedrukten borstkas
kwartierziek te bed lig, terwijl naast mij mijn
tuniek ligt, die als doorzeefd is van zwarte
brandgaten, die niet door kogels, zooals ge
wellicht zoudt denken, maar veeleer door
de sigaren mijner onachtzame mededanseurs
veroorzaakt zijn.
Voor het bal had ik mij zoo netjes mogelijk
gekleed, en eenigszins van modder ontdaan;
dit deed mij gunstig afsteken bij de andere
heeren.
Toen ik binnentrad in de danszaal, was
het bal reeds begonnen, hetgeen merkbaar
was aan veel gedreun, dikke tabaks- en
stofwolken, geschreeuw, gerinkel van glazen,
en, nu en dan hoorbaar, ook pianospel.
Aangezien ik niemand kende, en er geen
dames ontvingen, baande ik mij een weg
tusschen de menigte door, en ging op een
jongmensch af, dat, met zijn arm om de
schouders eener jonge dame geslagen, een
sigaar zat te rooken.
Ik wilde, via hem, met de jongedame kennis
maken, en trachtte mij voor te stellen, maar
hij raadde en voorkwam mijn wensch door
haar, met den uitroep: Pak maar mee,
verdorie!" in mijne armen te duwen.
Aanstonds klampte ze mij, plichtsgetrouw,
in een danshouding vast, en, vóór ik het
wist, waren wij in den stoet, en dansten,
om een houten tafel heen een z.g.
Spaanschen wals.
Een wals was het echter niet, en ook het
spaansche element kón ik, behoudens dan
misschien in' het geweldig gestamp, waar
mede de dansers telkens vóór-en-achter waarts
sprongen, bezwaarlijk vaststellen.
Om iets tegen mijn danseuse te zeggen,
maakte ik de opmerking: dat het fijn ging!"
Ze knikte van ja, en ik bemerkte, dat zij
transpireerde.
Toen zeide ik dat het vol was, en weer
lachte ze, knikte van ja, en bleef transpireeren.
Daarna zeide ik achtereenvolgens, dat het
warm was, dat ze zeker verkeering had, en
haar kapsel modern was, en dat ik vreesde
dat het zou gaan dooien, en voortdurend
bleef ze lachen, ja-knikken en transpireeren.
Toen de dans uit was, bracht ik haar naar
den jongeman terug, die aanstonds zijn arm
weer om haar hals legde.
Dien avond danste ik met vele lachende,
ja-knikkende en transpireerende boerinnen.
Ten slotte was ik wild en duizelig, rookte
onder het dansen 3-cents sigaren, trapte-en
kreeg blauwe schenen, en dronk veel bier
en brandewijn.
Ook nam ik deel aan het algemeen vuist
gevecht, dat het geanimeerd einde van het
bal was, en wist zelfs in belangrijke mate
bij te dragen tot het vernielen van tatels,
lampen, stoelen, en ook van het buffet.
Het was werkelijk een aardig bal, mijn
eerste van' dezen winter. En het is zoo
prettig, geen digestie-visite te hoeven maken.
Eten
??uut^&mp ve*fl£p*$ <*&£
St&£'&&<v&*-'
^ * £^/S s
W '^""^aK:!. -j- £*(*: ^0^- <* x3 -^V. l
Pto^warTwcAtéfaX' 68e-,(*>**£**'téz&m**,
r%£ey e~ &ès&n? K?ÓM£. £&6*e0*sUW
* *
*
Dansen
Lezer, ik ben doodmoe... bijna te moe
om nog verder te sctuijyen. Ik ben niet moe
Neen, neen ge weet niet, en kunt nimmer
vermoeden, hoe wij eten.
Ik weet zeker, dat gij het niet eten zoudt
noemen, maar veeleer voederen.
Van het ontbijt behoef ik u niet veel te
zeggen; eenige uren vóórdat men u komt
zeggen, dat uw morgenbad gereed is,
klinkt vlak naast mijn slapend hoofd een
luide slag. Eiken morgen wér schrik ik
van dien slag, die intusschen van zeer goed
aardige soort is, en slechts verwekt wordt
door een loodzwaar en keihard broodje, dat
op mijn bed geworpen wordt. Dit broodje
vormt, bespeeld met lauwe thee uit een
emmer, mijn ontbijt.
Van meer belang is echter het noenmaal.
Een kwartier vóór de voedering zal plaats
hebben, worden wij onrustig, wij dringen
tezamen in ons hok, maken doffe geluiden,
stampvoeten en twisten, zooals ge dat onge
twijfeld kent van de beren en leeuwen in
de een of andere diergaarde.
De een slijpt zijn mes aan zijn schoenzool,
een ander veegt zijn bord nog eens af met
een onderbroek, dien hij tot dat doel stiekem
van het bed eens buurmans neemt, en allen
maken wij vast onze halskragen en bovenste
jasknoopen los.
Zoodia de emmer met voedsel wordt
binnengedragen, dringen wij, met het bord
in de eene hand, en in de andere de lepel
boven het hoofd zwaaiend, naar voren. De
borden verraden in hun afmetingen en diepte
de vraatzucht hunner bezitters; de meeste
borden zijn diep en rond, maar er is er n
dat niet alleen zeer diep is, maar ook lang
werpig en breed. Dat is het bord van Karel,
die uit louter gulzigheid groote hoeveelheden
voedsel wil hebben, die hij niet voor de
helft verwerken kan.
Maar het is niet in de eerste plaats den
boonen of doormekaar die ons dringen geldt,
neen, wij dringen om het grootste stuk
vleesch machtig te worden.
Het grootste stuk vleesch... dat is het
dagelijks strijdpunt, de bron van vele smeu
lende twisten en veeten, en de oorzaak van
menigen oorveeg.
? Eens heb ik, per ongeluk, het grootste
stuk vleesch gekregen.
De Hollandsche en de Duitsche lezing van het leven van Michiel Adriaanszoon de Ruyter
IIIIMMIIIIIIIHUIIIIIIIM1IIIIMIIIIIIIHIIIIMIIIIIIMIIIHIIIIIIIIIIIIMHIIIIIIHIMIIIIIIIIIIIIIIIMI1IIMIIIIII II
Nimmer zal ik dien dag Vergeten.
Er was haat en woede in het gesmakder
etende monden om mij heen, die kleinere
stukken vleesch genoten.
Men sprak van: zeker thuis nooit vleesch",
en, dagen daarna, volgden mij nog sombere
blikken.
Wanneer het voedsel verzwolgen is, ligt
de tafel vol versmade resten, en, na 't geen
nog op onze borden is, in de pannedeksel
teruggeschoven te hebben, leggen wij ons
heigend en blazend op onze bedden, en
maken neg een knoop los.
kan niet schrijven, want de tafel ligt vol
schoensmeer en etensresten.
Daarenboven gaan wij over een uur weer
exerceeren, in de modder. Maar ik ben
buiten... o, dierbare formule, verlaat mij niet.
Wanneer men zich in de stad heeft opge
voed tot een fatsoenlyk
neurasthenischjongmensch, dan komt in dit landelijk leven
van frissche lucht en luiheid de gezondheid
u besluipen als een gevaarlijke en afzichte
lijke ziekte.
Mijn wangen worden rood en dik... ik
ben heerlijk buiten...
MELIS STOKE
Laüdstormplich'tige
iiimiiiiiiiiiiiMiiiiliiiiiiliiiliiiiiiiiiMiiillliilillliiii
inillllltlllllllUMIIIIMIIIllllinilllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Karel echter, blijft nog om de pan zwerven.
Hij krabt de gestolde jus van de randen
en vult daar een kom met je mee. Dat blijft
bij zijn bed staan, en morgen smeert hij het
op zijn boterham.
Klaas eet een stuk droog brood: tegen
et opbreke van et vet."
En ik... ach, ik stamel dommelend voor
mij heen de eenige troostreden, die mij tot
een formule geworden is: ik ben buiten...
heerlijk buiten."
Ik tracht een boek te lezen, maar het is
te donker onder het schemerig gewelf; ik
iBBgHBBHJ
r
VRAQENRUBRIEK
voor
Algemeene Wetenswaardigheden
Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te
zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag
het motto .Leekenspiegel", en onder opgave van
naam en adres (die als vertrouwelijk zullen worden
beschouwd.)
J. P. E. te R. Waf beteekent het enz." in
de uitdrukking : Hetwelk doende enz.", die
aan het slot van requesten geplaatst wordt?
Het slot van een verzoekschrift luidde
volledig oudtijds: 't Welk (of Dit) doende,
zoo zult Gij weldoen, en wij zullen God
(de Maagd Maria enz.) voor U bidden.
E. P. te A. Kunt u mij wat naders
mededeelen omtrent het leven en het werk vanden
Lotharingschen schilder Jean de Wayembourg?
Het is ons niet gelukt omtrent dezen
schilder inlichtingen te verkrijgen. In geen
der talrijke door ons geraadpleegde werken
over kunstgeschiedenis, biographieën van
kunstenaars of registers op kunst-tijdschrif
ten wordt zijn naam vermeld.
Een Belg te O. I. Waar kan ik 't Neder
landsen Nieuwsblad des Journalistenbonds
bekomen ? .
II. /s er in Nederland een serieus bureau
voor persberichten (genre Argus de la Presse),
die uitkuipt in dagbladen en revues wat men
verlangt aan matige conditié'n?
I. Het bureau van uitgave van het Maand
blad van den Nederlandschen Journalisten
kring" is : Morsestraat 10, 's Qravenhage.
H. In Amsterdam zijn ons een tweetal van
die bureaux bekend, n.l. : Persbureau en
Centraal Bureau voor Persinlichtingen van
M. S. Vaz Diaz, Singel 91 en: Algemeen
Bureau voor Pers-Informatëin van Johs. van
Haarlem Qz., Spoorbaanstraat 8.
lllllMJIIIIIIIIllllllllifllllllllillIIllllllllllJIlflIlllllllllllllllllllIlllllIIlllHfll
RECTIFICATIE
Naar aanleiding van het opstel Engelsche
Oorlogslitteratuur" ontving dr. Van Eeden
een schrijven van den uitgever Martinus
Nijhoff, waarin deze mededeelde dat hij in
den loop van den oorlog voortdurend boe
ken uit Engeland heeft ontvangen en ook
zelfs verscheidene exemplaren van het be
sproken boek. De mededeeling in ons blad
was dan ook niet geheel juist.
Onopengesneden boeken worden wel uitgevoerd.
Gebruikte boeken daarentegen, mogen En
geland niet verlaten.
De heer Herm. J. Jacobs (de schrijver van
"het artikel Suriname's Vooruitzichten) was
niet hoofd van de Prins Hendrikschool te
Paramaribo, zooals stond vermeld, doch
van de Emmaschool.
Illlllllllllllllltllllllllll
MflIllltlMIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIliMIIIIIHIIMII
H. BERSSENBRUGGE,
POBTKETFOTOGBAAF
ZEESTRAAT 65, naast Paiora
DEN HAAG. - Tel. 1588.