De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 3 maart pagina 3

3 maart 1917 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

3 Maart '17. - No. 2071 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND JAARBEURS TE UTRECHT (26 FEBRUARI-IO MAART 1917.) Wg noodigen bezoekers en exposanten nit tot een bezoek aan onze Maga zijnen, waar een zeer nitgebreiden voorraad Vleugels, Piano's, Ducanola-piatio's, ter directe levering voorhan den is. Met het oog op de voortdurende prijsstijging geven wij in overweging, zich thans van een instrument te voorzien. Catalogus ten dienste. Billijke conditie voor inruiling. FIRMA J. M. W. STOKER, PIANOHANDEL. UTRECHT. CHQORSTRAAT 9. 'fiano-en Orjietfianóel Wrecftt s EEHIGE SPECIALITEIT o* WJ m Ka l KRIMPVRIJËijg m GEZONDHEIDS- f.8 DM kO % ONDERGOEDEREN {8 OA Nederlandsch Fabrikaat |»Ï'TRICOTHUIS» g REG.BREESTRAAT.35 P» TEL. 5O66 N. EO *>a KB KB :? KB Als volgeling van MART BAKER EDDT, discover e r ofChristian Science, geneest H. G. THIEME, Den Haag - Denneweg 25a, Blind-, Doof-, Idiootof Stomgeboren personen, die nit eigen mid delen eene bezoldiging vol doen van af /1500,?. Zonder Genezing - Geld Terug DEN HAAG ROTTERDAM AMSTERDAM SCHOOL VOOR MAATSCHAPPELIJK WERK F>ieter de Hooghatraat 78, Amsterdam. NIEUWE CURSUS - CURSUSGELD 5 GULDEN ... . l 10 Maart 11-12 Distributie van levensmiddelen, ) 17 Maart JHR. MR. E. VAN BERESTEVN 24 Maa t " J.S. HoieTerancier doeden en Hode-Miguijnen AMSTERDAM. Leidschestraat 4, B.paseage h.D.rak, Damstraat b. Nes, Dodenstr. h Ach terburgwal. ROTTERDAM. Mosseltrap 3, Boymansstraat RY.D HEIDE 's-Gravel.weg. - Tel. 1150 ARTISTIEKE MEUBILEERIN6 SPECIALE ONTWERPEN TAMINIAÜ'S - JAM ? HET ADRES VOOR HEEREHRLEEDINfi H.J.LOOR,Utreeht iniEH' gereed en naar maat vanaf Coupéur-reiziger te ontbieden. R! UK II iiiiiu mum m immuun imimiii mm immiii uu mini m ruim uu i "' " muil'" m minimum i nul uiumnmuimmmiii minimin uu imiini iniuumu October 1902, toen hij zijn zilveren feest als hoogleeraar vierde en op den 6en Juni 1906, toen hij zijn afscheidscollege gaf. Van heinde en verre waren zijne oud-leerlingen opge komen om hem nog eens te danken voor hetgeen hij voor hen gedaan had n voor hetgeen hij voor hen geweest was. Het is te begrijpen, want Matthes was een voor treffelijk docent. Droge onderwerpen be stonden voor hem niet. Hij mocht de Hebreeuwsche grammatica behandelen of de Hebreeuwsche archaeologie, hij mocht ons voorgaan in de exegese van het Oude Tes tament of ons inwijden in de Israëlitische letterkunde, hij wist ons altijd te boeien, omdat hij leefde in zijn werk. Zoo gaf hij ons nog iets meer dan alleen kennis van het Hebreeuwsch en van de Hebreeuwsche oudheid. Hij vervulde ons met arbeidslust, met ijver en met een geest van volharding. En onder de oud-leerlingen, die hij op deri 6den Juni 1906 nog eens om zich verzamelde, was dan ook menigeen, die van zijn Her breeuwsch slechts weinig onthouden had maar die dankbaar dacht aan eene andere vrucht, door hem van Matthes'-colleges weggedragen.. Ook buiten de universiteit had Matthes' naam een goeden klank. In het buitenland was hij geëerd om menige goede bijdrage in de Zeitschrift für die alttestamentische Wissenschaft, in het binnenland door zijne boeken over Job, de Israëlitische Profeten, de Israëlitische Wijzen, de Nieuwe Richting en door zijne opstellen in het Leidsche The ologisch Tijdschrift, de Gids, He Tijdspiegel, Teyler's Theologisch Tijdschrift en Nieuw Theologisch Tijdschrift. In het laatste tijdschrift, waarvan hij even als van Teyler's Theologisch Tijdschrift een ijverig medewerker was, schreef hij nog enkele jaren geleden. En wat hij schreef, las men gaarne, want het was niet slechts belangrijk van inhoud maar ook voortreffelijk van vorm. Trouwens Matthes was niet slechts een gewaardeerd Hebraïcus, maar ook een voortreffelijk beoefenaar der Nederlandsche letterkunde, gelijk blijkt uit zijn Renoutvan Montalbaén en zijn Roman der Loneinen, die in de Bibliotheek van Mlddelnederlandsche letterkunde verschenen. Zoo heeft hij gewerkt op velerlei gebied totdat gezichtszwakte hem voor een paar jaren allen arbeid verbood. En thans heeft eene korte maar hevige ziekte den krachtigen man geveld. De Universiteit van Amsterdam en zijne leerlingen zullen hem niet vergeten. HELDENDAG door MAGDA PEETERS Stil en ingetogen zullen wij zijn, en kransen winden vandaag, geestelike kransen van liefde... rozenkransen voor onze dooden. Stil en vroom zullen wij zijn omdat ons denken is gericht naar het zalige Jeruzalem van mysterie en geluk, naar de Vredige tuinen der eeuwige gelukzaligheid waarheen zij allen zijn gegaan die vielen voor de waarheidVan palmen en doornen zullen wij kransen winden in zachte nagedachtenis: van doornen, in teeken van ons leed; van palmen in teeken van hunne glorie. Met de oogen gesloten jen de handen ge vouwen zal ik naar de wijde vrede trachten UIT HET PARLEMENT fniiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuuiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii 20-28 Februari Een goed bezette zaal we zijn tegen woordig al met een handjevol tevreden de beau monde, in den vorm van Theo, in de loges, en op aller gezichten spanning merkbaar, spanning om de ontknooping van het jongste politieke tooneelstuk te vernemen. Zou het een drama of een blijspel zijn ? Wie anders kan 't wachtend publiek beter dienomtrent inlichten dan de auteur zelf, die in eigen persoon het tooneel zou bestijgen om de pointe van zijn stuk te verkondigen? De oogenblikken dat wij allen op zijn orakeltaal moesten wachten, wisten we niet beter te dooden dan door eens te kijken naar onze medelotgenooten. Een goed publiek" hoorde ik naast me mompelen. Je ziet het bij Verkade niet beter en je zoudt waarachtig haast in de meening verkeeren bij de Haghespelers te gast te zijn, wanneer 't strijkje niet ontbrak", ver kondigde m'n rechterbuurman. En toen keken we gedrieën eens naar boven, naar het deftige" publiek dat zich in de loges kan neervielen, iets wat voor ons nederiger menschen niet is weggelegd. Daar zaten gebroederlijk te samen twee merkwaardige contrasten. De man van 't jolig christendom en Colijn de brave boeren zoon, de meest serieuze politicus van de rechterzijde. Geen plooi in 's mans gezicht; vriend Theo daarentegen opgewekt, hier en daar een knipoogje toedienende aan ex-col lega's die van beneden jaloersch naar om hoog blikten. Ernst en Luim: aldus zou men dit tweetal bezoekers omschreven kunnen hebben. Dan plotseling verstommen de gesprekken. De premier, gezeten te midden van zijn ge trouwen, staat op en gaat beginnen. Vol verwachting klopt ons hart, wie de roe krijgt, wie de gart. Maar de man van Ie juste milieu wacht er zich wel voor als een Sinterklaas berisping toe te dienen aan hem die heen ging of een belooning uit te reiken aan de nieuwe aanwinst." Acht volzinnen ontsnappen aan de omheining zijner tanden en met die acht volzinnen heeft hij gezegd wat naar zijn meening gezegd moest worden. Veel was dat niet. Cort zoo heeft men deze mededeeling genoemd, te Cort. Het publiek was blijkbaar ietwat teleurgesteld over den afloop van de voorstelling. Geen applaus, slechts een licht gemompel en... een schouderbe weging van Pieter Jelles, waaruit de een tevredenheid en instemming meende te moeten opmaken, een ander daarentegen hield stokstijf vol, dat Mr. Troelstra daar mee kritiek te kennen gaf, terwijl een derde des rpoden leiders schouderophalen niet zoo diepzinnig beschouwde, doch het vermoeden waarin de gevallen helden wonen. Onze ziel zal zich heffen hoog, hoog in het gebed tot zij de rust der broederzielen ontwaart; en dan zullen onze oogen opengaan en wij zullen niet meer droeve zijn om de schoone jeugd, om de bloeiende hoop die van ons ging in het gruwelike krijgsgeweld en ons achterliet in tranen. Dan zullen wij rustig en sterk weer zijn en krachtig tegenover het leven staan dat ons wacht. Wij zullen de woorden der heilige indachtig zijn en niet weenen in hopeloos verdriet als of wij heidenen waren. Met liefde en gebed zullen wij de zielen steunen van diegenen die niet gereed en waren en die de dood met bliksemsnelheid sloeg. Voor hen zullen wij weven de witlaaiende gebeden der zielentroost opdat zij niet in onrust dolen zouden door het onge kende land. Gelaten, maar vol vertrouwen zullen wij zijn. En vroom zullen wij kransen van gebeden winden,... rozenkransen voor onze lieve dooden. In mijne herinnering komen de vreemde uitsprak, dat deze reflex-beweging niets uit te staan had met 's ministers rede en niets met innerlijke gevoelens van den heer Troel stra te maken had, doch louter en alleen toe te schrijven was aan uiterlijke gevoelens" ons allen wel bekend die hem tot deze beweging dreven. De loges liepen leeg, de ministers ver dwenen en de kamerleden praatten nog even na, om daarop ook in grooten getale naar in hun oogen v?beter gewesten te verhulzen; zoo ging het nieuwste kunststuk van Cort v. d. Linden als een nachtkaars uit l Zaterdag en Maandag zou er vergaderd worden. Maar jawel, dat was den heeren des guten zu viel". En zoo hebben ze Maandag lekkertjes Maandag gehouden; drie maal is scheepsrecht dacht voorzitter Fock en zoo moesten we wachten tot Dinsdag ochtend, eer de behandeling van het 80 miljoen ontwerp verder voortgang kon vinden. AI ging het hierbij geenszins over koetjes en kalfjes, toch was de belangstelling be droevend gering. Een dertigtal afgevaardig den zaten te luisteren, deden tenminste alsof Terwijl de goedige agrariër de Wijkerslooth zijn speech leest, houden de minister en Schaper een genoeglijk praatje. Otto loopt de kamer rond om eenigen zijner collega's te overtuigen hoe schandelijk Am sterdam behandeld is. Dan om ongeveer kwart over een wat meer leven in de brouwerij: een Amsterdamsche trein schijnt binnengekomen te zijn, althans de heeren uit het Noorden treden binnen. Luisteren doet er niet een: velen doen hun correspondentie af, anderen verdwijnen weer even plotseling als ze gekomen zijn. En ginds ter rechterzijde zit de heer Nierstrasz aan n der weinige confraters die hem nog wil kennen, uit te leggen, waarom hij zijn brochure heeft uitgegeven. Zijn stadgenoot Ketelaar houdt 't boekske juist zwaaiend in zijn hand en geeft het lachend aan den heer Schaper, die het zeer geïntresseerd in kijkt. De Wijkerslooth leest nog. Onderwijl ge beurt het onverwachtsche, dat A. B. K. een ministerszetel verovert (hij vindt het wel licht heelemaal niet zoo onverwacht). Heerlijk zelfvoldaan vleit hij zich neer in een van de fauteuils, die in de nis achter de ministerstafel staan, en betoogt iets met breed ministerieel gebaar aan Prof. Eerdmans, dien hij aan de panden van z'n jas moet vast houden om dezen tenminste als gehoor te hebben. Dan is het pauze. In den namiddag voert Patijn het woord. Nu zijn allen een en al oor; men hangt aan zijn lippen. En terecht, want deze af gevaardigde verstaat de kunst helder-frisch en met zeker enthousiasme, dat werkelijk indruk maakt, zijn standpunt uiteen te zetten. Het zal niet zoo lang meer duren of deze afgedagen van twee jaar geleden weer op; en weer zie ik ze heentrekken onze dappere strijders, met duizenden heentrekken door de bevlagden straten van mijn Scheldestad. Ik zie ze nog die stralende gezichten, die glinsterende oogen die een groote vrijheidsliefde begeesterde. Ik zie ze nog die met heilig vuur bezielde wezens, die stoere mannen, die moedige jongens; allen vast beraden te winnen of te sneven, maar niet te keeren zonder zegepraal. Vol vertrouwen gingen zij. (Allen even opgewekt, met de zelfde uitdrukking van fierheid op het gelaat; allen gelijk, zij die eens keeren zouden en zij die sneuvelen moesten. En de zoekende blik kon den eenen van den anderen niet onderscheiden al waren er zoovelen bij dje de dood al aangewezen had. Dag aan dag en uren lang hebben wij ze zien reizen zoo. Altijd voort en voorbij,... voorbij op een achtergrond Van vlaggen; waaiende, wapperende vlaggen die. den mor gen met zonneschijn en licht bedroop. Wat zijn er sinds dien veel dagen ver gleden en veel jonge levens gestort in God's metelooze eeuwigheid. In Antwerpen, mijn vaardigde zit waat hij hoort; achter de ministerstafel. Minister Posthuma luistert vol aandacht en stuurt van tijd tot tijd billets doux naar zijn adviseur, die in een der loges zit. Van uit den hooge het presldents-platform bekijken de typische trits Arntzenius Fock Nolens het schouwspel van de slechtbezette, maar nu blijkbaar zeer geintresseerde Kamer, luisterende naar wat Zierikzee's afgevaardigde te vertellen heeft. Dan volgt de socialist v. d. Tempel, de meeste kamerleden zijn moe van het ge duldig toehooren en gaan weer zitten correspondeeren. Alleen zijn getrouwe trawanten lezen hem de woorden van den mond. En niemand behalve de spreker zelf, windt zich op over het ministersoptreden tegen de hoofdstad. Zoo duurt de vergadering voort, zonder eenig opzienwekkend voorval. En wanneer de president de heeren naar huis toe laat gaan zijn allen nu nog minder dan dertig ten zeerste verheugd. Een hoogst be langrijk punt als het 80-miljoen-ontwerp was aan de orde, doch de Kamer maakte zich alleen maar deuk en toont alleen slechts belangstelling, als er zich een politiek rel letje voordoet. En dat was nu nog niet het geval l CAMERARIUS iiliiiimimiilimiiiiiHiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiliiiiiiiiiHiiiiiiiiHiiiiiii MEDI HSIEK Een Gevaar voorgonze Volks gezondheid ? Niet ondienstig lijkt het mij met n enkel woord te wijzen op de gevaren, die er voor onze volksgezondheid en volkswel vaart bestaan door het hier télande komen van talrijke groepen vreemdelingen, zoowel ontvluchte gevangenen, deserteurs als ande ren. Bestaat er aan of bij onze grenzen een voldoende gelegenheid voor geneeskundig onderzoek van staatswege? Zijn er desinfectieinrichtingen, isoleerkamers, badinrichtingen, ontluizings-gelegenheden ? Op die manier slechts kunnen zij, die onze gastvrijheid willen genieten, zekerheid geven, geen slechte kiemen of ongedierte uit den vreemde mede naar Holland te brengen en daar dus een bron van besmetting vormen. Dit besmettingsgevaar acht ik lang niet denkbeeldig! Reeds in onze goede stad zijn enkele huizen bekend, waar vreemde lingen in groote getale samenwonen en waar volgens onze Hollandsche begrippen Scheldestad, wapperen de dierbare teekens niet meer en in den avond ziet men hunne groote schaduwen niet meer dansen op de witte gevels der huizen. Men heeft ze zorg vuldig weggeborgen tot betere dagen: tot de dagen der verlossing, die wij vol ver trouwen wachten. Heden is de dag der gevallen helden, heden is de dag der levende herinnering, der schoonste, der liefste,... der herinnering aan hen die gesneuveld zijn. Daarom stijgen in zachte, teere liefde onze gedachten om hoog naai hen, waarvan wij in onze ge dachtenis het beeld bewaren, stralend van edelmoedigheid. Hun heldendood blijft voor onze vereering als een heilige relikwie waarheen wij ons keeren in de dagen van beproeving. Intens en trouw bloeit in ons hart de dankbaarheid; de groote dankbaarheid voor het bloed dat zich offerde Want voor onze vrijheid vloeit daar ginds in het Ijzerland het zuiverste bloed van België. Op Allerzielen, 1916 iiifinniiiiiiniiiJmiiHiifiiimimiiiiimiiiniiiiiiiiHiiiiiii de reinheid en zindelijkheid zeer veel te wenschen overlaten. Ook dit kan een gevaar opleveren voor de om- en naastwonenden, die bereids tal rijke klachten uiten. Dat het bovenbedoelde gevaar niet te geringschatten is, blijkt ook uit de pokkenepidemie van 1915, die zooals duidelijk Is aangetoond, door vreemdelingen hier is binnengebracht. Typhuslijders, cholerapatiënten en met luizen behepten zijn er dikwijls en het is volstrekt niet onmo- ? gelijk dat deze lijders de kiemen en het ongedierte medegesleept hebben uit een gevangenkamp ot van een gevechtsfront naar ons gastvrije landje. Nog erger is het, wanneer personen wel de dragers zijn van de ziekte veroorzakende bacillen, doch zich zelf niet ernstig ziek gevoelen. Dergelijke bacillerndragers zijn voor hun omgeving zeer gevaarlijk. De meestal zeer ongunstige omstandig heden, zooals slechte voeding, kleeding en slaapplaats gedurende den dikwijls gevaar lijken tocht (vlucht) naar ons land vermin deren het weerstandsvermogen in hooge mate, waardoor de kans op het optreden of verergeren van ziekten veel grooter wordt. Indien van staatswege aan dit belang meer aandacht geschonken wordt en b.v. in de nabijheid van onze grenzen in enkele steden artsen met voldoend ondèrzoekingsmaterieel aanwezig zijn, zoodat de genoemde land verhuizers, na zich bij de politie ter plaatse te hebben gemeld, zich eerst onder de naar de daartoe bestaande inrichting of aange wezen geneesheer moeten begeven die dan na onderzoek een gezondheidspas kunnen afgeven, dan eerst zal hun aanwezigheid geen gevaar voor ons Nederlanders opleveren. Een toevallige ontdekking door een genees heer bij ziek zijn, kan reeds te laat zijn en daardoor onberekenbare nadeelen opleveren. Op het bovenstaande de aandacht te ves tigen was mijn doel. Moge het niet te ver geefs zijn .geweest en moge men niet opzien tegen de kosten, waar het geldt een natio naal belang. Van verschillende zijden werd mij bericht, dat de bestaande inrichtingen niet voldoende zijn. Vóór het kalf ver dronken is, dient de put te wordtn gedempt. Dr. M. DE H. Filiaal DEN HAAG; Noordeinde 160.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl