De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 10 maart pagina 1

10 maart 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 2078 Zaterdag 10 Maart A°. 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRÜGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON Abonn. per 3 maanden f 1.90 Afzonderlijke nummers f 0.1 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WAKENDORF, AMSTERDAM Advertentiën Omslag f 0.35 p. regel, binntfqpag. f 0.40 p. regel INHOUD! Bladz". 1: Onze Demooratie in de gevaarlijke bocht, door T. H. Het Vliegenbrsoh, door T. H. Buitenl. Overzicht, door G. W. Kernkamp. Confetti. - -2: f tot. mr. G A van Hamel t, door J. A. van Hamel. Kretelzang, door J. H. Spet uhoff. Ml- d. Kroniek, Ntkkratnp, dior dr. Tulp. 3. Trenb herleeft, teekening van Jordaan. Uit hft Parlement, door Cameraiiu». Feuilleton: De Gi'dslamp I, docr Karel Wasoh. 5: Voor Trouwen, door Elis. H. Bogge. Uit de Natuur, door Jao. P. Tbjjsse. 7: Kmftnr.tities, door Plasschaert. Maziek in de Hoofdstad, door mr. H. M. van Leeuwin. Posthuma's Moeslaintje, teekoning van George van Baemdonck. Dram. Kroniek, door Top Naefl. 8 8taatsboso*>beheer, door P. H. Burgers. Een Wonderlijke Dri> een heid, door Dop Bles. 9; Finsnc'ëa en Economie door J. D. Santilhano. 10: Uit het Ktadsohi ift van Jantje. Het Eers.eNederl. Jaa'bsursbeiioht, door J. Labasky, met teekeningen van H. v. d. Veld*. 11: Dnitschland zoekt Bordgenooten, teekening van Job. Braakensiek. Schaabrnbriek, red. dr. A. Gr. Olland. Damrubriek, led. K. O. de Jonge. Btjvopgsel: De Baad van Vlaanderen b(j von Bethmann Hollweg, teekening van Joh. Braakensiek. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii iiiiMiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiitiiiiiiiii ONZE DEMOCRATIE IN DE GEVAARLIJKE BOCHT Men verzoekt mij, nog nader uit te werken, wat ik bedoelde, toen ik voor eenige weken zeide, dat onze democratie op het oogenblik een kritieke, gevaar lijke periode doormaakt. Hoewel onder een voorbehoud, wil ik hieraan gaarne voldoen. Het voorbehoud is, dat wij er juist in deze dagen meer dan ooit tegen op onze hoede moeten zijn, de aandacht van onze buitenlandsche politiek te laten op zij dringen door binnenlandsche vraagstuk ken van later zorg. Het is misschien de grootste fout van.déondernomen grond wetsherziening, dat zij de natie te licht hartig en te weinig heeft doen denken over de internationale verwikkelingen, die ons land bedreigen. Zien wij goed, dan nadert een phase, die Nederland plotseling voor de ern stigste beslissingen stellen kan, en waar van wij ons niet meer, gelijk tot dusverre, bij wijze van incident kunnen afmaken. Met name in de kwestie der bewapende handelsschepen groeit de kans van een dilemma, waarin van ons land onver biddelijk een keuze gevergd worden kan. Deze keuze mag dan niet zijn die van de regeering, doch moet er een zijn van een welbewust volk, dat zich niet door andere kwestie's in een slaperige na-denetenstemmirig heeft laten brengen. Dit vooropgesteld, willen wij dan gaarne de gevaarlijke bocht aanwijzen, welke wij op 't oogenblik de Nederlandsche democratie zien ingaan. ** * Voor haar is de kritieke tijd aange broken, die Buys reeds indertijd trachtte aan te wijzen in zijne Gidsartikelen: Aan gene zijde van het algemeen stem-. recht. Aan die gene zijde" openen zich twee wegen. Door met vaste hand de goede richting te kiezen, kunnen wij komen tot een staatsleven, gezonder en krachtiger dan wat terug ligt. Maar wanneer een voudig zonder bijzondere doelbewustheid doorgesukkeld wordt, zal de wagen al spoedig in het zandspoor van teleur stelling en zwakheid vastraken. Het is niet te ontkennen, dat het uit gebreide stemrecht vrijwel overal, waar het gekomen is, teleurstelling heeft ge bracht. Met vuur begeerd en omstreden, met noodelooze taaiheid aanvankelijk geweigerd, heeft het nergens aan -de volkeren die frissche hervormingsmacht gebracht, welke de strijders er zich van hadden voorgesteld. Een nieuw tijdvak is er nergens mede aangebroken, of, was het al zoo, hoogstens een tijdvak van nieuwe onvruchtbaarheid en nieuwe desillusie. Men kan zeggen: een tijdvak van nieuwe bevoorrechte machthebbers, maar vaak onmachtiger ten goede, dan hunne voorgangers. De meening, dat met kiesrechtuitbreiding allén, een volk zelfstandig het bestuur van zijne zaken in handen krijgt, is eene vergissing gebleken. Het draagt de macht slechts op aan een anderen potentaat, die, juist wegens de massale vergrooting van het kiezers aantal, meer en meer tot almacht, minder en minder tot verantwoordelijk heid komt. Aan: het parlement. Met recht kon Buys daarom reeds zeggen dat: geboren om alleenheer schappij te keeren, het vertegenwoor digende stelsel tot eene nieuwe alleen heerschappij terugvoert". Onverklaarbaar is dit niet. De positie der volksvertegenwoordigers wordt im mers veel losser en zelfstandiger tegen over een groot, dan tegenover een be perkt kiezerscorp.s De drang tot dagelijksche verantwoordelijkheid jegens hunne vertegenwoordigden is geringer. Van kritiek op speciale punten behoeven zij zich minder aan te trekken. Nauwe voeling verliest in beteekenis. Zoolang zij slechts de menigte imponeeren, is hun standpunt verzekerd, bijna evengoed als dat van den absoluten monarch. Aan de vertegenwoordigende vergade ring wordt een maximum van vertrouwen geschonken. Tegenwicht tegenover haar macht bestaat vrijwel niet meer. De blijmoedige verwachtingen, van het stelsel gekoesterd, hebben veelal berust op de veronderstelling, dat in haar boe zem de allergrootste volmaaktheid en de allergrootste bekwaamheid aanwezig zullen zijn. Maar dan komt de werkelijkheid, en toont ook hier de normale menschelijke onvolmaaktheid aan. Toont aan, dat het parlement evenmin alles kan, wat er van is gehoopt. Toont ook aan, dat de leden gaandeweg het gemakkelijke van hunne positie gaan be seffen. Zij hullen zich in een soort van onschendbaarheid, evengoed als de vor sten dit hebben gedaan. Tegenover kritiek van buitenaf worden zij lichtgeraakt of onverschillig. Onderling sluiten zij zich aaneen tot een kliek. Zij ontdekken, hoe groot hun macht is, hoe gemakkelijk ook voor persoonlijke belangen te gebruiken. Willekeur, corruptie, kloppen aan de deur. Wij zullen daarbij nog geenszins de normale samenstelling der parlementaire vergaderingen te onderschatten, of Faguet's eeredienst der onbekwaam heid" toegeven. Maar zoo zijn nu eenmaal de gevolfen van onverdeelde alleenheerschappij. n 't zijn sterke beenen die de weelde kunnen dragen. Bovendien dreigt nog een dieper gevaar. De groote menigte leeft uitteraard in de belangen van den dag. Besturen verlangt echter juist: vooruitzien en vooruitzorgen. Anders komt later de nood aan den man. Hoe vaak moet voor het heden niet iets op zij worden gezet ter wille der gebeurlijkheden van later! En dan is het gevaar van een nog alleen voor de stem der menigte ge voelige almacht, van het parlement zoo goed als van den volkscaesar, dat zij steeds voor de bevrediging van het heden gaat zorgen, en de moeilijk heden van morgen fluiten laat. Maar wanneer dan eenmaal die zorgen van morgen toch onvoorbereid werke lijkheid worden, wie is daarvan dan weer de dupe? De teleurgestelde menigte zelve. *** Dit alles zijn geen vage redeneeringen. Het zijn de ervaringen der historie en de lessen van de menschelijke natuur. Geen klemmender voorbeeld, dan de geschiedenis der vertegenwoordigende vergaderingen uit den tijd der Fransche Revolutie, toen ,'t vertrouwen in de on beperkte Jacobijnsche of Bataafsche volkssouvereifliteit, aan de volkeren zelve zulke deerlijke teleurstellingen, en ten slotte zelfs de dwingelandij als middel ter genezing heeft gebracht. Geen duidelijker voorbeeld ook, van den nieuweren tijd, dan in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Daar hebben de burgerijen de eens met zooveel geest drift aan hunne parlementen toegekende macht, langzamerhand weer ingeknot. Uitgebreide bevoegdheden voor gouver neurs, president, rechterlijke macht en volksconventen, zijn daar de verweer middelen geworden tegen de kwalen der parlementaire democratie. Verscheidene parlementen in Europa lieten, vóór den oorlog, soortgelijke verschijnselen zien, al was men daar nog niet toe aan de middelen van redres. Het beste had zich nog het Engelsche gehouden. Zoo putten, tengevolge van eene n zijdige ontwikkeling, de parlementen hun kracht niet meer uit het volk. En terwijl democratie behoort te beteekenen: dat de welvaart en de ont wikkeling van een volk, het werk vormen van al zijne leden, eindigt de parlementaire democratie met het idee van gezamenlijke verantwoordelijkheid juist te verdrukken. Zij kweekt het gevoel van een nieuwe onmondigheid en een nieuwe voogdij. En wat den burgers overblijft, is in waarheid niet: medezeggenschap; doch alleen: de vrijheid, om eens in de zoo veel jaren aan een verkiezingsdrukte mee te doen en mede te sputteren, zonder verantwoordelijkheid. Wij durven beweren, dat ook ten onzent de zaken in die richting zijn gegaan. Wel is men hier nog niet eens aan het algemeene kiesrecht toe. Maar feitelijk verkeeren wij reeds geheel in dezelfde sfeer. Reeds 1913 bracht ons een parlement, dat zich de weelde kon veroorloven, gén regeering te maken. Gelijk de oude Frankische vorsten, liet het die aan een majordomus over. Nu, in 1917, wijzen verscheidene punten van de tegenwoordige grondwetsher ziening, ja, allerlei wat in het parlement is voorgevallen, op hetzelfde verschijnsel: patriarchaal machtsbesef en onverschil ligheid tegenover de publieke opinie, kringgeest, lauwheid en betrekkelijk on vermogen. Ieder kan de symptomen voor zichzelve aanvullen. Het zijn niet de oorlogsomstandigheden, waaruit ze zijn voortgevloeid. Deze vonden het onkruid reeds ontkiemd. Het ligt in de natuurlijke lijn. Zijn eenmaal -algemeen kiesrecht en vooral het evenredig kiesrecht ingevoerd, dan wordt dat alles alleen nog eens zoo sterk. Terwijl men van ons volk tevreden heid en schoone toekomstverwachtingen vordert, ziet het met onrust zijn demo cratie in zichzelve steken blijven. En van bovenaf schijnt niemand zich te bekommeren om deze vraag: hoe Icomen wij daar weer uit? *** Hoe komen wij weer uit de gevaar lijke bocht? Antwoord: niet, als 't u blieft, door reactie, of restauratie naar het oudere. " Niet ook door: anti-parlementarisme. Daarvoor is de grondgedachte der democratie, óók van het algemeen kies recht en van het parlementaire regeeringsstelsel: gezamenlijke deelneming, te ge zond. Daarvoor zal zij vooral in den komenden tijd, ook met het oog op de productie, de nationale verdediging en de sociale poliiiek, voor ons volk meer dan ooit onmisbaar zijn. Maar er moet juist beseft, dat de par lementaire democratie en het uitgebreide kiesrecht, op zich zelve veel te weinig en een zeer nzijdige democratie, te weinig volksaansprakelijkheid en volkszeggenschap geven. Wil Nederland deze heusch volop Be reiken, en de gevaren van 't consequente parlementarisme ondervangen, dan worde zoo spoedig mogelijk de hand geslagen aan verdere en meeromvattende hervor mingen onzer staatsinstellingen daar naast. Drie misvattingen moeten hierbij ter zijde gesteld. Ten eerste: Dat de krachtigste democratie zou leggen in volksinvloed op de wetgeving. Zij ligt integendeel in de volksdeel neming aan het bestuur der dagelijksche zaken en aan de rechtspraak. Dan: dat democratie reeds voldoende zou bereikt worden met een vertegen woordigend lichaam, met een honderdtal uitverkorenen. Zij is integendeel f lechts te bereiken door de medewerking van zeer velen, op zeer verschillend gebied. Alleen daardoor ook gaat een volk zich mondig gevoelen en de moeilijkheden beseffen van de publieke zaak. Want de grootste misvatting is deze: dat democratie op den duur bevrediging zou kunnen vinden in de vrije gelegen heid tot kritiek. Zij kan slechts vruchtbaar blijven, als zij berust op een algemeen doorgedrongen besef van verantwoordelijkheid. Zoo staat voor de verdere, vreedzame ontwikkeling van onzen staat een geheel nieuwe, vrijzinnige reorganisatie voor de deur te wachten. Wij kunnen voor heden het program slechts puntsgewijze opnoemen: Referendum. Uitbreiding van het zelfbestuur, door verschillende commissies en colleges voor bijzondere takken van dienst. Ook in de gemeenten, ontlasting van de gemeenteraden: schoolraden, commissie's voor de bedrijven, enz. enz. Vertegenwoordigende openbare licha men voor takken van handel, industrie en bedrijf, plaatselijk of aan de ministers toegevoegd (zooals door mr. Treub ge propageerd). Arbeids-, fabrieks- en bedrijfsraden. Voor benoemingen, erkenning van voor drachten door een aantal burgers inge diend. Verkiezing, althans recht van voor dracht door kiezers, voor verschillende ambtenaarsfunctie's. Uitbreiding en populariseering van de controle op de financieele gestie in ver schillende takken van bestuur. Deelneming der burgers aan de recht spraak. Erkenning van de democratie in som mige grondwettelijke instellingen: troons opvolging, buitenlandsch beleid. Doorvoering van het volksleger. Nauwer verband van de overheden met de publieke opinie. Gedecentraliseerde organisatie van de politieke partijen; enz. De thans aanhangige grondwetsher ziening zal een laatste stap zijn op den ouden weg. Daarmee opent zich tevens de nood zakelijkheid van een geheel nieuw en veelomvattend gebied van hervormingen, om een waarlijk levenskrachtig, demo cratisch staatsbestel te verkrijgen. v. H. mtitiiiititimiiiimtitiiiiiiiminnimiminiiuimiiiii mniiiiiitttiiil HET VLIEGENBOSCH" De kranten vermelden, dat de parkaanleg aan den oveikant van het IJ, In den Nieuwendammerham" dit vooijaar voor het publiek zal worden geopend. Intusschen is men voor de thans nog even voorzichtig als omslachtig omschreven be planting ten Stadhuize druk bezig naar een passenden naam te zoeken". Zouden wij bij dezen in overweging mogen geven, niet al te ver te zoeken naar wat vlak voor de hand ligt, en deze nieuwe plantage-aanwinst van Amsterdam eenvoudig te noemen, zooals ieder ook reeds sinds lang zegt: Vliegenbosch? Misschien, dat de bescheidenheid ons Dagelijksch Bestuur er eenigszins van terug houdt, deze vereeuwiging van een zijner werkende leden voor te stellen. Doch wat zou men zich aftobben, om ten slotte bij een Abraham-de Coster-park", of een Nieuwendammerham-plantsoen" of een PrinsesPetronella-plantage" te belanden ? Het is nu eenmaal al Vliegenbosch ge worden, en Vliegenbosch klinkt heel best. De heer Vliegen heeft, door als raadslid voor den aanleg van die bosschage op te komen, alle aanspraak, het kind met zijn naam te echten; en Amsterdam mag zijn tegenwoordigen Wethouder van Publieke Werken deze eer waarlijk wel bewijzen. Hij zal zich waarschijnlijk moeten ge troosten, dat het verband met zijn persoon niet altijd in de geschiedenis bewaard blijtt. Zoo is het anderen ook reeds vergaan. Wie denkt bij Kromboomsloot nog aan wijlen Pieter Boom; bij Raamskooi nog aan Jan Raam; en bij Haantjeshoeksteeg nog aan Burgemeester Heintje Hoek? Maar het tegenwoordige geslacht kan niet meer doen, dan hem verzoeken 't peetschap te aanvaarden; en officieel bevestigen wat de volksmond reeds heeft beslist. Poëtisch doet de naam voor een! na tuurmonument niet aan? Men moet in derdaad hopen, dat latere geslachten zich nog eens de vraag zullen stellen: waarom dit bosch toch wel Vliegenbosch" mag zijn genoemd. Een tegenvaller immers ware 't, wanneer het zoo vol met smerige insecten kwam te zitten, dat ieder het altijd direct begreep. Doch wat nood l De Romeinen leidden hun woord voor bosch (lucus) wel af van: non lucendo: iets waar het niet licht is. Waarom zou later de mijmerende wan delaar niet denken, dat het Vliegenbosch zeker aldus is genoemd geworden, omdat men er zoo weinig last van vliegen heeft! Zoo stellen wij, in de hoop dat deze vlieger op zal gaan, voor: Vliegenbosch. v. H. iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Bethmann Hollweg in de laatste dagen voor den oorlog. J. W. HEADLAM, The German Chancellor and the outbreak of war. Fisher Unwin, London, 1917. Het einde van den oorlog interesseert de meeste menschen tegenwoordig meer dan het ontstaan ervan. Hoe lang is het al ge leden, dat wij naar de wit- en blauwboeken grepen om de diplomatieke onderhandelingen te leeren kennen, die in de laatste week van Juli 1914 werden gevoerd! Maar ook van hen, die op deze wijze getracht hebben zich een eigen oordeel te vormen over de vraag, wie de verantwoordelijkheid ervoor dragen, dat in den zomer van 1914 een Europeesche oorlog is uitgebroken een vraag, die gesteld moet worden, ook al erkent men dat de oorzaken van dien oorlog te zoeken zijn in het maatschappelijk en politiek gebeuren van de dertig a veertig jaren, die eraan voorafgingen ook van hen hebben velen al spoedig deze poging gestaakt. De regeeringen publiceeren toch alleen maar zulke stukken, die hen niet compromitteeren; het is een onbegonnen werk om naar de historische waarheid te zoeken, als de belangrijkste documenten, waaruit die moet worden gekend, nog ver borgen liggen in de archieven; eerst jaren, vele jaren later zullen de hislorici daar toe gang toe krijgen en het moeizame werk kunnen verrichten van het opsporen van de ware toedracht der onderhandelingen en besprekingen, die dezen oorlog hebben doen uitbreken. Men kan de juistheid van dit alles toegeven zonder in te stemmen met hen, die alle ge schrijf over het ontstaan van den oorlog volkomen overbodig achten. Zeker, een groot deel van deze geschriften had even goed achterwege kunnen blijven; maar van sommige kan men reeds nu aan toonen, dat zij ertoe bijgedragen hebben om de voorgeschiedenis van den oorlog beter te doen kennen. Er zijn schrijvers, die ons duidelijk hebben gemaakt, welke lacunes er in sommige witboeken zijn en aan welke redenen dat stilzwijgen vermoedelijk moet worden toegeschreven; die door hunne kritiek en hunne conclusies sommige re geeringen tot een verweer hebben genoodt en zoo enkele mededeelingen hebben uit gelokt, die anders nog niet zouden zijn gedaan. Tot deze categorie van schrijvers behoort Headlam, op wiens geschriften ik hier vroeger al eens de aandacht beb gevestigd. Dezer dagen zal een nieuw werkje van hem ver schijnen, waarvan de titel hier boven staat afgedrukt, een bundel artikels, vroeger ge publiceerd in The Westminster Oazette, alle handelend over de houding van Bethmann Hollweg in de allerlaatste dagen vóór den oorlog; juister gezegd: over de verandering die er sinds 29 Juli in zijne houding is gekomen. In Duitschland let men scherp op wat Headlam schrijft; men héft in hem den publicist erkend, die met de beste wapenen de Duitsche lezing van de voorgeschiedenis van den oorlog heeft bestreden; in de Preussisclie Jahtbücher van November 1916 vindt men een uitvoerig artikel om de meening Iemand, die met zijn tijd meegaat: Een bedelaar, die bedelt met een broodkaart. * De heer Sannes wenscht een gynae cologisch overzicht van de verschillende distribuiieregelingen. (2e Kamerverslag in de Telegraaf") Waarschijnlijk zou de heer Sannes er van verlost willen worden? iiiiiHiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiijiiiiiiiiifiiiiiiimiiiiiiiii van Headlam te weerleggen, dat Duitschland de verantwoordelijkheid draagt voor het uitbreken van den oorlog; de schrijver van dat artikel hij noemt zich met den pseudonym Glaukos is klaarblijkelijk iemand, die, zoo hij zelf geen hoogen post bekleedt bij het Duitsche ministerie van buitenland sche zaken, dan toch van dat ministerie zijne inlichtingen heeft gekregen; zijn be toog toont groote gelijkenis met sommige passages uit de redevoering, door Bethmann Hollweg op 8 November 1916 in den Rijks dag gehouden. Voor Duitschland heeft de schuldvraag" dan ook wel het allermeeste belang. Niet alleen, omdat het de geheele wereld tegen zich zou krijgen, indien kon worden aan getoond, dat het den oorlog heeft doorge dreven, toen er nog kans bestond op een vreedzame oplossing van het conflict; maar ook voor de binnenlandsche politiek van Duitschland staat daarbij veel op het spel. De sociaaldemocraten hebben in den be ginne de regeering eenparig gesteund, omdat zij den oorlog beschouwden als een verde digingsoorlog, dien Duitschland tegen Rus land moest voeren. De oorzaak van de scheuring, die er in hunne gelederen is ge komen, ligt juist hierin, dat de fractie, die zich thans van de partij heeft afgescheiden, een andere meening heeft opgevat over de voorgeschiedenis van den oorlog. In de brochure Der Springende Punkt", geschre ven door iemand, die zich Germanicus" noemt en die tot de minderheid van de sociaaldemocratische partij behoort, leest men dan ook: De vraag, of Duitschland in den oorlog de aanvaller is, dan wel zich verdedigt, ligt ten grondslag aan alle ge schillen tusschen den linker- en den rechter vleugel van de sociaaldemocraten. Alles komt aan op de beantwoording van de vraag, wie de schuld voor dezen oorlog draagt." Ook om deze reden het bewaren van de eenheid van het volk en het behouden van den steun der sociaaldemocratische meerderheid moet Bethmann Hollweg het bewijs kunnen leveren, dat de oorlog aan Duitschland opgedrongen is. In zijn ijver om de verantwoordelijkheid voor den oorlog af te wijzen heeft hij zich echter blootge steld aan een ander gevaar, n.l. dat hem kon worden verweten, zijne pogingen cm den vrede te bewaren zoolang te hebben voortgezet, dat de plannen van den generalen staf er door in de war werden gestuurd. Dit verwijt wordt tot hem gericht in een brochure van Junius Alter" (de brochure, waartegen Bethmann Hollweg zich zoo vinnig heeft verdedigd in zijne rede van April 1916). In Duitschland heeft dit geschrift alleen in het geheim gecirculeerd; een uitvoerig uit treksel eruit heeft in de Chicago Daily News van 11 Juli 1916 gestaan, waaraan Headlam (p. 34?37 van zijn .bovengenoemd boekje) het volgende ontleent: Het is duidelijk, dat de kanselier, zonder zich om militaire dingen te bekommeren, tot op het laatste oogenblik rusteloos bezig is geweest om, het kostte wat het wilde, den oorlog te voorkomen. Tevergeefsch waren de waarschuwingen van den generalen staf. Tevergeefs wezen de Minister van oorlog en mannen van gezag in het departement van marine op de noodzake lijkheid van de mobilisatie. Zij slaagden erin, den Keizer daarvan half te overtuigen. Op Donderdag den SOsten Juli maakte de Lokalanziiger het besluit tot mobilisatie bekend, maar terstond daarna werd deze beslissende daad weder te niet gedaan door de tusschenkomst van Bethmann-Hollweg. Hij hield nog altijd vast aan de hoop, dat hij met hulp van Engeland een overeen komst tusschen Weenen en St. Petersburg tot stand zou brengen. Zoo gingen er op nieuw twee kostbare dagen verloren, die ons niet alleen een gedeelte van den Elzas, maar ook stroomen bloeds hebben gekost. Zelfs de eerste Augustus 1914 zou op deze wijze verstreken zijn, wanneer de militaire autoriteiten niet verklaard hadden, dat zij, bij nog langer uitstel, van de mo bilisatie, weigerden de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van dat uitstel te dragen." Zelfs toen het besluit tot mobilisatie genomen was, deed Bethmann Hollweg nog een laatste poging om het te doen intrekken. Gelukkig was het toen te laat. Wat deze dagen van besluiteloosheid van den kanselier ons gekost hebben, kan niet hoog genoeg worden aangeslagen. Door zijne schuld ging het groote voordeel verloren, dat wij zouden hebben kunnen behalen, omdat wij sneller konden mobiliseeren dan onze vijanden. Welke militaire voordeelen er verder ver loren gingen, zal men later tusschen de regels van de rapporten van den generalen staf kunnen lezen." Indien ooit, in een beslissend oogenblik, de taak der verantwoordelijke militaire leiders bijna onmogelijk is gemaakt, dan is dat geschied voor het uitbreken van den oorlog, door de schuld van onzen leidenden staatsman. Geen oordeel over hét gedrag van dezen politieken slaapwandelaar kan streng genoeg luiden." Wanneer men Bethmann Hollweg's rede voering van April 1916, waarin hij dezen aanval afweert, nog eens opslaat, dan ziet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl