De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 10 maart pagina 10

10 maart 1917 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

t s. 10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Maart '17. No. 2072 Zoodra Uw r tl wiel niet.goed meer te gebruiken en afdoendherstelling uitgesloten is, doet beter een ander te nemen. Het beste is echter een FONG&RS aan te schaffen. i miiiiiiiiiii iiiiiiiin miiiiiim iiiiiiimmim i n winstbejag op den voorgrond trad, maar vaak de zucht om een h. i. verdienstelijk maar niet voldoende vermogend familielid of vriend in staat te stellen zich een onaf hankelijk en eervol bestaan te verzekeren, was anderzijds bij de ondernemers de prik kel grooter om door voorzichtig, oordeel kundig en oeconomisch beheer het ver trouwen van zijn helpers niet te beschamen. Toegegeven moet echter worden, dat, wat goed is voor kleinere industrieën, niet past in het kader van groote kapitalen vereischende ondernemingen en dat meer be paaldelijk de creatie van naamlooze vennoot schappen eene gebiedende eisch is geworden voor het tot stand brengen van groote on dernemingen, die in den wedstrijd der natiën met kans op goeden uitslag de concurrentie met buitenlandsche industrieën wenschen op te nemen. De heer van Tienhoven wijst er verder op, dat nog tot voor een zestal jaren geleden de kapitalisatie der industrieele naamlooze ven nootschappen slechts op twee pijlers rustte: het aandeden kapitaal en de obligatieschuld. Het industrieel aandeel bracht den belegger het volle bedrijfsrisico, terwijl de industrieel een evenredig deel, zoo in de winsten als in de zeggingschap zijner onderneming aan derden moest afstaan. Met dat afstaan van ?zeggingschap" in onze naamlooze vennoot schappen heeft het intusschen nimmer zoo'n vaart geloopen. Zoolang de zaken goed gaan bekommeren zich Nederlandsche aandeel houders al heel weinig om de gestie van het bestuur en zijn er met geen stokken toe, te brengen om eer e vergadering van aandeelhouders bij te wonen. Alleen, wanneer er iets mis i», wanneer er een schandaaltje Op til is, komen zij in drommen op en wie eenigszins met de psychose van zoodanige turbul-nte vergaderingen bek>-nd is ?al moeten erkennen, dat het dan nog niet eens de bonafide aandeelhouders zijn, die de oppositie aanvoeren, maar meestal personen, die later tegen verlaagden koers eigenaar van een zeker bedrag aandeelen zijn ge worden. Bij de agitatie in een deel der financieele pers tegen de zoogenaamde oligar chische clausule mag er wel eens op gewezen worden, dat, zoowel met als zonder die clausule, in de practijk de oligarchie bij de naamlooze vennootschappen bestaat en dit hoofdzakelijk tengevolge van de laksheid der aandeelhouders. De industrieele obligatie, al of niet ver zekerd door hypothetk of andere waarborgen, geeft den houder eene vaste rente, slechts weinig hooger dan de normale voor beleg gingswaarden, maar doet hem niet deelen in eventueele hoogere bedrijf swinsten.Terecht merkt mr. Van Tienhoven op, dat ook bij de industrieele abligatiën het bedrijfsrisico niet geheel uitgeschakeld is. Toch mag daartegen opgemerkt worden, dat, wanneer er maar gezorgd wordt voor eene behoor lijke vernouding tusschen pbligatn schuld en aandeelenkipitaal, dat risico voor de obligatiehoudrrs slechts uiterst gering is en alleen van eenige beteekmis wordt bij algeheelen achteruitgang van eene bepaalde industrie of bij verregaand wanbeheer. De heer Van Tienhoven meent nu, dat deze twee pijlers, waarop de kapitalisatie der industrieele naamlooze vennootschappen berustte, niet voldoende waren en dat de sedert 1910, maar meer bepaaldelijk in de laatste oorlogsjaren ingevoerde preferente aandeelen daaraan een voor industrieel zoowel als belegger zeer gewenschte derde hebben toegevoegd. Hij spreekt dan ook, in tegenstelling van de preferente aandeelen, die reeds vóór dien tijd bestonden (als o. a. die van de Cultuurmij. der Vorsten landen) van het gezond" preferent aandeel. Het wil mij voorkomen, dat de verhouding eerder omgekeerd is. De preferente aandeelen van vroegere periodes werden n.l. in den regel uitgegeven om ondernemingen, dieinfinancieele moeilijkheden verkeerden en op andere wijze geen kapitaal konden verkrijgen, de middelen te verschaffen om zich staande te kunnen houden. Men wendde zich daartoe Jn de eerste plaats tot de bestaande be langhebbenden (aandeelhouders of schuldeischers), wier belang het medebracht dat geld te fourneeren, ten einde daardoor hun bezit zooveel mogelijk te reddtn. Zij, die op deze wijze medewerkten, wisten en gaven zich er rekenschap van, dat zij een risico op zich namen, maar bedongen daar tegen niet alleen een bevoorrecht divi dend, maar ook een gelijk op met de overige aandeelhouders deelen in de verdere winsten, indien de onderneming door het nieuw gefourneerde kapitaal weder tot groote bloei gebracht werd. En nu is het m. i. juist dat quid pro quo het bedingen van een ruim winstaandeel boven en behalve de kans om het bestaande bezit weder tot waarde te brengen voor het op zich geno men risico dat het vroegere preferent aan deel een gezond" recht van bestaan gaf. Het preferent industrieel aandeel van de laatste jaren mist echter dat quid pro quo en draagt een amphibisch karakter, waar door het m i. als permanente belegging minder gewenscht is. Het deelt niet of althans slechts voor een zeer gering bedrag in de groote winsten, indien de zaak goed gaat, maar draagt wel in grooie mate mede in het bedrijfs-risico, wanneer het onver hoopt tegenloopt en dat risico acht ik geenszins gedekt door de meestal slechts l pCt. hoogere rente, die zoodanig preferent aandeel afwerpt boven die, welke men van eene goede obligatie kan trekken. En nu moet men dat risico niet al te gering schat ten en meenen, dat waar men voor het meeren deel met winstgevende, ruime divi denden op de gewone aandeelen betalende TJIT T KLAJDSOHIIRJIIF De toestand in Nederland in Maart 1917 ondernemingen te doen heeft, het gevaar voor kapitaalverlies op de preferente aan deelen zoo goed als uitgesloten is. In de eerste plaats moet opgemerkt wor den, dat niet alleen door s echt beheer, maar ook door omstandigheden geheel onafhankelijk van de schuld der leiders van industrieele ondernemingen in enkele jaren belangrijke wijzigingen kunnen ont staan, waardoor eertijds bloeiende zaken steik achteruitgaan. Heeft eene zoodanige onderneming behalve gewone aandeelen slechts obligatiën uitstaan, dan zal in den regel krachtens de voorwaarden der geldleening, ook al zijn de obligatiën niet door hypotheek gedekt een deel dier schuld gedtlgd en het overblijvende deel daardoor beter verzekerd zijn. Bij uitgifte van pre ferente aandeelen blijft de kapitalisatie echter onveranderd en moet het eventueel in waarde verminderd actief over hetzelfde oorspron kelijk groot bedrag omgeslagen worden. Dit klemt des te meer, waar, zooals juist bij die ondernemingen, die in de laatste jaren haar kapitaal door uitgifte van preferente aandeelen uitgebreid hebben, de verhouding van het gewoon tot het preferent aandeelenkapitaal zeer ongunstig geworden is. Daar onder zijn er toch, die twee tot driemaal zooveel meer preferente dan gewone aan deelen hebben uitstaan. Het gevolg daarvan zal zijn, dat in goede tijden de gewone aandeelen zeer hooge dividenden kunnen trekken, maar bij kentering van de conjunc tuur minder afdoende kunnen dienen als buffer" om het bedrijfsrisico geheel of grootendeels van de preferente aandeelen af te wenden. Daarbij komt nog iets, waaraan gemeenlijk weinig aandacht geschonken wordt. Ht eft eene maatschappij obligatieschuld uitstaande dan zal het haar niet zoo gemakkelijk vallen ongedekte credieten op te nemen, althans niet in die mate als eene, waar het preferent aandeel de plaats van obligatie inneemt. De credietgever zal dan toch rekening houden met het feit, dat hij te zamen met de obli gatiehouders slechts een concurrent crediteur is. Bij maatschappijen met groot preferent kapitaal kunnen de zaken ook bij achter uitgaande conjunctuur, jaren lang door be trekkelijk groote credieten drijvende ge houden worden, totdat de omstandigheden te machiig worden... en dan deelen de preferente aandeelen niet gelijk op met de credietgevers, maar staan bij dezen achter. En nu bewere men niet, dat in zoodanige gevallen onverantwoordelijk, roekeloos ge handeld is. Psychologisch is zoodanig han delen verklaarbaar en verdedigbaar. De wijzigingen in de conjunctuur treden ge woonlijk niet plotseling in; in den regel zullen de beheerders, volkomen te goeder trouw, meenen, dat zij slechts met voor bijgaande tegenslagen te doen hebben en eerst te laat ontdekken, dat zij zich op een hellend vlak begeven hebben. Op grond van het bovenstaande kom ik dus tot de conclusie, dat de beste vorm van kapitalisatie voor industrieele ondernemingen moet gezocht worden in de uitgifte van enkel gewone aandeelen, waarbij de aan deelhouders tegenover het volle bedrijf-risico gecompenseerd worden door het volle genot van hun evenredig deel in de winsten der onderneming, behalve natuurlijk het meer of mir der groot deel der winst, dat directie en commissarissen als belooning voor hun beheer aan tantièmes trekken. Laat de aard van eene onderneming het toe, geld als vaste schuld op te nemen, dan is er ook geen overwegend bezwaar een, in verhouding tot het aandeelenkapitaal beperkt,- bedrag aan obligatiën uit te geven, liefst door hypotheek of andere speciale waarborgen verzekerd, maar waaraan in elk geval eene regelmatige aflossing zooveel mogelijk in overeen stemming met de voor afschrijving beschik bare bedragen verbonden is, zoodat de schuld automatisch vermindert. MiiiiiimiiiiiiiiiiiiiijiHnitiiiliniiniiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimitiii Van een beleggers-standpunt komt mij echter het financieren van ondernemingen door uitgifte van een groot bedrag prefe rente aandeelen verwerpelijk voor, vooral wanneer zooals bij de latere uitgiften herhaaldelijk voorgekomen is eene juiste verhouding tusschen gewoon en preferent aandeelenkapitaal uit het oog verloren wordt. J. D.. SANTILHANO 't Eerste Nederlandsche Jaarbeursbericht VAN DEN HEER PETRUS JANSEN Fabrikant te Dingeshoven AAN MEVROUW ZIJNE ECHTGENOOTE UTRECHT, 7 Maart '17 Teerbeminde Caroline, Zet nu maar geen zuur gezicht, Omdat 'k je zoo lang liet wachten Op mijn eerste Beurs-bericht. Want de Nederlandsche Jaarbeurs Neemt mij den geheelen dag En (geloof me, lieve Lina) 's Avonds laat nog in beslag. CABARET PI5U1SSE. 'k Ben hier nu al zeven dagen Maar (ik zweer je, lieve schat) Dat ik tot den dag van heden Geen vrij uurtje heb gehad, Om je rustig eens te schrijven Hoe hier de affaires gaan En hoe ik me moet behelpen In mijn 6ver-druk bestaan. Op den openingsdag reeds stroomde Het publiek naar onze stand", De belangstelling is groot en Pieterse, mijn concurrent, Dreigt welhaast van nijd te bersten, Want 'k heb (onder ons gezegd) Op een voor mij nieuw en aardig Onderdeel de hand gelegd. Als de beurs om vijf uur eindigt, Is mijn dagtaak niet gedaan, 'k Moet dan vaak (voor conferenties) Daad'iijk naar den Haag nog gaan, Of te Amsterdam vergaderen En dat vind ik geen genot, Want dit ongeregeld leven Maakt me mislijk en kapot l Dat jij ook niet hier kunt komen Doet me waarlijk innig leed, Maar te hu's ben j<- onmisbaar, Bovendien (zooals je weet) Is hier geen logies te vinden, De hotels zijn steeds bezet, Dus, tot weerziens, Carolina, 'k Ben doodmoe en ga naar bed. Pour copie conforme: JOHANNES LABASKI N.B. Mijn ondeugende medewerker, de snaaksche Htnri van de Velde, heeft dit onschuldige jaarbeursberüht op schalksche wijze geïllustreerd, Honni soit qui mal y pense! Nieuwe Boeken van deze week GUSTAAF VAN KALCKEN, Pelntures Eccl siastiques du Moyen-A%e. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink et fils. MAURICE VAUCAIRE, L'apprenti millionnaire, 333 pag. Paris, La Renaissance du Llvre (78 Boulevard Saint Michel). Nederlandsche Bond voor Vrouwenkies recht" Gedenkboek 1907-1917, samengesteld door eene commissie, waarin zitting hadden: mevrouw M. BOISSEVAIN-PIJNAPPEL (voor zitster) mevrouw TH. SLEESWIJK-VAN BOSSE, mejuffrouw M. HUBRECHT en jhr. mr. dr. B. DE JONG VAN BEEK EN DONK. Amsterdam, J. H. de Bussy. S. A. RUDELSHEIM, De Oorlog en het Jodendom, 18 pag. Leeuwarden, Meijer en Schaafsma. ?m t n iiiiiiiiiiiimiiiiiniiii i in Inhoud van de Maart-Tijdschriften: Groot-Nederland: Louis Couperus, De Komedianten. Helene Swartn, Liedjes. D. Th. Jaarsma, Doopgoed te buur. Maryot, De Nacht. Henri van Booven, Hij kwam, een echoonen voorjaarsdag. Marcellus Ema"tï, Tienjarige lijdensgang naar een sukses. Bijlasse: Marcellus Emants, Om de Mensen. De Vrouw en haar Huis: Elis. M. Rogge, Plateelschilderwerk. Dr. M. J. Baale, De plechtige instal latie van de eerste vrouwelijke hoogleeraar in Neder land. H. de Voogd, Uit den ouden tijd. M. E. Leliman-B'isch, Bezuiniging in onze dagen. J. II. 't Zeil' maken van een hooikint. C. de Leeuw-Schb'nberg, Sprookje. .1 C. tn Winkel-L"deesfn. Het werk onzer Nederland-che vrouwen. M van Usselstein, Iets over Kant klossen en kantklossen. Werke ? van kloskant. Bijlage met de toekening n. TasohjeBatikwerk. Voorjaarskleeding. Marie Heinen, Vrouwenarbeid hier en elders. Elck wat wils. De Nieuii'e Gids : Jac. van Looy, Het verhaal van den Provinciaal. J. A. Simons-Mees, Levens^troomingen. Maurits Wagenvoort, Inden Wilden Wingerd P. C. Boutens. Doodenolfer. J. L. Walen, Andrens. H. P. Blok, Rousse^u en zijn verhouding tot de Muziek. Shakespeare in de Beeldende Kunst, door Corn. Veth. Helene Swarth, Laurens v, d Waals, Verzen. Willem Kloos, Literaire Kroniek. Frans Netscher, Binnenl. Staatk. Kroniek Chr. Nuys, Buitenl. Staatk, Kroniek. Bibliohraphie. Leven en Werken: Als de stuivende elzen eens ver tellen konden, D. J. van der Ven. Angclique Arnauld, dr. C. Serrurier. Fats cequedois, ad^ieneque pourra, E. C. Knaopeit. - Verzen, G H Pannekoek Jr. Muzikale Schetsen I, W. N. F. Sibmacher Zijnen. Boeken om te bezitten, Annie Salomons De Verzor ging van onze Kamerplanten, J. Dornseiffen. Zomer avond, W. K. Hageman. Binnen en Buiten, E. K. Knappert. De Kunstenmaker van Onze Linve Vrouwe, M. P Zaalberg. Onze Bii'age. Onze Tribune. Wetenscli-'ppelijke Bladen: Fichte's Staats=ociaHsme. Sir Wiiliam Rainsay. De Plaats van den Mensen in de rij der Dieren. De Inrichting van het Pransche Lnopgravenstelsel. Iets over klieren met inwendige afscheiding. De Evolutie der Cel. BijzondHi'heden omtrent de uitvinding van den ploeg. Vragen des 7"ydsv G- W. Kerrikamp, De Europeesche Oorl"g, XXIV. W, E, van Dam van I selt, De ver scherpte Duikboot.onrlog. Mr. H. r. Maichsnt, Staat kundig Overzicht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl