De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 10 maart pagina 2

10 maart 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Maart '17. No. 2072 Prof. Mr. G. A. VAN HAMEL f men dat hij de tegen hem aangevoerde feiten niet ontkent. Immers, hij zei: Men verwijt mi], dat ik de mobilisatie drie dagen heb vertraagd. Weet dan de man, die mij de beschuldiging naar het hoofd werpt, dat tengevolge van dit uitstel stroomen bloeds van ons volk zijn vergoten weet die man dan niet, dat wij in die drie dagen koortsachtig bezig waren met het tot stand brengen van een vergelijk tusschen Oostenrijk-Hongarije en Rusland; dat het juist de Keizer was, die den vrede voor zijn volk wenschte te bewaren en in deze dagen voort durend telegrammen wisselde met den Tsaar? En ziet die man niet, wat toch voor ieder een duidelijk moet zijn, dat wij, indien wij drie dagen eerder het besluit tot mobilisatie hadden genomen, wij ons schuldig zouden hebben gemaakt aan dezelfde misdaad, waar aan Rusland nu schuldig staat, n.l. dat het, in strijd met de aan ons gegeven meest bindende beloften, overging tot mobilisatie, terwijl er nog onderhandeld werd en die onder handelingen een gunstigen loop namen?" Volgens Bethmann Hollweg heeft Duitschland dus in de drie laatste dagen vóór den oorlog niets onbeproefd gelaten om den vrede te bewaren, maar zijn deze pogingen mislukt omdat Rusland plotseling de geheele mobilisatie afkondigde. Tegen deze-voorstelling der gebeurtenis sen nu is de kritiek van Headlam in zijn jongste boekje gericht. Hij betoogt, dat Duitschland in gebreke is gebleven, te doen wat het had moeten doen, zoo het werke lijk den oorlog had willen voorkomen; het heeft geen pressie uitgeoefend op Oosten rijk om nog niet over te gaan tot een volledige mobilisatie; het heeft bovendien een aanbod van Rusland om, op zekere voorwaarden, zijn militaire toebereidselen te staken, onmiddellijk afgeslagen; het heeft eindelijk noch aan Rusland, noch aan Enge land medegedeeld, dat Oostenrijk zich ten slotte bereid verklaard had, de bemiddeling van Engeland te aanvaarden in zijn geschil met Servië. Hoe Headlam dit in bizonderheden uit eenzet daarover een volgende maal. 7 Maart 1917 G. W. KERNRAMP Prof. Mr. G. A. VAN HAMEL f 17 Januari 1842?1 Maart 1917 «And now, our joy, although the last, not least". Met dezen aanhef was het dat mijn on vergetelijke vader zich bij het slot zijner iliiiiiiiiimiiiiiliilluiiiiiiiiluiliminniliMnmiiiniiiiiMMiiiiimiimiiiii NEKKRAMP Meningitis cerebro-spinalis-epidemica Waar deze ziekte in de laatste jaren in Holland, zij het dan ook niet in sterken epedemischen vorm, optreedt, en waar bijna de meeste gevallen voorkomen in de maan den April en Mei, moge in dit artikel de aandacht gevraagd worden voor deze, ook voor de geneesheeren, in haar oorsprong en verbreiding nog zoo raadselachtige ziekte. Zij wordt veroorzaakt door den dlplococcus van Weiehselbaum. Deze coccus heeft den vorm van een koffieboon en bezit de gelukkige eigenschap slechts zeer weinig weerstand te kunnen bieden aan uitdroging, in tegen stelling met b.v. de tuberkelbacll, die geruimen tijd buiten het menschelijk lichaam kan leven, en daardoor veel meer gevaar voor besmetting oplevert. De bacil van de meningitis wordt echter uitsluitend gevonden bij zieken en bij z.g. smetstofdragers, waar over straks meer. Bij menschen met overprikkelde zenuwen, bij minderwaardigen, bij personen, die zwaren arbeid verrichten, alsmede bij hen, die zware geestelijke In spanning ondervinden, treedt de ziekte dikwijls op. Vaak worden recruten aangetast, jonge soldaten dus, welke nog niet gewend zijn aan groote marschen. Meestal treedt de ziekte sprongsgewijze op. De reden van dit sprongsgewijze optre den zal uit het volgende blijken. Besmetting door de scholen is uitermate zeldzaam. De smetstoffen zitten meestal indeneuskeelholte, zoodat bij niezen of hoesten de smetstof drager Intreeredeals Profes sor, September 1880, richtte' tot de stu denten : Studenten van Amsterdam, ik acht u bevoorrecht boven vele uwer studiegenooten elders. De veelzijdige maat schappelijke bewe ging omringt u reeds van alle kanten. De bedrijvigheid uwer omgeving kan u een prikkel te meer voor onvermoeide werk zaamheid wezen. Naast de bezieling der wetenschap is ook de verheffing der kunst voor u licht te genieten. Gezonde ontspanningen zfjn hier eenvoudig en ge makkelijk te vinden. En ook in deze groote stad smaakt gij im mers de gezelligheid, die de geur van het studentenleven is. Ik verlang naar ons samenzijn en om u te leeren kennen. Van u vraag ik slechts toewijding aan onze studie. De sympathie voor mijn persoon, die, wanneer ik ze bezit ten mag, de vreugde mijner werkzaamheid zal wezen, moge ko men langs haren na tuurlijken weg". Langs den natuur lijken 'weg! Inderdaad is zij onder de stu denten wel in de ruimste mate gekomen, de aanhankelijkheid voor dezen leermeester, die gedurende een dertig-jarigen onvermoeibaren wetenschappelijken arbeid, een plaats in de harten zijner leerlingen en oud leerlingen verwerven kon, zooals slechts aan weinigen gegeven is. En niet in de harten van de academische jeugd alleen. Van hoe ontelbare kanten, van aanzienlijken «n geringen ontvingen wij in deze dagen de bewijzen, met hoeveel juist heid Quack in zijne Herinneringen schrijven kon: Van Hamel was in zeer bijzondere mate door ieder met wie hij in aanraking kwam, bemind. Hoe hij dit voor zijn gezin is geweest en blijven zal, daarover is van mij hier geen uiting te verwachten. Doch wanneer ik meen, dat in dit blad het schrijven eener herinnering aan den rechtsgeleerde, aan de politieke figuur en aan den burger in het publieke leven, niet aan eenen ander dan zijnen zoon behoeft toe te komen, dan geloof ik in het geheele wetenschappelijke en openbare denken en werken van den overledene, den grondslag van diezelfde eigenschap terug te vinden. In ieder mensch leeft wel een wonder baarlijk samenstel van karaktertrekken, die vaak met elkander strijden, en slechts voor oppervlakkige beschouwers eene eenheid schijnen over te laten. Doch bij het overzien van een geheel leven is toch veelal n kenmerkende kracht aan te wijzen, waardoor het is beheerscht ge worden. Van mijnen vader is dit geweest deze gave: vóór alles het mooie en het beste te zien in de dingen en in de menschen. Die kracht is de drijfveer geweest van zijn werken als stro/rechtsgeleerde. Zij heeft ook zijn plaats bepaald in den staatkundigen arbeid. Die zelfde gelukkige gave, die hem zich zelve een zondagskind" deed noemen; die hem tegemoetkomend, hulpvaardig deed zijn jegens grooten en kleinen; die den geleerde tevens verhief tot een aestheet, vereerder van letteren, muziek, tooneelkunst, tot den man van het meesleepende talent; die voor hem, zooals men reeds boven in de fhtreerede kon verstaan, deze edele Amstelstad tot een voorwerp van waarachtige liefde en toewij ding maakte; die nog voor kort den groot vader in eene raadgeving aan zijn kleinzoon deed schrijven: wees knap, vooral, wees goed", van die zelfde grondgedachte is ook de richting in de strafrechtsweten schap doortrokken, welke hij hier te lande heeft voorgestaan. zijn omgeving besmet. In de meerderheid der gevallen blijven de coccen in de neuskeelholte zitten en leveren zij voor den drager weintg of geen ge vaar op. Bij enkelen evenwel gaan zij langs de lymphebaan naar boven en bereiken ze de hersenvliezen. Merkwaar dig is, dat, indien dit het geval is, en de coccen dus de hersenvliezen bereikt hebben, de bacillen uit de neuskeelholte verdwijnen. De zieken zijn dus minder gevaarlijk dan de smetstofdragers. Kinderen schijnen in het algemeen vatbaarder te zijn voor ge noemde coccenverplaatsing dan volwassenen. De coccendragers worden verdeeld in de z. g. acute en chronische. In het eerste geval blijven de coccen gezeteld op het neusslijm vlies en sterven ze daar, al of niet tengevolge van antiseptische behandeling. Met chro nische coccendragers worden bedoeld zij bij wie coccen opgesloten zijn in een van de hersenholten, meestal de sinus sphenoidalis. Het groote aantal coccen,daar opgesloten.kan dan jarenlang in het lichaam van den lijder blijven, zonder dat de hersenvliezen besmet worden, zoodat dus geen hersenvliesont steking optreedt; toch kunnen dezulken een groot gevaar voor hun om geving opleveren, omdat coccen van uit den sinus sphenoidalis zich naar de keelneushplte kunnen begeven. Behalve de verspreiding door de lym phebaan, kan dit ook langs de bloed baan geschieden. Het bloedserum van lijders aan nekkramp heeft, in verdunning van l op 100 de eigenschap meningococcen te agglutineeren [samenklonteren]. Vele onderzoekingen op dit gebied, welke voor de diagnose van heel veel belang zijn, zijn verricht o.a. door den officier van gezondheid J. P. Bijl, als chef van de militaire gezondheids-commissie in het leger. Een woord van hulde mag aan dezen ijverigen onder zoeker op deze plaats gebracht worden. De volgende gevallen zijn dan ook aan studies van zijn hand ontleend. NEDEIUL. 5 BESTE CENTS SI Ei AAR Men heeft deze school de moderne strafrechtsschool genoemd, al is zij in beginsel reeds zoo oud, als er menschkundige en menschlievende naturen zijn geweest, die zich voor de vragen der strafrechtspleging geplaatst zagen. Wie er genoeg aan hebben met begrippen te werken en de dingen op papier af te handelen, hen kwellen deze problemen nooit. Anderen evenwel kunnen het vaak zoo hartelooze leed, dat de strafrechter en de jurist, de cipier of zelfs de beul (allen toch ook maar onvolmaakte, zondige menschen!), stelselmatig van staatswege opleggen, niet zoo voor den vorm aanvaarden. Zij verlangen het gerechtvaardigd te zien door iets goeds, dat er mede wordt bereikt. Als zoodanig heeft de moderne strafrechtsschool zich gericht tegen de schoolsche strafrerhtsgeleerdheid en tegen de vaak ondoordachte.ondoelmatige straffen,waarmee nog in 't laatste kwart van de vorige eeuw de justitie genoegen nam. Als zoodanig ging ook mijn vader die nieuwe richting op. Hij predikte, op het voetspoor van de Haliaansche anthropologen, de kennis van den misdadigen mensch, om hem tot beter schap te kunnen brengen. Op het voetspoor van de mannen der praktijk in Engeland en Amerika, de studie der gevangenisinrich tingen en der strafmiddelen, om daarmee op de gestraften ten goede te kunnen in werken. En op het voetspoor van de geheele sociale beweging het besef, dat vele mis drijven het gevolg zijn van maatschappelijke misstanden, zoodat zij door maatschappelijke hervormingen kunnen worden ondervangen. Zoo moet men ook het programma ver staan der Internationale Strafrechtsvereeniging, in 1888 door mijnen vader met Ad. Prins van Brussel en Fr. von Liszt van Berlijn opgericht. Dat hij de eerste is geweest om deze denkbeelden met geestdrift hier te lande te propageeren, is begrijpelijk. De tal van instellingen welke er uit zijn voortgevloeid: de voorwaardelijke veroordeeling, de kinder wetten met hunne opvoedingsgestichten en tuchtscholen, de geleidelijke verbetering van het gevangeniswezen, voorwaardelijke invrijheidsstelling, reclasseering, berusten immers allen op dezelfde gedachte: daterinelken mensch iets goeds steekt; en dat het met iedereen de moeite waard is, te probeeren van hem iets terecht te brengen. Zijn innige drang naar het mooie, zette hem ook hiertoe vanzelf aan. Wij, die tegenwoordig het vak beoefenen, kunnen den meesleependen ijver niet meer doorleven, waarmede omstreeks 1890 deze kamp tegen conservatisme, dogmatiek en wereldvreemdheid moest worden gevoerd. De groote lijnen zijn veroverd. Wij kunnen slechts voortarbeiden aan de vele kanten, waar nu uitwerking en voltooiing, vooral praktisch, noodlg is. Maar ook hierbij blijkt nog telkens, hoezeer het stelsel is vervuld van vertrouwen in de menschelijke persoonlijkheid. De eisenen, den strafrechter als opvoeder, zedelijk beoor deelaar, maatschappelijke leidsman gesteld, worden er immers oneindig door verzwaard. Voor den justitiebrambte, den gevangenis bestuurder, den philanthroop, eveneens. De moderne school had nooit kunnen komen waar zij nu is, als zij niet op plichts gevoel, inzicht, rechtschapenheid en goeden wil van velen een ontzaglijk groot beroep had mennen te kunnen doen. De resultaten, op dit geheele gebied reeds thans bereikt, zijn voor mijnen vader eene onverholen voldoening geweest. Niet voor niets heeft hij als criminalist hier het levend geloof durven zijn in de mogelijkheid en in de waarde van het goede. En deze zelfde gave heeft ook zijn poli tieke denken bepaald. Van af het oogenblik, dat hij mee is ge treden onder de voormannen van het voor uitstrevende, hervormingsgezinde liberalisme, tot dat hij dit ook sinds 1909 in de Kamer heeft kunnen vertegenwoordigen. Liberaal was voor hem: de samenvatting van vooruitgang, hervorming en toenadering tusschen de uitersten. Vanzelf stond hij aan den jongen vleugel der Liberale Unie. Geloovende in de goede trouw van de weder partijen. Geloovende ook in de mogelijkheid van meeningsverschillen, om tot elkaar te In een chambrée van 40 man, had zich n geval voorgedaan. Het neusslijmvlies van alle manschappen werd op coccen onderzocht, echter zonder resultaat. Toen evenwel het bloedserum op agglutineeren we'd onderzocht, bleek, dat er iemand bij was, wiens serum coccen deed samenklonteren. Dit maakte dus waarschijnlijk, dat die perspon aan meningitis [hersenvliesont steking] had geleden. Niet minder duidelijk is het geval van een gezin, bestaande uit man, vrouw en vijf kinderen en een inwo nende zuster. In vier en twintig uur kregen drie kinderen nekkramp. Zes dagen later waren in het neusslijmvlies van man, vrouw en zuster geen coccen meer te vinden. Zij hadden zich eenvoudig niet lekker" gevoeld, doch waren overigens gezond. Hun serum werd onderzocht en bleek zeer duidedjk meningococcen te doen samenklontercn. Hoe moeilijk het opsporen van de bron van be smetting is, blijkt duidelijk uit deze gevallen en eveneens het sprongsgewijze verspreiden wordt hierdoor verklaard. Interessant is ook het volgende geval. Een landweerman op grenswacht komt, na een ongesteldheid van eenige dagen, voor n dag in zijn gezin. Twee dagen later krijgt n zijner kinderen hersenvliesont steking en sterft, vervolgens nog een drie jarig kind dat echter weer beter wordt. Tenslotte wordt de moeder ziek en sterft enkele dagen later. Het keelslijmvlies van den man bleek een reincultuur van meningo coccen te bevatten. Hoe onbewust was deze beklagenswaardige man de moordenaar van zijne vrouw en kinderen geworden en hoe geheel onschuldig! Beyerman heeft een epidemie in een houten barakkenloods te Leiden beschreven. Bij onderzoek van het neusslijmvlies bleken er vier coccendragers onder te zijn. Men had de epidemie dank zij de uitnemende voor zorgen spoedig bezworen, toen zich plot seling een nieuw geval voordeed, dat tenOOME JACOB OP DE JAARBEURS TE UTRECHT Oome Jacob was besloten Naar de Jaarbeurs toe te gaan. Met zijn zwarte sittie-bekje, Kwam hij kalm in Utrecht aan. Tante zou hem vergezellen ... Oome zei: Blijf jij maar hier Tusschen al die stijve kooplui Heeft 'n dame geen plezier!" Oome Jacob had geschreven Aan zijn neefje de student: Beste Jaap, ik kom logeeren, Want ik ben aan rust gewend, Overdag ben ik door zaken, Altijd op de Beurs bezet. Jij kunt rustig doorstudeeren, Ik ga 's avonds vroeg naar bed". Oome bracht het zwarte taschje, Bij zijn neefje in de stad, Waar de hospita verklaarde, Dat hij juist college had. Ach meneer", bezwoer de juffer, Geen student heb ik er an, Altijd werken en studeeren, Nou, dat wordt een kundig man". Met een klupje zakenvrinden, Stapte hij de Jaarbeurs rond... Tot hij ergens, heel toevallig, Zijn voorbeeldig neefje vond. Samen trokken ze al lachend, Naar een overvol kaffee. Oome Jacob dronk 'n borrel, En zijn neef dronk deftig mee. Samen gingen ze wat eten, Panje, koffie en likeur. Oome Jacob tapte moppen, En neef J aap je kreeg 'n kleur. Als gezworen kameraden, Zijn ze toen op stap gegaan, Oome keek op straat de dames, ' Wel iets meer dan vluchtig aan. Neef, lust jij misschien 'n biertje?" Oom, dat is een nobel plan!" Hè, die Jaarbeurs maakt me dorstig, Neef, begrijp jij hoe dat kan ? Was 't eten niet wat hartig, Weet je wel, die eendebout ?" Oom 't zat niet in 't eten, Maar de borrel was zoo zout!" Na de biertjes kwam weer panje, Na de panje kwam de dans. Na de dans zong oome Jacob, Stoute liedjes in het Fransch. Daarna kwam een strenge diender, Alles werd op straat gezet. Oome Jaap bracht toen zijn neefje, En de neef zijn oom naar bed. Toen oom Jacob, met een kater, 's Morgens aan zijn haring zat, Kwdm een telegram van Tante, Hoe of oom geslapen had. Oome seinde toen aan Tantje: ,Heb maar meelij met je man, Heel die Jaarbeurs, lieve kindje, Is een drooge, flauwe pan l" komen en elkander te verstaan. Geloovende in de behoefte aan wat in de maatschappij vereenigt en te zamen brengt, aan harmonie. De zucht naar harmonie maakte hem een nimmer verzadigden genieter van muziek, van Bach, van Beethoven. Het slotkoor van de 9e symphonie verklaarde hij ons als het bewijs dat de samenvloeiing der menschelijke stemmen de machtigste uiting van alle aandoeningen is. Harmonie zocht hij ook in het staatkundig leven. Niet alleen in beginsel, b.v. in de houding tegenover de kerkelijke partijen en tegenover de socialisten, was dit heerschend. Maar ook bij praktische politieke aangelegenheden waarvan b.v. de houding inzake de crisis Treub van Januari 1916 een voorbeeld gaf. Sommigen, ik weet h'et, hebben in dit alles bijwijlen een al te groot idealisme gezien, dat met de kritiek der werkelijkheid niet vol doende rekening hield. Toch denke men niet, dat dit onbewust zou zijn geweest! Wij zien hier veeleer terug op het leven van een man, die er zich steeds van door drongen gevoelde, dat wie het verhevene het krachtigst wil dienen, moet beginnen met er volop aan te gelopven. En dat, wie het leelijke bestrijden wil, moet beginnen met het te verachten. Nooit heb ik in iemand dien weerzin voor het grove, het onvolmaakte zoo onbe dwingbaar gezien, als in dezen dierbaren iiiiiiiiimiiiHmiiiiiiiiimiiiiMuiiiiiimiiiiMiiMmiiiiiiiiiMimiiiMmiim overledene. Hij werd er bijna lichamelijk door geschokt, en in de laatste jaren zijns levens scheen het onbegrijpelijke en on redelijke van de opgestoken oorlogsdrift, hem met een physische walging te vervullen. Zoo staart onze droefheid terug op een leven, dat door n sterke en edele kracht is geleid geworden. Een onvergankelijk voorbeeld ten goede. 4. III. '17. J. A. VAN HAMEL illlllllltlllllllltiiillllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllll n u d u n SSS'a Treub's terugkeer Prof. G. A. van Hamel op den crisisdag van 28 Januari 1916 Het was de laatste dagen in den Kamerhemel duidelijk merkbaar: het publiek vlaste op groote dingen die komen zouden. Bij de meest saaie en meest dorre debatten, die niet in staat waren om een dozijn wak kere volksvertegenwoordigers als auditorium te doen fungeeren, was de publieke tribune propvol. En dat bleef ze, tot het eind van de week toe. Zij, die kwamen om te zien, UIT HET PARLEMENT ONTEVREDEN RODKER5 NEEMT DE PROEF MET: ,<3 AMSTERDAMSCH FABRIKAAT-ZEE* OUDE TABAK . gevolge had, dat opnieuw een uitgebreid coccendragersonderzoek werd ingesteld. Men vond er tien. Hoewel dus blijkt, dat er een groot aantal coccendragers waren, werden slechts vijf van de twee honderd man schappen, dus 2 pCt., door de ziekte aangetast. Of dus afzondering van de coccendragers, hoewel uit den aard der zaak nuttig, wel het afdoende middel is, is twijfelachtig. Nadruk dient te worden gelegd op de hy giënische omstandigheden die in Leiden gelukkig uitnemend waren. Recruten die zware diensten deden, waren de eenige, die aangetast werden. Vermindering van marschen en uitrukken zonder ransel en patroo.ntasch waren mede gunstige factoren tot het voorkomen van een nieuwe uitbrei ding van de epidemie. Wat de ziekteverschijnselen betreft, meestal begint de ziekte plotseling met kou 1e rillin gen, hoofdpijn, misselijkheid, braken en hooge temperatuur. Het bewustzijn is meestal spoedig gestoord. Somtijds zijn de patiënten zeer opgwonden en ijlende. Stijfheid van nek en rug treden spoedig op. Het verloop kan uitermate snel zijn, (doodelijk in zes a acht uur), doch kan soms veel langer duren. Ook voor den ervaren geneesheer levert de diagnose inderdaad nog dikwijls moei lijkheden op. Zoo kan twijfel bestaan of men in een bepaald geval met den t u b e r c uleuzen meningitis te doen heeft, Zeker heid kan verkregen wofden door de lumbaalpunctie, welke hier met een enkel woord beschreven mag worden. Om het ruggemerg en de hersenen zitten vliezen. De ruimte tusschen hersenen en ruggemerg eenerzijds en de hen omgevende vliezen anderzijds bevat een hoeveelheid vloeistof, het z.g. cerebro-spinaalvocht. Bij lijders aan nekkramp is dit vocht de z tplaats van de ziektemakende coccen. Door middel van een spuitje, hetwelk tusschen twee wervels wordt gestoken tot in de ruimte met lumbaal vocht gevuld, worden nu enkele kubieke centimeters van dit vocht opgezogen en dit ter onderzoek naar het centraal laboratorium in Utrecht ge zonden. Aldaar wordt dit vocht dan op meningococcen onderzocht. Hetzelfde ge schiedt met preparaten van het neusslijm vlies van verdachte patiënten. Met dank baarheid mag hier herdacht worden de talrijke onderzoekingen, die in de laatste jaren door dit uitermate nuttig instituut zjjn verricht. Is eenmaal de diagnose gesteld, dan kan de behandeling beginnen. Volgens het oordeel van de meesten komt aan de serum-behandeling uit het labo'atorium van prof. Spronck in Utrecht een zeer voorname plaats toe. Zij is als volgt. Na verwijdering van een hoeveelheid van het cerebrospinaalvocht, wordt ongeveer 30 cM3. paarden- of schapenserum ingespoten en veelal met goede resultaten. Verhooging van het algemeen weerstandsvermogen en gun stige hygiënische verhoudingen blijven naast serumbehandeling en isoleering van de coc cendragers van groote waarde, terwijl de korte levensduur van de coccen eveneens voor de beperking van de verspreiding van uitermate gunstigen invloed is. Ontsmetting op uitge breide schaal is niet noodzakelijk en kan men volstaan met lijf- en beddegoed van den lijder te ontsmetten. Indien nog vermeld is, dat dieren niet vatbaar zijn dan zijn hier mede in dit artikel enkele punten besproken van de ziekte, die reeds in andere landen zooveel slachtoffers heeft gemaakt en waar van niemand met zekerheid kan zeggen of zij ook eenmaal in ons land met kracht en groote uitbreiding zal optreden. De geneesheeren dienen daarvoor op hun hoede te zijn, door spoedig nauwkeurig bacterio logische onderzoekingen te laten verrichten, en het publiek van zijn kant is verplicht door gunstige levensvoorwaarden en groote reinheid het gevaar te helpen bezweren. Dat zij zoo. Dr. TULP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl