Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Maart '17. No. 2072
Prof. Mr. G. A. VAN HAMEL f
men dat hij de tegen hem aangevoerde
feiten niet ontkent. Immers, hij zei:
Men verwijt mi], dat ik de mobilisatie
drie dagen heb vertraagd. Weet dan de man,
die mij de beschuldiging naar het hoofd
werpt, dat tengevolge van dit uitstel stroomen
bloeds van ons volk zijn vergoten weet
die man dan niet, dat wij in die drie dagen
koortsachtig bezig waren met het tot stand
brengen van een vergelijk tusschen
Oostenrijk-Hongarije en Rusland; dat het juist de
Keizer was, die den vrede voor zijn volk
wenschte te bewaren en in deze dagen voort
durend telegrammen wisselde met den Tsaar?
En ziet die man niet, wat toch voor ieder
een duidelijk moet zijn, dat wij, indien wij
drie dagen eerder het besluit tot mobilisatie
hadden genomen, wij ons schuldig zouden
hebben gemaakt aan dezelfde misdaad, waar
aan Rusland nu schuldig staat, n.l. dat het,
in strijd met de aan ons gegeven meest
bindende beloften, overging tot mobilisatie,
terwijl er nog onderhandeld werd en die onder
handelingen een gunstigen loop namen?"
Volgens Bethmann Hollweg heeft
Duitschland dus in de drie laatste dagen vóór den
oorlog niets onbeproefd gelaten om den
vrede te bewaren, maar zijn deze pogingen
mislukt omdat Rusland plotseling de geheele
mobilisatie afkondigde.
Tegen deze-voorstelling der gebeurtenis
sen nu is de kritiek van Headlam in zijn
jongste boekje gericht. Hij betoogt, dat
Duitschland in gebreke is gebleven, te doen
wat het had moeten doen, zoo het werke
lijk den oorlog had willen voorkomen; het
heeft geen pressie uitgeoefend op Oosten
rijk om nog niet over te gaan tot een
volledige mobilisatie; het heeft bovendien
een aanbod van Rusland om, op zekere
voorwaarden, zijn militaire toebereidselen
te staken, onmiddellijk afgeslagen; het heeft
eindelijk noch aan Rusland, noch aan Enge
land medegedeeld, dat Oostenrijk zich ten
slotte bereid verklaard had, de bemiddeling
van Engeland te aanvaarden in zijn geschil
met Servië.
Hoe Headlam dit in bizonderheden uit
eenzet daarover een volgende maal.
7 Maart 1917 G. W. KERNRAMP
Prof. Mr. G. A. VAN HAMEL f
17 Januari 1842?1 Maart 1917
«And now, our joy, although the last,
not least".
Met dezen aanhef was het dat mijn on
vergetelijke vader zich bij het slot zijner
iliiiiiiiiimiiiiiliilluiiiiiiiiluiliminniliMnmiiiniiiiiMMiiiiimiimiiiii
NEKKRAMP
Meningitis cerebro-spinalis-epidemica
Waar deze ziekte in de laatste jaren in
Holland, zij het dan ook niet in sterken
epedemischen vorm, optreedt, en waar bijna
de meeste gevallen voorkomen in de maan
den April en Mei, moge in dit artikel de
aandacht gevraagd worden voor deze, ook
voor de geneesheeren, in haar oorsprong en
verbreiding nog zoo raadselachtige ziekte. Zij
wordt veroorzaakt door den dlplococcus van
Weiehselbaum. Deze coccus heeft den vorm
van een koffieboon en bezit de gelukkige
eigenschap slechts zeer weinig weerstand
te kunnen bieden aan uitdroging, in tegen
stelling met b.v. de tuberkelbacll, die
geruimen tijd buiten het menschelijk lichaam
kan leven, en daardoor veel meer gevaar
voor besmetting oplevert. De bacil van de
meningitis wordt echter uitsluitend gevonden
bij zieken en bij z.g. smetstofdragers, waar
over straks meer. Bij menschen met
overprikkelde zenuwen, bij minderwaardigen, bij
personen, die zwaren arbeid verrichten,
alsmede bij hen, die zware geestelijke In
spanning ondervinden, treedt de ziekte
dikwijls op. Vaak worden recruten aangetast,
jonge soldaten dus, welke nog niet gewend
zijn aan groote marschen.
Meestal treedt de ziekte sprongsgewijze
op. De reden van dit sprongsgewijze optre
den zal uit het volgende blijken. Besmetting
door de scholen is uitermate zeldzaam. De
smetstoffen zitten meestal indeneuskeelholte,
zoodat bij niezen of hoesten de smetstof drager
Intreeredeals Profes
sor, September 1880,
richtte' tot de stu
denten :
Studenten van
Amsterdam, ik acht
u bevoorrecht boven
vele uwer
studiegenooten elders. De
veelzijdige maat
schappelijke bewe
ging omringt u reeds
van alle kanten. De
bedrijvigheid uwer
omgeving kan u een
prikkel te meer voor
onvermoeide werk
zaamheid wezen.
Naast de bezieling
der wetenschap is
ook de verheffing der
kunst voor u licht te
genieten. Gezonde
ontspanningen zfjn
hier eenvoudig en ge
makkelijk te vinden.
En ook in deze groote
stad smaakt gij im
mers de gezelligheid,
die de geur van het
studentenleven is.
Ik verlang naar ons
samenzijn en om u
te leeren kennen. Van
u vraag ik slechts
toewijding aan onze
studie.
De sympathie voor
mijn persoon, die,
wanneer ik ze bezit
ten mag, de vreugde
mijner werkzaamheid
zal wezen, moge ko
men langs haren na
tuurlijken weg".
Langs den natuur
lijken 'weg! Inderdaad is zij onder de stu
denten wel in de ruimste mate gekomen,
de aanhankelijkheid voor dezen leermeester,
die gedurende een dertig-jarigen
onvermoeibaren wetenschappelijken arbeid, een plaats
in de harten zijner leerlingen en oud
leerlingen verwerven kon, zooals slechts
aan weinigen gegeven is.
En niet in de harten van de academische
jeugd alleen. Van hoe ontelbare kanten, van
aanzienlijken «n geringen ontvingen wij in
deze dagen de bewijzen, met hoeveel juist
heid Quack in zijne Herinneringen schrijven
kon: Van Hamel was in zeer bijzondere
mate door ieder met wie hij in aanraking
kwam, bemind.
Hoe hij dit voor zijn gezin is geweest en
blijven zal, daarover is van mij hier geen
uiting te verwachten. Doch wanneer ik meen,
dat in dit blad het schrijven eener herinnering
aan den rechtsgeleerde, aan de politieke
figuur en aan den burger in het publieke
leven, niet aan eenen ander dan zijnen zoon
behoeft toe te komen, dan geloof ik in het
geheele wetenschappelijke en openbare
denken en werken van den overledene, den
grondslag van diezelfde eigenschap terug
te vinden.
In ieder mensch leeft wel een wonder
baarlijk samenstel van karaktertrekken, die
vaak met elkander strijden, en slechts voor
oppervlakkige beschouwers eene eenheid
schijnen over te laten.
Doch bij het overzien van een geheel leven
is toch veelal n kenmerkende kracht aan
te wijzen, waardoor het is beheerscht ge
worden.
Van mijnen vader is dit geweest deze
gave: vóór alles het mooie en het beste te
zien in de dingen en in de menschen.
Die kracht is de drijfveer geweest van zijn
werken als stro/rechtsgeleerde.
Zij heeft ook zijn plaats bepaald in den
staatkundigen arbeid.
Die zelfde gelukkige gave, die hem zich
zelve een zondagskind" deed noemen; die
hem tegemoetkomend, hulpvaardig deed zijn
jegens grooten en kleinen; die den geleerde
tevens verhief tot een aestheet, vereerder van
letteren, muziek, tooneelkunst, tot den man
van het meesleepende talent; die voor hem,
zooals men reeds boven in de fhtreerede kon
verstaan, deze edele Amstelstad tot een
voorwerp van waarachtige liefde en toewij
ding maakte; die nog voor kort den groot
vader in eene raadgeving aan zijn kleinzoon
deed schrijven: wees knap, vooral, wees
goed", van die zelfde grondgedachte
is ook de richting in de strafrechtsweten
schap doortrokken, welke hij hier te lande
heeft voorgestaan.
zijn omgeving besmet. In de meerderheid der
gevallen blijven de coccen in de
neuskeelholte zitten en leveren
zij voor den drager weintg of geen ge
vaar op. Bij enkelen evenwel gaan zij
langs de lymphebaan naar boven en
bereiken ze de hersenvliezen. Merkwaar
dig is, dat, indien dit het geval is, en de
coccen dus de hersenvliezen bereikt hebben,
de bacillen uit de neuskeelholte verdwijnen.
De zieken zijn dus minder gevaarlijk dan
de smetstofdragers. Kinderen schijnen
in het algemeen vatbaarder te zijn voor ge
noemde coccenverplaatsing dan volwassenen.
De coccendragers worden verdeeld in de
z. g. acute en chronische. In het eerste geval
blijven de coccen gezeteld op het neusslijm
vlies en sterven ze daar, al of niet tengevolge
van antiseptische behandeling. Met chro
nische coccendragers worden bedoeld zij bij
wie coccen opgesloten zijn in een van de
hersenholten, meestal de sinus sphenoidalis.
Het groote aantal coccen,daar opgesloten.kan
dan jarenlang in het lichaam van den lijder
blijven, zonder dat de hersenvliezen besmet
worden, zoodat dus geen hersenvliesont
steking optreedt; toch kunnen dezulken een
groot gevaar voor hun om geving opleveren,
omdat coccen van uit den sinus sphenoidalis
zich naar de keelneushplte kunnen begeven.
Behalve de verspreiding door de lym
phebaan, kan dit ook langs de bloed
baan geschieden. Het bloedserum van
lijders aan nekkramp heeft, in verdunning
van l op 100 de eigenschap meningococcen
te agglutineeren [samenklonteren]. Vele
onderzoekingen op dit gebied, welke voor
de diagnose van heel veel belang zijn, zijn
verricht o.a. door den officier van gezondheid
J. P. Bijl, als chef van de militaire
gezondheids-commissie in het leger. Een woord
van hulde mag aan dezen ijverigen onder
zoeker op deze plaats gebracht worden. De
volgende gevallen zijn dan ook aan studies
van zijn hand ontleend.
NEDEIUL.
5
BESTE
CENTS
SI Ei AAR
Men heeft deze school de moderne
strafrechtsschool genoemd, al is zij in beginsel
reeds zoo oud, als er menschkundige en
menschlievende naturen zijn geweest, die
zich voor de vragen der strafrechtspleging
geplaatst zagen.
Wie er genoeg aan hebben met begrippen
te werken en de dingen op papier af te
handelen, hen kwellen deze problemen nooit.
Anderen evenwel kunnen het vaak zoo
hartelooze leed, dat de strafrechter en de
jurist, de cipier of zelfs de beul (allen toch
ook maar onvolmaakte, zondige menschen!),
stelselmatig van staatswege opleggen, niet
zoo voor den vorm aanvaarden. Zij verlangen
het gerechtvaardigd te zien door iets goeds,
dat er mede wordt bereikt.
Als zoodanig heeft de moderne
strafrechtsschool zich gericht tegen de schoolsche
strafrerhtsgeleerdheid en tegen de vaak
ondoordachte.ondoelmatige straffen,waarmee
nog in 't laatste kwart van de vorige eeuw
de justitie genoegen nam.
Als zoodanig ging ook mijn vader die
nieuwe richting op.
Hij predikte, op het voetspoor van de
Haliaansche anthropologen, de kennis van
den misdadigen mensch, om hem tot beter
schap te kunnen brengen. Op het voetspoor
van de mannen der praktijk in Engeland en
Amerika, de studie der gevangenisinrich
tingen en der strafmiddelen, om daarmee
op de gestraften ten goede te kunnen in
werken. En op het voetspoor van de geheele
sociale beweging het besef, dat vele mis
drijven het gevolg zijn van maatschappelijke
misstanden, zoodat zij door maatschappelijke
hervormingen kunnen worden ondervangen.
Zoo moet men ook het programma ver
staan der Internationale
Strafrechtsvereeniging, in 1888 door mijnen vader met Ad. Prins
van Brussel en Fr. von Liszt van Berlijn
opgericht.
Dat hij de eerste is geweest om deze
denkbeelden met geestdrift hier te lande
te propageeren, is begrijpelijk. De tal van
instellingen welke er uit zijn voortgevloeid:
de voorwaardelijke veroordeeling, de kinder
wetten met hunne opvoedingsgestichten en
tuchtscholen, de geleidelijke verbetering van
het gevangeniswezen, voorwaardelijke
invrijheidsstelling, reclasseering, berusten immers
allen op dezelfde gedachte: daterinelken
mensch iets goeds steekt; en
dat het met iedereen de moeite
waard is, te probeeren van hem
iets terecht te brengen.
Zijn innige drang naar het mooie, zette
hem ook hiertoe vanzelf aan.
Wij, die tegenwoordig het vak beoefenen,
kunnen den meesleependen ijver niet meer
doorleven, waarmede omstreeks 1890 deze
kamp tegen conservatisme, dogmatiek en
wereldvreemdheid moest worden gevoerd.
De groote lijnen zijn veroverd. Wij kunnen
slechts voortarbeiden aan de vele kanten,
waar nu uitwerking en voltooiing, vooral
praktisch, noodlg is.
Maar ook hierbij blijkt nog telkens, hoezeer
het stelsel is vervuld van vertrouwen in de
menschelijke persoonlijkheid. De eisenen, den
strafrechter als opvoeder, zedelijk beoor
deelaar, maatschappelijke leidsman gesteld,
worden er immers oneindig door verzwaard.
Voor den justitiebrambte, den gevangenis
bestuurder, den philanthroop, eveneens.
De moderne school had nooit kunnen
komen waar zij nu is, als zij niet op plichts
gevoel, inzicht, rechtschapenheid en goeden
wil van velen een ontzaglijk groot beroep had
mennen te kunnen doen.
De resultaten, op dit geheele gebied reeds
thans bereikt, zijn voor mijnen vader eene
onverholen voldoening geweest.
Niet voor niets heeft hij als criminalist
hier het levend geloof durven zijn in de
mogelijkheid en in de waarde van het goede.
En deze zelfde gave heeft ook zijn poli
tieke denken bepaald.
Van af het oogenblik, dat hij mee is ge
treden onder de voormannen van het voor
uitstrevende, hervormingsgezinde liberalisme,
tot dat hij dit ook sinds 1909 in de Kamer
heeft kunnen vertegenwoordigen.
Liberaal was voor hem: de samenvatting
van vooruitgang, hervorming en toenadering
tusschen de uitersten. Vanzelf stond hij
aan den jongen vleugel der Liberale Unie.
Geloovende in de goede trouw van de weder
partijen. Geloovende ook in de mogelijkheid
van meeningsverschillen, om tot elkaar te
In een chambrée van 40 man, had zich
n geval voorgedaan. Het neusslijmvlies
van alle manschappen werd op coccen
onderzocht, echter zonder resultaat. Toen
evenwel het bloedserum op agglutineeren
we'd onderzocht, bleek, dat er iemand bij
was, wiens serum coccen deed
samenklonteren. Dit maakte dus waarschijnlijk, dat die
perspon aan meningitis [hersenvliesont
steking] had geleden. Niet minder duidelijk
is het geval van een gezin, bestaande uit
man, vrouw en vijf kinderen en een inwo
nende zuster. In vier en twintig uur kregen
drie kinderen nekkramp. Zes dagen later
waren in het neusslijmvlies van man, vrouw
en zuster geen coccen meer te vinden. Zij
hadden zich eenvoudig niet lekker" gevoeld,
doch waren overigens gezond. Hun serum
werd onderzocht en bleek zeer duidedjk
meningococcen te doen samenklontercn. Hoe
moeilijk het opsporen van de bron van be
smetting is, blijkt duidelijk uit deze gevallen
en eveneens het sprongsgewijze verspreiden
wordt hierdoor verklaard.
Interessant is ook het volgende geval.
Een landweerman op grenswacht komt, na
een ongesteldheid van eenige dagen, voor
n dag in zijn gezin. Twee dagen later
krijgt n zijner kinderen hersenvliesont
steking en sterft, vervolgens nog een drie
jarig kind dat echter weer beter wordt.
Tenslotte wordt de moeder ziek en sterft
enkele dagen later. Het keelslijmvlies van
den man bleek een reincultuur van meningo
coccen te bevatten. Hoe onbewust was deze
beklagenswaardige man de moordenaar van
zijne vrouw en kinderen geworden en hoe
geheel onschuldig!
Beyerman heeft een epidemie in een houten
barakkenloods te Leiden beschreven. Bij
onderzoek van het neusslijmvlies bleken er
vier coccendragers onder te zijn. Men had
de epidemie dank zij de uitnemende voor
zorgen spoedig bezworen, toen zich plot
seling een nieuw geval voordeed, dat
tenOOME JACOB OP DE JAARBEURS
TE UTRECHT
Oome Jacob was besloten
Naar de Jaarbeurs toe te gaan.
Met zijn zwarte sittie-bekje,
Kwam hij kalm in Utrecht aan.
Tante zou hem vergezellen ...
Oome zei: Blijf jij maar hier
Tusschen al die stijve kooplui
Heeft 'n dame geen plezier!"
Oome Jacob had geschreven
Aan zijn neefje de student:
Beste Jaap, ik kom logeeren,
Want ik ben aan rust gewend,
Overdag ben ik door zaken,
Altijd op de Beurs bezet.
Jij kunt rustig doorstudeeren,
Ik ga 's avonds vroeg naar bed".
Oome bracht het zwarte taschje,
Bij zijn neefje in de stad,
Waar de hospita verklaarde,
Dat hij juist college had.
Ach meneer", bezwoer de juffer,
Geen student heb ik er an,
Altijd werken en studeeren,
Nou, dat wordt een kundig man".
Met een klupje zakenvrinden,
Stapte hij de Jaarbeurs rond...
Tot hij ergens, heel toevallig,
Zijn voorbeeldig neefje vond.
Samen trokken ze al lachend,
Naar een overvol kaffee.
Oome Jacob dronk 'n borrel,
En zijn neef dronk deftig mee.
Samen gingen ze wat eten,
Panje, koffie en likeur.
Oome Jacob tapte moppen,
En neef J aap je kreeg 'n kleur.
Als gezworen kameraden,
Zijn ze toen op stap gegaan,
Oome keek op straat de dames,
' Wel iets meer dan vluchtig aan.
Neef, lust jij misschien 'n biertje?"
Oom, dat is een nobel plan!"
Hè, die Jaarbeurs maakt me dorstig,
Neef, begrijp jij hoe dat kan ?
Was 't eten niet wat hartig,
Weet je wel, die eendebout ?"
Oom 't zat niet in 't eten,
Maar de borrel was zoo zout!"
Na de biertjes kwam weer panje,
Na de panje kwam de dans.
Na de dans zong oome Jacob,
Stoute liedjes in het Fransch.
Daarna kwam een strenge diender,
Alles werd op straat gezet.
Oome Jaap bracht toen zijn neefje,
En de neef zijn oom naar bed.
Toen oom Jacob, met een kater,
's Morgens aan zijn haring zat,
Kwdm een telegram van Tante,
Hoe of oom geslapen had.
Oome seinde toen aan Tantje:
,Heb maar meelij met je man,
Heel die Jaarbeurs, lieve kindje,
Is een drooge, flauwe pan l"
komen en elkander te verstaan.
Geloovende in de behoefte aan wat in
de maatschappij vereenigt en te zamen
brengt, aan harmonie.
De zucht naar harmonie maakte hem een
nimmer verzadigden genieter van muziek,
van Bach, van Beethoven. Het slotkoor
van de 9e symphonie verklaarde hij ons
als het bewijs dat de samenvloeiing der
menschelijke stemmen de machtigste uiting
van alle aandoeningen is.
Harmonie zocht hij ook in het staatkundig
leven.
Niet alleen in beginsel, b.v. in de houding
tegenover de kerkelijke partijen en tegenover
de socialisten, was dit heerschend. Maar
ook bij praktische politieke aangelegenheden
waarvan b.v. de houding inzake de crisis
Treub van Januari 1916 een voorbeeld gaf.
Sommigen, ik weet h'et, hebben in dit alles
bijwijlen een al te groot idealisme gezien, dat
met de kritiek der werkelijkheid niet vol
doende rekening hield.
Toch denke men niet, dat dit onbewust
zou zijn geweest!
Wij zien hier veeleer terug op het leven
van een man, die er zich steeds van door
drongen gevoelde, dat wie het verhevene
het krachtigst wil dienen, moet beginnen
met er volop aan te gelopven.
En dat, wie het leelijke bestrijden wil,
moet beginnen met het te verachten.
Nooit heb ik in iemand dien weerzin
voor het grove, het onvolmaakte zoo onbe
dwingbaar gezien, als in dezen dierbaren
iiiiiiiiimiiiHmiiiiiiiiimiiiiMuiiiiiimiiiiMiiMmiiiiiiiiiMimiiiMmiim
overledene. Hij werd er bijna lichamelijk
door geschokt, en in de laatste jaren zijns
levens scheen het onbegrijpelijke en on
redelijke van de opgestoken oorlogsdrift,
hem met een physische walging te vervullen.
Zoo staart onze droefheid terug op een
leven, dat door n sterke en edele kracht
is geleid geworden.
Een onvergankelijk voorbeeld ten goede.
4. III. '17. J. A. VAN HAMEL
illlllllltlllllllltiiillllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllll
n
u
d
u
n
SSS'a
Treub's terugkeer
Prof. G. A. van Hamel op den crisisdag
van 28 Januari 1916
Het was de laatste dagen in den
Kamerhemel duidelijk merkbaar: het publiek
vlaste op groote dingen die komen zouden.
Bij de meest saaie en meest dorre debatten,
die niet in staat waren om een dozijn wak
kere volksvertegenwoordigers als auditorium
te doen fungeeren, was de publieke tribune
propvol. En dat bleef ze, tot het eind van
de week toe. Zij, die kwamen om te zien,
UIT HET
PARLEMENT
ONTEVREDEN RODKER5
NEEMT DE PROEF MET:
,<3
AMSTERDAMSCH FABRIKAAT-ZEE* OUDE TABAK .
gevolge had, dat opnieuw een uitgebreid
coccendragersonderzoek werd ingesteld. Men
vond er tien. Hoewel dus blijkt, dat er een
groot aantal coccendragers waren, werden
slechts vijf van de twee honderd man
schappen, dus 2 pCt., door de ziekte aangetast.
Of dus afzondering van de coccendragers,
hoewel uit den aard der zaak nuttig, wel
het afdoende middel is, is twijfelachtig.
Nadruk dient te worden gelegd op de hy
giënische omstandigheden die in Leiden
gelukkig uitnemend waren. Recruten die
zware diensten deden, waren de eenige,
die aangetast werden. Vermindering van
marschen en uitrukken zonder ransel en
patroo.ntasch waren mede gunstige factoren
tot het voorkomen van een nieuwe uitbrei
ding van de epidemie.
Wat de ziekteverschijnselen betreft, meestal
begint de ziekte plotseling met kou 1e rillin
gen, hoofdpijn, misselijkheid, braken en
hooge temperatuur. Het bewustzijn is meestal
spoedig gestoord. Somtijds zijn de patiënten
zeer opgwonden en ijlende. Stijfheid van nek
en rug treden spoedig op. Het verloop kan
uitermate snel zijn, (doodelijk in zes a acht
uur), doch kan soms veel langer duren.
Ook voor den ervaren geneesheer levert
de diagnose inderdaad nog dikwijls moei
lijkheden op. Zoo kan twijfel bestaan of men
in een bepaald geval met den t u b e r c
uleuzen meningitis te doen heeft, Zeker
heid kan verkregen wofden door de
lumbaalpunctie, welke hier met een enkel woord
beschreven mag worden.
Om het ruggemerg en de hersenen zitten
vliezen. De ruimte tusschen hersenen en
ruggemerg eenerzijds en de hen omgevende
vliezen anderzijds bevat een hoeveelheid
vloeistof, het z.g. cerebro-spinaalvocht. Bij
lijders aan nekkramp is dit vocht de z
tplaats van de ziektemakende coccen. Door
middel van een spuitje, hetwelk tusschen
twee wervels wordt gestoken tot in de
ruimte met lumbaal vocht gevuld, worden
nu enkele kubieke centimeters van dit vocht
opgezogen en dit ter onderzoek naar
het centraal laboratorium in Utrecht ge
zonden. Aldaar wordt dit vocht dan op
meningococcen onderzocht. Hetzelfde ge
schiedt met preparaten van het neusslijm
vlies van verdachte patiënten. Met dank
baarheid mag hier herdacht worden de talrijke
onderzoekingen, die in de laatste jaren door
dit uitermate nuttig instituut zjjn verricht.
Is eenmaal de diagnose gesteld, dan kan de
behandeling beginnen.
Volgens het oordeel van de meesten komt
aan de serum-behandeling uit het
labo'atorium van prof. Spronck in Utrecht een zeer
voorname plaats toe. Zij is als volgt. Na
verwijdering van een hoeveelheid van het
cerebrospinaalvocht, wordt ongeveer 30 cM3.
paarden- of schapenserum ingespoten en
veelal met goede resultaten. Verhooging van
het algemeen weerstandsvermogen en gun
stige hygiënische verhoudingen blijven naast
serumbehandeling en isoleering van de coc
cendragers van groote waarde, terwijl de korte
levensduur van de coccen eveneens voor de
beperking van de verspreiding van uitermate
gunstigen invloed is. Ontsmetting op uitge
breide schaal is niet noodzakelijk en kan
men volstaan met lijf- en beddegoed van
den lijder te ontsmetten. Indien nog vermeld
is, dat dieren niet vatbaar zijn dan zijn hier
mede in dit artikel enkele punten besproken
van de ziekte, die reeds in andere landen
zooveel slachtoffers heeft gemaakt en waar
van niemand met zekerheid kan zeggen of
zij ook eenmaal in ons land met kracht en
groote uitbreiding zal optreden. De
geneesheeren dienen daarvoor op hun hoede
te zijn, door spoedig nauwkeurig bacterio
logische onderzoekingen te laten verrichten,
en het publiek van zijn kant is verplicht
door gunstige levensvoorwaarden en groote
reinheid het gevaar te helpen bezweren. Dat
zij zoo.
Dr. TULP