De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 17 maart pagina 1

17 maart 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

lf°. 8078 Zaterdag 17 Maart A°, 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRÜGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON Abonn. per 3 maanden f 1.90 Afzonderlijke nummers f 0.15 Advertenfiën Omslag f 0.35 p. regel, binnénpag. f 0.40 p. regel INHOUD! Btadz. 1: Nederland, bHjf-wakker, door v. H. Zelf zitn, door v. H. Veidedigingsgesohat op Hoopvaal ders, door v. H. Zaa'.t t n Plant; Ppaart en Bewaart. 2: Indi Weeibaar, door Baden Toewenggoen» Danoesoegon 'o.?Bnitenl. Overzicht, door ft. W.Kernkamp. Krebelzang, door J. H. Specnhoff. De vooiniteiobten van onzi Landbouw na den Oorlog, door J. Smid. 3: Uit hft Parlfiment, door Camerauua, Feuilleton: De Godslamp (slcti door, Karel Wasch. 5; Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Nütunr, door Jao. P. Thgsse. 1: Fred. J, van Rossum da Chattel, door W, Maitin. Kmttnotities, door A. Plassohaert. Halten en de Vreemde Wortel, door Jan van Riemsdijk. Da Wassend* Haan, door Babindranath Tagore, vertaling van F. van Bedes. 8 Boekbespreking, door B. Brugmans. 9. Fmanoiëa en Economie, door J. D. Santilhaao, De Verovering van Bagdad, teekening van George van Baemdonck. Dram. Eroniek, door Top Nat ff. 10: Kantteekeningen van een Landstorrapliahtige, d;or Melis Btoke. Achter de Schermen, door Joaa. 11: China verbreekt de betrekkingen met Dnitschland, teekening van Joh. Braakensiek. Onze PuzzH Bchaakrnbriek, red. dr. A. G. Ollanct. Damrnbriek, red. K. O, déJonge. Bijvoegsel: De Tnrkeu uit Bagdad verjaagd, teekening van Joh. Braakensiek. NEDERLAND, BLIJF WAKKER Met werkelijke droefheid zullen velen, evenals wij, de uitspraak van hetHaagsche Gerechtshof hebben vernomen, waarbij de heer Schiöder tot drie maanden gevangenisstraf is veroordeeld geworden. Droefheid, neen, niet ter wille van den hoofdredacteur of van zijn blad, die de zaak allicht zullen weten te dragen. Benige bijzondere band bindt ons tot hen niet, en wij kunnen te hunnen aanzien geen andere meewarigheid koes teren, als jegens iederen anderen be klaagde, dien wij onwettig en onrecht vaardig naar de gevangenis verwezen zouden zien. Onze verontrusting is van dieperen en meer algemeenen aard. Zij gaat hierover, dat een Nederlandsen rechterlijk college zulk eene uitspraak heeft kunnen geven. Wij stellen er prijs op, als onze wel overwogen en ernstige wetenschappelijke overtuiging uit te spreken, dat deze yeroordeeling juridisch niet te verdedigen is. Zij gaat ook tegen de door den Hoogen Raad zoo uitnemend vastgestelde beginselen regelrecht in. Ofn twee redenen was naar eisch van rechten een veroordeeling des heeren Schröder uitgesloten: het kan niet gezegd worden (naar de motiveering der Haag sche raadsheeren zelve niet!) dat hij de onzijdigheid van den staat in gevaar heeft gebracht; en ook van opzet daartoe kan allerminst sprake zijn. Hij moge brutaal over de Duitschers geschreven hebben, daarvoor zette tot dusver een Nederlandsche rechter iemand nog niet in de gevangenis. Hoe duidelijk is dit aanstonds ook bij onze Amsterdamsche rechtscolleges gebleken, de Rechtbank en het Hof, die beide den heer Schröder vrijgespro ken hebben. Doch, betrof het hier slechts een juri disch verschil van inzicht, 't geval ware niet van zooveel beteekenis. Wij zouden ons, gelezen het arrest, bovendien al zeer bedriegen moeten, zoo er voor den Hoo gen Raad geen grond tot vernietiging in ligt. Daarmede is evenwel het feit, dat zulk eene uitspraak ergens in Nederland, ja, in de residentie, is kunnen vallen, nooit weer te niet te doen. En hierin zit het slechte teeken! Want dan gaat het er om, dat hier, wat ook de behandeling van de zaak ter terechtzitting en het optreden van den procureur-generaal reeds te duchten gaven, in een Nederlandsche rechts zaal de doorslag is gegeven door: de beduusdheid voor Duitschland. Een vonnis als dit staat onder den druk van Berlijn. Waartoe geene der binnenlandsche politieke partijen in Nederland het nog ooit heeft gebracht, dat schijnt aan de Duitsche partij thans zonder veel moeite te zijn gelukt: zij heeft zich een plaats kunnen opeischen achter de groene tafel des rechts. Danken wij den hemel, dat onze Amster damsche rechtscolleges getoond hebben hoe, ook ondanks pressie van uit Den Haag, in de hoofdstad een zelfstandiger geest heerschen blijft! Maar 'helaas, dit Haagsche vonnis is geen op zichzelf staand feit, niet louter de persoonlijke opinie van eenige raads heeren en eenen procureur-generaal. Het is slechts een zeer scherp bewijs van den geest, waarin eeti deel onzer machthebbende kringen in Den Haag is komen te verkeeren: beduusd voor Ber lijn. Doch: hoever is het daarmede ge komen, wanneer deze druk zich ook in een orgaan der justitie reeds kan doen gelden! Daarom worde er thans nog met des te meer klem - op gewezen, onder de waarschuwing: Nederland, blijf wakker! * * Blijf wakker. Want het Duitsche Einschüchterungs" systeem gaat steeds ver der en maakt Nederland murw tegen over Duitschland en alles wat Duitschland wil, of eenmaal willen mocht. Zeer handig heeft men zich met dit systeem, dank zij de medewerking ook van eenige onzer eigen landgenooten, vooral toegelegd op de leidende kringen, de bureau's, sociëteiten en verscheidene redactiekantoren in den Haag. Omdat vanuit die stad in Nederland toch aan alle touwtjes getrokken wordt. De rest van 't land kan zich dan zoo druk maken, als ze wil. Wanneer Den Haag maar beduusd en onder den indruk zit. Nu, inzooverre hebben Belgiëen de Lusitania, de duikbooten en de Zeppelins, de Duitsche terreur en de Duitsche pro paganda, de loopgraaf-batterijen tegenover onze grenzen en de geheele onuitge sproken druk van uit Berlijn, tot Ne derland waarlijk niet umsonst gesproken l De geest in Den Haag is onder den druk. Langzaam maar gestadig breidt deze zich uit; zet zich vast in allerlei kringen, waar men eerst door krachtiger en zelf standiger gevoelens was bezield. Maar juist dat vooral niet! Krachtsbesef zou aanstoot kunnen geven. Verdragen. Af wachten. Koest. Maar weet ge Nederland, waar dit toe leidt? Indien ge niet zorgt wakker te blijven, doch voortgaat met u meer en meer door het zoogenaamd onver mijdelijke te laten imponeeren? Het leidt er toe, dat onder dienzelfden onuitgesproken druk van Berlijn, uw Minister van Buitenlandsche Zaken zich in zijne schulp houdt ten aanzien van de torpedeeringen onzer graanaanvoerende handelsschepen, en zelfs met explicatie's schijnt te aarzelen, omdat vóór alles de vrees geldt van onbeleefd te zijn tegenover Berlijn. Dat een Haagsche procureur-generaal ernstige Duitsche in triges en knoeierijen in de residentie ón-onderzocht laat. Ja, dat ge, om den buurman maar niet te ontstemmen, uw volk bij lange na niet tot die weerbaar heid organiseert en tot dat onafhankelijkheidsgevoel opwekt, als mogelijk zou zijn. En in de toekomst: dat ge geen ruggegraat meer te bieden hebt. Dat ge ook de eischen, welke gij en uwe re geerders nu nog met nadruk meent nimmer te zullen inwilligen", eischen, welke uwe onafhankelijkheid voor goed zullen verbrokkelen, op 't gegeven oogenblik slikken zult. Duitschland heeft van Nederland ont zaglijk veel te begeeren. Nu, nog verder gedurende den oorlog. En ook later, op het gebied van tollen, samenwerking en tractaten. Allerlei ook, waarvan het zich zelf misschien nu nog niet eens bewust \s. Het onmisbare middel, om daartoe te geraken, is: u, Nederland murw en dee moedig te houden. Het beste middel, om ons daartegen zoo goed mogelijk te verzetten, integen deel: met volle krachten op ons eigen stuk te durven staan, en ons niet te laten intimideeren. Dan zal Nederland waarachtig ook veel meer bereiken en behouden. Wij kunnen meer, dan wij denken. En geeft tot deze ernstige gedachten het Haagsche vonnis, als een bood schapper van het Haagsche gevaar, niet des te eerder aanleiding, nu het ons treft tegelijk met de fluisteringen van een naderenden Duitschen triumf achter de Ancre, met de toenemende kreten om annexatie van België(uit Berlijn), met de revolutiegeruchten uit Rusland, en met het sissen dertorpedo's, die ons den rugge steun van Amerika's neutraliteit dreigen te benemen? Blijf wakker. Blijf u zelf. v. H ZELF ZIEN De groote verdedigingsrede van den Minister van Landbouw geeft geene aan leiding tot bijzondere bespreking. Dat de moeilijkheden groot zijn en de Minis ter veel werk heeft gedaan, staat wel vast. Het is bij het geheele debat meer gegaan om wat gedaan is, dan om de vraag: wat er nu beier gedaan kan worden, en dit zou ons toch oneindig meer interesseeren. Wat dit betreft, zouden wij twee op merkingen willen maken, die 's ministers verdedigingsrede bij ons heeft doen rijzen. De minister heeft zich herhaaldelijk beroepen op vasthouding van onze schepen in Engelsche havens, en deze als onverwachte omstandigheid voor gesteld, waardoor de aanvoer was ge dupeerd. Doch dan is het een vraag, die niet den minister van landbouw in 't bijzonder aangaat, zij raakt meer het algemeen beleid: zou de regeering de loslating van zulke schepen niet eerder bereiken, wanneer zij aanstonds openlijk de publieke opinie in den arm nam en de stem der natie mee hare grieven uitspreken liet? Allicht, dat er dan eerder gehoor aan zou worden gegeven. In een land als Engeland wordt sterk met openbare meeningen" gerekend. Nu is 't wat vreemd, dat wij van zulke gewichtige inbreuken als 't ware bij toeval hooren moeten, wanneer de minister er zich op wil beroepen, 't Is, of men de publieke trom roert over wat beter stil gehouden werd, en omgekeerd. Voor de kolenreserve schijnen door den open baren ophef, er indertijd van gemaakt, de eigen glazen te zijn ingegooid. En van de vasthoudingen wordt niet de minste ophef gemaakt, wanneer juist die helpen zou! Ónze tweede vraag raakt ook meer het algemeene beleid. Van de regeeringstafel werden de aanhoudingen in Enge land, en de torpedeeriagjdergraanschepen door de Duitschers, voorgesteld als bij zondere pech-gevallen", waar niet op te rekenen viel. Ons wil 't integendeel voorkomen, dat zulke gebeurlijkheden in het alge meen zeer wel en veel eerder hadden kunnen zijn voorzien! Het ongeluk is juist, dat niet tijdig en algemeen 't besef was doorgedrongen, dat de zee oorlog ons eenmaal erger zou gaan omknellen. Wij veroorloven ons, aan te halen wat wij in Juli 1916 in dit blad schreven: Onze levensmiddelenpolitiek heeft niet alleen te rekenen met de npoden van 't oogenblik, maar moet ook in 't bijzonder konservalitf en preventief zijn, voor de oorlogsmogelijkheden van de naderende toe komst. Dit geldt zoowel voor de overheid als voor de particulieren. En de regeering mag wel overwegen of zij de natie, de produ centen en de huismoeders in de eerste plaats, de winkeliers en gemeenten niet vierkant hiervoor dient wakker te roepen. Ook de uitvoerpolitiek moet daarop rekenen. Verbouwen, voortbrengen; inslaan en opslaan; sparen, oppotten en inmaken is een actueele leuze, voor groot en voor klein/' Ja, was er toen maar officieel ge waarschuwd en aangespoord, dan zouden de menschen minder zorgeloos hebben doorgeleefd en allerlei voorzorgsmaat regelen waren genomen. Ook de uitvoer b.v. van kool, had dan anders kunnen loopen. Nu schijnt de regeevlng maar bevreesd kordaat te spreken en de menschen bang te maken. Gevolg: de menschen dachten 't is zeker zoo erg niet;" en gingen voort te praten over wanneer het vrede zou zijn en hoe prachtig Nederland buiten den oorlog blijft. De ervaring heeft ontnuchterd. Zij zou dit nog wel eens weer kunnen doen, als dezelfde methode gevolgd wordt. Wij -zien nu aan den gezichtseinder andermaal en nog erger zorgen, waar aan alweer te zeer voorbij wordt ge redeneerd. Toch is het 't best, de menschen zelf vooruit te laten zien en zorgen. v. H. ? e * VERDEDIGINQSGESCHUT OP KOOPVAARDERS Er dreigt omtrent de bevoegdheid der handelsschepen om zich tegen onder zeeërs die hen vernietigen willen te verdedigen en van verdedigingsgeschut te voorzien, misverstand te ontstaan. Dit geldt niet alleen voor die van oorlogvoerende nationaliteiten, maar evenzeer voor neutrale. Ook ten onzent heeft men de meening trachten te doen post vatten, dat zulks geheel ongeoorloofd zou zijn. Het is daarom goed, nog eens duidelijk vast te stellen, dat dit een dwaalleer is, en dat volkenrechtelijk aan handels schepen nimmer de plicht is opgelegd, ook nóg niet, om zich als lammeren te laten buit maken en torpedeeren. Het [recht van verdediging is daaren tegen van ouds erkend. Tot voor korten tijd kon hier te lande dit punt slechts indirect belangstelling wekken. Nu echter met de toenemende ver scherping van den zeeoorlog krijgt de zaak ook voor ons zelve directe be teekenis. 1°. Gebiedt de neutraliteitsplicht, bona fide tot verdediging en niet tot oorlogs daden bewapende handelsschepen van andere mogendheden, uit onze havens te weren? 2°. Zouden onze eigen koopvaarders zich tegen duikbooten, wier voornemen om hen tot zinken te brengen, vaststaat, te weef mogen stellen, of gebiedt het volkenrecht dat zij zich als weerlooze schapen moeten onderwerpen? Op de 1ste vraag zegt het volkenrecht: neen, de neutraliteitsplicht gebiedt dit niet. Op de 2 ^e vraag zegt hel ook: neen. Het volkenrecht verbiedt aan neutrale handelsschepen niet, zich van zuivere verdedigingsmiddelen te bedie nen, wanneer andeis hun ver/lies dreigt. Wie kan beter dan onze eigen vaderlandsche geschiedenis bewijzen, dat ook de rustige koopvaarder steeds het recht heeft kunnen uitoefenen, zich tegen ne ming en vernietiging te verdedigen? In de geheele 17e en 18e, en 't begin van de 19e eeuw hebben onze handelsschepen dit recht uitgeoefend, ook als wij in den oorlog neutraal waren. De wetenschap is het in de 19e eeuw blijven erkennen: bij vrijwel alle schrijvers vindt men het terug. Natuurlijk is na intreden der gepant serde kruisers het recht denkbeeldig ge worden, omdat geen koopvaarder zich daartegen verdedigen kón. Maar van afschaffing of verval is geen sprake. En nu de oudere toestanden eenigszins herleven, aangezien een duikboot weer een zoo zwak oorlogsvaartuig is, dat ook een rustige koopvaarder er wél iets tegen doen kan, is er ook geen enkele reden, den vaststaanden rechtstoestand niet weer^ ook als praktisch te aanvaarden. Des te meer geldt dit, waar niet enkel onderzoek of opbrenging, maar altijd, ook zonder recht, vernietiging dreigt. Wanneer wij tot dusverre gesproken hebben van volkenrecht en rechtswe tenschap, geldt dit steeds voor wat vóór 1915 is geschreven en erkend. Na dien, toen de duikbootenoorlog werkelijkheid werd, zijn Duitsche juristen opgestaan, en hebben betoogd, dat elk handelsschip zich gedwee moet laten onderzoeken, buit maken en even tueel torpedeeren. Wie zich daartegen bewapent of verzet, zoo heette het, wordt een verachtelijke zeeroover", en als zoo danig behandeld. De waarheid is echter dat ook de Duitsche schrijvers zich vóór den oorlog altijd anders hebben uitgelaten, en dat de Duitsche rechtsopvatting steeds in overeenstemming met het algemeen ge voelen is geweest (nog von Liszt, 1911, bl. 341). Het merkwaardigst zijn in dit opzicht de oudere auteurs, uit de eerste helft van de 19e eeuw, omdat toen het verweersrecht der handelsvaarders nog zijn nut had. Ook zij hebben toen het verweersrecht erkend. (Zie o.a. Heffter, 1844, blz. 311). Vrijwel iedereen is het er altijd over eens geweest, dat voor het handelsschip, dat zich verdedigt, slechts dit ne ge volg intreedt: het geeft daarmee natuur lijk zijne voorrechten om als weerloos handelsschip bejegend te worden, op. Het aanhoudende oorlogsschip mag 't nu bestrijden, en als vijandelijk handels schip met vijandige lading (nog niet als oorlogsschip) bejegenen. (Zeerechtsdecl. art. 63). Doch wat heeft nog 't verlies van die voorrechten te beteekenen in den tegenwoordigen duikbootenoprlog, wanneer anders het schip toch, ja, misschien nóg zekerder, naar den kelder wordt gejaagd? Ook mag de bemanning dus geenszins als zeeroovers of franc-tireurs worden behandeld. Wij wijzen er ten slotte op, dat wij uitsluitend gesproken hebben over de rechtsregels. Wilde b.v. Amerika, gelijk het vroeger heeft gedaan, om redenen van staatsbelang zijnen handelsschepen verbieden, zich, zelfs alleen ter verdedi ging te bewapenen, dan is dit een andere zaak. Zulk een binnenlandsch verbod bestaat ten onzent niet. Ook in de Wet op de Zeebrieven, die slechts uitrusting op den voet van oorlog verbiedt" is het niet te lezen. Wordt het toch gewenscht geacht, dat onze koopvaarders zich van bewape ning of verweer onthouden, dan is dit een zaak van staatkundige opportuniteit. Een schipper echter, die toch zijn gang zou gaan, zou niet anders doen, dan op eigen risico zijn recht uitoefenen, en er misschien geen schade van hebben. Zoo is de verhouding ook met de toe lating in onze havens van bewapende koopvaarders eener andere mogendheid. Wanneer Wolff laatst rondseinde, dat Nederland deze heeft verboden uit neutraliteitsplicht", is dit minder juist. De onzijdigheid verbiedt ons niet, (zoo als ook reeds door Mr. Struycken in Van onzen Tijd" is aangetoond) den bona fide koopvaarder, uitsluitend ter verdediging bewapend, in onze havens te ontvangen. Ook Wilson heeft dit, nog in den bloeitijd zijner neutraliteit, beslist. Oorlogsschepen zijn het niet. Dat onze regeering het toch verboden heeft, (Ie Oranjeboek, bl. 31) niet (ook hieromtrent heerscht vaak misverstand) in de Neutraliteitsproclamatie, maar in bijzondere instructie's, is een maatregel die zij geheel naar haar eigen oordeel en in 't belang van de veiligheid van onzen staat genomen heeft. Vooral is hier de moeilijkheid, welke met onze eigen bewapende neutrale schepen niet zou bestaan, dat die onder oorlogvoerende vlag zich wellicht niet alleen tot verdediging" zullen bepalen en dat wij dus eigenlijk hulpkruisers zouden te herbergen krijgen. Onze regeering is zich echter als wij goed zijn ingelicht steeds bevoegd blijven rekenen, (zie ook Treub Oorlogstijd, bl. 22) naar bevind van omstandigheden de uitsluiting van eerlijk en alleen ter verdediging bewapende koopvaarders in ? te trekken. Rechtens staat dus het koopvaardijschip tegenover den niets-ontzienden" U-bootoorlog geenszins geheel machte loos. Feitelijk? Dit is een andere vraag. v. H. iimiiimmiiummiiiiHiiiiiitiuitmtiiiiitiiiiimiiiiiiiimiiiiimimitiiiti ZAAIT EN PLANT SPAART EN BEWAART Geachte Redactie, Uw hoofdartikel In de Amsterdammer van 3 Mrt j.l. zou ik met roode letters gedrukt heb ben, en alles zou ik willen doen om maar een ieder er van te doordringen, dat 't nu toch wel uit mag zijn met onze zinspreuk: 't zal wel losloopen". Misschien blijven we buiten den oorlog en misschien zal niet blijken dat we op velerlei gebied zijn te kort ge schoten, maar zeker is het, dat zonder de uiterste inspanning in de komende tijden, het met de voedselvoorziening niet zal losloopen. Zeker is het, dat een intensieve cultuur door gebrek aan stikstof op al onze zsutdgronden, dit jaar niet mogelijk is, en in de veenkoloniën is dit in nog mindere mate het geval. Er moet daarom alles worden aangewend, om het tekort in productie dat we daardoor zouden krijgen, tot een mini mum te beperken, en een ieder moet mee werken om elk stukje grond door goede bewerking en verzorging tot productie van menschenvoedsel te dwingen. We kunnen wel een jaar zonder onze grasvelden in de openbare parken, we moeten ze bezaaien en bepoten, al ware het maar alleen om de menschen de gedachte bij te brengen: er is nood; hen te dwingen ieder voor zich het zijne te doen. Het zal wel losloopen." O, 't is zoo gemakkelijk zich hierbij neer te leggen en zijn gedachte te concentreeren op het maken van een Oweetje en nog gemakkelijker is het om te zeggen: wat kan de enkeling er toe bijbrengen, ook al bepoot ik mijn stadstuintje met slaboonen, en snijboonen langs de schutting, 't Is immers slechts voor een paar weken voedsel!" Zeker dat is zoo, maar... als allen het deden, nietwaar? Het voorbeeld, de gedachte, alles doen wat we kunnen doen, mee te helpen zorgen en ook anderen daartoe te brengen, dat heeft beteekenis. Gisterenavond vroeg me een professor's vrouw: wat dunkt u ervan als ik in mijn tuintje boontjes ga planten. Haar man lachte, de andere lachte ook, maar ik heb gezegd: Mevrouw poot boontjes, als u 't doet, doen anderen het ook, en als we alle zorgen en zor gen, dan zorgt de Regeering ook en komen we er. Heden kwam de Levensverzekeringmaat schappij de Utrecht, die een zeer>groot land goed in Brabant heeft, met de vraag: wat doen wij ? Er wordt 50 H.A. akkerland beteeld in 1917 (het is in hoofdzaak een bosch en veebedrijf); kunnen wij niet meer doen? Kunnen wij niet meer voedsel verbouwen? Neen, mijne heeren, dat gaat niet, dat zou niet rendeeren, nu er geen stikstofmest, te verkrijgen is. Rendeeren is niet de vraag, ons doel is, zooveel voedsel te verbouwen als er verbouwd kan worden en breidt u dat nu toch met een 100 H.A. uit. Goed, mijne heeren. Voor onze volksvoeding zet dat nu misschien ook weer niet zoo heel veel zoden aan den dijk en toch hoop ik van wel, want 't is een voorbeeld en velen zullen er zoo over denken en meerderen zullen het zoo doen want het moet. Daar moet door ieder dorp en iedere stad de roep gaan: Helpt allen mee, te voor komen, dat straks n Nederlander verhon gert en dan zullen er velen zijn die er een eer in stellen gevolg te geven aan dezen oproep. En als het yolk daarvoor zorgt, dan zorgt het ook wel wat met zooveel 'moeite is verkregen binnen de landspalen te houden, al zou het ook eischen dat alles wat grensbewoner is geïnterneerd wordt op de Veluwe, want is het geen schande, te moeten hooren: och mijnheer, bijons, bij ons in de gemeente smokkelt alles, misschien de pastoor uitge zonderd ! Een schande is het en toch, wie gaat er tegen in, wie praat er over het smok kelen en stelt het op een lijn met diefstal, een diefstal begaan aan vaderland en volk ? Wie mijdt den smokkelaar als een dief ? Dat moet anders worden, we moeten ieder voor zich optreden, getuigen en toonen dat 't niet meer onze zinspreuk is 't Sal wel gaen en laat ieder maar zorgen dat hij zijn oweetje binnen krijgt". Hilvarenbeek, Landgoed De Utrecht" C. J. G. SISSINGH, Inspecteur Ned. Heide Mij. Juist! Ieder die de gelegenheid heef t, moet m e e-zo r gen. Veldvruchten en groenten moe ten zooveel en zoo nuttig mogelijk worden geteeld. Elke vierkante meter telt me e. Ook ondeskundigen enniet-vakmenschen slaan de hand aan den ploeg. Weet ge niet, hoe? Laat u inlichten. DE AMSTERDAMMER" RICHT EEN RUBRIEK IN: ZAAIT E5f PLANT" waarin wekelijks door lakknmligen wenken zullen worden gege ven om nog dit jaar op allerlei stukken gro ad en tuinen voedings gewassen te verbouwen. VRAGEN in te zenden aan: Het Bureau van het Week blad, Keizersgracht 333, Amsterdam, met buiten op den omslag het bijschrift ZAAIT EN PLANT". Inzending uiterlijk des Maan dags is ten zeerste gewenscht. (RED.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl