Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V Ou R NEDERLAND
17 Maart '17, No. 2073
INDIËWEERBAAR
door Raden TOEWENQOOENG
DANOE80EQONDO,
Regent van Magelang, thans in Nederland met het
ComitélodiëWeerbaar"
De Redactie, die gaarne de Deputatie
van IndiëWeerbaar" hartelijk welkom
heet in Nederland, had het genoegen
een der zeven heeren bereid te vinden
een enkel woord over de missie te
schrijven. Raden Toewentfgoeng Dano
soegondo, regent van Magelang, staat
bekend als een uitstekend bestuurs
ambtenaar, die met veel toewijding en
succes aan de verbetering van vele
verouderde toestanden in zijn af deeling
heeft gearbeid. Op verzoek der redactie
wijdde de heer Danoesoegondo ook
aan deze zaken eenige woorden.
Als een Wel
kom in Neder
land" wil ik de
uitnoodigingvan
de redactie op»
vatten om in deze
kolommen iets
te zeggen over
het groote Indi
sche belang, dat
ons, leden der
deputatie van
Indiëweerbaar"
naar Europa
voerde.
Een welkom"
De schrijver van dit artikel. d.at, ik «P prijs»
stel, een
uitnoodiging, die ik gaarne aanvaard.
Tot mijn spijt ben ik echter op dit
oogenblik nog niet in staat om het onderwerp
dat ons allen zoozeer ter harte gaat, voor
de lezers van dit blad zoo te behandelen,
als ik dit wel zou willen.
Vóór onze deputatie in staat is geweest
zich ter audiëntie bij H. M. de Koningin
van haar taak te kwijten, kunnen de leden
uit den aard der zaak den inhoud van hunne
missie niet bespreken.
Wat wij Hare Majesteit gaan vragen
echter, is stellig geen geheim.
Op 31 Augustus 1916 de datum zal
voor Indiëhistorisch worden heeft het
Indische volk op duidelijke wijze zijn wensch
uitgesproken aangaande de defensie van
zijn land.
Het comitéIndiëweerbaar" belegde op
dien dag in verschillende plaatsen groote
volksvergaderingen. Het wilde vaststellen
of het volk van Indiëaccoord ging met de
leus, die de naam van het comitéweergeeft.
En inderdaad, het is op die meetings klaar
aan het licht gekomen: Indiëzelf wil weer
baar z(jn.
Het heeft er naar mijn gevoelen ook alle
reden toe.
Op de gevaren, die dreigen, behoef ik
hier niet te wijzen. Alleen reeds het feit,
dat Indiëweerloos als het nu is, bij een
conflict tusschen de groote mogendheden,
die belangen in en om den Indlschen archipel
hebben, zijn neutraliteit niet krachtig zal
kunnen handhaven, maakt dat Indiëvreezen
moet, dat in een dergelijk geval
hetNederlandsche gouvernement zal verdreven worden
en dat een machtiger vreemdeling als
heerscher het land zal bezetten.
En met name voor mijn eigen land, Java,
weet ik dat de intellectueelen vooral het
sterk voelen: Indiëbehoort bij Nederland.
Een heerschappij van vreemden wil de Indiër
niet. Integendeel, hij is bereid, zich op
offeringen te getroosten om het gevaar van
den indringer af te weren. Hij is bereid
om zelf mede te werken tot de
weerbaarmaking van Indië.
Het ComitéIndiëWeerbaar" heeft over
de vraag, hoe moet de defensie van Indi
worden, geen meening. Het heeft zulk een
meening ook van het volk niet gevraagd.
Met en namens het volk wenscht het slechts
dat Indiëweerbaar zij, en dat het dit worde
zoo spoedig mogelijk.
Om dien wensch van Hare Indische onder
danen aan Nederlands Koningin kenbaar te
maken, besloot men een deputatie naar
Nederland te zenden.
Op 31 Augustus had het volk zich
uitfesproken; reeds in de tweede week van
eptember was de deputatie reisvaardig;
hare plaatsen op de Wilis waren reeds
beMllinilMlltlllllllllllllllllllllllilllllMIlllMIMM
Bethmann Hollweg in de laatste dagen
voor den oorlog (Slot)
Tot op Woensdag 29 Juli 1914 had Beth
mann Hollweg, hetzij met volle overtuiging,
hetzij half onwillig, de politiek van de Duit
sche oorlogspartij tot de zijne gemaakt; hij
was bereid om tezamen met Oostenrijk
oorlog te voeren tegen Rusland en Frankrijk.
Maar hij deinsde terug voor de verantwoor
delijkheid, toen hij de zekerheid had ver
kregen dat, indien het tot oorlog kwam,
Engeland niet onzijdig zou blijven. Vandaar,
dat hij op Donderdag 20 Juli het
mobilisatiebesjuit ongedaan wist ie maken; vandaar,
dat hij hoogstwaarschijnlijk op denzelfden
dag in dringende termen er bij de Oos
tenrijksche regeering op aandrong, dat zij
de aangeboden bemiddeling zou aannemen.
Hij wist echter, dat hij den oorlog niet
langer zou kunnen tegenhouden, indien Rus
land tot een volledige mobilisatie overging,
d. w. z. als het ook tegen Duitschland mo
biliseerde. Indien hij dus den vrede wilde
bewaren, moest hij alles doen wat in zijn
macht stond om Rusland gerust te stellen;
hij moest bovendien Oostenrijk niet alleen
zooals hij deed aansporen tot het aan
nemen ran de bemiddeling, maar het ook
trachten af te houden van verdere militaire
maatregelen, die aan Rusland reden zouden
geven om de volledige mobilisatie te gelasten.
Noch het een, noch het ander heeft Duitsch
land gedaan. In de drie laatste dagen vóór
den oorlog is er te Berlijn hevig gestreden
tusschen den kanselier, die den vrede wilde
bewaren, nu Engeland niet onzijdig zou
blijven, en de oorlogspartij, die het des
noods ook tegen Engeland wilde opnemen.
De laatste heeft den strijd gewonnen en
den keizer tot hare zijde overgehaald. Van
daar dat Duitschland niet deed, wat het had
moeten doen om den oorlog te voorkomen,
WILSON EN DE OORLOG
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
Hij bemint mij Hij bemint mij niet Hij bemint mij l11
sproken. Intusschen achtte de G. Q. het
gewenscht dat het vertrek zou worden uit
gesteld, tot er bericht uit den Haag was,
dat wij verwacht werden.
Dat bericht kwam in November, maar
niet voor begin Januari konden we toen
nog plaats krijgen. De Sindoro, die ons tot
Gibraltar bracht, ligt nu helaas als indirect
slachtoffer van den oorlog op den bodem
der Middellandsche Zee.
Wij reisden Jn twee groepen door Spanje,
Frankrijk, Zwitserland en Duitschland naar
Nederland, en genoten, dank zij de tele
grafische tusschenkomst van den Minister
van Buitenlandsche Zaken, in al die landen
de meest voorkomende behandeling. Onze
reis had in vredestijd nauwelijks vlugger
kunnen geschieden.'Als oorlogscuriosum ver
meld ik hier, dat men ons in den Duitschen
Speisewagen een voortreffelijk maal op
diende... voor drie Mark!
Sinds het begin van de vorige week in
Den Haag, verwachten wij nu met ongeduld
het oogenblik waarop wij ter audiëntie zullen
gaan en onze missie kunnen volbrengen.
Bij het verschijnen van dit artikel zal die
ontvangst, hoop ik, reeds hebben plaats
gehad.
De Pangeran, door leeftijd en rang aan
gewezen als hoofd onzer deputatie zal de
op schrift gestelde motie, zooals zij in de
31 Augustus-vergaderingen werd aangeno
men, aan Hare Majesteit in het Javaansch
voordragen; door mij zal daarop de
Hollandsche vertaling worden voorgelezen.
Hiermee zal de officieele taak van onze
imiiiiinmifirtfiifffiffiitfiifiimiiifiimffffifiiiiifiiffiiifififiiiimiiiiiiiiH
en wat het zou hebben gedaan, indien de
leiding in handen van den kanselier was
gebleven.
Het heeft 'geen pressie uitgeoefend op
Oostenrijk om zijne militaire operatiën tegen
Serviëte staken en nog niet over te gaan
tot een volledige mobilisatie. Dit wordt ook
door Glaukos erkend in zijn artikel in de
Preussische Jahrbücher van November 1916.
Hij geeft toe, dat Rusland, toen het in den
nacht van 30 op 31 Juli tot de volledige
mobilisatie besloot, daartoe gerechtigd zou
zijn geweest, indien het in de meening ver
keerde, dat Oostenrijk hardnekkig elke con
cessie weigerde. Dit laatste ontkent hij
echter. De vraag, waar Jiet op aan komt,
wordt dus deze: wat wist Rusland in dien
nacht van de bedoelingen van Duitschland
en Oostenrijk?
Om deze vraag te beantwoorden, moet
men zich herinneren, dat op Donderdag 30
Juli de Russische regeering aan de Duitsche
liet weten, dat zij, op bepaalde voorwaarden,
bereid was hare verdere militaire
toebereidselen te staken. Indien Duitschland wer
kelijk vrede had gewild, had het deze ge
legenheid moeten aangrijpen; zelfs al vond
het de voorwaarden niet aannemelijk, zij
boden een grondslag voor verdere onder
handelingen; men had tijd kunnen winnen,
en dat was reeds van veel belang; in elk
geval had men Rusland de verzekering
kunnen geven van den wensch van Duitsch
land om mede te werken tot het behoud
van den vrede. In plaats daarvan werd het
Russische aanbod onmiddellijk afgeslagen;
von Jagow gaf zich niet eens de moeite,
het over te seinen naar Weenen.
Anders handelde Grey. Ook hem werd
het Russische aanbod toegezonden. Hij be
greep, dat het onvoldoende was; daarom
verving hij het door een gewijzigde formule,
luidende: Indien de Oostenrijkers na de
bezetting van Belgrado hun binnenrukken
in Serviëstaken, zullen de mogendheden
overleg plegen, hoe Serviëaan Oostenrijk
voldoening kon geven, zonder dat de
souvereine rechten en de onafhankelijkheid van
Serviëworden geschaad." Duitschland onder
steunde deze formule en deelde haar mede
aan Oostenrijk, maar niet aan Rusland. Toen
deputatie volbracht zijn. Behalve met hun
officieele missie echter, zijn sommigen onzer
nog belast met opdrachten van verschillende
Indische lichamen. Over deze opdrachten,
die geheel buiten de officieele taak der
deputatie omgaan, kan ik hier misschien
later nog iets meedeelen.
Intusschen nog op andere wijze zullen
wij ons het verblijf in Nederland ten nutte
kunnen maken. Ik zelf hoop mij op de hoogte
te kunnen stellen van verschillende dier
zaken, waarin Indiëhet voorbeeld van Neder
land nog zoozeer behoeft.
Wij gaan op velerlei gebied vooruit en
trachten verschillende instellingen naar
Europeeschen trant te reorganiseeren. Zelf
was ik in staat om in mijn regentschap de
laatste jaren veel veranderingen in dien geest
tot stand te brengen.
Nu b.v. sinds 1906 de oorspronkelijk zeer
losse dessa-verbanden beter geregeld zijn,
was het mogelijk om door het exploiteeren
van markten, overvaarten, bronnen ten bate
'der dessa's, dus als een soort gemeente
bedrijven, over het laatste jaar een winst
van bijna 70.000 gulden te maken.
Een instelling, die dringend verbetering
behoefde, was de dessa-politie. Tot voor
weinig jaren bestond voor een ieder per
soonlijke politiedienst; men werd opgeroe
pen om op zijn beurt een politiewachthuisje
te betrekken. Door het volk in de gelegen
heid te stellen, die persoonlijke diensten af
te koopen, is ar een fonds gevormd, waaruit
voortaan de aangestelde politiebeambten
kunnen bezoldigd worden.
iiHiiiiimiiiiiiiiiniiiiiimiiiiiiiiiiiiutiiijijjimijiiiiiitiiiitiiiiiiuiiiiiiiiii
von Jagow het aanbod van Rusland ver
wierp, voegde hij aan zijne weigering niet
de mededeeling toe, dat Grey een betere
formule had voorgeslagen, die ook de in
stemming van Duitschland had, en verzocht
hij aan Rusland niet, om met beslissende
maatregelen te wachten, totdat het ant
woord van Oostenrijk op het voorstel van
Grey was ontvangen.
Misschien geheel zeker is dit niet
heeft Rusland, vóórdat het tot de volledige
mobilisatie o verging, van de Engelsche
reeeering zelve kennis gekregen van de door 0rey
voorgestelde formule. Maar het heeft niet
geweten, dat deze door Duitschland onder
steund werd; noch van de Duitsche regee
ring, noch van den Keizer zelf heeft het
hiervan bericht gekregen."
De formule van Grey werd, gelijk wij
zagen, door Berlijn medegedeeld aan en
aanbevolen bij Weenen. Hoe luidde het
antwoord van Oostenrijk ? Het nam het
voorstel niet aan, want het weigerde zijne
militaire actie tegen Serviëte staken ; maar
het deed toch een belangrijke concessie:
het verklaarde zich bereid, de bemiddeling
van Engeland te aanvaarden, pp voorwaarde
echter, dat Rusland zijn mobilisatie niet zou
voortzetten. Toen Oostenrijk dit antwoord
gaf, wist het reeds, dat in Rusland het be
sluit tot volledige mobilisatie was genomen;
uit zijne bereidverklaring om toch de be
middeling van Engeland te aanvaarden,
blijkt dus gelijk trouwens blijkt uit de
onderhandelingen, die in de laatste dagen
voor den oorlog te Weenen gevoerd werden
tusschen Berchtold en den Russischen ge
zant dat Rusland's besluit tot volledige
mobilisatie voor Oostenrijk den oorlog niet
onvermijdelijk maakte.
Oostenrijk's antwoord werd medegedeeld
aan de Duitsche regeering, en aan haar alleen.
Zij hield het voor zich; noch aan Engeland,
noch aan Rusland gaf zij er kennis van.
Het antwoord op de vraag: wat wist
Rusland in den nacht van 30 op 31 Juli van de
bedoelingen van Duitschland en Oostenrijk?
moet dus zoo luiden :
Het wist, dat de Duitsche Keizer erop
aandrong om niet voort te gaan met de
mobilisatie in Rusland, zonder dat hij
Wat Java echter op het oogenblik in de
eerste plaats behoeft, is verbetering van
landbouw en veeteelt. Ik hoop gedurende
mijn verblijf in Nederland, dat op dit ge
bied aan de spits staat, gegevens te kunnen
verzamelen, die mij in staat zullen stellen
om mede werken aan de opheffing van den
Javaanschen landbouw en veeteelt.
Ook stel ik mij voor, dat wat er hier te
leeren valt van de coöperatie op landbouw
gebied, voor Java van veel nut kan zijn.
De Vooruitzichten van onzen Land
bouw na den Oorlog
Het is bekend, dat op de Napoleontische
oorlogen voor den landbouw een zeer slechte
tijd volgde, die jaren aanhield. Reeds in de
eerste oorlogsmaanden werd voorspeld, dat
na den tegenwoordigen oorlog hetzelfde te
verwachten zou zijn* Intusschen zijn in den
laatsten tijd ook stemmen vernomen, die
veel optimistischer klinken. Met name heb
ik hier het oog op de artikelen, in den laat
sten tijd door mr. M. W. F. Treub geschreven.
De Minister is van meening, dat de akker
bouw en inzonderheid de graanbouw hier
te lande na den oorlog eene lange periode
van bloei zal tegemoet gaan, welke ruim
schoots zal vergoeden de niet onmogelijk
geachte minder goede uitkomsten van
enkele onderdeden der veehouderij. Hij
grondt dit oordeel in de eerste plaats op
het versnelde tempo, waarin de
industrialiseering der graan exporteerende landen na
den «orlog zal voortgaan, waardoor zij
voortdurend meer koren voor eigen behoefte
zullen noodig hebben en zoodoende aan de
exportvraag in steeds mindere mate of al
thans slechts tegen hoogere prijzen zullen
kunnen voldoen. Daarbij komt, dat in de
eerste 5 a 10 jaren na den vrede de hooge
vrachten den prijs, waarvoor het
buitenlandsche graan in Europa kan worden geleverd,
nog belangrijk zullen verhoogen.
Anderen zien niet alleen de toekomst van
onzen akkerbouw, maar ook die onzer vee
houderij gunstig in. In de oorlogvoerende
landen, zoo redeneeren zij, is de veestapel
sterk teruggegaan. Voor het weer op de
vorige sterkte brengen, zal men veelfokvee
uit ons land moeten betrekken. En zoolang
de vroegere sterkte niet is bereikt, zal de
productie van dierlijke voortbrengselen in
die landen onvoldoende zijn en zullen wij
ons vleesch, onze zuivel en onze eieren er
tegen hooge prijzen kunnen afzetten.
Kortom.worden bovengenoemde profetieën
bewaarheid, dan ziet het er voor onze land
bouwers zeer rooskleurig uit. Zij zullen
door de hooge prijzen niet weten, op wel
ken bedrijfstak zich wel het meest toe te
leggen.
Nu is er zeker zelden een tijd geweest,
waarin het doen van voorspellingen op
economisch gebied zoo moeilijk was als
thans. Het kan dan ook zeer goed anders
uitvallen. En als dit het geval mocht zijn,
zullen dergelijke optimistische profetieën
veel kwaad doen. Zij steunen toch de waag
halzerij bij het koopen en pachten van land.
De heer Treub ziet in de hooge prijzen,
die in den laatsten tijd voor los land worden
besteed, het bewijs, dat de gegadigden zijne
optimistische opvatting deelen. Veel steun
tegelijkertijd te kennen gaf, dat Mj Oosten
rijk zou bewegen om zijne militaire ope
ratiën niet voort te zetten; het had van
Duitschland een weigerend antwoord ge
kregen op zijn aanbod om, op bepaalde
voorwaarden, zijne militaire toerustingen te
staken; bij dit aanbod had het te kennen
gegeven: de voorbereiding van de
algemeene mobilisatie zal voortgezet worden,
indien dit voorstel door Oostenrijk verwor
pen wordt, en het onvermijdelijke gevolg
zal zijn: een Europeesche oorlog." Oostenrijk
heeft het aanbod van Rusland niet eens
behoeven te verwerpen, omdat Duitschland
weigerde het aan Oostenrijk over te brengen.
Rusland wist verder, dat Oostenrijk bezig
was Belgrado te bombardeeren en dat op
drie verschillende punten Oostenrtjksche
troepen tegen Serviëoprukten; het wist
uit de te Weenen met Berchtold gevoerde
onderhandelingen dat Oostenrij k niet van
zins was op het stuk van zijne militaire
maatregelen eenige concessie te doen; maar
Rusland wist tevens, dat, zoo het tot vol
ledige mobilis_atie overging, deze maatregel
voor Oostenrijk niet gelijk zou staan met
een oorlogsverklaring.
Voor Duitschland is dit laatste echter wel
het geval geweest.
De Tsaar had den Duitschen Keizer mede
gedeeld, dat hij, niettegenstaande de mo
bilisatie, bereid was de onderhandelingen
voort te zetten; deOostenrijkscheregeering
was van dezelfde meening. De twee voor
naamste partijen in het conflict waren dus
bereid om te onderhandelen; de Duitsche
regeering wist dit, en zij was de eenige
regeering, die het wist. Zij hield die kennis
voor zichzelf; erger dan dat, inplaats van
er gebruik van te maken, zond zij aan
Rusland een ultimatum, in zulke bewoor
dingen gesteld, dat het moest worden af
geslagen. Want het stelde aan Rusland den
eisen, dat het zijne mobilisatie zou staken
niet alleen tegen Duitschland, maar ook
tegen Oostenrijk, en het bevatte niet de
minste aanwijzing, dat Oostenrijk insgelijks
zijne mobilisatie zou staken of zou ophouden
met zijne militaire maatregelen.
De Duitsche Kanselier verklaart, dat de
oorlog onvermijdelijk is geworden door de
HOLLAND VEILIG"
Loflied op de huisvrouwen
Kan een man iets beters wenschen,
Dan een goed-gezonde vrouw,
Dan zoo'n onvolprezen wezen,
Zuinig, vroolijfc, lief en trouw ?
Mannen, weet ze te waardeeren,
Luistert naar een goeden raad;
Want ze is, met al haar nukken,
Toch uw beste kameraad.
Mooi behoeft ze niet te wezen,
Al die schoonheid is maar schijn.
Een bedaarde, flinke huisvrouw,
Heeft niet mooi er bij te zijn.
Mannen tracht er een te vinden,
Die u sterke kinders geeft;
Die u hartelijk laat lachen,
En een goede eetlust heeft.
Bij het wasschen van de kopjes,
Helpt geen Mathematica,
Bij het bakken van de kluiven,
Doet men niets met Algebra.
Schrijven, rekenen en lezen,
Heeft ze al voldoende an,
Als 'n vrouw maar honderd centen,
Van een gulden maken kan.
Rijkdom is niet dringend noodig,
Geld geeft geen geluk en vlijt,
Met een brandkast vol effecten,
Koopt men geen lieftalligheid.
Beter is een schort van linnen,
Dan een rokje van satijn.
Met een vrouw die zelf wil werken,
Hoeft een man niet arm te zijn.
Stand is ook al overbodig,
Om te geuren in de krant,
Elke kuische vrouw is deftig,
Want haar kuischheid is haar stand.
Door een titel of een kroontje,
Wordt haar waarde niet vergroot,
Alle vrouwen zijn van adel,
Met een kindje in haar schoot.
Opvoering verboden
aan deze opvatting geeft dit echter mijns
inziens niet. Deze gegadigden toch zijn over
't geheel geen menschen, die eenigszins tot
oordeelen bevoegd zijn, maar voor het
grootste deel kleine lieden, die zich door
de hooge prijzen van thans het hoofd op
hol laten brengen en zonder aan de toekomst
te denken er maar op los bieden.
Men kan dan ook, meen ik, dezen lieden
niet genoeg de keerzijde der medaille voor
houden. Valt het later mee, des te beter. Grond
voor zwartzienerij is er overigens genoeg.
Bovengenoemde optimisten vergeten m. i.
voldoende rekening te houden met de zeer
groote waarschijnlijkheid, dat de algemeene
verarming, welke van den oorlog het nood
zakelijk gevolg moet zijn, eene groote wijzi
ging zal brengen in den aard van het ver
bruik van en daardoor ook in den aard der
vraag naar landbouwyoortbrengsels.
Hierbij zullen, als ik goed zie, vooral de
twee volgende, algemeen erkende waarheden
hun invloed doen gelden.
1. Naarmate de menschen armer zijn,
geRussische mobilisatie. Duitschland's bond
genoot was niet van die meening. Duitsch
land, dat voorgaf de rol van bemiddelaar
te spelen, nam een meer onverbiddelijke
houding aan dan Oostenrijk. Niet de Russische
mobilisatie maakte den oorlog onvermijdelijk,
maar de actie van de Duitsche regeering.
Deze beantwoordde het bericht van de
mobilisatie met een ultimatum, dat moest
worden afgewezen, en bleef doof voor de
dringende betoogen, die op Vrijdag 31 Juli
en zelfs nog op Zaterdag l Augustus door
den Engelschen gezant tot haar gericht
werden om haar te doen- inzien, dat nog
altijd de weg tot onderhandeling en be
middeling open stond.
Dit alles zal niet volgens den wensch
van den Rijkskanselier zijn geschied; maar
zijne autoriteit woog niet meer op tegen
den invloed van die elementen in de Duit
sche regeering, waartegen hij zich zoo
krachtig heeft verdedigd in zijn redevoering
van April 1916. Niet in Londen of in St.
Petersburg, maar in Berlijn zijn de mannen
te zoeken, die de pogingen, door Bethmann
Hollweg ter elfder ure begonnen om den
oorlog af te wenden, hebben verijdeld.
Ziedaar in hoofdzaak den gang van
Headlam's betoog; voor verdere
bizonderheden ervan, ook voor de bewijsplaatsen
moet ik den lezer verwijzen naar het boekje
zelf (The German Chancellor and the
outbreak of war. Fisher Unwin, London, 1917).
14 Maart 1917. G. W. KERNKAMP
Verbetering: In het voorgaande over
zicht bij de mededeeling over het uit
treksel uit de brochure vanjunius Alter, dat
in de Chicago Daily News te lezen stond
is iets weggevallen. Niet alleen in de
Lokalanzeiger heeft op Donderdag 30 Jnli 1914
gestaan, dat de mobilisatie was gelast, maar
ook in de Berlijnsche Polizeiblatter". Dit
laatste is daarom van belang, omdat het nu
nog veel minder aannemelijk wordt, dat de
publicatie bij vergissing" heeft plaats gehad.