De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 17 maart pagina 3

17 maart 1917 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

17 Maart '17. No! 2073 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR N.EDERLAND DEN HAAG ROTTERDAM AMSTERDAM IDOJ»A ^SfcO ?15S sëiStf EENIGE SPECIALITEIT o* O*) KB fëO KO KRÏMPVRUËII m Si -14 Bul BA GEZONDHEIDS- || ONDERGOEDEREN |g Nederlandsch Fabrikaat Jjjg TRICOTHUIS i REG.BREESTRAAT.35 "« TEL. 5O66 N. 19 KB Als volgeling van MART BAKER EDDT, discoverer ofChristian Science, geneest H. G. THIEME, Den Haag - Denneweg 25a, Blind-, Doof-, Idiootof Stomgeboren personen, die nit eigen mid delen eene bezoldiging vol doen van af /1500,?. Zonder Genezing - Geld Terug! B.Y.D.HEIDE '8-Qrarel.weg. Tel. 1160 ARTISTIEKE MEUBILEERIHG SPECIALE ONTWERPEN J.S. MEÜWSEN Hoieïeraicier Hoiden en Mode-MajMijnen. | AMSTERDAM. Leidschestraat 4, B.paasage b. D.rak, l Dam straat b. Nes, Doelenstr. b. Ach- | terburgwal. ROTTERDAM. Mosseltrap 3, Boymansatraat S. Vraagt Catalogus! THE CHABÏL" Groote voorraad bij GEB», F, & L DE RIDDER allén Sophiaplein, Amsterdam Koninklijke Fabriek van AMSTEL RIETWERK TAMINIAÜ'S ? JAM ? MEDDENS S.B. gereed en naar maat vanaf Coupéur-reiziger te ontbieden. SCHOOL VOOR MAATSCHAPPELIJK WERK Pieter de Hooghatraat 78, Amsterdam. NIEUWE CURSUS - CGESUSGELD 5 GULDEN Distributie van levensmiddelen, JHR. MR. E. VAN BERESTEYN 17 Maart 11-12 24 Maart ROBBERT KALFF&O AMSTERDAM. Filiaal DEN HAAG: Noordainde 16O. HET ADRES VOOR HEERENKLEEDING H.J.LOOR,Utrecbi iiiiiiiiiMiiimiiiiMiiiiiiimiiiuiiiimmmitimiiiiimmiiimmiiiuHiiiiiitmiiiiimiiiitmriiiiiiiiiiiiiiiim bruiken zij meer plantaardig en minder dierlijk voedsel. 2. Naarmate de plantaardige voedings middelen meer als zoodanig worden gebruikt en voor een kleiner deel eerst als ze' zij n omgezet in dierlijke producten, zal eene kleinere hoeveelheid plantaardig voedsel noodig zijn om de menschheid te voeden. Nu zullen wij na den oorlog staan voor een verarmd Europa. Te verwachten is daar om eene sterke inkrimping van het verbruik der dure dierlijke voedingsmiddelen: vleesch, zuivel en eieren. En al mag het waar zijn, dat de veestapel in sommige landen zeer is teruggegaan, wie waarborgt ons, dat de vraag naar de producten der veehouderij nog niet meer zal verminderen, zoodat men ons vleesch, onze zuivel, onze eieren of in het geheel niet of slechts tegen lage prijzen zal willen koopen. De steven zal hier te lande dan moeten worden gewend. De akkerbouw zal meer op den voorgrond moeten treden. Onder die om standigheden zouden hooge graanprijzen den landbouwers zeer te stade komen. Ongelukkig echter stuiten we hier op de sub 2 genoemde waarheid. Als namelijk over een groot gebied het verbruik van veeteeltproducten inkrimpt, zal er belangrijk minder graan worden vervoederd. Hiertegen weegt het grooter gebruik van graan voor onmiddellijke menschelijke voeding lang niet op. De voedingswaarde van vleesch toch is zeer veel kleiner dan die van het graan, waarmede het is voortgebracht. Bovendien zou de omzetting van gras- in bouwland de graanproductie doen toenemen. Het gevolg van een en ander zou zeer goed kunnen zijn, dat de vraag naar buitenlandsch graan in Europa veel sterker ver minderde dan het aanbod door de verwachte, snel voortschrijdende industrialiseering der exDortlanden. In plaats van de voorspelde stijging zou men in die landen de eerste maanden na het sluiten van den vrede bui ten rekening gelaten krijgen eene daling der graanprijzen. Wel zouden niettemin 'gedurende de eerste 5 a 10 jaren in Europa ten gevolge van de hooge vrachten de graanprijzen nog betrek kelijk hoog zijn, doch niet zoo hoog, dat daardoor de graancultuur buitengewone voordeelen opleverde. De vrachten toch, die het graan op hoogen prijs houden, zul len ook den kunstmest duur doen blijven. Bovendien zullen de loonen wellicht niet spoedig weer dalen, terwijl het zeer de vraag is of het stroo, waarvan de opbrengst het rendeeren van den graanbouw vooreen groot deel bepaalt, wel een hoogen prijs zal gelden. Alles wel beschouwd zijn hier ongunstige factoren genoeg, om ook aan den voorspel den bloei der graancultuur te twijfelen. J. SMID UIT HET l PARLEMENT f ? 'kS\S\S\S\ê> Posthuma boven alles 80 milHoen-ontwerp Ind. begrooting Het is de week van Posthuma geworden. Heel het land is nog aan het napraten over het succes van dien minister, die eerst door jan en alleman becritlseerd, thans door een ieder om strijd geprezen wordt. Elkeen haast zich te verklaren dat hij het altijd wel gezegd had, dat die Posthuma toch zoo'n kranig minister was en niemand wil bekennen vroeger wel eens een kernachtige uitdruk king, die nu niet bepaald van Instemming met 's mans beleid getuigde, ten aanzien van de levensmiddelen Excellentie gebezigd te hebben. Deze totale omzwenking in de publieke opinie is geheel en al toe schrijven aan de schitterende zegepraal door den heer Posthuma in het Parlement behaald, een zegepraal bestaande in applaus en bravo's. Dat de Kamer zoover in haar enthousiasme ging wijst er wel op, dat hier iets heel bijzonders moet zijn voorgevallen, want anders vergeet ze zich heusch niet zoo gauw om haar instemming op andere wijze te uiten, dan door enkele vriendelijke goed keurende ... hoofdknikjes. Inderdaad het debat over het 80 miljoenontwerp was bijzonder. Zelden is het een DE GODSLAMP DOOR KAREL WASCH (Slof) Zij (met zekere weemoedigheid): Is je vrouw dood ? H ij : Neen. (met zelfbeklag) : Erger. Zij: Weg? H ij : Ja. Z ij : Zoo. Beroerd. Kon j'er nie vergete ? H ij : Neen. Zij : 't Is toch jou schuld nie, dat ze wegliep ? H ij : 'k Weet het niet. 'k Heb haar mis schien teveel dwang willen aandoen, 'k Dacht haar alleen door mijn geld wel te kunnen houden ____ Die ander was niet rijk. Maar ze hield van hem Je zult zeggen : wat heb ik daarmee te maken, 't Is wellicht dwaas, dat ik het vertel. Maar je wilt je hart wel eens luchten. Ik dacht, dat ik het teboven was. Maar 't laat me niet los Z ij : 'k Vin je een groote gek. Als je toch geld hebt. Tien vrouwen voor ne. Als ik rijk was, wist ik wel, wat ik dee H ij : Geloof je, dat liefde te koop is ? Zij (cynisch): Liefde, liefde. De cente regeere. H ij : Neen. En je gelooft zelf niet, wat je zegt. Je kind dan ? Zij (verzacht): Das wat anders. Hij: 't Is hetzelfde, 'k Heb je toch straks gezien, toen je ermee bezig was. Aan mij dacht je niet meer. Je was gelukkig. Je had alles vergeten. Alle misère. Je gaf je : voluit. Z ij : Zoo'n wurm ook. Dat heeft nie anders, 't Is toch nie meer dan natuurlijk, me eige vleesch en bloed. H ij: En begrijp jij niet, dat wij, die zelf geen kind kunnen hebben, ons verlangen om liefde te geven zoeken over te brengen op de vrouw ? Z ij: Manne zijn geen vrouwe H ij: Neen. Vanavond weet ik voor goed, hoeveel armer wij altijd zijn dan jullie. Wij blijven van de genade van de vrouw af hankelijk. Maar jullie: als je een kind hebt, ben je gelukkig Z ij: 't Zal me anders nog zorg genoeg bare, deze groot te brenge. Want zoo eene als ik wordt et nie. H ij: Alles, wat je terwille van het kind lijdt, doe je met liefde. Je leven heeft een doel. Wat beteekent de rest daartegenover. Z ij: Nou. Jij praat er makkelijk over. 'k Wou, dat 'k in jou plaats was. ? H ij: Ik ook. Zij: Loop rond 'k Wist wel, wat £ dee, als ik jou was. Nie bij de pakke neerzitte. Zet er eene op kamers. Er zijn er genoeg, die wille. Je weet dan altijd, waar je naar toe kan gaan en je blijft vrij. H ij: 'k Heb er over gedacht. Z ij: Je had et moete doen. H ij: 'k Zou nu niet meer willen. Ik zoek geen troost" meer bij jullie. (Hij blijft zwij gend -voor zich uitstaren met vreemden glimlach). Z ij: Weet je, hoe je nou net zit te prate ? H ii: Als die student zeker ? Z ij: Als iemand, die van plan is straks in 't water te loope. H ij: Daar ben 'k verder af dan ooit. Z ij: 'k Heb er meer meegemaakt als jij. H ij: Mogelijk. Toch vergis je je. Ik nam dat besluit, omdat ik begin te begrijpen. Eigenlijk wist ik het straks al, maar ik heb geprobeerd me er van af te brengen. Ik bén zelf de schuld, dat mijn vrouw weg ging. Het is de begeerte, het willen afdwingen van wat niet gegeven wordt, dat zich tegen mij keert. Je weet ook niet alles. 'kHebnietkunminister gegeven zooveel aandacht bij zijn gehoor te genieten en zoo gelukkig te zijn met zijn woorden, als ditmaal het geval was. De Kamer werd geboid, ze geraakte gnandeweg onder de bekoring van Minister Posthuma. Alleen de roode fractie en van haar speciaal de heer Duys wilde van den man aan de regeeringstafel niets weten. Wanneer de afgevaardigde van Zaandam verstokt vrouwenhater was en hij zich be vond in gezelschap van een lief, bekoorlijk, geestig, betooverend meiske, dat alle heeren in haar omgevisg, reeds bij het openen van haar rozenlippig mondje het hoofd op hol maakte, dan zou hij zich niet steviger tegen de verlokkingen van het vrouwelijk schoon kunnen harnassen, daar hij nu als heftig anti-Posthumaniak doof wenschte te blijven voor de handige en scherpzinnige oratie van den alle overige Kamerleden inpalmenden Minister. Vol afschuw keek hij neer op de verdere linkerzijde, die met blijkbaar wel gevallen een en al oor was. Handen in de armsgaten van z'n vest teeken van zekere ingehouden boosheid trok de vurige wethouder van Zaandam een ge zicht als wilde hij zeggen: och, och wat een onzin, wat een klets en wat een branie." Zoo nu en dan telegrafeerde hij met zijn oogen een dusdanige kri tiek naar een kennis ]op de gereserveerde tribune, om dan weer naar voren te loopen, gereedstaande te interrumpeeren. Zonder veel succes echter, want menigmaal had de Ministerschaar een handig antwoord en de lachers op zijn zijde, iets wat nu niet be paald er toe meewerkte om 's heeren Duys' opgewonden gemoed te kalmeeren. Dan draait hij zich om en tracht zijn collega's duidelijk te maken, dat hij het toch bij 't rechte eind heeft, totdat Pieter Jelles hem vaderlijk op de schouders klopt, wat even schijnt te helpen. Onderwijl S gaat de Minister verder en legt nu eens helder uit, hoe de boel in elkaar zit. Aandachtig luisteren de meeste leden, terwijl zijn collega's aan de ministerstafel hem met welgevallen gadeslaan. Cort kijkt eerst triomfeerend naar zijn .geesteskind" (fiat er heel gezond uitziet), om dan op de Kamer een blik te werpen, iiiiiiMMiiiiium nen wachten tot ze mij zou lief krijgen, niet kunnen wachten, tot ze vanzelf zou worden, zooals ik het wilde. Achtervolgd heb ik haar, nu zie ik het pas goed, achtervolgd met mijn verlangens en mijn geld. Ik praatte maar over het vrije en gelukkige leven, dat ze zou krijgen door haar huwelijk en maakte misbruik van mijn overwicht. Niet uit eigen aandrift gaf ze toe, maar omdat ik haar hebben wilde. Daarom verloor ik haar zoo gauw. Na weinige maanden al was ze weg en voor goed. Toen, om me te troosten over wat ik me zelf had aangedaan, begon ik het oude spel opnieuw. Vrouwen als jullie, rede neerde ik onbewust, mag ik wel zoeken, om toch te hebben, wat mij ontbreekt. Die be taal ik er voor. En ze weten niet beter. Maar dat is een drogreden. Want ook wat jullie geven voor geld, is niet, wat mij be vredigt. En nu dit met jou. (Als zij hem aanziet) Sentimenteel vindt je me. Zeker. Je hebt gelijk. Toch kan ik niet anders. k Heb mijn geloof in den schijn verloren. Als 'k nu het valsche weer ging zoeken zou de gedachte aan jou en je kind bij me boven komen... en me weerhouden, 'k Weet wel: ook dat is te verdooven. Maar dat wil ik niet meer. Daarom zeg ik je alles. Z ij (niet zonder interesse, schoon nog afkeerig): As ik er toch ook zulke be schouwingen es op nahield. H ij: Vergeet niet, hoe eenzaam ik was. En dan de voortdurende gedachte aan haar. Z ij: Je verkniest je door al dat gedenk. H ij: Vroeger. Nu niet meer. Ik ben haast blij om alles. Dat ik hier moest komen om dit in me zelf te ontdekken. Want het is echt. Geen zelfbedrog. Ik kon waarachtig niet anders, nadat ik je zag met dat kind. En mijn jalouzie om jou overdaad, terwijl ik kwam om wat gekochte liefde, is nu weg. 'k Gevoel het als een verlichting, dat het geen ik zoek niet te koop is. En 'k doe er afstand van. God zij dank, ik kan toch nog iets meer, dan mij maar teugelloos laten gaan. Ik heb mij gebogen voor het ja die beteekent: nu vinden jullie hem niet goed, die minister door mij indertijd uitge zocht?" Onderwijl heeft de heer Rambonnet er pleizier van, zoo leukjesweg als vriend Posthuma de socialisten er tusschen neemt: jongen, jongen, daar zou je waarlijk jaloersch van worden. En dan het slot: er heerscht nu volkomen stilte. Elkeen beseft, dat er geen woord van deze peroratie, een peroratie tegen de vele lafhartige en onbillijke kritiek verloren mag gaan. Als de minister gaat zitten, geest driftige toejuichingen, De socialisten alleen blijken over dit applaus verstoord. Lange tijd over napraten is er niet, want reeds is de premier bezig een verklaring over de v. Gijn-crisis in verband met de 80 milüoen ten beste te geven. De orakeltoon van den vader des vader lands maakt eigenlijk geen indruk; hier en daar confereeren eenige kopstukken, maar weldra vertoont de Kamer het dagelijksche beeld van schrijvende of roezemoezende leden. Dinsdag begon de Indische begrooting. Je kon gewoon met een revolver, ja, zelfs met een kanon door de Kamer schieten, zonder dat er een vacature door zulk een moorddadig werk zou ontstaan. En nu moeten we de Indische deputatie nog wijs maken dat er hier ook in 't parlement be langstelling voor Insulinde bestaat! CAMERARIUS MMmmMiMiimMiiiimiiiMiiimilMHiimilmiiiMimimmiHlluiimiimi SURINAME De belangstelling voor het spreekuur van de heeren W. D. H. baron van Asbeck, oudgouverneur van Suriname; mr. P. Hofstede Crull, oud procureur-generaal;]. J.C.Gay mans, administrateur van financiën, voor de kan sen van kapitaal en arbeid in Suriname, is zoo groot gebleken dat in het Bureau voor Handelsinrichtingen, Amsterdam, eene tweede gelegenheid voor het stellen van vragen zal worden gegeven in de eerste helft van April. Dag en uur zullen nader worden bepaajd. Voor de schriftelijke vragen wordt in overweging gegeven deze niet te alge meen te stellen. het is niet anders te noemen voor het heilige in jou. Z ij (blijft hem zwijgend aanzien, denkt nu alleen: wat wil hij toch ?) H ij: Ik zie, dat je mij overdreven vindt. En toch voel ik, dat je me begrijpt. Want nu sta ik zuiver tegenover je. Natuurlijk zal ik je helpen om je kind groot te brengen. Z ij: (met schokkenden adem, opeens felgeïnteresseerd): Meen je dat ? H ij (beslist): Ja. Zij: Waarachtig? H ij (met zelfden nadruk): Ja. Z ij (ziet aan zijn oogen, dat hij oprecht is. Zij gaat naar hem toe, buigt haar armen om zijn hals en zoent hem): Een rare ben je. Maar een goeie vent. Hij (maakt zich stil los, terwijl tranen hem in de oogen komen): Dank je. Z ij (ziet hem huilen): Wat heb ik daaran miszegd ? Hij: Jij? Je bent een... (hij houdt in en ziet haar in de oogen). Z ij (willig): Wat wou je, jongen ? H ij (opstaand, als duizelig): Niets. (Ge baar), 't Is hier alleen zoo benauwd. Om te stikken. Z ij (weer verbaasd): Nou, en ? H ij: 'k Wou, dat je wat met me ging wandelen, 't Is een prachtige nacht. Ik wou enkel wat gewoon met je praten. Gewoner nog dan hier mogelijk is. Z ij (met stijgende bevreemding): Is dat al ? Hij (poging tot scherts): Ja. Teveel? Z ij: Nee. 'k Zie alleen niet in, waar 't goed voor is. H ij: Dat zei ik je toch. Z ij: 'k Doe 't anders nooit. H ij: Doe 't dan nu voor mij. Z ij (haalt de schouders op. Zij gaat even weg om een mantel te krijgen. Hij blijft staan met vreemden glimlach. Als ze terug komt, wil hij haar helpen. Eerst laat ze't toe, dan rukt ze zich heftig los en zijgt neer op een stoel). En 'k ga niet mee. Wat ben je toch voor een vent ? Vereeniging Ons Huis" Rozenstraat, Amsterdam Ter gelegenheid van het zilveren jubileum der stichting (10 Mei 1917) zal in Ons Huis" gevestigd worden een advies-bureau ten behoeve van vereenigingen en particulieren, die zich met eenigen tak van geestelijke volksverheffing in den zin van art. 2 der statuten van Ons Huis" bezighouden of zullen gaan bezighouden. Hoewel natuurlijk bestemd voor allen, die meenen van dit bureau te kunnen profiteeren, wordt bij de oprichting in 't bijzonder ge dacht aan vereenigingen en particulieren in kleinere plaatsen en te platten lande. Het bureau zal uiteraard zeer speciaal op de praktijk van het werk zijn ingericht, zich toeleggen op praktische adviezen en praktische hulp. De werkzaamheid van het bureau zal omvatten: a. het verzamelen van zoo volledig mogelijke gege vens betreffende reeds bestaanden arbeid (>p het gebied der geestelijke volksverheffing, en het meer speciaal kennis maken met de ten aanzien van een ot' ander onderdeel meest beteekenende typen ; b. het verleenen van advies" o!' (en) hulp aan ver eenigingen en particulieren als bovenbedoeld, n.l. 1. advies in gevallen, waar hiermee blijkbaar vol staan zal kunnen worden: '2. hulp. waar noodig, in verschillenden vorm ; betzij door het bewerken van con'act tugs'-hen wie hulp zoe ken en degenen die tot het verleenen van die hulp de meest aangewezen personen o!' lichamen zijn; of door het uitzenden van »eerste hulp", d w.z. practisch geoefende werkers^sters) op het gebied der volks verheffing, tot het mee-voorbereiden en organiseeren van nieuwen arbeid: tot het mee-reorganiseereu, her vormen, ot" uitbreiden van bestaanden arbeid, ol' wat overigens ter plaatse gewenscht moge blijken; t', het uitgeven van geschriften bevattende praktische wenken voor wie met bet werk der volksverheffing/.ich bezighouden of willen gaan Uezighouden. Ter inleiding van dit op te richten bureau zal op 18-20 Mei 1917 in Ons Huis" ge houden worden een eveneens geheel op de praktijk gerichte conferentie over Ons Huis"werk", waar over de meest belangrijke onderdeden van het werk korte besprekingen zullen gehouden worden. Het Bestuur van Ons Huis" noodigt be langstellende vereenigingen en particulieren, die de circulaire nog niet ontvingen, uit, de toezending daarvan '"zoo spoedig mogelijk aan te vragen. Hij (stil) : Dan zal ik weggaan (saluut). Z ij : 'k Begrijp je niet. Wat bezielt je toch. Aan n kant ben je zoo resoluut. En aan d'andere kant zoo, zoo, 'k weet niet wat. Erger dan een vrouw. H ij: Hulpeloos wou je zeggen. Z ij: Ja. Terwijl je 't niet hoeft te weze. Je lijkt wel gek. Waarom doe je zoo stum perig ? Hij : Kan ik anders? Z ij: Dat vraagt-ie ! H ij: Wat wou je dan ? Z ij: Ik niks. Maar 't maakt me nijdig je zoo te zien doen. H ij (terwijl een vlam hem doorschiet): Dus ... (hij nadert haar). Zij (onmiddellijk veranderend, als ze hem zwichten" ziet): En ? H ij (strak van daadswil): Wil je mij helpen ? Z ij (ziet hem onzeker aan). H ij: Je hebt geweigerd met me te gaan wandelen. Zoo weggaan kan ik niet. Als ik blijf, dan... ik bedoel (zich hernemend, met nadruk) als ik blijf, wil ik ook. dat ik voortaan de eenige ben... (Hij ziet haar recht in de oogen om het antwoord uit te vorschen). Z ij: Is dat een bevlieging of... ? H ij: Dat is het resolute in mij, dat de bovenhand krijgt. .. Z ij: En 't kind ? H ij: Vraag je dat nog! Z ij: Maar het gaat toch niet. Als we elkaar nou vroeger hadden gekend. Nou ben ik... ja... te ver weg, ik... H ij: Zeg jij dat! Terwijl je leven zoo'n doel heeft? Terwijl in je brandt, wat niets heeft kunnen uitblusschen. Begrijp goed, dat het nu geen aanbod van me is, geen koop... ik vraag het je... als een gunst of... Z ij: Of ? H ij (na wegdroomen, heel stil): Of omdat ik iets voor je zou zijn... (Zij bestaren elkander in vreemde sprabeloosheid).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl