De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 17 maart pagina 5

17 maart 1917 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

17 Maart '17. No. 2073 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Teekenlng voor de Amsterdammer" van Anny Enthoven Wiener- Mode - Show De Wienerinnen te Amsterdam Weener Mode-Show Of ik het interessant vond ? Vivisectie op de vrouwelijke ziel, psychologie van de menigte, kolommen vol kopij als je maar keek en luisterdel Er waren... nu ja, er waren óók een stuk of zes Weener mannequins die meer of minder gedurfde, meer of mindere bizondere toiletten voor ons droegen", maar er waren oneindig interessanter dingen te zien l Om te beginnen: de vrouwelijke toeschouwsters, ongeveer vijfhonderd, saamgepakt in een ruimte, die door driehonderd harer overvuld zou zijn geweest. De kleinste helft kon geen stoel bemachtigen en stond, in een atmosfeer van stoom- o ver-ver warmin g, parfum en stof, stond van half drie tot vijf. De vrouw haar grootste vijanden heb ben het erkend kan in sommige levens omstandigheden een verbluffende geestkracht ten toon spreiden. Ik zag vrouwen met bleeke, vermoeide gezichten, die tegen andere vrou wen aanleunden; ik zag er, die half bezwijmd steun zochten tegen een deurpost, anderen die al maar van het eene vermoeide been op het andere hipten... ik zag er gén die het opgaf! En denk niet, dat alleen mon daine, modieuze vrouwen deze heldenmoed toonden, er waren ook eerzame kapothoedjes en kuische mantilles, maar allen, de leelijken en de mooien, de mageren en de wanstaltig dikken, de eleganten en de slecht gekleeden, staarden, met dezelfde devote aandacht, als naar de openbaring van een orakel. Welk een wijsheid was er tévergaren voor wie zien en luisteren wou! Dicht in m'n buurt hoorde (k telkens de chef van een groot Haagsch modehuis de waarde van pelzen en brokaatmantels taxeeren; was het per abuis dat hij zoo nu en dan óók de waarde van een der langs hem gaande toeschouwsters schatte: Die? Drie dui zend ... is beslist eerste kwaliteit en die ? nog geen vijfhonderd... kan je zóó zien dat niet echt is..." Door mijn roezig brein zweefde een vage herinnering uit m'n geschiedenisboek: barbaarsche volken waar de vrouw als koop waar werd beschouwd.... Er waren enkele losloopende jongelingen, Tuinboon Het beplantingsplan voor den nieuwen bloemenrand lag al kant en klaar, toen we op den inval kwamen, dat ook wij het onze behoorden te doen, om den voedselvoorraad van ons vaderland te vermeerderen. Het ging niet aan, meenden wij, om zooveel Aren die blaséglimlachten en enkele met jonge dames ge-armden, die gelukzalig keken. Naast mij een specimen van het laatste soort: zij, in een leunstoel, lispte hem de namen der dure bontsoorten toe, hij, naar haar overgebogen, prees bijna elk toilet met zou jou mooi staan" en veroordeelde alleen de harem-broek als onvrouwelijk en exentriek, wat mijns inziens een averechts standpunt van hem was. Hij zal de gelukkige jongeling later aan dezen middag met een pijnlijken glim lach terugdenken. Later... wanneer hij ge leerd heeft, dat het even gevaarlijk is een vrouw op een mode-show als in een besmet huls te brengen, wanneer hij de bange be klemming kent, waarmee de met-zijn-eega wandelende echtgenoot zich langs het venster van een modewinkel rept Nu zal ik u vertellen van het meest interessante. % Zij stonden in een groepje, dicht in mijn buurt, bijeen, ouden en jongen; een enkele met lange artisten-lokken of een exentrieke cravatte, de meesten strak, correct, in hun onberispelijk jaquette. Ze waren de vertegenwoordigers der groote Weener modehuizen, welke hier exposeerden, verscheidenen slechts adjudanten door de mode-imperators van daarginds gezonden, maar blauw bloed verloochent zich nooit mér dan n vorstelijk personage had zich verwaardigd zelve mee te komen, en bevond zich in hun midden. En die was onmiddellijk te herkennen! Alleen al aan den heerschersblik waarmee hij over honderd nieuwsgierige aigrettes en paradis heen de naderende mannequin beschouwde. Zijn arendsoogen langs den plooival van een sleep, zijn glimlach, streelend over de ex quise draperie van een collerette, de soepele vouwen van een charpe Onmiddellijk kende men den koning aan het fier en zelfbewust gebaar waarmee hij een naast-hem-toevende wel wijzen wilde op een subtiel détail van deze-zijn-schepping, en dan de blik, o die blik vol deemoedige bewondering, waarmee de adjudant den vorst bestaarde! Naar hen, de Weener grand-couturiers", de mode-koningen, sloop telkens weer m'n nieuwsgierige aandacht, zij waren de Show. De Show was door hen, van hen, voor hen; met welk een edele verontwaardiging kon den zij de domme menigte ter zijde wijzen, wanneer die n der wandelende manne quins in den weg stond; met welk een prach tige toorn eischten zij plaats en ruimte als: Het Heilige schreed...." iiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiimiiiiitiiiiiiiiiti (met een hoofdletter) alleen en zuiver voor genot te besteden, terwijl we misschien over een paar maanden naar eiken vorm van voedsel zouden moeten snakken. Ik geloof wel is waar niet, dat het zoo'n vaart zal loopen en ben zelfs wel ee« beetje bang, dat onberaden ijver ons zal brengen tot offers, die we later als totaal onnoodig zullen hebben te betreuren, maar in dit geval stond dit doing our little bit" mij toch wel aan. Het geldt nu, de mooie sier planten te vervangen door nuttige tuinbouwgewassen. Vaarwel Papavers, Galtonia's, Eremurus en Crinums, Akeleien en Mon nikskappen, Incarvillea en Cerinthe l Wat krijg ik daarvoor nu in de plaats? Aardappelen zoo dicht bij huis, daar heb Tuinboon O wij zelfbewuste moderne" vrouwen, wat zijn wij in de oogen van den grandcouturier? Wat mér dan een vorm in maat vier-of of zes-en-veertig, met zóó een teint en zulk een haardos, waaromheen hij een zijner scheppingen zou kunnen plooien? Wat is de schoonste, de edelste, de meest veelzijdige, de meest bewonderde voor hem anders dan een voorwerp, meer of minder geschikt om te worden omkleed"? De kleeren maken den man... zeer zeker... maar een vrouw is in de oogen van den grand-couturier alleen een noodzakelijk onderdeel van haar eigen toilet. Zijn almachtige majesteit slaat ons zelf bewustzijn tot gruis. We willen ons graag verbeelden, dat onze kleeren dienen om onze schoonheid te omhullen", op de mode-show moesten we wel erkennen dat wij er om de kleeren zijn; complex-van-ledematen, waaromheen sch tierende stoffen met meer of minder effect kunnen worden gedrapeerd. Hij, de oppermachtige, ziet van uit zijn hoogte glimlachend naar onze nietigheid. Alleen hij en wij-zelf weten hoe armzalig we ons voelen zonder, hem; hij weet ook, dat zelfs de hooghartigste ónder ons ten slotte knielt voor zijn gril, en dat de mees ten een dankbaar Ave Ceasar jubelen om juichend zijn kwellingen te ondergaan. Zijn heerschersmacht reikt over de wereld. Hij weet, dat altijd weer mannen zullen sloven en zwoegen, zich zullen vernederen, of zich ruïneeren, opdat vrouwen zich kun nen tooien naar de grillen van de mode... hij weet hoe graag wij ons verhoovaardigen op onze pas veroverde individualiteit" en hoe willig wij daarbij als zijn slavinnen buigen. Mij dunkt, het moet in zijn oog wel als de schoonste onderscheiding gelden, wanneer hij een vrouw waardig keurt om ... manne quin te zijn en daarvoor te worden opge leid". Dan leert hij haar loopen, bewegen, glimlachen, zóó dat de om haar lichaam ge plooide kleeren hun schoonst effect bereiken. Welnu, daar in de Twee Steden, op de eerste Weener Mode Show, heeft een enkele elegante Haagsche de triomf bereikt, dat men haar, wanneer ze zich met kleine pasjes door het middenpad van de zaal be woog, aanzag voor een mannequin. In haar glorie heeft voor ons anderen de glans van den middag gelicht... Als ik weer op de wereld kom, word ik Grand-couturier. Jo VAN AMMERS-KÜLLER ThéSelect bij Hirsch Wij hebben heusch wel eens verstrooiing noodig. Wij doen ons best om heel ernstig te zijn in onze ernstige tijden. Wij ont dekken eiken dag nieuwe plichtjes en maken ons lederen dag nieuwe verwijtjes. Wij lezen van de vrouwen in Frankrijk, van haar moed en hare opofferingen. Wij zijn trotsch en gelooven ons zelve ook tot edele dingen in staat... als er hier oorlog zou komen. Maar tegelijkertijd hebben wij zoo'n heel intiem verlangen naar onze genoegens van vóór den oorlog, naar een leven zonder schokkend nieuws, zonder kolennood, zonder gasbesparing, zonder broodkparten en rantsoenbons. Dat leven vinden wij hoe.veel te kort n middagje bij Hirsch op de Th Select. Daar is nog die lichte droom van weelde en zorgeloos geluk, daar zijn nog mooie dingen die geen ander doel hebben dan mooi te zijn en mooi te maken en daar zijn nog die duizend betooverende futiliteiten, die voor ons het leven zoo fonkelend en boeiend maken. Ja, het is goed en heerlijk dat wij nog een middagje vergeten kunnen al onze nieuwe moeilijkheden. ThéSelect is een uitkomst voor ons vrouwen in een moeilijken tijd, want heusch wij hebben verstrooiing noodig. Een geurig kopje thee, een knappend koekje, en vooral het gezellige en intieme geroezemoes van vele stemmen dat als een zoet gegons over ons heenklinkt, het rustige va-et-vient van de mannequins en dan niets te doen als te kijken en te bewonderen en... te onthouden, van dit toilet een mooie kleurcombinatie, van dat een geestig detail, en te droomen van nieuwe iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiii ik geen zin aan; hun zomersene geuren, tegen den tijd, dat hun loof gaat bruinen, kunnen mij niet bekoren. Daarom ga ik liever nog een eeuw of wat terug in de geschiedenis der landbouw en kies boonen en heelemaal onmogelijk is het niet, om door een gepaste keuze van verschil lende soorten nog een bloemenrand samen te stellen, die tenminste gedurende eenige zomerweken het aankijken wel waard is en ook stof geeft tot overdenking en waarneming. Daar zijn pronkboonen, slaboontjes, soja-boonen en, misschien de mooiste van alle, de tuinboonen, die menige gerecommandeerde borderplant in schoon heid verre overtreft. Wij vinden haar met zorg en liefde afgebeeld in mooie Japansche prenteboeken. Ik durf de cultuur wel aan, want ik heb te beschikken over voormaligen boschgrond, die drie spitten diep is omgezet en dus een jaartje roofbouw velen kan. Ook brengt mijn plant zelf stik stof in den grond, net als de lupine. In het ergste geval ga ik nog even bij de superphosphaatfabriek te biecht en laat mij voor dit bijzonder doel een harer vernuftige mengsels zenden. Tuinboonen dus. Nu de warme dagen gekomen zijn, kan ik ze al gauw zaaien en binnenkort heffen dan de holle vierkante stengels bladgroep na bladgroep omhoog totdat ook de trosjes der bloemen zich gaan vertoonen. Allersierlijkste vlinderbloemen, wit of geelachtig en gesierd met fluweelig zwarte vlekken en donkere adertjes. Mis schien tref ik het, dat ik er een enkele on der krijg met heelemaal witte of heelemaal zwarte bloemen of een, waarbij het wit van de vlag vervangen is door donkerpaars!: een capucijner-tuinboon. Dergelijke buiten kansjes komen echter maar zelden voor, maar de gewone bloemen zijn ook al mooi genoeg. Ze geuren overheerlijk, evenals de heele plant. Ik vind echter in de boeken, dat voor sommige zeer ongelukkig gedisponeerde personen de geur der tuinboonen vergiftig werkt. Je moet het maar treffen; ik heb echter nooit zoo iemand ontmoet. Ik houd er van om in mijn tuin planten te hebben, waarmee wat te beleven valt, die in een of ander opzicht een bijzondere ge schiktheid vertoonen en aardige bet rekkingen hebben tot weer en wind en tot insecten en vogels. De tuinboombloem lokt een menigte insecten, in het bijzonder bijen van allerlei zomerjaponnen die we ons zullen lateq maken als die eene, bijzondere, die donker-blauwe met dat beige, of als die andere, die het figuur zoo soepel omlijnde, van een hoedje met een rag-fijne, afhangende sluier en... Wat kunnen velen van ons, Hollandsche vrouwen, heel veel leeren van zulke mannequins. Het trof mij nu ook weer hoe jammerlijk slecht de meeste vrouwen toch loopen, hoe leelijk zij zich bewegen. Ik ge loof dat een groot deel van haar bang is aanstellerig of gemaniëreerd te lijken als het wat meer op haar bewegingen let. Ja zeker, légance is aangeboren, dat is waar, maar er kan met tact en fijn gevoel ook heel veel geleerd worden. De mannequins bij Hirsch zijn óók Hollandsche meisjes. Werkelijk, had ik 't niet zelve gehoord, ik had het niet kunnen gelooven. Maar laat ik u nu vertellen wat ik eigenlijk zag op deze voorjaarsmode-show. Mijn hopfdindruk is dat dit seizoen de kleeren buitengewoon eenvoudig zijn, een enkele avondjapon is wat ingewikkelder en on rustiger van lijn, maar het meeste van het geen ons getoond werd was sober en stil. De rokken blijven ruim, maar er komt toch verandering in, er waren een paar costuutns waarbij de zoom waarschijnlijk door een elastiek en doordat hij aan de beide zijbanen ingehaald was,- nauw om de beenen heen trok, zoodat het bovenste deel van de rok er balonvormig bovenuit kwam; even moest ik denken aan de zooveel op schudding gebracht hebbende harembroek. Gaan we er nu toch weer naar toe... Soms vormden de zakken een lichte drapeering op de heupen. De robe-manteau die er van de winter al was, blijft. Hirsch liet er ons eenige zien o.a. een in donker blauw met geplooiden rok en een fel-kleurige ceintuur als de linten die de Italiaansche meisjes dragen, en een met aan de hals en aan de manchetten kleurig borduursel. De taille is of heel hoog als in de empire tijd of nauwelijks zichtbaar alleen even ge accentueerd door een smallen band die de Toiletten gezien op de Théselect bij Hirsch losse japon bijeenhoudt en die op den rug in twee einden neerhangt. Van hooge boorden geen spoor meer en ook het en-coeur-décolletéheeft al weer afgedaan, de halsopeningen zijn zeer laag en rond uitgesneden, dikwijls met het rondom opstaande kraagje. Belangrijke noviteiten bracht deze modeshow bij Hirsch niet, of het moest de zijden tricotstof zijn, die, we zagen er verleden jaar de kleurige sportmanteltjes al van, nu voor heele costuums en rokken gebruikt wordt. Dan was er de wit hermelijnen avondmantel met Wiener-Werkstatte-zijde gevoerd, de losse kanten teagown, de... er was te veel om op te noemen. MADELEINE iiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiimii IIMIlllllllMHIIIItlllllllllllllllllllllllllll CO H PLE VRAAGT GEDETAILLEERDE PPYSCOUPAMt HOF LÉVE-RAM Cl E. R» iiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiii soort, die aangelokt worden door den overvloedigen honig, diep achterin de bloem. Alleen de sterke langtongen kunnen er ge makkelijk bijkomen, dat zijn de tuinhommel, de akkerhommel en de steenhommel. De aardhommel zou er nog eventjes bij kunnen, als hij de moeite nam, om de kroonblaadjes uit elkaar te duwen, wat bij deze bloem gemakkelijk gaat. Hij geeft er echter de voorkeur aan, om de kelk van de bloem door te bijten en zoo bij de honig te komen. Zoodoende heeft de bloem geen voordeel van zijn bezoek, want nu strijkt destempelkwast geen stuifmeel in zijn ruige haren en brengt hij dat niet op andere stempels over. Nu heeft de tuinboon dat niet zoo heel erg broodnoodig, want bij zelfbestuiving vormt hij toch nog altijd 60 pCt. goede zaden, maar beter is toch beter. Bovendien gaat nu een massa kleiner gespuis, de brave honigbij vooraan, honig rooven uit de gaatjes, die de hommel heeft gebeten. Ik stel mij al voor, de heele dievenbende weer eens te vangen en te identificeren, wie weet vang ik nog een nieuw wild bijtje. Een andere groep van insekten, die zich met den tuinboon inlaten, is minder verkwikkelijk. Dat zijn de bladluizen en ik zie al in mijn verbeelding de boonentoppen zwart van dat ongedierte. Of de musschen en vinken, roodborstjes en heggemuschjes, lie ik nu voer, mij van die plaag zullen bevrijden? Ik hoop van wel, want anders moet ik zelf die toppen er af knijpen. Wij eten de onrijpe zaden als lekkere groente. Grootvader heeft in 1848, toen het misschien nog feller neep, dan thans de rijpe zaden moeten eten in plaats van aardappels :n rijst. Ze werden ook zoo wat gedistri bueerd, zegt hij: de paardeboonen voor de loogere standen, de duiveboonen voor den ninderen man. Dat kan ons ook nog overcomen, maar voprloopig houden wij ons aan de zachte jonge boontjes en als we meer krijgen, dan we op kunnen, Wecken we de rest. In Oost-Duitschland, Oóst-Elbia, werd de plant hoofdzakelijk gekweekt om de rijpe zaden, die als varkensvoer dienen en daar noemen ze onze mooie plant dan Saubohne. f Intusschen wordt de tuinboon al sinds onheugelijke tijden gekweekt. Er zijn er 'evonden bij de Trojaansche opgravingen en in de afvalmassa's van de paalwoningen aan het meer van Genève. Ook uit een iimiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiitiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiii Egyptisch graf zijn er te voorschijn gekomen hoewel de Egyptische priesters de tuinboon als onrein beschouwden. Waarom, dat ver tellen ze niet, misschien had een hunner last van de geur gehad. De Grieken misbruikten de zaden als stembiljetten, als het hun aan scherven of oesterschelpen mankeerde. Bij de Romeinen er gaat toch niets boven eruditie stond de tuinboon, Faba, hoog aangeschreven en schonk zelfs hun naam aan het beroemde geslacht der Fabiussen, die dus eigenlijk Boon" heeten. Na heel veel zoeken en vorschen is men er vrij wel in geslaagd, om vast te stellen, dat onze tuinboon nog in het wild voorkomt in het bergland, zuidoost van de Kaspische zee en in Algiers; in veel vroeger tijd dus waarschijnlijk rondom de heele Middellandsche zee, evenals de aanverwante soort, de Fransche Wikke, die hier wel eens heenzwerft in gezelschap van graan. Als wilde plant is de boon dus aan het uitsterven en zij is een van de planten, die dra van de wereld zouden verdwijnen, indien de zoo vaak gesmade cultuur zich niet over haar ontfermd had. Indien wij haar met andere vlinderbloemen vergelijken, zien we dan ook, dat zij vele nuttige vaardigheden mist. Haar verwanten van het geslacht Wikke zijn allemaal vaardige klauteraars, ze kunnen door middel van han ranken heele stukken ver voortklimmen over struik en struweel en als zij zoodoende hun zaden nog niet ver genoeg kunnen brengen, dan rollen die nog wel verder of ze worden weggesiingerd door de veerkrachtig krullende peulschalen. Onze tuinboon kan niets van dat alles. Wat hij op het gebied van ranken te vertoonen heeft is niets anders dan een onbe nullig krulletje aan het eind van het blad. Zijn peulen gaan maar langzaam open en de groote platte zaden blijven liggen waar ze neervallen. Of soms de een of andere vogel of het een of ander knaagdier in het Middellandsche of Kaspische zee-gebied die zaden versleept, (zooals bij ons de eekhoorns en de gaaien met de eikels doen) ben ik niet te weten kunnen komen. Intusschen ga ik ze nu maar wakker zaaien en als het lijden kan, laat ik er een paar heelemaal leven tot het eind toe, om wat te weten te komen van hun kansen voor voortbestaan. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl