Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17 Maart '17. No. 2073
S. CUPERWS. Kerkelijk leven der Her
vormden in Friesland tijdens de Repu
bliek. I, De predikant. Leeuwarden,
Meijer en Schaafsma.
Onlangs hadden wij de gelegenheid over
het kerkelijk leven in Drente te spreken.
Thans wordt onze aandacht gevraagd voor
dat leven in Friesland in de zestiende, zeven
tiende en achttiende eeuw. Dr. Cuperus
heeft een onderzoek ingesteld in de archie
ven der Friesche synoden en dassen en
daaruit zeer veel onbekends en merkwaar
digs voor den dag gebracht. Zijn boek be
nut dus op soortgelijke bronnen als dat van
prof. Knappert en mr. Joosting, dat wij on
langs op deze plaats bespraken. Maar het
is breeder van onderzoek en daardoor ook
ndmer van resultaat geworden. Het mate
riaal van dr. Cuperus is niet dat van n,
maar van alle classen van Friesland; als
men weet, dat er zes classen waren, begrijpt
men wat dat beteekent. Voegt men dan nog
de, synodale acten daarbij, dan krijgt men
eenigszins een denkbeeld van den omvang
van de stof, die hier is verwerkt.
Maar dan waardeert men nog niet
voldoeade de werkkracht, die noodig is om
van deze omvangrijke stof meester te wor
den en te blijven. Want alleen wie wel eens
zelf in kerke-archieven heeft gestudeerd, kan
zich in de zwarigheden indenken, waarmede
de onderzoeker hier te kampen heeft. Er
wordt tegenwoordig wel beter voor de
kerkelfke archieven gezorgd dan eenige jaren
geleden, maar geheel bevredigend is de toe
stand hier toch nog niet. Maar ook als het
kerkarchief goed in orde is, dan is het
. materiaal niet steeds in den besten vorm
aanwezig. Onze oude synoden en classen
hebben goede penvperders gehad, maar ook
slechte, zelfs zeer' slechte; dr. Cuperus
deelt daarvan krasse staaltjes mede. Er zijn
SOMS uitnemend leesbare notulen, in het net
geschreven; maar er zijn ook nauwelijks
leesbare kladnotulen; er zijn soms niet veel
meer dan slordige aanteekeningen. Ook heb
ben tijd en verwaarloozing soms veel kwaad
gedaan aan deze, jaren lang in vochtige'
kerken en pastorieën bewaarde documenten.
En dan welk een weerbarstige stof!
Evenmin als in de resolutiën van onze oude
Staten om van de Tweede Kamer maar
niet te spreken valt er in de oude syno
dale en classicale acta eenige orde in de
behandeling der onderwerpen te ontdekken.
Een zaak wordt ter tafel gebracht als
gravanien van een classis; zij wordt dan be
sproken en 'uitgesteld tot de of een vol
gende vergadering. Men mag van geluk
spreken, als men een bepaalde aangelegen
heid, b.v. een tuchtzaak, door eenige op
elkander volgende acta kan vervolgen. Maar
dikwijls is het anders: veelal worden de
zaken eenigen tijd ter ruste gelegd; wat in
het vat is, verzuurt niet; inderdaad komt
alt|d de oude zaak na zooveel tijd weer
aan de orde en wordt zij afgedaan of
nogmaals weggeborgen. Zoo stierven ook
vele zaken haar langzamen dood in het stof
der archieven, voor den betrokken persoon
dikwijls een voordeel en wel een bedoeld
voordeel.
Uit deze en dergelijke bronnen, soms
tergend langademig, soms even tergend be
knopt, heeft dr. Cuperus een beeld weten
op te bouwen van het kerkelijk'leven in
Friesland gedurende den tijd der staatskerk.
Daarvan verscheen het eerste deel, De
PreK. V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL:
Kwakzalvers, door HENRI DEKKING.
Geparenteerd aan de medicijnen, verbonden
aan een weekblad dat een der drie van H.'s"
tot hoofdman heeft, persoonlijk geporteerd
voor alle kunst" boven vele kundes",
terwjjl ik nochtans voor geen goud een onge
diplomeerd drankje zou slikken als het erop
aan kwam,1 geloof ik mij wat het onderwerp
van bovenvermeld tooneelstuk betreft, niet
neutraal genoeg te kunnen houden.
Dekking legt ons trouwens het vuur niet
aan de schenen, heftig op het vraagstuk
ingehakt heeft hij niet, en de oplossing: in
hoever zich de eene mensch dichterlijke
vrijheden mag veroorloven met het hart en
de lever van den ander, blijven wij van
hooger hand" verwachten. Niet voor de
zieken schreef hij, zijn werk ademt louter
gezondheid. En had hij het nu maar
vlotweg een klucht" genoemd het is niets
meer maar ook niets minders we zouden
de Staphorster- en andere boertjes, die hem
deze gezondheid in de pen gaven, slechts
loven.
Het is of alle kunst-epidemieën, alle leuzen
en illusies, windvlagen van mystiek en mysti
ficatie, over het hoofd van dezen auteur zijn
heengevaren. Hij schreef een stuk, zooals hij er
vóór twintig jaar ook al een schreef, toen ter
eere van Willem van Zuylen, voor wien hij een
groote, warme genegenheid had, thans ter
eere van mevrouw Mann, die hij met even
gulle overgave bewondert. En het doel, zulk
een ras-tooneelkunstenaar (kunstenares) een
rol te schrijven, een milieu te scheppen,
waarin de, door hem zoo bewonderde,
kruimige en schuimige kanten van hun talent
.zich kunnen uitvieren, heiligt voor hem... vele
middelen. Kieschkeurig is Dekking niet, in
zijn figuren, voor een groot deel clichés,
schept hij een wel zeer argeloos vermaak,
en zijn spot is van de goedaardigste soort.
Maar een warm, licht-bewogen, zich breed en
fleurig uitlevend tooneelsehrijf talent heeft hij
ongetwijfeld, en als zoodanig lijkt mij zijn
werk, dat spelgelegenheid biedt, levendigheid
op het tooneel brengt en een goede dosis
volkshumor bevat, voor het gangbare
tooneelrepertoire van waarde. Als hij maar niet zelf
de aandacht vestigt op wat er ten
eenenraale aan ontbreekt, zooals hij ditmaal meende
te moeten doen met de vermelding.-dat zijn
stak .bedoelde" te toonen hoe, naast de
ongelukkigen die er voor terecht staan, de
dikant. Voor het volgende deel of de overige
deelen moet de schrijver de stof gereed
hebben; men doorzoekt deze bronnen niet
ten tweeden male. .Laat ons dan hopen en
verwachten, dat het geheele beeld van het
Friesche kerkelijk leven welhaast mag zijn
voltooid.
Dr. Cuperus heeft zijn stof onder verschil
lende hoofden gerangschikt. Na een inlei
ding behandelt hij de synodale en classicale
organisatie van Friesland, ook in verband
met de bronnen, de synodale en classicale
acten, waaruit zijn werk is geput. De aan
staande predikant werd oudtijds als nu op
geleid aan de academie; voor de meeste
Friezen was dat natuurlijk Franeker. Daarna
werd de candidaat door de kerk als nu
geëxamineerd in kennis en leer; maar anders
dan nu geschiedt dit examen in Friesland
alleen een peremptorium oudtijds voor
de classis; vandaar, dat de classicale acta
voor dit punt zooveel gegevens bevatten.
Na het examen, in het derde hoofdstuk be
handeld, komt voor den proponent het uit
zien naar de vacatures en ten slotte de
beroeping; aan beide is een hoofdstuk ge
wijd. Zoo komen wij ten slotte tot den pre
dikant in functie. Zijn ambtelijk leven, zijn
leer en leven, zijn traktement worden uit
voerig behandeld. Eindelijk wordt onze man
dan oud en dus emeritus; sterft hij, dan
laat hij in den regel een weduwe en weezen
na predikanten deelen met schippers van
ouds de reputatie op goeden voet met het
bevolkingsregister te staan. Ook aan deze
omstandigheden is een hoofdstuk gewijd.
Naar men ziet, is de predikant door dr.
Cuperus aan alle kanten bekeken. Maar het
meest toch wel aan den uiterlijken kant.
Dat is een bezwaar, dat men tegen het boek
kan hebben, dat het wat te veel wordt
beheerscht door het grondig doorwerkte mate
riaal. Met ieder historiewerk is dat min of
meer het geval, maar hier valt het wel zeer
in het oog. De bronnen, door dr. Cuperus
gebruikt, waren van de beste, maar zij zijn
zeer eenzijdig. Het spreekt van zelf, dat uit
breiding van het materiaal dezen toch al
zeer omvangrijken arbeid zeer belangrijk
zou hebben verzwaard, misschien onmo
gelijk gemaakt. Maar dat neemt niet weg,
dat het beeld der Friesche kerk door deze
behandeling zwarter is geworden dan billijk
is. Een geschiedenis der openbare zedelijk
heid wordt zeer licht een historie der pu
blieke immoraliteit, omdat nu eenmaal de
ondeugd veel meer de zorg voor het publiek
gezag noodig heeft dan de deugd. De
synoden en classen waren bestuursorganen,
maar niet minder rechterlijke colleges, waar
tal van tuchtzaken werden voorgebracht en
behandeld. De gevolgen kan men zich denken.
De acta wemelen van allerlei zonden van
predikanten, niet alleen tegen de leer, niet
alleen tegen den heiligen geest, maar zelfs
tegen het meest gewone fatsoen. Dat is
zoo sterk, dat dr. Cuperus constateert, dat
aan een integrale uitgave van deze acta
ter wille der welvoegelijkheid eenvoudig niet
kan worden gedacht.
Zoo krijgt men van de kerkelijke acten
de impressie, alsof men in crimineele papieren
zit te bladeren. En zoo krijgt de argelooze
lezer den indruk, alsof de Friesche kerk in
de dagen, toen haar leer ongerept stond en
de Dordtsche canones zonder bezwaar door
lederen predikant werden onderteekend, voor
een niet gering deel werd bediend door
dronkaards en vrouwenverleiders. Die indruk
kan niet juist zijn, al ziet men wel duidelijk,
dat er ook onder de herders heel wat wolven
waren, die de hun toevertrouwde kudde niet
weidden, maar verslonden. Maar de Friesche
kerk zou niet die van Bogerman, van
Lubbertus, van Balthasar Bekker zijn geweest,
zoo zij zoo verdorven ware geweest als zij
in de acta zich toont.
heele wereld kwakzalvert, een ieder op zijn
gebied zich uitgeeft voor wat hij niet is...
Want dan raken we minstens slaags met
de schim van Molière en besterft ons de
lach op de lippen. Bedoeld heeft Dekking
niemendal met dit stuk en dat is er in deze
benarde tijden misschien juist de verlich
tende zijde van.
De klucht wordt in ons deftig land nooit
voor vol aangezien. De gedachte daarbij iets
minderwaardigs te ondergaan knaagt aan
het genoegen eens gezel lig te mogen lachen.
Degelijke lieden verkiezen al om die reden
(het bedreigd quand a soi) het drama, waarbij
men een gevoelige traan kan pinken, boven
de klucht, die het gemoed onbeproefd laat,
en van de tien zullen er negen overtuigd
zijn, dat het moeilijker moet zijn een ernstig
stuk te schrijven dan een grap in drie be
drijven. Ik weet het nog zoo net niet. Ik
stel mij in elk geval voor, dat een tamelijk
genietbare klucht aan schrijver en spelers
hooge eischen stelt en een dialoog van slag
op slag iets mals verder ga ik niet
voor de wijste Jbseniaansche bespiegeling
niet onder doet. En het kost mij in dit verband
geen zelf overwinning te bekennen dat ik
bij de vertooning van Kwakzalvers" voor
een volle, goedlachsche zaal, frisch van de
lever een betere dan die van Mr. Palfijn
heb meegelachen. Om Betsy van Berkel (een
juffrouw) die, met een gezicht of het een
onderscheiding gold, vertelde dat ze stamde
uit een familie van pijnlijders", om Schulze,
die zoo précieus als niemand op ons tooneel
het hem nadoet, mevrouw Sanna" den eere
titel Scharlataine" schonk, en om haar, me
vrouw Mann van het begin tot het einde zóó
raak en zóó vermakelijk! Nog iets rolvaster,
vlotter in de woorden de vertooning trok
en dat lag mede aan haar en we zouden
niet aarzelen haar Mevrouw Sanna" met
de onvolprezen Frau Wolff" van Else
Lehmann (Der Biberpelz) op n lijn te
stellen. Hoe wist ze vóór alles deze vrouw
van karakter (een dame tusschen Mrs Warren
en een ordinaire kaartlegster in) rang en'
waardigheid te verleenen, zóó dat het, schoon
dat de auteur er menig loopje meegenomen
had, waarlijk een omlijnd karakter, een figuur
scheen. En hoeveel geest gaf zij aan diens
eenvoudigen humor. Zelfs het geneeskrachtig
dutje, ten huize van mr. Palfijn (Schulze), een
vertoonsel dat ons uit tal van vorige incar
naties heugt, werd een nog nmaal boeiend
schouwspel, een meesterstukje van stijl, zoo
als ze daar zat in volmaakte houding, met
onder de wuivende paarse pleureuse-haar
panache inderdaad! dat onbetaalbaar
oolijke gezicht. Aan Dekking's warm hart
voor deze, ook in de klucht zoo groote
kunstenares, aan zijn goed oog voor haar
kostelijk naturel", danken wij een nieuwe
voldoening in tooneelkunst, welke boven
theorie en redekaveling uitrijst.
Dr. Cuperus constateert dat dan ook,
maar legt daarop toch niet voldoenden na
druk. Hij wijst op de lichtzijde, maar docu
menteert de schaduwzijde. Daardoor kan
zijn boek een ongewenschten indruk maken.
Maar niet wat de grondigheid van bewerking
betreft. In dat opzicht kan men vol ver
trouwen zich aan dezen gids toevertrouwen.
Alleen er is meer te kijk dan hij laat zien.
H. BRUGMANS
IIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIiiltlllllllllllllllll
Mensch, Visch en Vogel
(Vervolg)
Naar aanleiding van een in ons vorig nummer
geplaatst gedichtje, werd ons dit «Vervolg"
toegezonden.
Mensch, sprak God 'k heb u geschonken
Geest, zoo forsch en vrij,
Dat gij koen en vreugde-dronken
Klieft de luchten blij.
Maar die helsche brandbre bommen,
Die daar vallen in de drommen,
Hebt g' ook die... van Mij ?
Mensch, sprak God, in duistre wat'ren
Treft uw moordend lood
En de golven overschat'ren
Kreet van gruwb're" nood.
In wiens geest gij bandelooze,
Werkt ge? Is uw God de Booze?
Is u God... de Dood?
Mensch, sprak God, gij durft u roemen
Geest aan God gelijk,
Waagt het nog Mijn Naam te noemen,
Slieren in uw slijk.
Weet dan, kranke zinnelooze,
Nooit duld ik u, goddelooze,
In Mijn Koninkrijk!
Zaandam A. C. VEEN?BRONS
; Nieuwe kapitaals-uitgiften aan de "
Amsterdamsche beursjn 1916 7
Het Financieel Jaarboek voor 1917 van de
Nederlandsche Financier (Dagelijksche
Beurscoarant)isin deafgeloopen week verschenen.
Als gewoonlijk bevat dit Jaarboek een uit
voerig met zorg saamgesteld overzicht van
de belangrijkste gebeurtenissen op finan
cieel gebied in 1916, waarbij de schrijver
zich geroepen voelde ook een aantal uit
stapjes op politiek terrein te nemen. Bij het
nauw verband van,politiek en financiën in
de tegenwoordige omstandigheden is zulks
gereedelijk verklaarbaar. Indien mij echter
eene opmerking vergund is dan is het
deze, dat door de veelheid van stof, die de
samensteller heeft willen behandelen, het
overzichtelijke van het geheel geleden heeft.
Dit neemt echter niet weg, dat het over
zicht als legger om de gebeurtenissen van
het afgeloopen jaar nateslaan verdienste
heeft. Niet minder is dit het geval met de
opsomming der fata van de instellingen,
waarbij Nederlandsen kapitaal betrokken is.
Wat echter het Jaarboek m. i. vooral tot een
waardevollen legger voor effectenkantoren
maakt, zijn de verschillende tabellen van
hoogste en laagste koersen van nieuwe
kapitaalsuitgiften enz., die, voor zooverre ik
kon nagaan, met groote nauwkeurigheid
zijn opgemaakt.
Het in het Jaarboek verstrekte materiaal
van nieuwe kapitaals-uitgiften aan de Am
sterdamsche beurs heeft mij aanleiding ge
geven eene vergelijking te maken tusschen
HiffimiiimifffiiiiiiimiitmmMimiiimfiiJJiiiiJjjmiijiiiiijiiiiiiijimim
Uit eerbied voor Mevrouw Sanna" zou
de geheele vertooning van Kwakzalvers"
een veel betere moeten zijn. Zulk een klucht
vraagt ik zeg niet verdient maar vraagt
een modelvertooning, sterke uitbeelding in
den strengst mogelijken stijl. Het tempo was
te langzaam, het evenwicht ontbrak. Er
waren goede elementen in, behalve de ge
noemden, o.a.: Hunsche, maar velen ook
hielden tegen: Van Kerckhoven was te zwaar,
Laurentius drong uit het kader, Folkert
Kramer had den jonkheer die hem voor
oogen zweefde, niet gevat, Ds..Swart werd
door den vertolker nog een graadje ver
velender gemaakt dan hij al was, en het
geheele zwakke laatste bedrijf verliep.
De zweep der regie erover heen! Dan wordt
het nog een kasstuk, een zegetochtje voor
Mevrouw Mann en een voldoening voor den
schrijver.
N. V. TOONEELVEREENIGING : Aron
Laguna, door Is. QUERIDO.
In het concours van oorspronkelijke stukken
dat de aandacht in het Grand Theatre"
levendig houdt, kwam dezer dagen Querido
uit met een stuk dat hij kan het wel lijden
wanneer wij dit openlijk ais onze overtuiging
neerschrijven heelemaal geen stuk is.
Het zijn zelfs geen drie bedrijven, want er
wordt niets in bedreven, althans niets dat,
in het logisch verband van oorzaak en gevolg,
zich ontwikkelt, vormt en oplost. Het is:
Joodsche huiskamer. En voor het overige zijn
het woorden.
Hoe lokt het toch den volbloed kunstenaar
juist datgene te doen waartoe zijn aanleg
hem niet heeft voorbestemd! Querido is
daaruit plukt geen douariaire Pereira Diaz
Pisa een veer een groot schrijver, een
hartstochtelijk, sterk begaafd man. Maar hij
moet wel niets van zijn eigen uitbundig,
onbezonken, onbreidelbaar talent, noch van
de juist tégenover-gestelde eischen der
dramaturgie begrijpen om zich ook maar
te willen zetten tot het schrijven van een
tooneelstuk, tot de klare gebondenheid van
een, naar extra strenge wetten gebouwd
kunstwerk. OnT zich aldus aan banden te
leggen! Een geest, die in de ruimte moet
vliegen om zijn beste zelf te vinden, geen
dwang duldt, en daarin het groote benadert,
kiest vrijwillig den vorm, die hem kortwiekt,
den last van compositie en tucht van concen
tratie oplegt, l'art de préparer Niets is
geordend, voorbereid of verantwoord in dit
stuk, de schokkende gebeurtenissen en
luimige entrees" wisselen elkaar af als de
nummers van een spectacle coupéen geen
mensch geeft iets essentieels van al het leed
dat we bijwonen.
In I zien we Aron Laguna met Lea, zijn
vrouw, n van zin en n van ziel, bij de
ouders op bezoek om hen, vrome en
teerhartige joden als ze zijn, voor te bereiden
John Buil trekt den Turk het hoofd af
(Teekening voor de Amsterdammer" van George van RaemdonckJ
De verovering van Bagdad
de bedrijvigheid op emissiegebied in 1916
en de daaraan voorafgaande jaren. Daarbij
ben ik uitgegaan van de lijst der in 1916
in de Amsterdamsche Prijscourant opgeno
men fondsen en heb die vergeleken met de
in de Jaarverslagen der Vereeniging voor
den Effectenhandel voorkomende staten van
de beide voorgaande jaren. Ten overvloede
zij hierbij opgemerkt, dat de hier te ver
melden cijfers slechts binnenlandsche uit
giften betreffen, daar sedert het begin van
den oorlogstoestand hier officieel geene
buitenlandsche waarden zijn uitgegeven, al
zijn er ook vrij belangrijke bedragen daarvan
onder de hand geplaatst.
Aan de hand van de cijfers, aan de bo
vengenoemde bronnen ontleend, heb ik
onderstaande tabel van in de laatste drie
jaren aan de Amsterdamsche beurs tot de
noteering toegelaten binnenlandsche fondsen
opgemaakt:
Rijks-, Provincie- en Gemeente leeningen
Schatkistbiljetten
Pandbrieven
Spoor- en Tramweg waarden. . .
Scheepvaart Maatschappijen . . .
Banken
Industrieele waarden
Cultuurwaarden
Diversen
op het groote leed, dat hun kleinkind, Lea's
eerstgeborene, indien het een zoon is, niet
besneden zal worden. Een christenvriend
staat bij dit familietafreel van pijnlijke inti
miteit, als een reporter. Een komische Alte,
mevrouw Pareira Diaz Pisa, een melodra
matische gek, nog een oom, zoo van-achter
de sina's appelkar, vullen dit bedrijf aan.
In II ligt het onbesneden zoontje achter
de coulissen in de wieg en vernemen wij
uit den mond der jonge moeder, dat zij zich
van verveling doodkniest". Want Aron, een
edel, doch wat in zichzelf en zijn sociale
idealen besloten karakter, is haar te stil".
Men zou zoo zeggen, een vrouw in de
eerste zorgen voor haar eerste kindje, tien
maanden,, de leeftijd is zoo lief... vindt
licht eenige afleiding. Enfin, de christen
vriend-des-huizes, die alle aandoeningen uit
de eerste hand mee maakt, staat haar bij in
dezen nood en ziet er geen bezwaar in
mevrouw Lea met het kind, dat de moeder niet
missen kan, te annexeeren, latende den man
en vader verwezen" achter. Me dunkt, ook
deze vriend moet min of meer verwezen
de vrouw in de armen sluiten, die hij nog
geen jaar te voren met innigheid tot den
ouden Baruch Laguna hoorde pleiten:
Samen, vader, samen, zullen wij (Aron en
ik) de verantwoording dragen ons kind het
heilig sacrament te hebben onthouden."
En in het derde bedrijf, dat voor het ove
rige wordt ingenomen door een geheel bij
komstig, kwalijk riekend avontuur van Aron's
broeder met een juffrouw Colly Fragon,
sterft het kind, Lea heeft zich van zijn
bedje gescheurd" om Aron te halen en
begrijpen we eindelijk iets van de bedoeling
des schrijvers, die dezen dood als een
vloek des hemels, omdat Baruchje" van
zijn vaderen werd afgesneeën", beschouwd
wil zien. Het is mogelijk, doch in de feiten,
dat de moeder er met een ander vandoor
gaat, en de vader zijn troost in het socialisme
vindt, dat een oom zich misdraagt en een
tante zich verlooft, zie ik toch niet veel
verband met de gevatte koude, waaraan
Baruchje vermoedelijk bezweken zal zijn.
Wat in de familie Laguna gebeurt, kan
in de beste families zoo voorkomen, bij
Portugiezen," Joden en Christenen ; dat we
hier te doen zouden hebben met wat o.a.
Herman Bang beschreef in zijn boekje:
Hoffnungslose Geschlechter", degeneratie
van het ras, wordt ons door al deze toe
vallig- en tegenstrijdigheden niet waarschijn
lijk gemaakt. En hoe weinig raakt ons al dat
krakeel en schandaal, als de menscher. zelf
er niet verder op reageeren dan hun neus
lang is. Wat we even, in het begin, gevoeld
hebben (de kamer zag er vertrouwelijk uit
en Adolf Bouwmeester met zijn kalotje
bracht de stemming) was de bekoring n de
benauwing van het Joodsche gezinsleven,
de sentimenteele verteedering voor alles wat
Gaan wij nu de verschillende rubrieken
na, dan biijkt dat de groote vermeerdering;
sedert 1914 in de eerste plaats toe te schrij
ven is aan het belangrijke aanbod van
RijksProvinciale en Gemeentelijke leeningen, dat
met inbegrip der schatkistbiljetten in
1915 ca. f363 millioen en in 1916 ca. f325
millioen meer bedroeg dan in 1914 En die
vermeerdering is wederom bijna uitsluitend
te danken aan de Nederlandsche en
Nederlandsch-Indische Staatsleeningen die in 1915
en 1Q16 respectievelijk ca. f364 en 1320
millioen meer vorderden. Intusschen moet
hierbij opgemerkt worden, dat het werkelijk
op die wijze aan de markt onttrokken be
drag kleiner is dan oppervlakkig schijnt.
Immers heeft het schatkistpapier, dat groo
tendeels een drie of zesmaandslooptijd had
voor ten groot deel gediend tot aflossing
van aflosbare biljetten.
Het in 1915 door binnenlandsche en
Neder1914.
f 43.735.000 i
14.620.000
44555.000
34.200 000
8.000.000
31.500.000
22.276.000
12.270.000
12.225.000
1915.
F 390.080.000 i
31.595.000
38916000
67.500.000
6.395.000
4.000.000
56.723 000
9.800.000
1.710.000 ,
1916.
f 268.855.400
114.474.000
56.119.000
3.910.000
6.440.000
52950.000
84.127.000
8.485.000
, 7.000.000
f 223.381.000 f 606.720.000 f 602.360.400
Uit deze cijfers blijkt dus, dat terwijl in
1915 en 1916 het nominaal bedrag der aan
de Amsterdamsche beurs geplaatste Neder
landsche en Nederlandsch-lndische waarden
ruim zes honderd millioen per jaar was, dit
in 1914 slechts f 223 millioen bedroeg. Daarbij
dient opgemerkt te worden, dat 1914 geen
exceptioneel ongunstig jaar was, daar in de
vier voorafgaande jaren slechts n een i
hooger bedrag aanwijst en de overige of "
gelijk of lager dan 1914 waren, nml.:
1910 f 172.488.300.
1911 272.883.600.
1912 178.618.700.
1913
223.435.6CO.Neemt men daarbij verder in aanmerking,
dat het hooger cijfer van dat jaar in hoofd
zaak te danken is aan de uitgifte van de 3Va
pct's Nederl. Staatsleening, dan volgt daar
uit, dat in de aan den oorlog voorafgaande
jaren het totaal der Nederlandsche en Neder
landsch-lndische waarden, die in de noteering
opgenomen werden, ongeveer 200 millioen
per jaar was.
iiiiiiiiiiuiiiiiiifiiiifiifïifiiiiifiiiniiifiiffffffifififfffififlfifiiifiiiffffiiiifii»
Uit voorraad leverbaar:
A dier,
Oakland,
White-Anto's
Garage NEFKENS
Jaceb Obrechtstraat 26
AMSTERDAM
IIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIII
de familie" betreft, het bloed dat kruipt
waar het niet gaan kan, ook dan wanneer
vader en zoon tegenover elkaar staan. Doch
daarbij bleef het. Bn ik zou niet graag den
Portugeesch joodschen adel, die zooveel
mooie, fijn-beschaafde vrouwen verbergt,
deze, door mevrouw de Boer?Van Rfjk
opgedischte grootmama aanwrijven. Zoomin
als ik wil gelooven aan het schilderachtig"
bargoensch, het totaal gemis aan educatie
in een joodsch milieu als dat van den, in
zijn stand gezienen, Baruch Laguna.
Heijermans heeft Querido geen dienst ge
daan met de opvoering van dit stuk, te
minder waar de vertolking, waarbij de leider
(Musch) zelf het ergst uit den band sprong
en mevrouw Duijmaer van Twist (Colly
Fragon) een optreden beneden critiek werd
opgelegd, of toegestaan, de onstuimigheden
des auteurs nog aanzetten. Hoe sappig,
grappig, fel, zulk spel ook op zichzelf
mag zijn, in het ensemble was het schriklijk
misplaatst. Zoo ooit dan had hier voorzichtige
verdeeling van licht en schaduw, inbinding,
vermijding van uitersten, nog wat kunnen
redden. Hopen wij op een nieuw epos"
van Querido, een nieuw tooneelstuk van
Heijermans. Tout est perdu, sauf l'honneur.
TOP NAEFF
niiHiimiMimiuim
Het smakelijke
van Cerebos
Zout maakt
het tot een
ideaal voor
den disch.
Cerebos
Zout