Historisch Archief 1877-1940
N°. 8074
Zaterdag 24 Haart
A°. 1917
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
| Prijs per No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loo en per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Adverteniiën omslag f 0.35 p. regel, biniienpag. f 0.40 p. regel
HTHOUD! BIsdz. 1: Onze Baitenla"dsche Zaken
en h-1 Parlement, door v. H. Het Klasrt Op,
door Frederik vut E«dea. Zaait en Plant, door
D?D. en F, H. Burgera. 2: Bmtenl. Overzicht,
door O. W. Kernkamp. De Enssisohe Bevolatie,
teekening T»n Jordaan. Btf de Revolutionairen
in Bosland, door mr. Jaoob Israël de Baan. Krekel
zang, door J. H. Speenhoff. 3: Ontduiking van
Belastinj, door W. W. Osinga. Feuilleton: Jack
Londen, door Upton Sinclair. 5: Voor Vrouwen,
door Elia. M. Bogge. Michelet over Frankrijk,
door prof. Gustave Oohen. 7: Volkszangavond,
door Th. M. Kete'.aar, met teekentngen van Ia. van
Mens. Zaait en Plant, teekening van Jo»n
Collette. Medische Kroniek, door 8.?8. Boek
bespreking, door B. Brngmans en Jao. P. Thysse.
Henri Viotta's afscheid v»n het Residentie Orkest,
door B. Bottrnheim. Uit het Kladsohrift yan
Jantje. Muziek in da Hoofdstad, door mr. H. H.
van Leeuwen, 9: Finanoiëa en Economie, door
J. 0. Saotilhano. 10: Berlage's uitbreidingsplan
Zn!d. £en nieuwe Wandelwcg. Een Cabaret.
Maatschappij, door Vrolik. met teekening yan A.
Grobben. Leekenspiegel. Op weg naar de
Baje», teekening van Wybo Meijer. 11: De
Nederlandsche Havens voor bewapende
handelsgchepen gesloten, teekening yan Joh. Braakeusiek.
Busland's Toekomst, teekening yan Oeorge yau
Baemdonck. -Sonaakrnbriek, red. dr. A.. Q.
Olland. Darnrnbriek, red. E. O. de Jonge.
B(Jvoegs«l: Rsvolutie in Rusland, teekening vin
Joh. Braakraiiek.
iiitiiiiiiiiiiiiiiiiniitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiMiiiiiiiiini
ONZE BUITENLANDSCHE
ZAKEN EN HET PARLEMENT
Het is lente, en met de lente komen
de lawines los. Daar in de hoogte zitten
de sneeuwpakken en rotsblokken als
onheilspellende reuzen. Zullen ze omlaag
Komen? Aan welken kant? Wanneer?
Wat voor weg zullen zij kiezen?
Zullen zij eenig stil dal tot hun prooi
zoeken, om er schrik en verplettering te
brengen ?
Ook wij zien gespannen naar de drei
gende massa's, die daarboven op kantelen
staan. Komt er wat onze richting uit?
Want;in ook een van die stille dalen,
waar de stormval heen leiden kan, ligt
Nederland.
Wat wordt het:
Een Duitsche terugtocht of een
naderende overwinning in het veld?
Een herboren, met nieuwen moed strij
dend Rusland, of een naar machte
loosheid afzakkende anarchie?
De beslissing geworpen door Amerika's
hand, of alleen maar een neutrale
mogendheid te minder in den strijd,
waarin wij juist aan de Amerikaansche
onzijdigheid nog een houvast hadden?
De kwestie der bewapende
handelsschepen, zal ze weer insluimeren, dan
wel eensklaps een der partijen of beiden,
door den wind doen gaan?
Zal het weefsel van diplomatieke schik
kingen, nu weer omtrent onze scheep
vaart gemaakt, haar tegen de torpedee
ringen beschermen. ja en hoelang?
Zoo ziet men niets dan groote onzeker
heid. Er kunnen spoedig groote beslis
singen vallen, maar 't hangt er van
af, naar welken kant. Wanneer, zooals
de Duitsche bladen voorspellen, Rusland
verzwakt, of de overwinning van
Hindenburg in Frankrijk komt, dan zal
de roes van den strijd eerst recht aan
breken. Dan tuimelt allicht een lawine
ook dwars over ons heen.
Wij willen niet zeggen, dat we pes
simistisch gestemd zijn. Maar tot onbe
vangen optimisme zien wij toch ook
geen kans.
* *
Meer dan ooit is dus een ieder be
kommerd om de buitenlandsche zaken".
Meer dan ooit hebben wij echter ook het
gevoel, hoe daar de gewichtigste
volkszaken liggen, maar: hoe zij tevens
buiten 't volk, buiten 't land om, worden
geleid.
Waar komen wij voor te staan? Zal
tegenover de wederstrevende belangen
omtrent de bewapende handelsschepen,
van regeeringswege een keus worden
gedaan? Zoo is reeds vaker geschied:
terecht is er onlangs op gewezen, dat
de zoo gewichtige beslissing op Wilson's
oproep aan de neutralen om zich aaneen
te s'uiten, voor Nederland in 'n gesprek
tusschen eenen Minister en een Gezant is
afgedaan. Een bewijs, hoe er over de
hoofden heen kan worden beslist!
Het is nog geen wantrouwen, wanneer
men er geen vrede mee heeft, dat in deze
dagen weer de zwaarwichtigste zaken
boven ons hoofd hangen en dat dit ge
heel buiten het volk of zijne vertegen
woordigers om gaat.
Neen, geen wantrouwen. Maar: 't ge
voel, dat in den tegenwoordigen vorm
van besturen der buitenlandsche zaken
iets hapert, waardoor op 't gegeven
oogenblik de hoofdzaak spaak kan loopen:
het zelfbewustzijn van het volk.
Het dagblad Het Volk" deed goed,
eenige dagen geleden nog eens te her
inneren aan het voorstel, door den heer van
Leeuwen in de Tweede Kamer ingediend.
Wij hebben die motie nog eens opge
zocht. Zij luidde: de Kamer
van oordeel, dat het algemeen belang
verlangt, dat haar aandeel in het
bestuar der buitenlandsche betrekkingen
wordt vergroot,
besluit eene b ij zondere Com
missie voor de Buitenlandsche
Zaken te benoemen."
Wij hebben ook den dag der indiening
nog eens bekeken: die was 13 Decem
ber 1915.
Maar toen wij eindelijk trachtten na
te gaan, wat er met dit gewichtige voor
stel verder is gebeurd, konden wij slechts
vinden: niets!
Nu schrijven wij 24 Maart 1917, ander
half jaar later.
En al dien tijd heeft de Volksvertegen
woordiging nagelaten, eene beslissing te
nemen op een zoo gewichtig en voor
haar gereedgemaakt voorstel van zoo
dringend gewicht.
Waarlijk, hier is nu weer eens iets
tastbaars, waarvoor men in dezen
buitengewonen tijd in den Haag had kunnen
zorgen! Maar neen, geen haan heeft er
meer naar gekraaid.
Het slaapt nog.
Een leelijk teeken des tijds!
* *
En echter, want dit is het voor
naamste, wanneer men de zaak dan
nóg eens ter hand nam?
De tjjd vraagt er weer des te meer om.
Ook de komende tijd. Hoe dichter de
vrede, des te noodzakelijker wordt voor
de natie het gevoel, dat niet enkele
regeeringsmannen en ambtenaren, zonder over
leg, zonder voeling met eenig orgaan
van de publieke opinie en zonder ge
stadige verstandhouding met volksver
tegenwoordigers, de draden van onze
buitenlandsche verhoudingen verder
spinnen.
Men begrijpt natuurlijk zeer wel, dat
er nheid van leiding in de buitenland
sche politiek dient te blijven. Men wil de
regeering niet aan een omslachtige en
praatgrage commissie gebonden zien.
Men begrijpt echter aan den anderen
kant ook, dat alleen om de zooveel tijden
een comité-generaal", niets geeft.
Ook het gevaar van uitlekken" wil men
onder de oogen zien, wij herinneren
het ons immers allen reeds van 't Secreet
Besogne, 't welk zoo weinig Secreet"
was, dat Jan de Witt het besluit tot den
tocht naar Chattam voor de vergadering
liet afbrabbelen, alsof het onder de meest
onbeduidende ingekomen stukken be
hoorde.
Men erkent ook, dat grondwettig de
Koning het opperbestuur der buiten
landsche betrekkingen uitoefent. Doch
wij weten aan den anderen kant, dat
de bepaling veeleer is geschreven tegen
het oude misbruik, dat steden of pro
vinciën hun eigen buitenlandsche politiek
voerden, en in geen geval in onzen
parlementairen tijd kan worden gebruikt
om de regeering te verbieden, samen
werking met het parlement te zoeken.
De hinderpaal van een grondwetsher
ziening, die de Minister in den weg
plaatste, is er toch in elk geval niet
per se voor noodig! Mocht verandering
van art. 57 echter werkelijk onmisbaar
geacht worden: des te erger, dat die dan
in de herziening van 1916 niet opgeno
men is!
Men weet ook, dat in verscheidene
andere landen de regeering wel degelijk,
en met vrucht, de samenwerking met
de volksvertegenwoordiging ook voor
buitenlandsche zaken gevonden heeft.
Wij noemen nu bijvoorbeeld alleen reeds
Noorwegen en Zweden.
En men is met dat al des te minder
voldaan over den onoverbrugden afstand,
die steeds blijft bestaan tusschen het
bestuur van orze buitenlandsche zaken
en de natie, wier land het dan toch
maar geldt!
* *
Misschien herinnert deze of gene zich
nog het woord van Thorbecke over de
Buitenlandsche Zaken in Nederland: het
meest autocratische gouvernement, mijn
heer de Voorzitter, doet tegenwoordig
voor publiciteit in de diplomatie meer,
dan ons Ministerie in een
constitutioneelen staat, dan hier in de vergadering
der Volksvertegenwoordiging. De meest
autocratische Gouvernementen gevoelen
de behoefte om zich te verantwoorden
en aan ondersteuning bij het publiek."
En nu moge het wel iets anders zijn
geworden, dan op den 27sten November
1854, toen die rede gehouden werd.
Maar buitenlandsche zaken" is toch
nog altijd een toevluchtsoord van 't
bestier der hoogste belangen des volks,
buiten het volk om.
Het is volkomen ongewenscht, en het
kan nog erger dan dit zijn, zulks te
bestendigen.
De weg ter verbetering kan worden
benaderd door eene niet te groote com
missie uit het parlement, die geregeld
samenkomt met den Minister van Bui
tenlandsche Zaken: het buitenlandsch
regeeringsbeleid gevoerd in de behoefte
om zich te verantwoorden en aan on
dersteuning bij het publiek."
Niemand zal meenen, dat met zulk
eene commissie alles is te behalen.
Nog onlangs schreef Bernstein, dat de
ervaring in Duitschland, waar een
vaste commissie bestaat, niet heeft
aangetoond, dat hierdoor een zeker
middel verkregen is om de voeling van
de buitenlandsche politiek met da de
mocratie wezenlijk te versterken.
Daarnaast moeten blijven bevorderd:
zooveel mogelijk openbaarheid,
gedachtenwisseling met de geheele Kamer, con
tact met de pers en voorlichting van 't
publiek.
Ook dan blijft nog altijd iets waar van
wat zelfs een Jean Jacques Rousseau,
de groote democraat zeide: voor het
beleid van de staatsbelangen tegenover
het buitenland is het volk niet geschikt,
het is te zeer onbekend met de groote
grondstellingen van den Staat (Les
Grandes maximes de l'Etat)."
Maar wie is dat, op zich zelf, in Ne
derland eigenlijk wel?
De buitenlandsche staatkunde is ten
onzent te lang als een zaak beschouwd,
waarmede men zich niet bemoeide. Te
zeer ook zijn: buitenlandsche staat
kunde" en diplomatieke routine" als
gelijkluidend beschouwd.
Laatstgenoemde, daar blijft de burger
wereld van buiten.
Maar wat de eerste betreft, die is
zeker geen monopolie der diplomaten,
en daar kunnen andere, bekwame
Nederlandsche mannen, toch ook nog wel
een inzicht in hebben l
Eene Commissie voor de Buitenlandsche
Zaken behoeft louter voordeel, en geen
enkel nadeel te hebben.
Zouden Regeering en Kamer, onder
den indruk der thans hangende lawines,
de zaak nog niet tot een spoedig beslag
kunnen brengen?
ledere dag is nóg een dag langer
uitstel, en dus een verwijt te meer.
v. H.
HET KLAART OP
Hoe is het nu, kleingeloovigen?
Ziet ge nog altijd niets als verwarring,
wanorde, chaos, jammer en ellende?
Roept ge nog altijd maar: ophouden!
ophouden! in angst en nood om uw
veilig voorspoedig behagelijU' leeventje ?
Ziet ge nog altijd niet welke geweldige
verandering beezig is zich te voltrekken,
met de statige, onverwachte en onver
klaarbare stelligheid van een natuurver
schijnsel, een vulkaanuitbarsting of een
bergverschuiving?
Ziet ge nog niet den omvang van het
groote gebeuren, waarin alle kleine
indi vidueele krachtjens worden opgenoomen
en gepolariseerd, zonder dat de
enkellingen precies elks eigen functie kennen ?
Zoomin als de milliarden koraaldierljes
weeten dat ze beezig zijn een eiland te
bouwen?
Ziet ge nog niet, hoe nu eindelijk de
vormen en lijnen zich duidelijk af teekenen
in den neevel van onzeekerheid en ver
warring?
Het klaart op. Er komt licht. De
scheemering wordt blanker. De dingen
laten zich onderscheiden.
De bliksemslag heeft het landschap
heinde en ver verlicht. Wij zien waar
de groote stoet der menschheid heenen
trekt.
Ver, ver vooruit zien wij den weg.
En wie gezien heeft, al was 't maar
voor n seconde, hij juicht in zijn hart
en gaat den zwaren gang des te blij
moediger en krachtiger.
Rusland bevrijd! Door eigen kracht
bevrijd, in een ommezien, met
tooverachtige, ongeloofelijke vlotheid. Is het
niet a!s een droom? Kon er voor de
arme, geplaagde, verblinde menschheid
iets zeegenrijkers gebeuren ?
Rusland bevrijd! De gevangenissen
der politiek-veroordeelden geopend, de
russische Bastille ingenoomen, de bal
lingen uit Siberiëteruggeroepen! Twee
honderd duizend waren het er.
Een democratisch bewind aan 't hoofd,
een programma van vrijheid en verlich
ting uitgevaardigd!
Welk een gebeurtenis.
Free Russia" heette het kleine blaadje,
in Londen geschreeven en gedrukt, waar
door de Londensche groep van russische
ballingen, om den eedelen Kropotkin ge
schaard, gemeenschap onderhield met
de verdrukte geestverwanten in het groote
donkere Tsarenrijk.
Duizenden van die blaadjes, op dun
papier met" kleine letter gedrukt, zijn
door mijn handen gegaan. Ik kreeg ze
van Volkowsky en Tsaikowsky, ver
deelde ze opver een groot aantal
envelloppen, liet de adressen in ver
schillende handschriften schrijven, en
deed ze dan in allerlei kleine plaatsen
van Nederland op de post.
Op die manier was het ondoenlijk
voor de russische censuur om ze allen
te onderscheppen, 50 pCt. gingen mis
schien verlooren, maar de ooverigen
kwamen Rusland binnen en circuleerden
onder het volk.
Free Russia!
En nu mag ik er voor uitkoomen, nu
mag het bevrijdende woord gesprooken
worden! Nu is de schoone droom ver
werkelijkt.
Vrij Rusland! het is bijna te goed om
te gelooven.
Natuurlijk worden er veel hoofden
geschud en schouders opgehaald.
Het zal wel weer mis loopen, zeggen
zeeker de beneepenen, de twijfelaars.
En al ware dat zoo, dan nog is en
blijft het een heerlijke gebeurtenis, en
tot de oude jammertoestand keert het
nooit terug.
De gang der menschheid is te ver
tragen, maar niet te keeren.
Misloopen" kan het, maar niet zoo
als in de Fransche revolutie, toen de
reactie in 1815 weer schijnbaar geheel
zeege vierde.
Misloopen is alleen dan moegelijk als
de dweepers, de blinde idealisten, met
hun al te ver reikende theoriën de
ooverhand krijgen.
Dan alleen zou er weer wanorde en
verwarring ontstaan en de moogelijkheid
zich voordoen dat een sterk
geweetenloos leider de reactionairen vereenigde
en tot macht verhief.
Maar de menschheid is vooruitgegaan,
er zijn leerrijke voorbeelden, en er is
de steun van machtige volken die weeten
wat een democratisch beheer vereischt.
En waar zullen de anti-revolutionairen"
blijven?
Als het blijkt dat er een revolutie
moegelijk en noodig is, die alleen de
christelijke beginselen van
verdraagsaamheid en vrijheid tot gelding brengt?
Een revolutie die tegelijk het despotisme
en het drank-misbruik- bestrijdt, die op
ruiming houdt onder al de
schijnkooningen en machtigen door geweld,
die nader brengt wat alle oprechte
Christenen wenschen: broederschap en
vreede op aarde?
Zal men dan gaan inzien dat
antirevolutionnair niets anders beteekent
als: anti-Christelijk?
Een van de laagste menschelijke mo
tieven : vrees, is de basis van het
antirevolutionnaire weezen.
Vrees voor de guillotiene, voor Ro
bespierre, voor de aantasting van het
dierbare eigendomsrecht.
Dat is de kern van de strooming die
zich anti-revolutionnair heeft genoemd,
om de angstigen en beneepenen te lokken.
Maar wij weeten uit de geschiedenis,
dat een beweeging als nu in Rusland is
ontstaan, voortwerkt en aansteekelijk om
zich grijpt. Zoo ging het in 1848.
En niets anders kunnen wij nu
wenschen: mooge de groote vloedgolf
die zich nu in Rusland verheft, zich
voortplanten oover heel Europa!!
En al zullen dan ook dierbare
eigendoms-rechten in 't gedrang koomen, wat
nood! wanneer de kracht maar getem
perd wordt door bezadigdheid en beleid,
en de dweepzucht bij tijds beteugeld.
Wij beleeven groote dagen, vol ont
zetting, maar ook vol hoop en vertrouwen,
nu de kim verheldert en de groote lijnen
van het gebeurende zich duidelijk
afteekenen voor den vrijen blik.
FREDERIK VAN EEDEN
Dat ieder zoo maar in staat zou zijn, de
fijnste en uiterst moeilijk te kweeken groen
ten met succes te behandelen, ziedaar een
ongerijmd denkbeeld. Genoeg is het wan
neer ook leeken de teejt van meer gewone
groentesoorten, die juist veelal de voed
zaamste ":en rijkst dragende zijn, met goed
gevolg ter hand kunnen nemen. Daartoe
kunnen de volgende wenken bijdragen.
Als wij thans kracntig de hand aan den
ploeg slaan, bereiken wij een tweeledig
doel: in de eerste plaats vergroot ieder,
die zich op den tuinbouw gaat toeleggen,
voor zichzelf de kans, in de naaste toe
komst voor gebrek gevrijwaard te blijven,
en bovendien draagt hij het zijne er toe
bij, dat die Nederlanders, die met den besten
wil ter wereld niet aan het kweeken van
eigen groente kunnen denken de dui
zenden stedelingen van twee- of drie-hoog
vooral een grooter voorraad te hunner
beschikking hebben. De ernst der lijden
maakt het nu meer dan ooit noodzakelijk,
ook te handelen in het algemeen belang.
Het algemeen belang en het eigen belang
kunnen nu ten opzichte van den tuinbouw
zoo goed hand aan hand gaan.
De vraag wordt ons nu gesteld, welke
terreinen voor bezaaiingin aanmerking komen.
Het verdient natuurlijk geen aanbeveling,
beslag te leggen op reeds bestaanden
tuingrond. Immers, dat zou geen verhooging
van de productie ten gevolge hebben. Allicht
evenwel kan er hier of daar desnoods voor
gezamenlijke rekening, een stuk weiland in
moestuin herschapen worden of kan men
een plek, vroeger steeds voor bloemen enz.
gereserveerd, daartoe bestemmen. Zelfs van
stadstuinen, van de grootere vooral, zal men
zeer goed gebruik kunnen maken.
Hoofdvereiscbten zijn: een goede bodemgesteld
heid en veel licht en zon. Dat laatste zoekt
men, jammer genoeg, dikwijls te vergeefs
tusschen de hooge muren onzer groote steden.
Wie in dit opzicht onder gunstige omstan
digheden verkeert, doet werkelijk beter, den
verbouw aan anderen over te laten. Het
gevaar, dat alle kosten en moeiten geen
vruchten zouden dragen, is te groot.
Wat de grondsoort betreft, daarin behoeft
men niet al te kieskeurig te zijn. Immers de
beroemde Nederlandsche tuinbouw wordt
uitgeoefend zoowel op zand- als op klei-,
op veen als op gemengden bodem. Men diei.t
evenwel aan de gesteldheid van den grond
alle aandacht te schenken, omdat hiervan
voor een zeer groot gedeelte de kwestie van
slagen ef mislukken afhangt. Elk In gebruik
te nemen terrein moet een uit zich zelf al
niet te geringe mate van vruchtbaarheid
bezjtten. Wellicht kan men vertrouwbare in
lichtingen in de omgeving verkrijgen en
men kan ook afgaan op de ontwikkeling van
vroeger gekweekte planten of van het op
geschoten onkruid. Te arme grond zou
slechts vruchtbaar te maken zijn door een
rijkelijk gebruik van meststoffen en daarvan
is de voorraad in ons land momenteel zeer
beperkt. Daarom mag men nu deze stoffen
niet aan het gebruik onttrekken voor een
op zijn minst genomen twijfelachtig succes.
Wij mogen, zij het dan ook in 't klein, niet
in de fout vervallen, die Duitschland be
gaan heeft in 't groot door in dezen oor
logstijd zelfs zeer arme heidevelden te ont
ginnen, terwijl er geen voldoende mest
stoffen aanwezig waren; deze poging is
aldaar op een groote mislukking uitgeloopen.
Aan terrein, dat jaren aaneen als weiland
gebezigd werd, zouden wij in 't algemeen
de voorkeur geven. Bij hoog gelegen grond
zal men allicht rijkelijk moeten gieten, doch
dat bezwaar is, vooral voor een betrekkelijk
'kleine oppervlakte, niet onoverkomelijk; bij
lagen vochtigen bodem zorge men zooveel
mogelijk voor een goede afwatering. Wie
de tuinderij wil gaan beproeven op zeer
laag veld, zooals dat in de naaste omgeving
van Amsterdam veelvuldig voorkomt, grave
langs zijn terrein, en zoo noodig ook er door
heen, een fiinken greppel, die in de
naastbijzijnde sloot kan uitmonden. Terrein, dat in
't geheel niet kan afwateren, bebouwe men
niet te vroeg in het voorjaar.
De eerste bezigheid voor lederen tuinier
is het spitten van den bodem. Hoe gemak
kelijk dit ook moge schijnen, toch eischt
het een zekere bekwaamheid. Leeken doen
verstandig dezen arbeid op te dragen aan
ter zake kundigen, want ook van het
spitten hangt veel meer af, dan men
oppervlakkig wel zou meenen. Bovendien
is het een zwaar werk en iemand, die voor
het eerst in zijn leven de spade eenige
uren aaneen gehanteerd heeft, zal de ge
volgen er van ongetwijfeld ondervinden.
Zoo stijf kan men er van worden, dat men
er tegen op ziet, zich ook maar nmaal te
bukken. En bukken moet men zich bij het
verdere tuinderswerk juist zeer veel. Wil
men zich toch zelf met deze bezigheid be
lasten, dan zorge men er voor, dat de grond
regelmatig wordt omgeworpen tot op een
diepte van 40 45 cM.
Zeer belangrijk is ook de kwestie van be
mesting. Nu gaat het niet aan, in een paar
regels bruikbare wenken daartoe te geven.
Wie op zijn tuingrond buren treft, die de
behoeften van den bodem kennen, heeft aan
hen de beste vraagbaak.
Zoowel stal- als kunstmest is in dezen tijd
moeilijk te krijgen. Wie bij den een of ande
ren boer wat stalmest los kan krijgen, grijpe
deze gelegenheid met beide handen aan.
Bij het gebruik van stalmest (bij voorkeur
oude koemest) rekent men op niet al te
zwaren grond noodig te hebben een krui
wagen vol per 12 M2. Een zoodanig bemeste
grond kan werkelijk goede resultaten op
leveren. De hooge mestkosten 75 cents
en meer per kruiwagen worden door de
meerdere opbrengst ruimschoots gedekt.
Stalmest wordt als een dunne laag over
den tuin uitgespreid en wordt dan tijdens
het spitten niet al te diep ondergewerkt.
Kunstmest moet nu zoo spoedig mogelijk
bij een goed bekend staanden handelaar
aangevraagd worden. Men wake er voor,
geen artikelen te nemen, waaraan soms heel
mooie namen gegeven worden en waarvoor
vooral nu -veel reclame gemaakt wordt. De
bestaande gemengde meststoffen voer blad
groente, peulvruchten enz., mits weer be
trokken van een vertrouwd adres, kunnen
ook prachtige uitkomsten opleveren. Wie
vlug bestelt heeft nog kans, dat zijn order
uitgevoerd wordt.
Deze meststoffen worden gelijkelijk uitge
strooid na het spitten en doordien de tijd
dringt, ga men er nu toe over, voordat het
zaad aan de aarde wordt toevertrouwd.
Een volgende maal hopen wij te spreken
over de teelt van vroege gewassen; die In
den loop van deze maand of gezaaid of
geplant kunnen worden.
D. - D.
W. C. M. te L. Uw voornemen, om een
stuk weiland voor tuingrond te bestemmen,
verdient zeer zeker aanbeveling, vooral als
de grond niet te arm is en voor het be
oogde doel blijvend geschikt is. De
ondergespitte graszoden vormen een goede be
mesting. Het gebrek aan arbeidskrachten is
in menige streek werkelijk nijpend, en wordt
verhoogd door het in militairen dienst hou
den van zeer velen, die uttig kunnen zijn
voor de productie. Voonoopig is er geen
sprake van verhooging van het percentage,
voor bijzondere verloven vast gesteld; door
dezen maatregel wordt de productie zeer
geschaad. Er zijn evenwel nog tot land- en
tuinbouwarbeid geschikte geïnterneerden
beschikbaar; aanvragen aan het Hoofd van
het Bureau Interneerlng, algemeen Hoofd
kwartier te den Haag.
Het wil ons ook voorkomen, dat U in
Uw woonplaats genoeg bekwame militairen
kunt vinden, bereid om in hun vrijen tijd
te helpen.
Ten slotte is het voor iederen amateur
zeer aan te bevelen, de lichtere werkzaam
heden zelf te doen. Vele verloren uren kun
nen nog productief gemaakt worden.