De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 24 maart pagina 1

24 maart 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 8074 Zaterdag 24 Haart A°. 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON | Prijs per No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loo en per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Adverteniiën omslag f 0.35 p. regel, biniienpag. f 0.40 p. regel HTHOUD! BIsdz. 1: Onze Baitenla"dsche Zaken en h-1 Parlement, door v. H. Het Klasrt Op, door Frederik vut E«dea. Zaait en Plant, door D?D. en F, H. Burgera. 2: Bmtenl. Overzicht, door O. W. Kernkamp. De Enssisohe Bevolatie, teekening T»n Jordaan. Btf de Revolutionairen in Bosland, door mr. Jaoob Israël de Baan. Krekel zang, door J. H. Speenhoff. 3: Ontduiking van Belastinj, door W. W. Osinga. Feuilleton: Jack Londen, door Upton Sinclair. 5: Voor Vrouwen, door Elia. M. Bogge. Michelet over Frankrijk, door prof. Gustave Oohen. 7: Volkszangavond, door Th. M. Kete'.aar, met teekentngen van Ia. van Mens. Zaait en Plant, teekening van Jo»n Collette. Medische Kroniek, door 8.?8. Boek bespreking, door B. Brngmans en Jao. P. Thysse. Henri Viotta's afscheid v»n het Residentie Orkest, door B. Bottrnheim. Uit het Kladsohrift yan Jantje. Muziek in da Hoofdstad, door mr. H. H. van Leeuwen, 9: Finanoiëa en Economie, door J. 0. Saotilhano. 10: Berlage's uitbreidingsplan Zn!d. £en nieuwe Wandelwcg. Een Cabaret. Maatschappij, door Vrolik. met teekening yan A. Grobben. Leekenspiegel. Op weg naar de Baje», teekening van Wybo Meijer. 11: De Nederlandsche Havens voor bewapende handelsgchepen gesloten, teekening yan Joh. Braakeusiek. Busland's Toekomst, teekening yan Oeorge yau Baemdonck. -Sonaakrnbriek, red. dr. A.. Q. Olland. Darnrnbriek, red. E. O. de Jonge. B(Jvoegs«l: Rsvolutie in Rusland, teekening vin Joh. Braakraiiek. iiitiiiiiiiiiiiiiiiiniitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiMiiiiiiiiini ONZE BUITENLANDSCHE ZAKEN EN HET PARLEMENT Het is lente, en met de lente komen de lawines los. Daar in de hoogte zitten de sneeuwpakken en rotsblokken als onheilspellende reuzen. Zullen ze omlaag Komen? Aan welken kant? Wanneer? Wat voor weg zullen zij kiezen? Zullen zij eenig stil dal tot hun prooi zoeken, om er schrik en verplettering te brengen ? Ook wij zien gespannen naar de drei gende massa's, die daarboven op kantelen staan. Komt er wat onze richting uit? Want;in ook een van die stille dalen, waar de stormval heen leiden kan, ligt Nederland. Wat wordt het: Een Duitsche terugtocht of een naderende overwinning in het veld? Een herboren, met nieuwen moed strij dend Rusland, of een naar machte loosheid afzakkende anarchie? De beslissing geworpen door Amerika's hand, of alleen maar een neutrale mogendheid te minder in den strijd, waarin wij juist aan de Amerikaansche onzijdigheid nog een houvast hadden? De kwestie der bewapende handelsschepen, zal ze weer insluimeren, dan wel eensklaps een der partijen of beiden, door den wind doen gaan? Zal het weefsel van diplomatieke schik kingen, nu weer omtrent onze scheep vaart gemaakt, haar tegen de torpedee ringen beschermen. ja en hoelang? Zoo ziet men niets dan groote onzeker heid. Er kunnen spoedig groote beslis singen vallen, maar 't hangt er van af, naar welken kant. Wanneer, zooals de Duitsche bladen voorspellen, Rusland verzwakt, of de overwinning van Hindenburg in Frankrijk komt, dan zal de roes van den strijd eerst recht aan breken. Dan tuimelt allicht een lawine ook dwars over ons heen. Wij willen niet zeggen, dat we pes simistisch gestemd zijn. Maar tot onbe vangen optimisme zien wij toch ook geen kans. * * Meer dan ooit is dus een ieder be kommerd om de buitenlandsche zaken". Meer dan ooit hebben wij echter ook het gevoel, hoe daar de gewichtigste volkszaken liggen, maar: hoe zij tevens buiten 't volk, buiten 't land om, worden geleid. Waar komen wij voor te staan? Zal tegenover de wederstrevende belangen omtrent de bewapende handelsschepen, van regeeringswege een keus worden gedaan? Zoo is reeds vaker geschied: terecht is er onlangs op gewezen, dat de zoo gewichtige beslissing op Wilson's oproep aan de neutralen om zich aaneen te s'uiten, voor Nederland in 'n gesprek tusschen eenen Minister en een Gezant is afgedaan. Een bewijs, hoe er over de hoofden heen kan worden beslist! Het is nog geen wantrouwen, wanneer men er geen vrede mee heeft, dat in deze dagen weer de zwaarwichtigste zaken boven ons hoofd hangen en dat dit ge heel buiten het volk of zijne vertegen woordigers om gaat. Neen, geen wantrouwen. Maar: 't ge voel, dat in den tegenwoordigen vorm van besturen der buitenlandsche zaken iets hapert, waardoor op 't gegeven oogenblik de hoofdzaak spaak kan loopen: het zelfbewustzijn van het volk. Het dagblad Het Volk" deed goed, eenige dagen geleden nog eens te her inneren aan het voorstel, door den heer van Leeuwen in de Tweede Kamer ingediend. Wij hebben die motie nog eens opge zocht. Zij luidde: de Kamer van oordeel, dat het algemeen belang verlangt, dat haar aandeel in het bestuar der buitenlandsche betrekkingen wordt vergroot, besluit eene b ij zondere Com missie voor de Buitenlandsche Zaken te benoemen." Wij hebben ook den dag der indiening nog eens bekeken: die was 13 Decem ber 1915. Maar toen wij eindelijk trachtten na te gaan, wat er met dit gewichtige voor stel verder is gebeurd, konden wij slechts vinden: niets! Nu schrijven wij 24 Maart 1917, ander half jaar later. En al dien tijd heeft de Volksvertegen woordiging nagelaten, eene beslissing te nemen op een zoo gewichtig en voor haar gereedgemaakt voorstel van zoo dringend gewicht. Waarlijk, hier is nu weer eens iets tastbaars, waarvoor men in dezen buitengewonen tijd in den Haag had kunnen zorgen! Maar neen, geen haan heeft er meer naar gekraaid. Het slaapt nog. Een leelijk teeken des tijds! * * En echter, want dit is het voor naamste, wanneer men de zaak dan nóg eens ter hand nam? De tjjd vraagt er weer des te meer om. Ook de komende tijd. Hoe dichter de vrede, des te noodzakelijker wordt voor de natie het gevoel, dat niet enkele regeeringsmannen en ambtenaren, zonder over leg, zonder voeling met eenig orgaan van de publieke opinie en zonder ge stadige verstandhouding met volksver tegenwoordigers, de draden van onze buitenlandsche verhoudingen verder spinnen. Men begrijpt natuurlijk zeer wel, dat er nheid van leiding in de buitenland sche politiek dient te blijven. Men wil de regeering niet aan een omslachtige en praatgrage commissie gebonden zien. Men begrijpt echter aan den anderen kant ook, dat alleen om de zooveel tijden een comité-generaal", niets geeft. Ook het gevaar van uitlekken" wil men onder de oogen zien, wij herinneren het ons immers allen reeds van 't Secreet Besogne, 't welk zoo weinig Secreet" was, dat Jan de Witt het besluit tot den tocht naar Chattam voor de vergadering liet afbrabbelen, alsof het onder de meest onbeduidende ingekomen stukken be hoorde. Men erkent ook, dat grondwettig de Koning het opperbestuur der buiten landsche betrekkingen uitoefent. Doch wij weten aan den anderen kant, dat de bepaling veeleer is geschreven tegen het oude misbruik, dat steden of pro vinciën hun eigen buitenlandsche politiek voerden, en in geen geval in onzen parlementairen tijd kan worden gebruikt om de regeering te verbieden, samen werking met het parlement te zoeken. De hinderpaal van een grondwetsher ziening, die de Minister in den weg plaatste, is er toch in elk geval niet per se voor noodig! Mocht verandering van art. 57 echter werkelijk onmisbaar geacht worden: des te erger, dat die dan in de herziening van 1916 niet opgeno men is! Men weet ook, dat in verscheidene andere landen de regeering wel degelijk, en met vrucht, de samenwerking met de volksvertegenwoordiging ook voor buitenlandsche zaken gevonden heeft. Wij noemen nu bijvoorbeeld alleen reeds Noorwegen en Zweden. En men is met dat al des te minder voldaan over den onoverbrugden afstand, die steeds blijft bestaan tusschen het bestuur van orze buitenlandsche zaken en de natie, wier land het dan toch maar geldt! * * Misschien herinnert deze of gene zich nog het woord van Thorbecke over de Buitenlandsche Zaken in Nederland: het meest autocratische gouvernement, mijn heer de Voorzitter, doet tegenwoordig voor publiciteit in de diplomatie meer, dan ons Ministerie in een constitutioneelen staat, dan hier in de vergadering der Volksvertegenwoordiging. De meest autocratische Gouvernementen gevoelen de behoefte om zich te verantwoorden en aan ondersteuning bij het publiek." En nu moge het wel iets anders zijn geworden, dan op den 27sten November 1854, toen die rede gehouden werd. Maar buitenlandsche zaken" is toch nog altijd een toevluchtsoord van 't bestier der hoogste belangen des volks, buiten het volk om. Het is volkomen ongewenscht, en het kan nog erger dan dit zijn, zulks te bestendigen. De weg ter verbetering kan worden benaderd door eene niet te groote com missie uit het parlement, die geregeld samenkomt met den Minister van Bui tenlandsche Zaken: het buitenlandsch regeeringsbeleid gevoerd in de behoefte om zich te verantwoorden en aan on dersteuning bij het publiek." Niemand zal meenen, dat met zulk eene commissie alles is te behalen. Nog onlangs schreef Bernstein, dat de ervaring in Duitschland, waar een vaste commissie bestaat, niet heeft aangetoond, dat hierdoor een zeker middel verkregen is om de voeling van de buitenlandsche politiek met da de mocratie wezenlijk te versterken. Daarnaast moeten blijven bevorderd: zooveel mogelijk openbaarheid, gedachtenwisseling met de geheele Kamer, con tact met de pers en voorlichting van 't publiek. Ook dan blijft nog altijd iets waar van wat zelfs een Jean Jacques Rousseau, de groote democraat zeide: voor het beleid van de staatsbelangen tegenover het buitenland is het volk niet geschikt, het is te zeer onbekend met de groote grondstellingen van den Staat (Les Grandes maximes de l'Etat)." Maar wie is dat, op zich zelf, in Ne derland eigenlijk wel? De buitenlandsche staatkunde is ten onzent te lang als een zaak beschouwd, waarmede men zich niet bemoeide. Te zeer ook zijn: buitenlandsche staat kunde" en diplomatieke routine" als gelijkluidend beschouwd. Laatstgenoemde, daar blijft de burger wereld van buiten. Maar wat de eerste betreft, die is zeker geen monopolie der diplomaten, en daar kunnen andere, bekwame Nederlandsche mannen, toch ook nog wel een inzicht in hebben l Eene Commissie voor de Buitenlandsche Zaken behoeft louter voordeel, en geen enkel nadeel te hebben. Zouden Regeering en Kamer, onder den indruk der thans hangende lawines, de zaak nog niet tot een spoedig beslag kunnen brengen? ledere dag is nóg een dag langer uitstel, en dus een verwijt te meer. v. H. HET KLAART OP Hoe is het nu, kleingeloovigen? Ziet ge nog altijd niets als verwarring, wanorde, chaos, jammer en ellende? Roept ge nog altijd maar: ophouden! ophouden! in angst en nood om uw veilig voorspoedig behagelijU' leeventje ? Ziet ge nog altijd niet welke geweldige verandering beezig is zich te voltrekken, met de statige, onverwachte en onver klaarbare stelligheid van een natuurver schijnsel, een vulkaanuitbarsting of een bergverschuiving? Ziet ge nog niet den omvang van het groote gebeuren, waarin alle kleine indi vidueele krachtjens worden opgenoomen en gepolariseerd, zonder dat de enkellingen precies elks eigen functie kennen ? Zoomin als de milliarden koraaldierljes weeten dat ze beezig zijn een eiland te bouwen? Ziet ge nog niet, hoe nu eindelijk de vormen en lijnen zich duidelijk af teekenen in den neevel van onzeekerheid en ver warring? Het klaart op. Er komt licht. De scheemering wordt blanker. De dingen laten zich onderscheiden. De bliksemslag heeft het landschap heinde en ver verlicht. Wij zien waar de groote stoet der menschheid heenen trekt. Ver, ver vooruit zien wij den weg. En wie gezien heeft, al was 't maar voor n seconde, hij juicht in zijn hart en gaat den zwaren gang des te blij moediger en krachtiger. Rusland bevrijd! Door eigen kracht bevrijd, in een ommezien, met tooverachtige, ongeloofelijke vlotheid. Is het niet a!s een droom? Kon er voor de arme, geplaagde, verblinde menschheid iets zeegenrijkers gebeuren ? Rusland bevrijd! De gevangenissen der politiek-veroordeelden geopend, de russische Bastille ingenoomen, de bal lingen uit Siberiëteruggeroepen! Twee honderd duizend waren het er. Een democratisch bewind aan 't hoofd, een programma van vrijheid en verlich ting uitgevaardigd! Welk een gebeurtenis. Free Russia" heette het kleine blaadje, in Londen geschreeven en gedrukt, waar door de Londensche groep van russische ballingen, om den eedelen Kropotkin ge schaard, gemeenschap onderhield met de verdrukte geestverwanten in het groote donkere Tsarenrijk. Duizenden van die blaadjes, op dun papier met" kleine letter gedrukt, zijn door mijn handen gegaan. Ik kreeg ze van Volkowsky en Tsaikowsky, ver deelde ze opver een groot aantal envelloppen, liet de adressen in ver schillende handschriften schrijven, en deed ze dan in allerlei kleine plaatsen van Nederland op de post. Op die manier was het ondoenlijk voor de russische censuur om ze allen te onderscheppen, 50 pCt. gingen mis schien verlooren, maar de ooverigen kwamen Rusland binnen en circuleerden onder het volk. Free Russia! En nu mag ik er voor uitkoomen, nu mag het bevrijdende woord gesprooken worden! Nu is de schoone droom ver werkelijkt. Vrij Rusland! het is bijna te goed om te gelooven. Natuurlijk worden er veel hoofden geschud en schouders opgehaald. Het zal wel weer mis loopen, zeggen zeeker de beneepenen, de twijfelaars. En al ware dat zoo, dan nog is en blijft het een heerlijke gebeurtenis, en tot de oude jammertoestand keert het nooit terug. De gang der menschheid is te ver tragen, maar niet te keeren. Misloopen" kan het, maar niet zoo als in de Fransche revolutie, toen de reactie in 1815 weer schijnbaar geheel zeege vierde. Misloopen is alleen dan moegelijk als de dweepers, de blinde idealisten, met hun al te ver reikende theoriën de ooverhand krijgen. Dan alleen zou er weer wanorde en verwarring ontstaan en de moogelijkheid zich voordoen dat een sterk geweetenloos leider de reactionairen vereenigde en tot macht verhief. Maar de menschheid is vooruitgegaan, er zijn leerrijke voorbeelden, en er is de steun van machtige volken die weeten wat een democratisch beheer vereischt. En waar zullen de anti-revolutionairen" blijven? Als het blijkt dat er een revolutie moegelijk en noodig is, die alleen de christelijke beginselen van verdraagsaamheid en vrijheid tot gelding brengt? Een revolutie die tegelijk het despotisme en het drank-misbruik- bestrijdt, die op ruiming houdt onder al de schijnkooningen en machtigen door geweld, die nader brengt wat alle oprechte Christenen wenschen: broederschap en vreede op aarde? Zal men dan gaan inzien dat antirevolutionnair niets anders beteekent als: anti-Christelijk? Een van de laagste menschelijke mo tieven : vrees, is de basis van het antirevolutionnaire weezen. Vrees voor de guillotiene, voor Ro bespierre, voor de aantasting van het dierbare eigendomsrecht. Dat is de kern van de strooming die zich anti-revolutionnair heeft genoemd, om de angstigen en beneepenen te lokken. Maar wij weeten uit de geschiedenis, dat een beweeging als nu in Rusland is ontstaan, voortwerkt en aansteekelijk om zich grijpt. Zoo ging het in 1848. En niets anders kunnen wij nu wenschen: mooge de groote vloedgolf die zich nu in Rusland verheft, zich voortplanten oover heel Europa!! En al zullen dan ook dierbare eigendoms-rechten in 't gedrang koomen, wat nood! wanneer de kracht maar getem perd wordt door bezadigdheid en beleid, en de dweepzucht bij tijds beteugeld. Wij beleeven groote dagen, vol ont zetting, maar ook vol hoop en vertrouwen, nu de kim verheldert en de groote lijnen van het gebeurende zich duidelijk afteekenen voor den vrijen blik. FREDERIK VAN EEDEN Dat ieder zoo maar in staat zou zijn, de fijnste en uiterst moeilijk te kweeken groen ten met succes te behandelen, ziedaar een ongerijmd denkbeeld. Genoeg is het wan neer ook leeken de teejt van meer gewone groentesoorten, die juist veelal de voed zaamste ":en rijkst dragende zijn, met goed gevolg ter hand kunnen nemen. Daartoe kunnen de volgende wenken bijdragen. Als wij thans kracntig de hand aan den ploeg slaan, bereiken wij een tweeledig doel: in de eerste plaats vergroot ieder, die zich op den tuinbouw gaat toeleggen, voor zichzelf de kans, in de naaste toe komst voor gebrek gevrijwaard te blijven, en bovendien draagt hij het zijne er toe bij, dat die Nederlanders, die met den besten wil ter wereld niet aan het kweeken van eigen groente kunnen denken de dui zenden stedelingen van twee- of drie-hoog vooral een grooter voorraad te hunner beschikking hebben. De ernst der lijden maakt het nu meer dan ooit noodzakelijk, ook te handelen in het algemeen belang. Het algemeen belang en het eigen belang kunnen nu ten opzichte van den tuinbouw zoo goed hand aan hand gaan. De vraag wordt ons nu gesteld, welke terreinen voor bezaaiingin aanmerking komen. Het verdient natuurlijk geen aanbeveling, beslag te leggen op reeds bestaanden tuingrond. Immers, dat zou geen verhooging van de productie ten gevolge hebben. Allicht evenwel kan er hier of daar desnoods voor gezamenlijke rekening, een stuk weiland in moestuin herschapen worden of kan men een plek, vroeger steeds voor bloemen enz. gereserveerd, daartoe bestemmen. Zelfs van stadstuinen, van de grootere vooral, zal men zeer goed gebruik kunnen maken. Hoofdvereiscbten zijn: een goede bodemgesteld heid en veel licht en zon. Dat laatste zoekt men, jammer genoeg, dikwijls te vergeefs tusschen de hooge muren onzer groote steden. Wie in dit opzicht onder gunstige omstan digheden verkeert, doet werkelijk beter, den verbouw aan anderen over te laten. Het gevaar, dat alle kosten en moeiten geen vruchten zouden dragen, is te groot. Wat de grondsoort betreft, daarin behoeft men niet al te kieskeurig te zijn. Immers de beroemde Nederlandsche tuinbouw wordt uitgeoefend zoowel op zand- als op klei-, op veen als op gemengden bodem. Men diei.t evenwel aan de gesteldheid van den grond alle aandacht te schenken, omdat hiervan voor een zeer groot gedeelte de kwestie van slagen ef mislukken afhangt. Elk In gebruik te nemen terrein moet een uit zich zelf al niet te geringe mate van vruchtbaarheid bezjtten. Wellicht kan men vertrouwbare in lichtingen in de omgeving verkrijgen en men kan ook afgaan op de ontwikkeling van vroeger gekweekte planten of van het op geschoten onkruid. Te arme grond zou slechts vruchtbaar te maken zijn door een rijkelijk gebruik van meststoffen en daarvan is de voorraad in ons land momenteel zeer beperkt. Daarom mag men nu deze stoffen niet aan het gebruik onttrekken voor een op zijn minst genomen twijfelachtig succes. Wij mogen, zij het dan ook in 't klein, niet in de fout vervallen, die Duitschland be gaan heeft in 't groot door in dezen oor logstijd zelfs zeer arme heidevelden te ont ginnen, terwijl er geen voldoende mest stoffen aanwezig waren; deze poging is aldaar op een groote mislukking uitgeloopen. Aan terrein, dat jaren aaneen als weiland gebezigd werd, zouden wij in 't algemeen de voorkeur geven. Bij hoog gelegen grond zal men allicht rijkelijk moeten gieten, doch dat bezwaar is, vooral voor een betrekkelijk 'kleine oppervlakte, niet onoverkomelijk; bij lagen vochtigen bodem zorge men zooveel mogelijk voor een goede afwatering. Wie de tuinderij wil gaan beproeven op zeer laag veld, zooals dat in de naaste omgeving van Amsterdam veelvuldig voorkomt, grave langs zijn terrein, en zoo noodig ook er door heen, een fiinken greppel, die in de naastbijzijnde sloot kan uitmonden. Terrein, dat in 't geheel niet kan afwateren, bebouwe men niet te vroeg in het voorjaar. De eerste bezigheid voor lederen tuinier is het spitten van den bodem. Hoe gemak kelijk dit ook moge schijnen, toch eischt het een zekere bekwaamheid. Leeken doen verstandig dezen arbeid op te dragen aan ter zake kundigen, want ook van het spitten hangt veel meer af, dan men oppervlakkig wel zou meenen. Bovendien is het een zwaar werk en iemand, die voor het eerst in zijn leven de spade eenige uren aaneen gehanteerd heeft, zal de ge volgen er van ongetwijfeld ondervinden. Zoo stijf kan men er van worden, dat men er tegen op ziet, zich ook maar nmaal te bukken. En bukken moet men zich bij het verdere tuinderswerk juist zeer veel. Wil men zich toch zelf met deze bezigheid be lasten, dan zorge men er voor, dat de grond regelmatig wordt omgeworpen tot op een diepte van 40 45 cM. Zeer belangrijk is ook de kwestie van be mesting. Nu gaat het niet aan, in een paar regels bruikbare wenken daartoe te geven. Wie op zijn tuingrond buren treft, die de behoeften van den bodem kennen, heeft aan hen de beste vraagbaak. Zoowel stal- als kunstmest is in dezen tijd moeilijk te krijgen. Wie bij den een of ande ren boer wat stalmest los kan krijgen, grijpe deze gelegenheid met beide handen aan. Bij het gebruik van stalmest (bij voorkeur oude koemest) rekent men op niet al te zwaren grond noodig te hebben een krui wagen vol per 12 M2. Een zoodanig bemeste grond kan werkelijk goede resultaten op leveren. De hooge mestkosten 75 cents en meer per kruiwagen worden door de meerdere opbrengst ruimschoots gedekt. Stalmest wordt als een dunne laag over den tuin uitgespreid en wordt dan tijdens het spitten niet al te diep ondergewerkt. Kunstmest moet nu zoo spoedig mogelijk bij een goed bekend staanden handelaar aangevraagd worden. Men wake er voor, geen artikelen te nemen, waaraan soms heel mooie namen gegeven worden en waarvoor vooral nu -veel reclame gemaakt wordt. De bestaande gemengde meststoffen voer blad groente, peulvruchten enz., mits weer be trokken van een vertrouwd adres, kunnen ook prachtige uitkomsten opleveren. Wie vlug bestelt heeft nog kans, dat zijn order uitgevoerd wordt. Deze meststoffen worden gelijkelijk uitge strooid na het spitten en doordien de tijd dringt, ga men er nu toe over, voordat het zaad aan de aarde wordt toevertrouwd. Een volgende maal hopen wij te spreken over de teelt van vroege gewassen; die In den loop van deze maand of gezaaid of geplant kunnen worden. D. - D. W. C. M. te L. Uw voornemen, om een stuk weiland voor tuingrond te bestemmen, verdient zeer zeker aanbeveling, vooral als de grond niet te arm is en voor het be oogde doel blijvend geschikt is. De ondergespitte graszoden vormen een goede be mesting. Het gebrek aan arbeidskrachten is in menige streek werkelijk nijpend, en wordt verhoogd door het in militairen dienst hou den van zeer velen, die uttig kunnen zijn voor de productie. Voonoopig is er geen sprake van verhooging van het percentage, voor bijzondere verloven vast gesteld; door dezen maatregel wordt de productie zeer geschaad. Er zijn evenwel nog tot land- en tuinbouwarbeid geschikte geïnterneerden beschikbaar; aanvragen aan het Hoofd van het Bureau Interneerlng, algemeen Hoofd kwartier te den Haag. Het wil ons ook voorkomen, dat U in Uw woonplaats genoeg bekwame militairen kunt vinden, bereid om in hun vrijen tijd te helpen. Ten slotte is het voor iederen amateur zeer aan te bevelen, de lichtere werkzaam heden zelf te doen. Vele verloren uren kun nen nog productief gemaakt worden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl