De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 31 maart pagina 1

31 maart 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

NV2075 Zaterdag 31 Maart A'. 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIQ DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON | Prijs per No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loo en per jaar | | UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WAKENDORF, AMSTERDAM ] | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel | INHOUD! Bladz. 1: IndiêWeerbaar, door T. H. Bnitonl. Overzicht, door G. W. Kernkarap. Zaait en Plant. 2: De Amsttlstroom getorpedeerd, t-èkrniDg van Jordaan. P. Labori, door mr. H. LoaisIsraëls. Krekelzang,door S. H. Speenhoff. De groei eener Inheemsche Indnstrie, door J. N. Kattf-nbunr. - Qao Vadis, door J. J. Puister.- 3: Uit het Patlement, door Gamerarias Verkiezing in District IV, door Jastas. Feuilleton; Jack London, (slot), door Upion Si- olair. 5: Voor Trouwen, door Elis. It.Kogge.?UitdeNatuur.door Jao.P.Thysse. 7: Het 25-jarig Hoogleeiaarscbap van prof. &f. 3. te Winkel, door prof. dr. A G. Tan Hamel. Eiseenlot ffel's Kunsthandel, door H. Dramati sche Kroniek, door Top van RbfjaNaefi - 8. Boek besprekingen van prof. dr. H. Brugmans en Jao. P. Thjjsse. Da terugtrekkende beweging dar Dnitsohei s teek*nine van Ueorge van Baemdonck. Tentoonstellingen, door Plasscbaert. 9: Finnneiëa en Economie, door J. D. Santilhano. 10: Uit het Klad schrift van Jantje. Eantteekeningen van een Landstormpliobtige, door Melis Stoke, m t teekeningen van Is van M«ns. H: Vorstenzorg, teekening van Joh. Braakensiek. Spreekzaal. Schaak rubriek, red. dr. A. Q. OllanJ. -Damrnbriek, red. K. O. de Jonge. Bffvo»gs«l- Noord-Franirflk door den t-rngtrekkendeo vjjandverw ot teektnine v.Joh.Braakeniiek. lllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllUIIIIUIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllll INDIËWEERBAAR Men zou aan de beweging Indi Weerbaar", zooals zij uit Insulinde tot ons is gekomen, wel eene memorie van toelichting willen medegeven, waarop slechts uitdrukkelijk deze woorden: Weerbaar = Levenskrachtig. Want zoo toch is, bedriegen wij ons niet, de eigenlijke idee waaruit de zaak geboren is. Weerbaar beteekent: geschikt om weer stand te bieden, en voor de inlandsche gedachten behoeft die weerstands kracht niet juist alleen uitgeoefend te worden tegen eenen buitenlandschen vijand, -- maar tegen de m >eilijkheden des levens in het algemeen, en tegen de problemen van den modernen vooruit gang in het bijzonder. Wanneer men dit in Holland goed wil verstaan, zal men de inlanders, die van onder den evenaar tot ons zijn ge komen, waarschijnlijk met eenige andere belangstelling nog tegemoet komen, dan zoo men er een groepje enthousiasten in moest zien, die onder de tropen door de lust naar recrutenschool en equipementstukken bekropen zijn! Wel niemand uit den kring, die de vorige week een samenzijn met de inlandsche leden der deputatie en hunne geleiders had, zal daarvan zonder een onuitwischbaren indruk zijn weggegaan. Hier spraken achtereenvolgens drie in landers uit verschillende deelen van den archipel: een regent, van Java; Abdoel Moeis, van maleische geboorte uit de Padangsche Bovenlanden; en de jeug dige Laoh, uit de Minahassa Allen spra ken dezelfde woorden: ons land, ons volk, wil den vooruitgang, en alleen gij, Nederland, zijt aangewezen om ons daarbij te helpen. Het is de natuurlijke samenwerking tusschen twee deelen van eenzelfde Rijk, en evengoed als van uit Holland in afgelegen streken van Drente ont ginning en ontwikkeling is geb'racht, evenzoo is het een taak der Nederlanders, Indie, dat alleen maar een beetje ver deraf ligt en een beetje mysterieuzer is dan 't Drentsche achterland, de midde len te brengen van wat men nu eenmaal nog niet anders noemen kan dan: cultuur. Nederland moet ons onderwijs geven, werd er gezegd. Wij steken de handen er voor naar Nederland uit. Het moederland moet ontwikkeling en energie aanbrengen, zoo heette het ver der. Moederland, pakt ge haast aan ? Laat uw kapitalen onze mijnen aan boren, onze bedrijven in't leven roepen, onze bronnen van bestaan doen .vloeien, sprak een derde. Maar maak dan tevens van onze inlandsche jongelingen mijnbouwkundigen, zoodat wij ze niet meer uit de Australiërs hoeven te be trekken; laat ons zelve technische en wetenschappelijke medewerkers zijn voor wat er op ons gebied kan gebeuren. Doch,... de stooten moeten komen van Nederland. Kon het maar eens meer algemeen doordringen, tot vele jonge en flinke mannen ten onzent, die voor dergelijkea kolonialen arbeid te bezielen zijn. En bovenal: hadden wij maar eenen kolonialen bestuursvorm, hadden wij maar koloniale bestuurders, die met een volkomen program van actie en met flinken greep al die zaken op touw zetten. Zou nu alles weer dood moeten loopen in wat discussie's en wat bureaucratie, in wat theorie dit" en systeem zoo", en de groote taak blijven liggen? Het heeft er iets van. Men wanhoopt er soms aan, of 't Nederland van heden nog de doortastendheid bezit, om den hervorming- en ontwikkelingsdrang van Oost-Indiëtot kracht te brengen. Waar de teleurstelling dan groot zal zijn? Misschien bij dezen en genen Nederlander, die zijn vaderland zoo gaarne een grootsche taak zou zien ondernenen. Maar zeker onder de tal van inlanders, die nu naar het westen zijn gaan kijken, naar ons, in de verwachting dat de moeder" de handen uit de mouw zal weten te steken. Want, het werd volkomen terecht ge zegd: om aan deze idealen der inlanders te voldoen, daarvoor moet Nederland eenen organisatie-arbeid ondernemen, die misschien zijn gelijken niet heeft! Wat beteekent daartegenover 't werk van een Goedhals, die de Panamakanaal zone heeft aangepakt, wat Cromer's beleid in Egypte, wat zelfs Rhodes praestatie's in Zuid-Afrika? Dit moet het werk worden van een staf van mannen, «door een gezamenlijk streven bezield en van uit het moeder land door de hoogststaande leiders aan gevoerd. Het is alles, wij geven 't toe, geen kleinigheid. Maar wie weet, als Nederland er zich eerst eens bewust van wordt, en maar genoeg in 't groot denken gaat. Het deed ons waarlijk genoegen, dat deze Indische weerbaarheidsgedachte zulk een algemeene beteekenis blijkt te bezitten. Het militaire onderdeel krijgt daardoor ook een ander voorkomen. De paniek voor bepaalde vijanden van de Oosf is ons altijd wat zeer overdreven voorgekomen. En in het bijzonder de vrees voor Japan komt ons niet zeer gegrond voor. Verschrikte krijgstoerusting tegen den een of anderen bepaalden, maar veronderstelden, B. V. lijkt ons noch noodig, noch gewenscht. Maar wanneer daar eene geheele volks ontwikkeling voortgang heeft en eene moderne oostersche maatschappij op groeit, dan zou deze zeker niet vol dragen worden, al is 't treurig om 't te moeten bekennen, zonder eene militaire organisatie tevens. Noodzakelijk zal deze zijn, omdat ook de Stille Zuidzee eerlang een middenpunt van groote politiek worden zal, en ook Nederlandsch-Indiëdaarin de rol van groote mogendheid vervult. Het kan, en het wil dit doen als vreedzame mogendheid, maar het moet toch bereid zijn om de onzijdigheid ook daar te verdedigen, of om te weren en daardoor mede een gewicht in de schaal te leggen. Nuttig zal zulk een organisatie tevens in elk geval zijn, met name wan neer zij op de volksweerbaarheid wordt geschoeid, omdat daardoor aan het volk het bewustzijn wordt gegeven van mede te rekenen, zonder 't welk een vol dragen ontwikkeling nu eenmaal niet mogelijk schijnt te zijn. Vele Nederlanders achten zich nog verplicht, zeer wonderlijk over Indiëte denken. Is er in ons land eigenlijk wel kolo niaal gevoel? vroeg laatst de heer Van Asbeck in dit blad. Men kan antwoorden: in elk geval veel valsch koloniaal gevoel. Hoevëlen demonstreeren niet bij voor keur de hoogheid van hun karakter, door over Indiëte grijnslachen als over een plaats, waar een groep verachtelijke landgenooten met niets anders bezig zijn dan sinjo's te mishandelen en inlanders uit te zuigen. Men gnuift nog in Max Have laar, en de tooneelgezelschappen trekken volle zalen en heftige applauzen met stukken als Dolle Hans, waarin natuur lijk een edelaa^dig inlandsch vorst ge kneveld wordt, of Blank en Bruin, waarin van 't Nederlandsch bestuur in 't geheel niets overblijft. Ook in de Tweede Kamer is juist weer een obligaat smaal-solo ten beste gegeven. Doch middelerwijl wordt in Indie door bestuursambtenaren, door planters en door belangstellenden, al heel wat rustige, heilzame arbeid gedaan. Nog lang niet genoeg, zegden de in landers: zij vragen zelve om meer. Om meer ontwikkeling en omvangrijker orga nisatie. Het is Nederland, waarvan wij dit moeten hebben, klinkt hun refrein. Dit lijken toonen van meer echt kolo niaal gevoel, de toonen van Indi Weerbaar. v. H. De Russische revolutie en de oorlog De voorloopige regeering in Rusland heeft het heft in handen gehouden zoo mag men den inhoud van de berichten der laatste week samenvatten. Hoofdzakelijk zijn het correspondenten van buitenlandsche bladen, die ons een en ander over den loop der gebeurtenissen mededeelen; de nieuwe regeering zelf laat nog weinig los. De groote Engelsche couranten krijgen berichten direct uit Petrograd; de Duitsche nu eten zich vergenoegen met wat uit Stock holm wordt gtseind. Zooals te verwachten was, stemmen de berichten van die twte kanten niet geheel overeen; maar ook uit hetgeen in Duitsche 'couranten over de Russische revolutie wordt medegedeeld, krijgt men den indruk, dat de voorloopige regeering de moeilijkste dagen achter den rug heeft. Het gevaar, dat er een toestand van anarchie zou ontstaan, schijnt te zijn afge wend. Ook het comitévan de arbeiders en de soldaten heeft de voorloopige regeering erkend ; volledig vertrouwen stelt het daarin niet; het zal er door vijf zijner leden toe zicht op laten uitoefenen; maar het neemt er geen vijandige houding tegenover aan. Aan een constitueerende vergadering, door het geheele Russische volk te kiezen, zal de beslissing over den regeerlngsvorm wor den overgelaten; zoolang deze vergadering nog niet is bijeengekomen en er zullen verscheiden maanden verloopen, voordat zij haar eerste zitting kan houden zal de voorloopige regeering het gezag blijven uitoefenen. ? , Ook de aanvoerders oer' legers schijnen het nieuwe régime te hebben erkend. Er zullen onder hen verscheidene zijn geweest, die dit alleen hebben gedaan, omdat zij in de gegeven omstandigheden niet anders konden; omdat zij, terwijl de vijand nog in het land staat, geen binpenlandschen strijd wilden verwekken. De meerderheid der lagere offi cieren en der soldaten zal zoo men uit de gezindheid van het garnizoen van Petrograd en Moskou mag concludeeren tot die van het geheele leger de revolutie met vreugde hebben vernomen; maar onder de generaals moeten er velen geweest zijn, die alleen uit plichtsbesef tegenover hun volk zich in den nieuwen koers hebben geschikt. Van grootvorst Nikolai Nikolajevitch is altijd gezegd, dat hij in de opperste legerkringen werd ge waardeerd; indien het opperbevel aan hem ware opgedragen, zou dit voor vele generaals het gemakkelijker hebben gemaakt onder de nieuwe regeering te blijven dienen; gelijk men weet, heeft het arbeiderscomitéechter geen lid van het huis Romanow aan het hoofd van de legers geduld en is het opper commando toevertrouwd aan Alexejew, tot dusverre chef van den generalen staf. Vol gens een bericht uit Kopenhagen, dat van daag door de Kó nlsche Zeitung werd ge publiceerd, zou aan generaal Broessilow ontslag zijn verleend; of dit is geschied, omdat hij niet met de revolutie wilde mee gaan, dan wel of hij zelf zijn ontslag heeft genomen, omdat hij zich door de benoeming van Alexejew gepasseerd gevoelde, blijft nog onzeker; trouwens, het geheele bericht vereischt nog bevestiging. ' Nog op andere wijze heeft de revolutie in de legertoestanden ingegrepen; de tele grammen uit Petrogad maakten gewag van een verbroedering" tusschen officieren en soldaten. Voor zooverre hiermede bedoeld is een opheffing van d' militaire tucht, zal men wel met een tijdelijk verschijnsel te doen hehben; maar er werd tegelijk be richt, dat voortaan de benoeming van offi cieren bij keuze zou plaats hebben en dat de bevoorrechting van hen, die alleen door hun maatsciiappelijken stand voor hoogere rangen werden aangewezen, zou ophouden. Men zal hebben af te wachten, wat hiervan zij; indien de Russische revolutie ook hierin het voorbeeld der Fransche volgt, dat zij in het leger de bekwaamsten op de hoogste posten brengt, zal zij aan Rusland gelijken dienst kunnen bewijzen als aan het Frank rijk van 1792 en volgende jaren is bewezen door de democratiseering van het leger: ook de sansculottes hebben een einde ge maakt aan de invasie der vreemde troepen. Het compromis tusschen de verschillende partijen, waarbij de beslissing over den definitieven regeeringsvorm is overgelaten aan de constitueerende vergadering, heeft de revolutie verdaagd. Of die regeerings vorm de republiek, dan wel de parlemen taire monarchie Zctl zijn, is van. betrekkelijk ondergeschikt belang. Hoe langer de voor loopige toestand duurt, waarbij Rusland als een republiek wordt geregeerd, hoe gemak kelijker het zal vallen om djen toestand te bestendigen ; ook wordt reeds thans bericht, dat de kadetten niet afkeerig zijn van de republiek. Maar waar het alleen op aan komt is dit: dat in de constitueerende ver gadering een meerderheid wordt gevonden, die met het oude regeeringsstelsel wil breken en die voortaan staatkundige vrijheid in Rusland doe heerschen. Het vraagstuk van den regeeringsvorm zal niet het eenige, en zeker niet het be langrijkste zijn, waarover die constitueerende vergadering zal hebben te beslissen. Vier vijfden van de bevolking van het Russische rijk zijn boeren; de agrarische vraagstukken zullen in de nieuwe volksvertegenwoordi ging vermoedelijk den doorslag geven voor de partijvorming. Het is de verdiens'e van de derde Doema geweest, dat zij het ge meenschappelijk bezit van den grond de mir heeft vervangen door individueel bezit en daarmede den weg heeft geopend voor een verhooging van de productie van den landbouw; maar toen de oorlog uit brak, was dit hervormingsproces nog verre van voltooid. In die derde Doema was het grootgrondbezit het sterkst vertegenwoor digd; van de 5163 kiezers, die de leden der volksvertegenwoordiging moesten kiezen, behoorden er 2644 tot de klasse der groot grondbezitters. De politieke bedoeling, waar mede deze vergadering de agrarische her vorming invoerde, was deze: een boerenstand te scheppen, die voortaan aan de zijde der conservatieve machten zou staan en niet meer, zooals bv. de revolutie van 1905, gemeene zaak zou maken met het industrieele proletariaat van de groote steden. De toe komst zal leeren, in hoeverre deze bedoeling reeds is bereikt. Welke groote veranderingen in de maat schappelijke en staatkundige structuur van Rusland door de tegenwoordige revolutie ook op den duur zullen worden teweeg gebracht, het zijn niet deze dingen, waarop thans de aandacht het meest is gericht. Wat de revolutie van 1917 als blijvende gevolgen in Rusland zal achterlaten, is ook voor de staatkundige geschiedenis van de naaste toekomst van veel grooter belang dan het antwoord op de vraag: welke gevolgen zal die revolutie hebben voor den oorlog ? Maar toch is het te begrijpen, dat juist die laatste vraag thans wordt gesteld, nu de gedachten nog niet uitgaan naar de wereld, die er na den vrede zal komen, maar zich alleen rich ten t>p de gebeurtenissen, die een einde aan den oorlog kunnen maken. Een antwoord op die vraag kon echter niemand nog geven, zoolang er alleen ge gist kan worden naar de krachtsverhouding van de partijen, die vrede of oorlog willen. De voorloopige regeering bestaat grooten deels uit mannen, die tot dusverre ervoor hebben geijverd om den oorlog zoo krachtig mogelijk te voeren; maar zij moet ook op anderen dan op haar naaste geestverwanten steunen; zij moet het niet verkerven bij het arbeiderscomité, bij de socialisten, die altijd tegen den oorlog zijn geweest en die in geen geval van een veroveringsoorlog willen weten. Maar ook in het voor de Entente gun stigste geval, dat de voorloopige regeering door de socialistische partij niet gehinderd wordt in het concentreeren van alle kracht op de oorlogvoering, dan nog zal het eenigen tijd duren voor zij de handen daartoe vrij heeft. Zij zal in de eerstvolgende weken al hare zorg moeten wijden aan de distributie van levensmiddelen, waarin hare voorgangster zoo verre te kort schoot; ce n'tst pas la peine assurément de changer de gouverne ment, zou men in Petrogad kunnen zingen, wanneer het hongerlijden daar voortduurt. Zij zal dit moeten doen in een tijd, waarin zij nog geen vasten vat heeft op de regeeringsmachine; waarin zij tal van ambte naren, als corrupt en onbekwaam, zal moeten afzetten; waarin zij de bevelhebbers van leger en vloot voor de revolutie moet win nen. Het is niet aan te nemen, dat dit alles geen afbreuk zal doen aan het bestel van de militaire aangelegenheden. Van de ongelegenheid zij het dan ook een tijdelijke ongelegenheid waarin Rus land verkeert, zullen de centrale mogend heden misschien geen gebruik maken voor een krachtigen stoot tegen het Russische front. Een poging om de Duna-linie te forceeren en een daarop gevolgde opmarsch in de richting van Petrograd zouden vermoe delijk aan de voorloopige regeering in RusUnd dezen dienst bewijzen, dat de vrede lievende partij in het land geheel tot zwijgen werd gebracht. Maar een tijdelijke verzwakking van Rusland's weermacht maakt het voor de centralen mogelijk om hunne troepen aan het oostelijke front te verminderen. De Oosten rijkers kunnen er gebruik van maken voor een offensief tegen de Italianen; de Duitschers voor het vervoeren van troepen naar het westelijke front, om grooter kracht bij te zetten aan den slag, dien zij voornemens schijnen te zijn daar toe te brengen. Alleen op den duur zal een geslaagde revolutie in Rusland waaronder men dan te verstaan heeft een revolutie, die de Re geering in handen legt van de vrijzinnige partijen aan de zaak van de Entente ten goede komen. De centrale mogendheden zullen echter met het zoeken van eene militaire beslissing niet wachten totdat dit aan Rusland gelegen komt; indien niet alle teekenen bedriegen, dan zullen zij spoedig een hoog spel spelen. De Entente zal dien strijd vermoedelijk moe ten aanvaarden voor dat Rusland zijn volle kracht kan inzetten. 28 Maart 1917 G. W. KERNKAMP II. Tengevolge van den langdurigen vorst heeft men zelfs in streken, waar de tuinbouw op den vrijen grond als bedrijf wordt uitge oefend, pas dezer dagen een aan vang kunnen maken met de voorjaarswerkzaamheden, spitten en mesten. In dat opzicht komen de amateurs, die nu tot den tuinbouw besluiten, nog maar weinig ten achter. Dat nu vele lezers van ons blad er voor gezorgd hebben, hun aandeel op te vorderen van de malsche Hollandsche groente! Als eerste werk na het spitten dient men voor de verdeeling in vakken of bedden te zorgen. Ieder beginneling in de tuinbouwkunst wil een groot aantal gewassen zien en terecht. Tenminste wanneer daartoe vol doende ruimte aanwezig is. Om te beginnen verdeelt men den grond in twee of meer strooken door den aanleg van een of meer hoofdoaden. Deze paden, de verkeerswegen in het kleine rijk van den tuinbouw, make men bij voorkeur in de richting Oost-West. Ze mogen nie' te smal zijn, opdat men ze later, zonder schade aan te brengen aan de planten, kan bezigen voor het vervoeren van onkruid en van de oogst. Een halve meter is gewoonlijk wel voldoende. Met een strak gespannen lijn geeft men de richting aan en neemt vervolgens uit het pad een laagje aarde van pi.m. 5 cM.; deze aarde wordt over den aanliggenden grond uitgestrooid. De overgebleven strooken kan men in bedden verdeelen naar eigen inzicht en behoefte; bedden van 1.20 M. breedte met er tusschen paden van 30 cM. zijn voor de meeste werkzaamheden zeer geschikt. De bedden loopen dus Zuid-Noord, watten gevolge heeft, dat hoogopschietende ge wassen aan beide zijden ongeveer evenveel zon ontvangen. Met doperwten kan men den zaaitijd openen. Wie in den zomer langen tijd versche doppers wil plukken, kan eenige malen met een tusschenruimte van 14 dagen een nieuw bed aanleggen. De meeste soorten worden aan rijshout gekweekt en ook dat is niet zoo gemakkelijk te krijgen. Gevlochten draad (kippengaas) kan ook goede diensten bewijzen; met eenige palen kan men dat gemakkelijk plaatsen. Het bed (zonder paden) moet ongeveer l M. breed zijn; in het midden daarvan in een rechte lijn komt het rijshout of het kippen gaas. Aan weerskanten daarvan, op 10 cM, afstand van de stokken, maakt men een geul, waarvan de diepte afhangt van de vochtigheid van den grond. Op lagen grond is 3 cM. voldoende; op hoog terrein kan men tot 10 cM. gaan. De erwten worden gelegd op afstanden van 2 cM.; daarna wordt alles weer dichtgeharkt. Tijdens den groei worden de plantjes met aarde en al naar de steun-stokken gebogen; later behoedt men ze tegen omvallen door een touw niet al te stijf achter de plantenrij te spannen. De overgebleven strooken van elk bed kan men benutten voor een of ander snelgroeiend gewas: spinazie, tuinkers, sla, rad ij s enz. Wie meerdere rijen doperwten wil planten, beware daartusschen steeds den afstand van ongeveer 1.30 M. Overal kan dan voldoende zonlicht doordringen. Wie geen rijshout of gaas machtig kan worden deze artikelen zijn zeer duur dit jaar neme laag blijvende soorten, die zeer zeker een goede opbrengst kunnen afwerpen. De afstand tusschen de rijen moet nu ongeveer 40 cM. bedragen, de erwten zelf komen 4 £ 5 cM. uiteen. Om de 3 of 4 rijen (meer niet, omdat te breede bedden steeds moeilijk te bewerken zijn) wordt weer een pad uitgegraven van 30 cM. Aanbevelenswaardige soorten. Hooggroeiende doperwten: vroege Amsterdammer, vroege April- en vroege Mei-dopper (alles nu te zaaien). Voor stamdopper: Wonder van Amerika. Peulen en capucijners worden behandeld als de doperwten; peulen moeten jong ge plukt worden. Bij alle doperwten moet de erwt zelf flink uitgegroeid zijn. De vroege Hendrikspeul voldoet uitmuntend en voor capucijner bevelen wij aan den grooten, witten capucijner. Tuinboonen kunnen ook aan den grond worden toevertrouwd. Door van nu tot einde April om de 10 dagen een regel te zaaien, oogst men geruimen tijd aaneen. Inspecteer de boonen vooraf en vernietig die, waarop een donker vlekje voorkomt. Daaronder schuilt menigmaal de pop van een kevert je, dat later het gewas weer kan benadeelen. Tuinboonen vragen goeden of goedgemaakten grond (met oude koemest). Op een bed kan men twee rijen uitzaaien, 25 cM. uiteen; de boonen in de rij op af standen van 20 cM. Veelal ook ontvangen de tuinboonen een plaats aan den rand van bedden met niet al hooge planten; aan de Noord- of Westzijde geplaatst, geven we ook yen goede beschutting. De oogst heeft menigmaal te lijden van een zwarte bladluis, dis zich het eerst in den kop der plant, het jonge blad dus, vertoont. Men nijpe daarom de toppen weg, zoodat de eerste vruchtscheeden goed zichtbaar zijn. Voorkomen is hier beter dan genezen en het wegnemen van de bovenste deelen van de plant is van geen nadeeligen invloed op de opbrengst. Voor erwten en boonen kan men z.g. peul vruchten mest verkrijgen, zooals dieo.a. door de Amsterdamsche Superfosfaatfabriek (afd. Tuinbemesting), in den handel wordt gtbracht. Wie dit mengsel wil koopen, vrage het onverwijld aan. Van de tuinboonen zijn o.a. goede soorten de Leidsche en de Witkiem. Half Juli kunnen de genoemde gewassen verwijderd worden, waardoor nog plaats ontstaat voor: andijvie, prei en enkele koolsoorten. Spinazie kan ook zeer goed gezaaid worden op goeden, voedzamen grond. Chilisalpeter kan bij deze bladgroente wonderen doen, doch jammer genoeg is deze meststof niet te verkrijgen. Begieten (voor het zaaien) met verdunde gier verdient ook alle aan beveling. Men kan op regels zaaien, 20 cM. uiteen; het zaad wordt regelmatig en vrij dik in de geulen uitgestrooid; diepte 2?3 cM. Ook de geheele oppervlakte van het bed kan bezaaid worden, waarvoor men ongeveer noodig heeül ons per M2. Zooveel verder het voorjaar gevorderd is, zooveel dunner kan spinazie gestrooid worden. Na half Mei in geen geval meer zaaien; met warm weer schiet de plant zeer spoedig door en wordt dan waardeloos. In dorps- en stadstuinen doen musschen veel kwaad aan het zaaisel; daarom dekt men de bedden met takken (duindoorn, meidoorn enz.), met net of fijn gaas of wel men spant een aantal zwarte draden er laag boven. Ook is de tijd gekomen voor de eerste wortelen of peentjes; de Amsterdamsche bak" voldoet als vroege soort zeer goed. Het ruige zaad, dat menigmaal vast aaneenzit, moet losgewreven worden, en goed vermengd met droog zand wordt het uit gestrooid (Vs DG per 3 M5). Met de spade wordt de grond vast aangeslagen, waardoor het zaad dieper komt te liggen en te eerder kiemt. Wortelzaad kiemt zeer langzaam; soms duurt het drie weken, voor de jonge plantjes zichtbaar zijn. Als regel staan ze, tenminste op plekken, te dicht opeen; de overtollige planten worden weggetrokken, zoodra zich het eerste diep-ingesneden blaadje vertoont. Een afstand van 4?4 cM. moet er zijn, wil iedere peen over voldoende ruimte beschikken. Na een week of drie zorgt men vcfor een tweede bedje en zoo ver volgens tot half Juli. Alle soorten radijs moeten zonder uitstel gezaaid worden, alweer niet te dicht. Gun den musschen geen vrijen toegang tot het voor hen zoo smakelijke zaad (zie spinazie.) D-D. v. L. te 's-G. Tracht nu nog een paar kruiwagens koernest te verkrijgen, (én kruiwagen vol is onvoldoende voor den armen grond) en werk die spoedig onder. Vooral veel gieten. Begin met spinazie en radijs, half Mei alles bezetten met stam-slaboonen. Koop alvast l H.G. zaaiboonen (dubbele).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl