De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 7 april pagina 12

7 april 1917 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 7 April '17. No, 2076 (VLAANDEREN De Oorlog en de Vlaamsche Letterkunde Zij die hun gevoelens nog steeds laten rusten en bezinken, en al hun indrukken van heden nog opstapelen als een kapitaal dat zij eerst later exploiteeren zullen, zij zijn misschien degenen die het diepst voelen en het meest geleden hebben, en van wie we dan ook het diepste en rijkste werk ver wachten mogen. - Uit de; emotie wordt niet onmiddellijk het kunstwerk geboren. Zeker, schrijft mij een soldaat-letterkundige, ik heb in deze twee jaren aan ontroeringen meer beleefd dan in al de voorgaande jaren samen den tijd van een blanke liefde voor een meisje dat nu gestorven is, dien tijd zoo stil en zacht, van een heel anderen aard. 'k Heb hier geweend van medelijden en smart; 'k heb, gelijk iedereen, oogenblikken van diepen angst gekend, toen enkel een koppige wil mijn kiekenvleesch de baas werd en mij vooruit deed gaan; oogenblikken van exaltatie voor het gevaar; oogenblikken van wonderbare kalmte voor den dood. En toch, nooit nog werd uit een enkele dier emoties nochtans op het scherpst gevoeld n enkel vers, n enkel klein, verhaal geboren, tenzij een gedichtje of twee en enkele kiemen van plannen, die me dan nog maar half bevielen. Hoe komt dat? Is heteeneintellektueele lamheid waaraan al het gebeurde schuld is? Werd ik al te zeer losgerukt uit vroegere gewoonten en gedachten en heb ik nog steeds het evenwicht niet terug gevonden ? Ik heb nog altijd hoop. Later, als alles zal voorbij zijn, zal ik met geru«ten geest kunnen werken, denk ik, met rouw in het hart maar ook met den levensernst dien de beproevingen voor altijd nalaten". Het ware moeilijk op eenvoudiger en tevens treffender wijze de algemeene gevoelens weer te geven welke door het beste van onze intel lektueele jeugd deze laatste maanden wel zijn ondergaan. En welke rijke, ernstige, levenswarme kunst mogen wij van een der gelijk geslacht verhopen. Van hoeveel geesteskracht, van hoeveel zedelijke zelf standigheid getuigen dergelijke woorden, bij iemand die in zich toch de ontbinding gewaar wordt van alles wat vroeger zijn kracht en zijn fierheid uitmaakte. . Wat mogen we niet verwachten van een kunstenaar die aan het front staat sedert twee jaar, en die bekent: en nochtans zal ik' nooit zoo de waarde en de schoonheid van het leven beseft hebben als in deze. tijden waar ik zoo dikwijls den dood in het aangezicht zie, en niet alleen de bekoorlijk heid van het leven zooals ik die vóór den oorlog zag en voelde, maar zelfs geniet enkel van het physische genot van te ademen en warm bloed door mijn aderen te voelen vloeien". Deze oorlog, met al zijne beproevingen heeft eene zuivering en eene verruiming gebracht; wel integendeel van wat men zou kunnen vermoeden, heeft hij de moreele kracht van gnze jeugd gesterkt en gestaald; onze litteratuur zal daarvan den invloed gevoelen. Daar waar vroeger scepticisme en dilettantisme heerschten, komt nu een diepe levensernst, een hartstochtelijk aanbidden van het leven en daarbij toch het bereid zijn dit op staanden voet te offeren voor den plicht. En het zou mij niet verbazen zoo een der hoofdmotieven van onze jonge letterkunde werd: eenvoudig het leven zoeken, zonder meer." Hoe dikwijls werd er vóór den oorlog niet geklaagd dat het de Vlaamsche littera tuur aan menschelijkheid ontbrak, dat zij zich steeds bleef beperken binnen haar engen kring van landelijke verhalen en boerennovelletjes of gemoedelijke stillevens. In den allerlaatsten tijd hadden enkele jongeren nochtans een nieuwen toon lieten hooren, waaronder vooral Pallieter van Felix Tim mermans als eene blijde jubeling opklonk. Nu liggen de nieuwe banen breed open; nog weet men niet waar ze heen zullen voeren, maar wel kunnen we reeds ver moeden dat het zal zijn door een land vol rijken, zwaren bloei. Uit de kolossale diepten en hoogten van deze wereldramp, zal de jonge letterkunde hare stof nemen en, zooals men haar vroeger wel eens verwijten kon, zich niet uitsluitelijk blijven vergenoegen in het stuk gekneuter der kleinschildering. Maar daarnaast staat ook eene verslapping van den vorm. Wellicht gaan wij een der gelijk verschijnsel te gemoet als na de oorlogen, onder de Fransche Republiek en iiniiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiin muil"» i" """?" Christian Science en Christian Science behandeling Meermalen blijkt het mij, dat bij velen hier te lande nog zulke wonderlijke opvat tingen bestaan over Christian Science en de Scientisten, en nu onlangs in dit blad eene advertentie voorkwam, die daaraan mogelijk voedsel gegeven heeft, is het mij een ge noegen hier eenige regels aan deze leer te mogen wijden. Christian Science heeft een aantal onzer medemenschen op de vraag: Wat is de mensch en wat is het doel van ons leven ? een antwoord leeren vinden in de woorden van Jezus van Nazareth: .Hiertoe ben ik geboren, en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, opdat ik der waarheid getuigenis geven zou." Er is geen voller, schooner, nuttiger of machtiger leven mogelijk dan datgene, dat als getuigenis aan de Waar heid, de werkelijkheid, geleefdwordt; de Waarheid te leeren kennen is de eerste vereischte om dit ideaal te bereiken. Christian Science beschouwt God, de groote onder Napoleon, toen de jonge romantiek den verstarden vorm van het klassicisme verbrak, daar het voor nieuwe gevoelens en gedachten ook een vrijeren, losseren vorm wilde. Eene neo-romantiek scheen zich kort vóór den oorlog in onze letterkunde aan te kondigen; wellicht zullen deze gebeurte nissen er niet weinig toe bijdragen om haar bloei te verhaasten. Misschien is het woord verslapping" hier verkeerd gebruikt en zou vereenvoudiging" beter de verandering uitdrukken welke ik bedoel. Het valt niet te ontkennen dat het overdreven vijlen en polijsten van het werk, het zoeken naar mooi afgeronde, lange en ingewikkelde zinnen, bij sommige schrijvers een vormschoonheid deed ontstaan, die maar te dikwijls de innerlijke ledigheid verborg. De rijke inhoud, de zuivere zielenadel, de diepe menschelijkheid, in den eenvoudigreinen vorm, die ons bijv. in sommige Noorsche schrijvers zoo bijzonder treft, waren- bij veel van onze letterkundigen niet naar waarde geschat, wat er ook niet weinig toe bijdroeg om te beletten dat hun werk tot de groote massa doordrong. Dat de letterkunde van de toekomst meer volkskunst zal zijn, is dus ook niet onwaarschijnlijk. Het kan ook moeilijk anders. Wie denkt nu nog aan het teer bearbeiden van ver halen of novelletjes, aan het polijsten en herpolijsten van het vers ? Hoeveel oorlogsgedichten werden er niet reeds gerijmd tusschen twee bombardementen in; hoeveel schetsen neergepend in het kantonnement, op het piket of in den loopgraaf, in den abri, terwijl de schrijvers hun werk moesten onderbreken omdat de plicht hen-elders riep. Neen, ze zijn niet verzorgd de werken die aldus ontstonden; ze zijn ruig en ruw, en er hoeft geen scherp kritisch [vernuft om heel wat fouten en gebreken aan te wijzen; maar wat zijn ze daarentegen echt en levenswarm, hoe trilt in iederen regel de mensche lijkheid. Later, na den oorlog, zal men wel meer zorg besteden aan den vorm, maar toch zal er iets o verblijven van die spontane opwelling waarmede men datgene neerschrijft dat zoo'n diepen indruk heeft gemaakt en nog geheel het gemoed vervult. Reeds bezitten wij eene heele oorlogs litteratuur, die ook voor de toekomst van meer dan dokumentaire waarde zal blijven en waarin heel wat nieuw leven en nieuw geluid te bespeuren valt. Op het gebied van het proza is de oogst natuurlijk veel schaarscher dan op dat van de poëzie: een prozawerk, vooral als het iet of wat van langeren adem is, vergt kalmte en bezadigdheid, een prozaschrijver reageert minder op den eersten indruk, ter wijl de dichter meer onmiddellijk uiting geeft aan de innerlijke ontroering van het gemoed en zijn werk in een uur van bezieling kan schrijven. Als voornaamste prozawerk hebben wij nog slechts een bundel oorlogsnovellen van Maurits Sabbe en dan dagboeken, dat van Sttjn Streuvels, dat van Cesar Gezelle, dat van Karel van de Woesteijne in de Rotter dammer, dat echter slechts fragmentarisch verscheen. Over. de drie eerste werken valt hier niets te zeggen: die schrijvers hebben door den oorlog niets geleerd; bij hen vindt men nog steeds het kieinschiideren van vroeger, het gemoedelijk verhalen van kleine bijzonderheden, zonder eenige verdieping of eenlg aanvoelen van de groote gebeurte nissen die rondom hen de geheele wereld in beroering brengen. Het is dat gebrek aan gemeenschapsgevoel, die iets of wat pre tentieuze toon waarmee de schrijvers van uit de hoogte hunner litteratuur in den slechtsten zin van het woord op het werke lijke leven neerzien, die zoo onbehaaglijk stemmen bij de lezing en deze boeken wreve lig ter zijde doen leggen. Men vergelijke daarbij de innige, diep ont roerde bladzijden die Karel van de Woestijne aan zijn land en zijn volk en zijne vorsten heeft gewijd; men denke aan den ingehouden toon van zooveel sobere blad zijden die in iederen regel trillen van inner lijke ontroering, en nochtans in het bezette land, onder de censuur van den vijand moesten geschreven worden, om te voelen wie de schrijver van de toekomst is; wie de kunstenaars vol medegevoelen zijn, aan wie niets menschelijks vreemd blijft, en anderzijds wie litteratuur" levert, zonder meer. Daarentegen bestaat er eene gansche oorlogspoezie, hebben wij reeds een echten oorlogsdichter zien ontstaan, en zoo pas verscheen er hier eene bloemlezing van de beste gedichten op den oorlog betrekking hebbende, die heel wat merkwaardigs be vat. Het is natuurlijk dat wij vooral in deze poëzie de blijken van het nieuwe leven aantreffen en dat er een nieuwe toon heerscht. Niet slechts kan men bemerken aan de daarin opgenomen verzen van reeds bekende dich ters dat er iets veranderd is, maar naast hen vinden wij nieuwe, geheel onbekende namen van jonge schrijvers, die eerst onder den indruk van de geweldige gebeurtenissen van dezen oorlogstijd aan het zingen gingen. PAUL KENIS iiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiin Oorzaak en Schepper aller dingen, als de eeuwige Waarheid en houdt slechts datgene in den mensch voor absoluut waar, wat de uiting is van den Vader. Zij leert hoe wij ons meer en meer bewust kunnen worden van het goddelijke in ons en onzen mede mensen, en door daaraan in ons denken en doen te gehoorzamen, bevrijding te vinden van al het verkeerde. Zij opent ons bewust zijn voor de stem der Waarheid, die, hoewel voortdurend tot een ieder sprekend, dikwijls niet gehoord werd, door dat de menschheid eeuwenlang meer acht heeft geslagen op het getuigenis der stoffelijke zinnen, die haar een heelal voor oogen willen tooveren, waarin naast den almachtigen God, het Goede, eene tweede macht schijnt te bestaan, die Gods oppermacht kan vernietigen en Zijne wereldorde verstoren. Want hierop komt het toch neer, al tracht men dit onder de schoonstklinkende beweringen te betnanteltn. Christian Science leert, dat al Gods ge dachten in Zijne almacht beschermd en daarom eeuwig zijn; aan hetgeen de god delijke sanctie mist, ontbreekt uit dien hoofde alle intrinsieke macht, al heeft uit onwetendheid de menschheid er zich steeds voor gebogen. Leert de mensch, door den Geest der Waarheid in zich te laten wonen, het al-zijn van het Goede verstaan en be leven, dan is de Christus, de onpersoonlijke Verlosser, tot hem gekomen, die hem tot de volle vrijheid der kinderen Gods zal voeren. Nationaliseering van het Verzekeringswezen In de avondzitting der Tweede Kamer van 29 Maart heeft minister Treub bij de behan deling van het wetsontwerp tot heffing van opcenten op de Inkomstenbelasting en de Vermogensbelasting over het belastingjaar 1917/18" eenige mededeelingen gedaan om trent zijne plannen tot vermeerdering der inkomsten van den Staat. Bij de groote beteekenis, die het voornemen van den Minister voor een belangrijken tak van bedrijf heeft, is het wenschelijk de juiste bewoordingen van het door hem gesprokene weer te geven. Volgens het officieel zittingverslag zeide de heer Treub: »Io het algemeen ben ik van oordeel, dat monopolies, gelijk men ze in andere landen heeft, voor Nederland niet dienstig zijn. Ik zou niet gaarne komen tot een tabaksmonopolie, of tot een alcoholmonopolie. Ik geloof, dat dergelijke voorstellen weinig instemming zouden vinden en te recht, omdat zij bij onze toestanden niet passen. »Maar er is n onderdeel van het bedrijfsleven, dat men al deze dingen hebben natuurlijk bezwaren maar dan toch zonder bezwaar van te diep in te grij pen in ons algemeen economisch leven, aan den Staat kan trekken, en dat is het verzekeringswezen. »Ik stel mij dus ook vuor om binnen enkele dagen zelfs te benoemen een tweetal zeer kleine commissiën, niet staatscommissiën, maar kleine ministeriëele com missiën, om mij persoonlijk voor te lichten, ten einde binnen den korst mogelijken tijd bij de Tweede Kamer te kunnen komen met een voorstel tot het brengen van het geheele levenszerzekerings- en het geheele brandverzekeringbedrijf aan den Slaat. >Op dit oogeublik durf ik niet cijfers te noemen om trent hetgeen een dergelijke nationaliseering zal op. brengen, maar mijn bedoeling hiermede is om de opbrengst van dergelijk staatsbedrijf uitsluitend te be stemmen voor snellere aflossing van de oorlogsleeningen. En ik maak mij sterk, dat, wanneer de Kamer met dergelijk voorstel zal willen medegaan,-dan de termijn van volledige aflossing heel wat vroeger zal zijn aan gebroken dan de geachte afgevaardigde uit Gorinchem zoo aanstonds stelde. sik heb dit gezegd, omdat de geachte afgevaardigde uit Gorinchem mij als het ware uit mijn tent gelokt heeft en mij gevraagd heeft, in welke richting ik wil gaan. «Nu verwondert het mij niet, dat ik van de heeren, die dit gehoord hebben, zoo eeoigszins ik zal niet zeg gen een kreet van verbazing heb vernomen, maar dan toch wel dat men niet verwachtte hedenavond te hoo ren. Waarom hoort man het vanavond ? Omdat mij gevraagd is : in welke richting eült ge gaan en wat heeft de Kamer van U te verwachten ? ?Als dat niet het geval was geweest, dan zou ik zeker een dergelijke rede op dit late avonduur en voor een zoo weinig voltallige vergadering niet gehouden heb ben. Maar nu het eenmaal gevraagd is, moet ik het wel zeggen. >Nu wijs ik er op, dat w»t ik op het oogenblik als perspectief in het vi oruitzicht stel, zooals aan de Kamer natuurlijk bekend is, wat de levensverzekering betreft werkelijkheid is in Italië. Maar afgezien van wat de werkelijkheid is, ik ben overtuigd,.dat het geen jaar na het eind van den oorlog zal duren, of er is geen land in Europa, ik zeg niet, dat niet dit voorbeeld zal volgen, maar wel, niet verplicht zal zijn ongeveer het zelfde te doen als door mij wordt in uitzicht gesteld en nog veel verder te gaan. »Het ligt zoo voor de hand ik zou dit nog wel nader kunnen demonstreeren, imar ik doe dit om ver schillende redenen niet waarom men in oorlogvoe rende landen, waar men groote oorlogsleeningen heeft, haast wel niet anders zal kunnen doen dan dezen weg opgaan." De minister beoogt dus niet meer of minder dan het geheele levensverzekering en brandverzekeringbedrijf aan den Staat te brengen. Ten aanzien der brandverzekering is het bekend, dat het denkbeeld om dat bedrijf ten bate van de gemeenschap te brengen reeds eene oude liefde van den Minister is. Toen hij nog Wethouder van Financiën in de hoofdstad was, werd door hem een der gelijk plan ontwikkeld. Toen echter bestond er eene speciale reden voor. Amsterdam toch had een kostbaren brandweer ingericht, waar door wel is waar het brandgevaar niet vermin derd werd, maar wel de kans op beperking van schade door brand aanmerkelijk ver hoogd werd. In beginsel was er daarom iets voor te zeggen, dat de groote kosten, die de gemeente zich getroostte om het brand risico te beperken, gecompenseerd werden door aan haar de voordeelen te brengen van het bedrijf, dat daarvan in de eerste plaats profiteert. Voor het maken van de brand verzekering tot een staatsbedrijf bestaat echter datzelfde argument niet. Ten aanzien der levensverzekering bestaan er m.i. ernstige bedenkingen tegen de uit voering van de denkbeelden van den minister. Afgescheiden van de groote kwestie of in het algemeen aan exploitatie van bedrijven door particulieren of door den Staat de voor keur moet gegeven worden, moet men zich afvragen of zoowel het belang van den Staat als van hen, die van dezen tak van bedrijf gebruik maken, de overbrenging van de winsten maar tevens van het risico van dat bedrijf aan den Staat wenschelijk maken. Waar de minister verklaart in het algemeen voor Nederland geen voorstander van staatsmonopoliën te zijn, kan de eerste vraag buiten bespreking blijven. Des te meer dringt echter de vraag op welke gronden voor het verzekeringswezen op dezen regel eene uit zondering moet gemaakt worden. Zijn de winsten inderdaad zoo bovenilllilliiiiiiiiiiiiiMiiiiilliiliiililiimii Niet slechts in eene verre toekomst, maar hier en nu, brengt dit kennen en beleven van de Waarheid bevrijding van alle kwaad, van zonde en smart zoowel als van lichamelijk lijden. Dit laatste zal mogelijk sommigen vreemd schijnen.omdat zij nog niet vertrouwd zijn geraakt met -het denkbeeld, dat alles wat in het lichaam voorvalt, ja, het geheele zoogenaamde stoffelijke lichaam zelf, de afspiegeling is van 's menschen meer of min bewust denken. Christian Science genezing is niet het gevolg van gedachtekracht uit oefenen op de materie, doch van gemeen schap oefenen met God, van luisteren naar de onveranderlijke, zegenende Waarheid, wat den mensch opheft uit verkeerd denken en hem doet opwaken tot de goddelijke idee. Is dit werken niet gebed in den hoogsten zin des woords? Ieder, die Chrisfian Science ernstig en trouw bestudeert, en naar dit inzicht tracht te leven, leert zoo waarachtig bidden: Uw wil geschiede", dat hij daardoor hulp in eiken nood kan vinden, en dien zegen ook anderen deelachtig doen worden. Deze mogelijkheid, anderen tot God te leiden, stemt ons, Christian Science practitioners, dankbaar en nederig tevens. Wij beseffen, dat slechts een leven van toewijding en gehoorzaamheid aan de Waarheid ons ertoe in staat kan stellen, en hebben genoeg geloof in Gods wijsheid en macht om te weten, dat Hij diegenen tot ons leidt, die wij kunnen en mogen helpen. Een Scientist kondigt dus DE SCHADUW VAN DEN MOEJIK Teekenlng voor de Amsterdammer" van Jordaan Ook wat er heden te berde is gebracht, heeft mij niet overtuigd, dat de hervorming van het Pruisische kiesrecht nu kan worden aangevat (v. BETHMANN HOLLWEQ in den Rijksdag) llllllllllMMIIIllllllMIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIUtlllllllllMlllllllt matig groot, dat daarvan voor den Staat aanzienlijke voordeelen te trekken zijn? De door de voornaamste levensverzekeringmatschappijen uitgekeerde dividenden wijzen daar niet op, vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat de aandeelen-kapitalen in verhouding tot het verzekerde be drag betrekkelijk gering zijn en dus de gemiddelde winst per contract miniem is. Bovendien ligt het voor de hand, dat bij de zeer scherpe concurrentie van binnen- en buitenlandsche maatschappijen in dezen tak van bedrijf de winstmarge uiterst gering moet zijn. Is het verder te verwachten, dat door het brengen van het verzekeringsbedrijf aan den Staat daaraan in het algemeen belang en in dat van den Staat eene groote uitbreiding kan gegeven worden ? Ook dat is niet waarschijnlijk, veeleer zijn er gronden om het tegendeel te ver wachten. De levensverzekering, die door besparingen in normale omstandigheden voorziet in het beschikbaar stellen van een meer of minder groot kapitaal op het tijd stip, dat daaraan het meeste behoefte is, stempelt haar als een instituut van groot maatschappelijk nut. Maar helaas wordt dat nut nog lang niet algemeen ingezien en komt het slechts betrekkelijk weinig voor, dat het publiek uit eigen beweging van dat instituut gebruik maakt. Dat niettemin de levensverzekering eene zoo groote uitbreiding gekregen heeft, is in hoofdzaak te danken aan de krachtige reclame der maatschap pijen, aan de persoonlijke werkzaamheid van haar heirleger van agenten enz., die onver moeid in grooteren en kleineren kring op het nut ervan wijzen. Ik geef toe, dat zij daartoe niet uit zuivere philantropie gedreven wor den, maar grootendeels omdat zij daarmede hun eigen belang dienen. Dat neemt echter niet weg, dat de gemeenschap er door gebaat wordt. Schakel nu die ontelbare propagan disten voor deze heilzame instelling uit, dan is het zeer te vreezen, dat het aantal van hen, die er door het frappez, frappez toujours" thans gebruik van maken aanmerkelijk verminderen zal. Ten slptte nog eene opmerking. De levens verzekering is een tweeledig bedrijf. In de eerste plaats stelt zij zich ten doel door, op zorgvuldig opgemaakte sterftetafels geba seerde jaarlijksche premiën, hare deelnemers iiiiiniiiiiiiiimiiiMiiiii niet aan, waartoe hij als practitioner instaat is, maar legt ook deze aangelegenheid in Gods hand. Volgens Mrs Eddy's wensch wordt ge woonlijk aan den practitioner door degenen, die daartoe iastaat zijn, eenige geldelijke vergoeding gegeven voor zijn werken; wien dit niet mogelijk is, klopt nimmer tevergeefs om behandeling aan! Als basis voor de ver goeding geldt voor de leden van The First Church of Christ, Scientist" te Boston, waartoe de meeste practitioners behooren, het honorarium, dat de patiënt vroeger aan zijnen geneesheer betaalde. Voor zoover mij bekend is, gaat men nimmer boven, veelal onder, ? 2.50 per behandeling. MARIE HARTMAN Inhoud van de April Tijdschriften: De Vrouw- en haar Huis: F. W. Drijver, Paschen of Lentefeest. ??Bertha van Duinen. Dotterbloemeu. Geertr. Carelsen, De Dillenburgsche Hofhouding. H. de Voogd, Uit den Ouden Tijd. A. Bienfait. Vingerhoedskruis. M. E. Leliman-Bosch, Bezuiniging in onze dagen. Egb. C. van dar Mandele, Mijn jongen en ik. E. Heymans van Beek, Paascheieren. Twee taschjes. Vjorjaarskleeding. Kinderkleeding. Marie Heinen, Vrouwenarbeid hier en elders. Elck wat wils. Vragen van den Dag: Lod. van Mierop, Ons huidig strafregel eischt radikale verandering. J H. O Reijs Het spel der kindaren, Dr. H. Blink, De Nederlandsche Natif. Dr. P. A. Dietz, De wichelroede in het licht van het moderne onderzoek. J. Brandt, De Kindersterfte ten Russischen platten lande. La Revue de Hollands (Februari): G. Praysolde: Petite anthologie des voyageurs en Hollande. Pierre bij ontijdig overlijden een kapitaal (of bij het bereiken van een zekeren leeftijd een inkomen) te verzekeren, waardoor de achterblijvenden zoo niet geheel verzorgd dan toch tegen den ergsten nood behoed worden. Daarnaast is het noodig, wegens de groote rol, die het accumaleeren van kapitaal in het vaststellen der tarieven speelt, te zorgen voor eene behoedzame en oordeelkundige belegging der bij haar inkomende gelden. In het eigen kapitaal der betrokken maat schappijen ligt daarbij eene groote mate van waarborg, dat zij onder alle omstandigheden aan hare verplichtingen zullen voldoen. Maar juist dat gedeelte van hare werkzaamheden levert voor de aandeelhouders niet te onder schatten risico's op, eenerzijds wanneer in slechte tijden de realiseerbare waarde der beleggingen belangrijk minder wordt, ander zijds wanneer in goede tijden de rente standaard daalt en daardoor de inkomsten, waarop bij de vaststelling der tarieven ge rekend was, niet meer ten volle binnen komen. Gaat het nu aan, den Staat een zoo belang rijk risico te laten loopen, dat juist in tijden, wanneer de Staatskas het minste weerstands vermogen heeft (in oorlogstoestand en derg.) het sterkst tot uiting zal komen ? *) Is het risico, dat de Staat bij de Rijkspostspaarbank loopt niet al groot genoeg? Ondanks de vrij belangrijke marge tus schen gekweekte rente en aan inleggers te vergoeden rente, ziet deze instelling na een 36-jarig bestaan, dat de marktwaarde van haar bezit (hetgeen nog niet eens realiseer bare waarde beteekent) millioenen beneden het totaal harer obligo's is, tengevolge van de koersdaling harer beleggingen, die nog niet eens uitsluitend aan den oorlogstoestand te wijten is. En van het standpunt der ver zekerden ? Het valt eenigszins moeilijk daarover te schrijven, omdat men allicht de schijn van on vaderlands! levend op zich laadt. *) Nadat het bovenstaande geschreven was, nam ik kennis van een artikel van Dixi in de N. Rott. Cour., waarin deze er op wijst, dat het door den Minister aangevoerde voor beeld van Italiëblijkt een totaal fiasco te zijn en daar tot nu toe, in plaats van voor deelen, groote geldelijke verliezen heeft.opgeleverd. Zoo zelfs, dat de regeering niet eens met juiste cijfers durft voor den dag te komen. Lièvre: Iphigénie ou Ie sacrifice d'Agamemnon, tragédie en cinq actes, (deuxième partie). Enquête sur TInfluence de l'Esprit Francais en Hollande. 2e serie. R ponses de M. M. Dop Bles, Dirk Coster, P. Feenstra, Van Hamel, P. Lotsy, J. de Meester, Ary Prins, Herman Robbers, J. H. Speenhoff, Otto van Tussenbioek, Me. Vaillant, P. Valkhoff, Alex. H. Wertheim, H. K. Westen dorp. R. Oomkens: Les ecrits francais de J van Effen (suite). De Paris a la Haye a travers Ie monde: Henriette Charasson: Poésie de guerre II. Le poème de la tranchèe de Franeois Porché. N. de Solpray: Les revues francaises. A. D. L, Mague : Chronique anglaise. Henritte Charasson: Journaux et magazines, Groot-N'ederl'ind: Louis Couperus, De Komedianten. .1. L. Walen, Verzen. Babr. Violanti, De man met de drie vrouwen. J. A. Knuttel, Een nieuwe literatuur geschiedenis. Joh. Tielrooy, Octave Mirbeau. Literatuur,doorF.C. Marie Metz-Koning,AnneHallema. Bijlage: Meo moet nergens op zweren, van Alfred de Musset 'De Gids: H. J. Kiewiet de Jonge, De politiek deitoekomst. Herman Teirlinck en Karel v. d. Woestijne, De leemen torens. Carel Scharten, Corinda. Wally Moes, Vrouw Schenk. Prof. dr. J. P. Kuenen, Rela tiviteitstheorie. Prof. mr. D. van Blom, Van zee tot meer en land. Dr. H. P. N. Muller, Onze vaderen in China. J. de Meester, Het Tooneel. Buitenl. Over zicht. Bibliographie. Maandblad van, de Nederlandsche Ver. van Inyenieurs: In Memoriam. «Be Nederlands hèJaarbeurs". Een en ander over Draadlooze Telegrafie. Onder water afstoppen van gewapend betofkeldars. Hoogspannings-isolatoren. Nogmaals de »Ir" "kwestie. Potentiaal-theorie. Kaf en Koren. iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiMfiiuiii H. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOORAAF ZEESTRAAT 65, iiut PüOnia KMlf, DEÏHAAG. ~ Tel. 1588.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl