De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 7 april pagina 2

7 april 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V OOR NEDERLAND 7 April '17. No. 2076 C' r w f l gebruiken. De grond moet tot ongeveer 40 cM. diep gespit en goed omgewerkt worden. Op arme en droge of op beschaduwde gron den moet geen kool gezet worden. In dorps- en stadsluinen en in 't algemeen op luwe plaatsen (ook in bosch dus) onder vindt men veel nadeel van de rupsen van de koolwitjes-soorten, vooral in Augustus en September. Met het wegvangen van vlinders en rupsen en het wegzoekèn der eitjes kan men het euvel niet voldoende tegengaan. Op genoemde plaatsen moet daarom geen koolsoort verbouwd worden. Alleen vroege kool ondervindt het nadeel in veel geringer mate. Voor laat gebruik kan men de genoemde gewassen ook nu uitzaaien. Doordien de planten later verzet worden, is voor dit uit zaaien een klein plekje voldoende. Toch mag het zaad niet al te dicht komen te liggen. Bescherm het zaad met net, gaas of zwart garen tegen musschen. Tegen half juni moet de late kool verplant worden, dan vooral veel gieten. Sprultkool kan ook half April gezaaid W9rden; boerenkool een maand later. Deze soort levert ook op lichteren en minder zonnigen grond een goed beschot, terwijl de meeste boerenkool, vooral de grovere, strenge koude gemakkelijk doorstaat. Teneinde geen plekje onbenut te laten, kan kool ook goed in de zijpaden geplant worden. Men doet dan goed, er dan zoo weinig mogelijk in te loopen. Ook op leeg komende bedden van doperwten enz. kan nog boerenkool gebracht worden. Van zeer late planten (Augustus) is de oogst tamelijk wisselvallig. Zet ook een hoekje met pootuien, die tegelijk met de koolplanten aangevraagd kunnen worden. Voor pootuien wordt alleen de Zwijndrechtsche gele ui gebruikt, een soort, menigmaal tot een half pond we gende. Ze worden op rijen geplant, 20 cM. uiteen; in de rij komen ze op 15 cM. uiteen. In September kan men met oogsten begin nen ; men trekt daartoe de geheele plant op ,en laat het blad flink drogen. Later wordt dit verwijderd. Pootuien kunnen niet al te lang bewaard worden, doch geven daaren tegen in den regel een bevredigend beschot. Bij het poten moeten de wortels met voorzichtigheid behandeld worden; de plant moet niet dieper komen te staan dan op haar oude plaats. Op kleiachtigen'bodem kunnen ook andere soorten gezaaid worden, niet te dicht. Later dunnen tot op afstanden van 10-15 cM. Op zandgrond is de pootui het meest te verkiezen. In sommige streken wordt de uienteelt onmogelijk gemaakt door de lar ven van de uienvlieg, die plant na plant aantasten. Op die plaatsen doet men beter zich op de teelt van sjalotten toe te leggen. Deze worden geoogst, als de uienvlieg nog niet de sterkste generatie de wereld heeft inge zonden. De groote soort, de z. g. dub bele sjalot gedijt ook goed op zandgrond Men poot de bollen even (l?l1/» cM.) onder den grond, op rijen van 20 cM. af stand; in de rij op 15 cM. Langs den rand van een bed vinden ze ook menigmaal een plaats. In Juni of Juli elke bol is dan aangegroeid tot een verzameling van 5?10 worden ze uitgetrokken, evenwel niet voordat het blad begint te verdorren. Het drogen heeft plaats als bij de uien. Neem het droge vlies rond den bol niet weg, opdat het rotten niet licht zal intreden. ? Luchtig en koel bewaard, kunnen sjalotten heel den winter overblijven. Wie nu de aangegeven gewassen gaat planten en poten heeft alle kans op goede resultaten. D. D. . IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI NfiDERL. HUMT BESTE K ** CENTS S16t AAR Ontwikkeling en Ontspanning van de gemobiliseerde troepen" Het is een lange naam, waarmee deze afdeeling van het Algemeen Hoofdkwar tier" gedoopt is, en ze wordt in het leger dan ook kortweg aangeduid als: O. en O." Een bruikbare afkorting, waarmee ze in de nog geen twee jaren van haar bestaan populair is geworden, en die ook hier moge gebezigd worden in dit beknopt relaas van eenige faits et gestes van het in Den Haag gevestigde bureau. Het is wel merkwaardig, dat een spe ciale afdeeling van 's Opperbevelheb bers-hoofdkwartier zich uitsluitend bezig houdt met: het doen geven van onderwijs in allerlei M. U. L. O.- en handelsvakken, het propageeren van huisvlijt", het organiseeren va* zangonderricht, het verschaffen van lectuur en spelen. Athletiek en scher men ook onderdeden van het O. en O.programma passen dan nog wel in het kader der militaire opleiding, maar dat het legerbestuur zich waarlijk ook bemoeit met het op touw zetten van concerten en tponeeluitvoeringen, dat het de soldaten liederen laat leeren, van Heije en Van der Meij en Lovendaal, en zelfs Dirk Witte's Aspirine"..., menigeen buiten (en in!) het leger vindt het eigenlijk maar zoo-zoo. Geleerde Nurksen, van de combinatie: /e^erbestuur en O. en O." hoorend, orakelden wijs: contradictio in terminis; en Jan Rap, niet latinist, vond het: poppekast". »*' Intusschen is 't O. en O. bureau rustig maar energiek aan 't werk getogen. Het timmert daarbij meer aan den weg dan eenige andere afdeeling (de niet eens vol ledige aanduiding van 't terrein zijner be moeiingen, hierboven gegeven, toont wel aan, dat dit niet anders kan), en, dit doende, trekt het noodwendig het eerst en het vaakst de critische aandacht van belangstellenden. Bezwaartieeftditallerminst.zoolangtenminste niet de nu en dan in Kamer en Pers geuite de'te//critiek den indruk maakt, alsof uit enkele inderdaad betreurenswaardige voorvallen op 't het gebied der ontspanning de norm te kennen ware. Dat 't gevaar daarvoor niet UIT HET DIENSTHUIS VAN DE KONINGIN DER AARDE 'Welke rijken vok veranderen, het rijk van de Koningin der Aarde: de dagblad pers, is levendiger dan ooit. Er is vaak gezegd, dat de leider van een invloedrijk blad evenveel invloed op zijnen tijd uitoefent als menig regeerder in de officieele wereld. Alleen, die journalistieke toonaangevers treden niet naar buiten op. Zij vertoonen zich aan hunne gemeenten slechts door het woord. De Amsterdammer" heeft gemeend, dat de vooraanstaande dienaren van de Koningin der Aarde in Nederland ook uiterlijk geene onbekenden moesten blijven voor hen, die hen dagelijks volgen. Vandaar dat wij een reeks portretten geven van een aantal hoofdredacteuren en redacteuren onzer Nederlandsche bladen, met bijschriften hunner collega's. Den heeren, die zoo welwillend waren hun stilzitten" waarschijnlijk voor hen een zeer ongewone bezigheid daartoe te verleenen, wordt hierbij de dank der redactie gebracht; den teekenaars evenzeer. Dr. ABR. KUYPÉR, Hoofdredacteur van de Standaard" Voor de Amsterdammer" geteekend door George vau Raemdonck Bij het portret van Dr. A. Kuyper door A. ROODHVIJZEN, Politiek redacteur van Het Vaderland Jaren geleden zat ik op een avond eens met mijn vriend Tak te praten, Plet Tak, die een van de velen is die te vroeg zijn heengegaan, toen wij op de vraag kwamen, wie de beste journalist van Nederland moest geacht worden, en wij waren het er over eens, dat slechts twee mannen toen voor die eereplaats in aanmerking kwamen, te weten De Koo en dr. Kuyper. Ons beider neiging was om aan De Koo de eerepalm toe te kennen, maar de slotsom na wikken en wegen was, dat dr. Kuyper toch allen over trof. Wel rekenden wij De Koo's artikelen van eene waarde waardoor hij als journalist met dr. Kuyper op ne lijn kon worden gesteld, maar wat hij miste was de onschat bare gave om in enkele regelen den tegen stander zoo in zijn zwak te tasten als de hoofdredacteur van De Standaard" dat in zijn driestarren vermocht. En wij zijn bij dat oordeel gebleven; en die driestarren hebben steeds te meer onze bewondering gewekt, waar ze nooit de vruchten waren llllllllllllllllllliminilllllllllllllllllllllttllHIIHIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIMIMlIMI denkbeeldig is, bewezen de Kamerdebatten bij de behandeling der oorlogsbegrooting (midden Februari). Bleek niet de voorbarig heid van sommiger generaliseerende veroor deeling, toen een der Leden de besprekingen was komen verrijken met de mededeeling zijner ervaringen als Algemeen Veldprediker? En wat ten deze van den Ontspanningsarbeid geldt, kan eveneens, mutatis mutandis, van de bemoeiingen ten dienste der Ont wikkeling gezegd worden. Er blijven desiderata, natuurlijk. Maar wie in staat is zich een denkbeeld te vormen van de moeilijk heden, die het geleidelijk inschuiven van zulk een nieuwe afdeeling in het geheel der militaire organisatie met zich brengt; wie de wordingshistorie van O. en O. *) in het oog houdt en bedenkt dat deze afdeeling in den zomer van 1915 tot den opbouw van een organisatie geroepen werd, waaraan een burger commissie van eminente mannen te vergeefs een jaar lang gearbeid had; wie rekening houdt met de vele factoren die zooals de steeds veranderende dislocatie en samenstelling van het leger op den ge regelden gang van begonnen cursussen e.d. steeds belemmerend blijven werken, die voelt zich mér geneigd tot belangstellende kennisneming en gulle waardeering van wat bereikt werd, dan tot felle critiek omdat aan den eisch der volmaaktheid niet is voldaan. * * / * ' Evenwel, niet de omvang van den onder nomen arbeid, noch het enthousiasme waar mee het werk verricht wordt wettigen het *) Cf. de bovenbedoelde rede van dr. De Visser, Kamerzitting van 26-2-17. van langdurig peinzen, allerminst geconci pieerde artikelen in gecondenseerden vorm saamgeperst, maar handgranatenlosweg op genomen en bijzonder raak op den tegenstan der geworpen. Heeft de heer Kuyper niet als minister, terwijl hij deed of hij luisterde naar eene redevoering, waarvan het begin veel te ver van het einde was, niet zelfs op zijn manchtitcn driestarren gekrabbeld, die op dit voertuig dat de waschvrouw toe kwam naar de drukkerij gingen ? Dr. Kuyper kon men verder slechts in zijne volle waarde als journalist waardeeren als men geregeld lezer is geweest van De Heraut" en van De Standaard", en aan die waarde doet niets af het feit, dat zijn woord voor zijne lezers een evangelie was. Hij heeft het geheim verstaan om onder woor den te brengen wat in de gemoederen van ons Calvinistisch volk leefde; hij heeft, telkens als het noodig was, datzelfde volk op nieuwe banen gebracht, [zonder eenige gevoeligheid te wekken. Wie zich de moeite wil geven om nog eens na te lezen wat hij in zijne artikelen over de Gemeene Gratie b.v. over de inenting en de verzekering heeft gebruik der mij gastvrij verleende plaats ruimte. Alleen de .richting, die bij de be moeiingen van O. en O. gevolgd wordt, be paalt haar blyvende beteekenis. Niet beter meen ik die te kunnen aangeven dan door het vermelden van eenige bijzonderheden betreffende een onderdeel, waarmee de par ticulier ondernomen organisatie der onlangs in Amsterdam gehouden tentoonstelling (en bazar) Hand-Arbeid Leger en Vloot" mij enkele malen in nauwere aanraking bracht. Juist wijl het initiatief tot het houden dezer expositie reeds in December 1915 genomen was op grond van de ervaring dat bij het veldleger tal van militairen zonder leiding en voorlichting zich met huisvlijt-beoefening bezig hielden, scheen het belangwekkend den invloed te leeren kennen dien deze han denarbeid ondervinden zou van het onder richt dat vanwege O. en O. gegeven kon worden, toen de in Mei d. a. v. geopende centrale cursus in Den Haag instructeurs begon af te leveren. Weliswaar boden de in dezen winter gehouden tentoonstellingen daarvoor slechts zeer ten deele een bruik bare maatstaf. Immers, het meerendeel der inzendingen bleek nog vervaardigd naar de oudemethode: het schabloon-namaak-systeem. Maar reeds de (betrekkelijk) weinige pro ducten van de, laat ik 't noemen O. en O.huisvlijt", toonden in degelijkheid van con structie en in voorname soberheid van versiering het superieure van de in Den Haag gepropageerde nieuwe richting. Dit toch lijkt wel in dezen arbeid van het O. en O.-bureau het meest verblijdende: het huisvlijt-onderricht, zooals dit op den centralen cursus in Den Haag, onder de leiding geschreven, zal zijn meesterschap moeten erkennen, waar het gold over zoo teer onder werp zijnen volgelingen gezonder denkbeel den bij te brengen, dan dat een van de pokken geschonden gelaat een eereteeken zou zijn, of dat een onverzekerd leven of huis blijk zou geven van een buitengewoon berusten in Gods wil. De Standaard" was dr. Kuyper's strijdwapen voor eigen beginselen, voor eigen partij. Als dan ook de klacht, de zeer ge rechte klacht van den tegenstander wel eens is gehoord, dat hij zijnen lezers de weerleg ging van zijn beweringen onthield, dan dient men niet te vergeten, dat deze veld heer zich als ieder legeroverste gerechtigd achtte den slag te ontwijken, als hij daarin voordeel zag; en dat hij het verspreiden van onjuiste bulletins over de kracht van zijn tegenstander als middel mocht gebruiken. In dit licht heeft men naar het mij voorkomt wat dr. Kuyper in De Standaard" schrijft altijd te bezien. Dr. Kuyper heeft eens in de Tweede Kamer gezegd, dat hij in zijn leven zooveel politiek rattenkruit heeft geslikt, dat hij daartegen immuun is geworden; dat was niet juist. Zijn buitengewone geestkracht heeft het hem mogelijk gemaakt veel te verdragen waaronder anderen zouden zfjn bezweken, maar hij is zeer gevoelig voor een woord van lof uit den mond der tegenstanders, al hebben zijne medestanders hem daarvan zoo overmatige porties toegediend, dat men ook verwachten zou, dat hij voor lof immuun zou zijn geworden. Toen ik eens in De Vaderlander" bij hem het misverstand wekte, dat ik zijn persoon aantastte, en ik in een volgend nummer uitvoerig uiteenzette, dat zulks niet het ge val was geweest, werd mijn artikel geheel in De Standaard" overgenomen, en merkte ik met genoegen, dat het oordeel van den politieken tegenstander hem alles behalve onverschillig was; dat dus mijn meerdere en oudere toch meer dan hij voor zichzelf wilde bekennen geleden heeft onder de mis kenning, die hem maar al te vaak ten deel viel. De Standaard" heeft n groote fout, en dat is deze, dat wie niet tot de broeders behoort, ze eenvoudig ongelezen naast zich neerlegt, als er niets van dr. Kuyper's hand in staat, en zijn eigen onvergelijkelijk pittige stijl maakt, dat niemand van de medewerkers u ooit in den waan kan brengen, dat zijne artikelen van des meesters hand zouden zijn. Inderdaad van den Meester, den meester in de journalistiek, aan wien indertijd zoo terecht het presidium werd gegeven van den Journalistenkring. Voor de journalistiek in het algemeen zou dr. Kuypers heengaan een groot verlies wezen, voor De Standaard" zal het de nekslag zijn. <^7 //<HrJ4(^^ L Protestantsch Comitévan hulp voor de bezette gedeelten van Frankrijk. Sedert April 1915 bestaat te Parijs het Comité, waarin, onder presidium van den heer Cornelis de Witt, vele invloedrijke Protestanten zitting hebben. Dit Comitéheeft ten doel geestelijke en materieele hulp te verleenen aan de Protestantsche bewoners van de door de Duitsche legers bezette streken en deed overeenkom stig zijne statuten niet alleen een beroep op den steun van alle Fransche Protestanten, doch ook op alle met Frankrijk bevriende Protestanten. Dank zij dit beroep werden in andere landen sub-comités opgericht, die gelden inzamelen voor het bovengenoemde doel ten einde die aan het Fransche Comit af te dragen. Aldus geschiedde in Engeland, de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, (en, naar ik zeker meen te weten, naar de inzichten) van den gemobiliseerden ingenieur, den res. Ie luitenant Sweep gegeven wordt, wijkt volkomen af van het (helaas) normale: de vervaardiging en versiering van kunst"en gebruiksvoorwerpen naar kant-en-klaar gekochte modellen. Het overnemen van in massa gedrukte ontwerpen, figuurzagen langs opgeplakte platen (alle //gTzar-zaagwerk trouwens) wordt op den cursus nutteloos, smaakbedervend en inventie-doodend geacht. En wat men den leerlingen bij alle onderricht in: een voudig timmerwerk, houtsnijden, rietvlechten, stoelenmatten, knoop- en macramé-werk, steeds voorhoudt, en leert toepassen, is: imiteer niet maar lever eigen werk; ontwerp zelf, ook de versieringsmotieven; streef naar een logische indeeling; houd rekening met den aard van het materiaal; verlies nooit de beslemming van het te maken en te ver sieren voorwerp uit het oog. Zoo tracht men daar de huisvlijtbeoefening te stuwen op den eenig goeden weg waarlangs ze tot hooger plan geraken en, onder gunstige omstandigheden, tot het niveau der kunst nijverheid stijgen kan. En zou het niet als een hél mooi resultaat van dezen, eigen aardig genoeg in het leger begonnen, arbeid beschouwd mogen worden, als straks dit werk van O. en O., dat duizenden bereikt, blijken zal bevordelijk te zijn geweest aan de herleving eener nationale volkskunst? * * * De lezer doet intusschen verstandig met niet te gelooven dat de heele omslag eener complete afdeeling van het algemeen hoofd kwartier enkel en alleen op de been wordt Op den vlechtcursus Militaire Huisvlijt DE FIJNPROEVER EN ZIJN HONDJE MOP Mop, ik kan me niet begrijpen" Hoe je vroolijk kwispelstaart;" Peins je over fijne kluifjes" In je mandje, bij den. haard?" Ach, er komen droeve dagen" Voor den rente-rijken man" Nu hij bij zijn middageten" Niei meer volop smullen kan." Schat, het is gedaan met schranzèn" En met zeven-gangs diner's" Voortaan is 't honger-lijden" Eenmaal visch en eenmaal vleesch." Onze delikate buiken" Nu nog bol, gezond en gaaf," Nu nog onze levensvreugden," Worden van gebrek concaaf." Om van honger niet te sterven" Als een zieke bedelaar" Moet ik driemaal gaan dineer en" Mop, die oorlog drukt ons zwaar/" iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiin iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiitiimiiiiiMiiiiiir en Zwitserland, en nu hebben een aantal landgenooten zich eveneens tot een der gelijk sub-comitévereenigd, opdat ook ons vaderland, dat zoovele warm voor Frankrijk voelende Protestanten telt, niet achter zou blijven en de hoop, die de Fransche Prote stanten op ons, hunne Nederlandsche broe ders, hebben gevestigd, niet zou worden teleurgesteld. In de redevoering, welke de Voorzitter hield in de eerste vergadering van het HoofdComitéte Parijs, zette hij het doel uiteen en sprak hij daarbij de volgende woorden: »Het werk, dat wij heden inluiden, is een werk van christelijke saamhoorigheid en patriottisch geloof. Wij zijp Franschen en Protestanten. Broeders -van ons, door den inval verstrooid en van alles beroofd, hebben geen haard meer! Dit ne woord, zoo z iet, zoo ^ ol herinneringen en beloften. Thuis", is voor hen slechts een hoon en bijna een onrecht, immers andere medeburgers die verre zijn van de streken der verwoesting, en die zelfs niet de echo van het kanon of den aanblik van den brand leerden ken nen, kunnen nog heel rustig zeggen: «Thuis." Wat zal de dag van morgen brengen voor -leze geloofsgenooten en medeburgers, die nu slachtoffers zijn' Wie zal hen kunnen helpen bij het werk van den noodzakelijken wederopbouw en het herstel? Deze onzekerheid en deze smart roepen om een ant woord, dat een belofte moet zijn, en een belofte, die eeu daad moet zijn! Ziedaar de reden van onze samenkomst." en verder: »Den dag van morgen voorbereiden, bet herstellings werk vao den vrede krachtdadiger maken en hespoedigen na het vernietigings^erk van den oorlog, zicli opmaken om diegenen naar hunne in bouwvallen ver keerde woningen te geleiden, die vol zorg onze zege vierende legers zullen volgen, ons met hen begeven in hunne onbebouwd gebleven landerijen en hun te kunnen zeggen: Broeders in den godsdienst en in het vader land, wij zullen u helpen, zooveel al-< wij kunnen, om de muren van uwe huizen en kerken weer op te rich ten, om uw huisraad te herstellen, om de aarde te be zaaien, waar maandenlang alleen het mitrailleervuur gearbeid heeft, om alle dierbare afwezigen naar hunne haardsteden terug te brengen ! Thuis, thuis!" Voor dit lieftiewerk wordt thans de steun van het publiek gevraagd. Bijdragen kunnen worden ingezonden bij het Comité: J. P, Guépin pres., J. F. de Beaufort vice-pres., P. J. J. Jonas van 's Heer Arendskerke penningm, G. C. baron van Asbeck, mr. C, H. Guépin, H. J. Knottenbelt, E. Ren van Ouwenaller, ds. J. L. Pierson, jhr. mr. W. C. Quarles van Ufford, G. Wende laar W.Gz. secr., mr. S. J. van Royen secr.. gehouden terwille van dit toch altijd proble matieke, toekomstig nut. Ongetwijfeld heeft de overweging dat de huisvlijtbeoefening, en lk onderdeel van O. en O., beteekenis hebben voor de weerbaarheid van het leger, bij het besluit tot de instelling dezer afdeeling voorgezeten. En niet ver is dit verband tusscnen O. en O. en de gevechtswaarde onzer weermacht te zoeken: al wat het moreel van de troepen sterkt, bevordert ook hun militaire kracht. Een bezig soldaat Is. een tevreden soldaat," zeide mij onlangs een hoofdofficier, die evenwel bezig-houden"niet synoniem acht met tijd-dooden" en daaromzooals reeds vele autoriteiten, den arbeid van O. en O." ten zeerste apprecieert,, niet het minst om zijn dagelijks blijkend! nut in militair opzicht. Vooral uit dit laatste oogpunt, maar toch ook om zijn beteekenis als huisvlijt die handigheid aankweekt en het vernuft scherpt, mag in dit verband niet onvermeld gelaten worden de merkwaardige arbeid van den bekenden heer Prince, van Driebergen, die, op zijne wijze en zonder den ruggesteun van officieele bevoegdheid, sinds Augustus '14 de manschappen, die hij bereiken kan, aan het werk zet. Het verschil tusschen de huisvlijt van O. en O. en die van den heer Prince ligt m.i. minder in onderscheid van methode dan in verschil van materiaal. Is. dit laatste juist, dan zou men kunnen vra gen of de geringe sympathie, die de offi cieele afdeeling voor het afval-werk" van den heer Prince schijnt te gevoelen, wel recht doet wedervaren aan de beteekenis die ook deze huisvlijt n voor het tegen woordige n voor de toekomst heeft. Want niet de vraag, welk materiaal gebruikt wordt, maar: hoe het wordt aangewend, is de voor naamste. En dat ook blik en been zoogoed als hout en touw voor het vervaardigen van practische gebruiksvoorwerpen zoogoed als voor versieringsdoeleinden te bezigen zijn, behoeft wel geen betoog. |t Maar, gescheiden of in samenwerking, n deze huisvlijt, n de arbeid van O. en O., in al haar afdeelingen, reeds door hun nobel doel gerechtvaardigd, zullen nu en later groot nut stichten. En voorzoover de resultaten voorshands aan de waarneming mochten ontsnappen, beware voor pessimisme het gegrond vertrouwen, dat deze merkwaar dige arbeid, met zoo grooten ernst aan gevangen en volgens gezonde inzichten ge leid, ook als deze oorlogstijd tot het verleden behoort, in veler werk vrucht zal dragen. GERH. VAN DIJK Res. Ie Luit.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl