De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 7 april pagina 9

7 april 1917 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

7 April '17. No, 2076 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND AMSTERDAM ARNHEM 'S-6RAYENHAGE ROTTERDAM UTRECHT lUIIIIIIIMIIIIIJIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Het Grafmonument voor Paus Pius X Einde 1914 werd de prijsvraag uitgeschre ven voor het grafmonument, dat in St. Pieter de goede nagedachtenis aan paus Pius X bij het R. katholieke nageslacht niet alleen maar ook bij het kottersene zal levendig houden. St. Pieter telt veel van zulke monumenten. Niet alle pausen liggen er begraven, doch de meeste. De oudste tomben zijn bij stuk ken en brokken in de duistere krocht ver bannen, met uitzondering van de beide gedenkteekenen voor Sixtus IV en Innocentius VIII, niet omdat de bouwleiders der XVIe eeuw voor de Pollaiuoli zulk een *' bijzondere vereering hadden, maar eenvoudig omdat deze tombes kostbaar waren van brons en zien bezwaarlijk lieten vierendeelen. Zij hinderden ook niet: De eene ligt plat op den grond, de andere werd naar een smal muurvlak in het linkerzijschip verwe zen, waar ze, bescheiden verlicht, niet zoo erg in 't oog valt. Sedert de weidsche tempel gereed kwam kreeg in beuken en koor der geweldige ruimte het eene barock-monument na het andere een plaats. Daar tronen nu de op volgers Petri: machtige figuren in brons of TENTOONSTELLINGEN MIDDELBURG ; ZEELAND (Heyse, Vaes); UTRECHT (de Winter); DEN HAAG (Gilsoul) Meer dan de hevige daden der mannen in oproer en in doodslag, zijn de innerlijkheden der vrouwen, der moeders, mij ge wichtig in het werk van Kdthe Kollwitz, en ook, het meêlij om de jonge kinders, dat, telkens herhaald, telkens bij haar ge her vindt. Er is daarin iets grooters. Er is daarin iets van de diepere nature. Er is daarin iets eeuwigs. Dit meêlij en deze innerlijkheên zijn blijvend. Altijd zal de dood komen om het kind, en altijd zal de moeder, het moe derdier, dien dood niet willen erkennen. Altijd zal de moeder niet los kunnen laten wat zij baarde, en altijd zal zij het koude, starre, ding tot haar levend kind willen herscheppen met de warmte van het eigen lijf. Dit weet Kathe Kollwitz, en zij kent ook de eindelooze, matte, verbazing om den dood, die moeders inne is. En met deze gevoelens vol, en vervuld van dit bitter weten, en met het meêlij der erkenning, heeft ze een groot deel van haar (graphisch) werk gemaakt. Ik heb het u meer beschre ven. Maar het is werk, dat meer dan eens beschreven kan worden. Er is bij haar, in de weergave der primaire gevoelens geen strekking. Elke strekking is een definitie, en elke definitie is een ontkenning van een deel der werkelijkheid. Kathe Kollwitz heeft hier geen definities gegeven. Zij heeft ge zien, en heeft ondervonden, mee ondervon den. Zij heeft gegeven. Zulke dingen zijn altijd roerend, en ontroerend, omdat zij, in zeker opzicht, onbeperkt zijn, en door-dei nen door alle lagen van het diepe gevoel. En ge weet, wanneer ge het zelfportref ziet van deze vrouw, dat ge dat hier kunt verwachten, wat ge, immer getroffen, hier hervindt. Er is in dezen eenvoudigen kop droom n eerbied n lijden, bij vast beradenheid. Met de gave mee, worden met deze dingen de werken gemaakt, waarover met hartstochtelijken schroom te schrijvtn is, en die met eerlijken eerbied te ontvangen zijn, want zij zijn nieuwe uitbeeldingen telkens van die groote menschlijkheên, die blijven zullen tot de sterren zich eens schik ken zullen in nieuwe figuren. Tot dan zijn zij gewisheid... Jan Heijse's Legende van Westenschouwen (in manuscript). Het onderwerp voor de twaalf platen van dit prentenboek is de ondergang van een stad door over daad en overmoed; het is het tragische in de lotgevallen van Reymerswael, en in die van het Vrouwtje van Staveren, die ik altijd den ring zie werpen met het kille en hoogmoe dige gebaar, en waar-na ik altijd weet, dat de leege aren zullen waaien op de zand banken bij de eens diepe haven. Hier kwam de ondergang der stad door andere daad.Een terugkeerend schip wierp vlak marmer, bevelend, regeerend" de hand uit strekkend met zelfbewust, imponeerend ge baar ; een enkele ook in zegenende houding, of in gebed geknield. Meestal zijn de praalsarcophagen geflankeerd door allegorische gestalten, die op hun beurt door gesticu latie de onvergelijkelijke grootheid van den gestorven paus ons duidelijk moeten maken; als er geen Faam zijn versteenden lof uit bazuint. Alle deze gedenkteekenen hebben voor en na de beste plaatsen ingenomen, zoodat voor Pius X niet anders beschikbaar bleef dan het smalle muurvlak, nauwelijks 3 M. breed, juist tegenover het donkere brons monument der Pollaiuoli voor Innocentius VIII (1498>. De kunstenaar, die het nieuwe grafteeken hier te plaatsen kreeg, had wel een uiterst moeilijke opgave, om bij zoo weinig ruimte een werk te leveren, dat tusschen al die drukte van vroeger eeuwen kans had tot zijn recht te komen. Lorenzo Bernini heeft in deze kerk het hoogste woord. Hij slaagde er in, zelfs Michelangelo te overschreeuwen. Wie na hem nog iets zeggen wil dat gehoord, verstaan wordt, moet zeer nadrukkelijk zijn, waardig, en vooral zijn taal moet boelen. * * * Na de Pinksterdagen zijn. in de sakristij van St. Pieter de vier ontwerpen tentoon gesteld geweest, die door een commissie van deskundigen uit de veertig ingezondene waren aangewezen als in aanmerking komende voor uitvoering, Het monument zal, volgens heerschende gewoonte, be kostigd worden door de kardinalen, die door Pius X tot het purper zijn verheven, en uit bijdragen van geloovigen voor zoo ver en zooveel die bijdragen willen. De opdracht wordt nochtans gegeven vanwege den nu regeerenden paus, door wien drie kardinalen werden aangewezen om uitspraak te doen. (Merry del Val, Bisleti, Cagiano da Egzevedo). Deze kardinalen, na zich door de gezegde commissie van kunstenaars te hebben laten voorlichten, hebben beslist ten gunste van het ontwerp ingezonden door den jongen beeldhouwer Pier Enrico Astorri, diézich voor het bouwkundig ge deelte had laten ter zijde staan door zijn vriend, den architect Florentino da Fausto, jonger nog dan hij. Dit ontwerp stond ook reeds als No. l op de voordracht van vier. De paus bekrachtigde de keuze. Astorri is in 1884 te Parijs geboren, maar beschouwt Placenza als zijn vaderstad. Sedert twaalf jaren te Rome gevestigd, heeft hij reeds meermalen door zijn krachtig werk de aandacht getrokken. Ook kleine bronsgroepen van zeer bijzondere verdienste zijn op verschillende tentoonstellingen te zien geweest. Wie ooit de Tweejaarlijksche te Venetiëbezocht kent ze. Zijn eerste groote succes was het beeld van Piëmonte" vóór het Monumento Vittorio Emanuele" te Rome. Het gold ook toen een prijsvraag en Astorri zag z ch uit 300 mededingers, meest ouder dan hij, ver koren. Hij was toen 22 jaar oud. Sedert was o.a. de stad Milaan onder zijn bestel lers. En thans de Curie. Opmerkelijk is het, dat noch Astorri die nog wel medewerkte aan het monument, dat te Rome de zege praal van **t Huis Savoje zoo ostentatief mogelijk verheerlijkt l noch da Fausto eenige connectie had bij het Vaticaan. Van de concurrenten hadden verscheidene zulke verbindingen wel en er is niet weinig voor hen gewerkt. Dit blijkt achteraf uit het heftig twistgeschrijf, dat na de uitspraak is ontstaan en dat nog niet geheel geluwd is. Van invloedrijke clericale zijde zocht men herroeping uit te lokken, 't Ontwerp van Astorri, heette het, paste niet in deze kerk: het had niet genoeg om 't lijf", er sprak geen diepe gedachte uit. Bedoeld werd!: bij de stad de netten nog eens uit. 't Ophalen ervan was zwaar; de meermin blonk, door schijnend, in de netten. Zij, ze wilde weer terug naar haar dolfijnen, maar 't scheeps volk zag winst in haar, en bracht haar aan wal. Ze was te zien voor een duit, zooals in het verhaal staat. Maar niet alleen te zien. Zij, de zeemeermin was gewend aan zuivere zachte woorden (misschien is zij 't symbool der nederige liefde) en ze werd hier (rauw was 't volk en rauwer de burge meester Comen Olifant, vet van 'twijndrinken) behandeld als een lichtekooi, een te koopen Venusdierken. En het gebeurt niet alleen in de Legenden, de zeemeermin stierf van die woorden en door die smalende daden. En toen zij dood was, smeekte de meer-man haar terug te geven. Van de kaden af werd hij hitsig bespot. Dreigend en maledlceerend verdween hij. En de storm der legenden stak op en lief den toren alleen staan van de heele stad het an dere verzonk in een dag in die zee, die de stad rijkdom bracht, dan verderf. Het is een onderwerp, dat op dieper wijze kan bezien worden dan Jan Heyse deed. Maar dit is geen deel van de bespreking hier. Heyse schreef op een 12-tal bladen dit verhaal neer: tekst en teekening De teekeningen zijn zooveel mogelijk vlak ge houden, de bladverdeeling, niet monotoon, is toch zooveel mogelijk eender. Bovenaan is het tooneel van 't verhaal, dat de tekst verhaalt, en onderaan in een cirkel gevat zijn de portretten van de hoofdspelers in dit droef-eindend spel: de meermin, de meer-man, de burgemeester Comen Olifant, die de ergste was, terwijl een portret van Carolus Quintus, ook in een cirkel het tijdperk aanduidt van het verhaal. De laatste twee bladen geven den dreigenden meerman, en den toren tusschen twee gestyleerde golven. Het geheel (uit 1917) is een prenten boek, dat moedwillige styleering tot een ietwat afzonderlijk werkje maakt bij ons, en toch, tevens, tot iets dat de moeiten van het uitgeven waard is. Diezelfde zucht tot oplossen der vormen vindt ge op de schutbladen, waar bovenop mathematische golven de symmetrische scheepjes stijgen. Walter Vaes. Indertijd, in een korte beschouwing in Onze Kunst over het wetk van Vaes in Holland, schreef ik: dat van de drie groepen: Het portret, het stilleven, en de etsen het stilleven het minste was, en dikwijls troebel in de kleur. Toch heb ik toen, evenmin als nu, getwij feld, dat een lang verblijf in het Zeeuwsche licht, dat zonder leugens is en doorschijnend, hem goed moest doen. Ik kende zijn atelier in Antwerpen. Bij alle bekoringen, die het bezat voor een hartstochtelijk liefhebber van de oude stad daar, was 't licht er misschien te verdoofd om niet gevaarlijk te kunnen worden voor den schilder. Het had illusie, maar duisterte. .Allegorie..' Faam... De kardinalen echter, de verbolgen critici ten spijt, bleven pal, zooals ook wel niet anders te verwachten was. Zij zijn getroffen geweest door Astorri's opvatting van het grafteeken en hebben zich bij hun beslissing door geen andere overwegingen laten leiden. Eere wlen eere toekomt. Op de nauwe plaats, die beschikbaar was, heeft Astorri beoogd de persoonlijkheid van den Stedehouder Christi aldus te huldigen, dat de toeschouwer van zelf onder den indruk komen moet van den adeldom dier persoonlijkheid. Het zeer moeilijke vraagstuk is zoo opgelost, dat niet meer te bespeuren valt, dat er een vraagstuk aanwezig was. Dit op zich zelf is een groote lof. Men zie op de afbeelding hoe ongezocht het monument ingelijst is tusschen de twee kolommen van rood marmer. Deze toch behooren niet tot het ontwerp, maar maken deel uit van de aan wezige architectuur, evenals de gebroken architraaf, die er op rust. Hoofdzaak is de figuur van den paus. Deze was bij zijn leven een heilig man, een herder in den waren zin van het woord, die leed voor zij n kudde, maar die ook schier leed onder het pausschap, dat hij als hooge plicht had aanvaard, nooit begeerd. Hij heeft misgrepen begaan in zijn staatkunde door eenvoud des harten en misleid misschien door kortzichtigen raad. Hij was geen heerscher, geen eerzuchtige, geen diplomaat, meer duider dan een naar succes strevend mensch van de wereld. Ignis ardens": een brandend vuur van naastenliefde. Het ontworpen beeld geeft hem weer, hoe hij, de grootst denkbare ramp over de aarde gekomen ziende, opgerezen van zijn hoogen troonzetel en een korte stap voorwaarts gedaan hebbende, zich zelf biedt als een offerande om aldus de goddelijke gerechtigheid te verzoenen. De gedachte is edel! Pius' leven was een voortdurende offerande en waarlijk was hij een Stedehouder van Christus, bereid achter dezen, zijn Kruis dragend, Golgotha te be klimmen. Kalm en vaderlijk was zijn optre den, zacht zijn blik en sereen, maar be droefd tot den dood toe. Staande niet in, maar juist vóór de diepe nis van albast, zal de wit-marmeren figuur in de schaduw daarvan niet terug treden maar er veeleer tegen uitkomen. Beneden is een bronsdeur met vlakke re liëfs, daarboven de cartouche met opschrift; ter weerszijden komen twee marmer-reliefs met levensgroote gestalten voorstellende links: de Communie der kinderen ; rechts: de Wetenschap hulde brengend aan het Geloof. Het eerste relief doelt op de voor schriften, die Pius gaf om de toetreding der jonge kinderen tot de Moederkerk te bevorderen. (De middelen welke hij aan beval waren voor alle landen niet juist gekozen, maar het streven pleit voor zijn eenvoudig, zorgzaam hart). Sinite parvulos venire ad me" (laat de kinderkens tot mij komen) luidt het opschrift. Het tweede relief geeft zinnebeeldig het groote beginsel aan, dat den paus steeds voor oogen stond, nl.: dat op het Geloof in Christus al het menschelijk doen en denken heeft te berusten. Als opschrift is hier het woord van Paulus gekozen: Nos autem sensum Christi habemus." (Maar wij hebben den zin van Christus). Sedert Luigi Amici, schepper van het koude, aandoeninglooze praalgraf voor Gregorius XVI (voltooid in 1854), heeft geen modern kunstenaar voor St. Pieter gewerkt. Het waardige monument voor Pius X zal eerst over vijf of zes jaar gereed kunnen zijn. Een opdracht als deze stelt hooge eisphen wat de uitvoering betreft en is daarbij niet weinig omvangrijk. Dit laatste Het licht in Zeeland is open. De stroomen en rivieren kaatsen het terug naar boven, en maken de ruimte transparant. Dit was voor Vaes een voordeel. Niet dadelijk, maar het zou komen. Hij onderbrak echter zijn verblijf. De twee bloemstukken (uit 1917), die ik pas zag in n, en mij het beste, is. er toch licht gekomen. Het is een bak, waarin gele, roode, en witte rozen staan, op een tafel, met wit bedekt. Het geheel staat in een grijzig, maar open licht. Er is de illusie in van die Hcht-atmospheer, terwijl toch de stof der dingen zooveel mogelijk behouden bleef in de schildering. Er is niet te veel nadruk op de verf gelegd. Dit is een verschil, dikwijls, tusschen de Hol landsche en Belgische kunst: de onze is niet altijd vast genoeg van werkwijze, maar de Belgische is dikwijls te zwaar door het materiaal. Dit heeft Vaes hier gemeden. De bouw is vrij, en toch aangenaam aandoend; de beschaving, die ik in den schilder ken, is hier openbaar. Er is niet geploeterd. Ge voelt een vrijheid. Dit zijn goede dingen; alle Ie saam maken zij een goed werk. Iets minder zijn de Witte Rozen. Ook dit is een beschaafd schilderij, en de verdee ling der bloemen tegen den donkeren ach tergrond is gelukt. Hier en daar lijken de groenen der blaadjes mij niet geheel zuiver, en is de schildering der bloembladen, hoe wel innig, niet overal even luchtig. Beide werken zijn, als geheel overzien goede bloemstukken. A. de Winter, Utrecht. Het werk van De Winter is van verschillend standpunt be oordeeld, ik mocht het, in 't kort, hier doen van het standpunt van den kritikus van schilderijen. Dan worden de psychische waarden natuurlijk niet uitgesloten, maar beproefd wordt het werk te bezien, hoe het zich houdt ten opzichte van de kunst, van de schilderkunst en hare middelen tot uiting. Het eerste middel tot uiting der schiderkunst is de kleur. Ge moet dit begrip zoo wijd mogelijk nemen als ge wilt en kunt maar schilderkunst zonder kleur" bestaat niet. De kleur" van De Winter is, als ge haar vindt tusschen die van anderen, spontaan, d. i. echt. Zij kon in die echtheid koel zijn, schraal, hardnekkig in n gamma. Zij is bloeiend, soms vlammend, en gevarieerd. Zij wijst nooit op overweging, altijd op drift. Dat is een waarde in haar, en een gevaar voor den maker. De drift kan zoo groot worden, dat zij de psychische krachten van den maker vernietigt. Dit is wat ik hier, onwillig, dikwijls vrees. Dit is het gevaar voor De Winter. Ten tweede zet de kleur, zetten de kleuren zich te saam in eigenaardige vormen". Achter deze vormen schuilt meer herinnering van waargenomen wezen dan de meesten inzagen. Dit is dus een onbewuste hulp tegen de vlamvolle drift. Deze vormen worden wel hardhandig gemanipuleerd, soms, Prof. PIRENNE. Bovenstaand portret van prof. Pirenne is genomen in het gevangenkamp te Holzminden. Gelijk men ziet draagt hij om den linkerarm een band met het opschrift: Kriegsgefangener. Wij zullen niet trachten onder woorden te brengen, welke gevoelens bij ons opkomen, wanneer wij een der grootste geschiedschrijvers van onzen tijd in zulk een schamele omgeving als gevangene zien afgebeeld. Wij zouden alleen willen vragen: wat denkt een rechtschapen Duitscher van een dergelijk schandelijk onrecht? Prof. Pirenne heeft sedert eenigen tijd het kamp van Holzminden verlaten; hij had toen verlof gekregen zich op te houden in de universiteitsstad Jena. Naar de nieuwste berichten is hij reeds weer van daar verwijderd; ook in zijn correspondentie is hij zeer belemmerd. kan men uit de afmetingen reeds opmaken: de hoogte van het geheel is 11 M., die van het beeld alleen 4 M. Pier Eurico Astorri is degeen, die de kunst van het nu levende geslacht in St. Pieter vertegenwoordigen zal, om aldus mede zijn eigen naam in het gewijde mar nier te vereeuwigen. G. J. HOOQEWERFF tiiiiuimiiiiiiiiiumniMiii The Bo'nnie Song" Geertruida van Vladeracken De tijd is voorbij, dat onze muzikale aspiraties uitsluitend oostwaarts gericht zijn. Sinds de wijzen niet meer uitsluitend van dien kant komen, plegen we meerdere ob jectiviteit te betrachten bij de keuze van hetgeen ons belangrijk voorkomt. Geertruida van Vladeracken heeft hare aandacht, ver moedelijk na een langdurig verblijf in.het Vereenigd Koninkrijk, gevestigd op de folk lore van Keltischen en Angelsaksischen oorsprong. Wij konden nu kennis maken met een elftal voortbrengselen dezer kunst. Aangevuld werd het programma met twee Hollandsche liederen (?Hoe leit dit kinde ken" en Jezus dood") en een drietal Fransche (Chantons les amours, uit de bekende bundel Bergerettes du XVIHme siècle, Le roi a fait battre tambour en Chanson Lorraine. Dat nu het Engelsch-Schotsche volkslied ondanks het numerieke overwicht een over wegenden indruk teweegbrengt, hebben we niet ondervonden. Ze komen veelal overeen met onze oud-Hollandsche liederen en dan sen, bekend geworden door de zeer te waardeeren propaganda van onzen Röntgen, die belangrijke vondsten deed, maar wiens bundels voor een deel werk bevatten, dat, alhoewel historisch misschien belangrijk, door de groote eenvormigheid van stijl, niet van eene zekere monotonie is vrij te pleiten. Zoo schijnt het ons ook bij de folklore van het groote eiland. We hebben wel karakIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIM iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirmii maar ze zijn er. De phantaisie is een sterk element in 't werk van De Winter. Van schilders-standpunt is zij dat te dikwijls in de titels, waarvan ik de eigenaardigheid soms glimlachend moet ondergaan. Maar deze titelgeverij is iets van geringe be langrijkheid ten opzichte van het ge schilderde. Zij kan verwarrend zijn, hoe wel echt gemeend; zij tast het werk zelf niet aan. Zij hoort bij deze lyrische natuur, vol opwinding. Zij zou een gevaar echter kunnen worden, wanneer zij de schil derkunstige eigenschappen van 't .werk beheerschte. Soms doet zij dat en dan ontstaan de kleurige illustraties van een begrip als Laster" die niet treffen door nieuwe vondst, nieuwe dulding van het Begrip, en die zon der nieuwe winst, de kleurbeduidingen dooden. Voor mij zijn de zoo geheeten abstracte, feitelijk titellooze werken, de zuiverste. Die geven ongestremd wat de Winter vermag. Een laatste vraag is: heeft dit werk toekomst ? Het schilderwerk heeft kleur, en dat is een veiligheid voor de toekomst. Deze kleur is spontaan en rijk, dat is een tweede toe komst. Het schilderwerk komt uit een eigenaardige geestelijke gesteldheid, vol zeer persoonlijke lyriek. Daar is 't gevaar der uitputting, het zich zelf opvreten" zonder genoeg bijkomend voedsel: waarneming en verwerking dier waarneming. De vraag is of de winter robuustheid van geest en lijf en leden zal bezitten om dit gevaar te bestaan, Ik hoop het. Den Haag. Gilsoul (Kunstkring). De etsen van Gilsoul vertoonen de kenmerkende Bel gische schilder-eigenschappen. Ze zijn forscher van greep, maar missen daardoor het Hollandsche teedere. Ze zijn een bewijs van kunnen en van durf; niet altijd van schoon heid. Drie er van waren de beste; les Arbres de Nieuport; Ie Moulin; Vieille place h Ypres. De laatste bezat de stemming der terugge trokkenheid; de Boomen van Nieuwpoort hadden in hun lijnengang een kloeke bewe ging en de Molen-ets, een gezocht onderwerp, gaf Gilsoul's kracht. PLASSCHAERT Colenbrander Aardewerk in het Haagsche Gemeentemuseum Door de goede zorgen van dr. H. E. van Gelder heeft ons gemeentemuseum een bejangrijke collectie Colenbranders Aardewerk in eigendom verkregen, deels uit de collectie Mesdag, anderdeels uit de liquidatie der voormalige Rozenburgfabriek. B. en W. van den Haag hebben een deel der gelden ver strekt, het ontbrekende gaf een belangstel lend particulier. De verzameling is overzichtelijk geplaatst in afgesloten vitrines; kaartjes er bij geven nog eenige aanwijzing en het museum gaf teristieke monumenten te boeken als het ongewone refrein in the Boatman", het frissche soldatenliedje «The Campbells are coming", het gracieuse Barbara Allen (waar intusschen veel voordracht wordt vereischt, wil deze kleine ballade indruk maken), het geestige The Laird o'Cockpenn. Maar geen van al deze stukjes heeft in zuiver muzi kaal opzicht noch de fijne rhytmische gratie van een Chantons les Amours de Jean", noch een uitbeeldingsvermogen, als wij vin den in de illustratie van Le roi a fait battre tambour" (bekend uit het repertoire Pisuisse), dat prachtig - gevoelige stukje dramatiek, waarbij het geheele ancien regime" ons geestesoog voorbijtrekt. Onze eigen folklore, op dit programma wat mager vertegenwoordigd, biedt ook meer belangrijks, dan dat we dit beslag op werk van vreemden boden, volkomen be grijpelijk vinden. Ontkennen willen we intusschen niet, dat er over dezen avond een cachet van voor naam artistiek begripsvermogen lag. De zwarte vleugelkast, gedrapeerd met eene antieke shawl, waarop een eenvoudig arrange ment van gele tulpen, de smaakvolle costuums der vertolkster, die dikwijls door een enkele bloem of shawl de plastiek en mimiek in hare voordracht het juiste relief weet te schenken, dit alles kwam de stemming van huiskamer-intimiteit ten goede. Deze werd gebroken door de rechte stoelenrijen van het overigens zeer voor deze kunst geschikte zaaltje van Duwaer en Naessens. Wanneer de kunstenaresse haar programma wat meer zou willen yarieeren, zou de belangstelling in haar loffelijk streven er zeer door kunnen winnen. Als artiste bezit Geertruida van Vladeracken, binnen de grenzen van haar van nature be perkt terrein als zangeres, een zeer intuïtief gevoel voor harmonische schoonheid van toon, gebaar en kleur. Kunst van zeer goeden huize! VAN LEEUWEN iiiliiiiiiiitiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii een catalogus uit (no. 1) waarin men be halve een duidelijk gesteld voorwoord" de inventarisatie van de nieuwe collectie aantreft. De verzameling bestaat uit Ie: de voor werpen door fayence schilders gemaakt naar ontwerpen van Colenbrander (1185?1889) i en 2e, de ontwerpen zelf, geteekend en met waterverf ingevuld op de biscuitmodellen, Ook is er nog een kleine collectie uit de Goudsche fabriek, ontstaan in 1912 en 1913, waarbij 2 vazen (309 en 310) welke naar ik verneem door Colenbrander zelf zijn bewerkt, iets wat zoo goed als nooit voorkwam. Deze vazen zijn trouwens ook in ander opzicht curieus omdat ze absoluut afwijken van het andere werk. De opschildering bestaat uit gebouwen, boomen, landschap en blauwe lucht met witte wolken. Deze collectie, waarbij niet minder dan 250 oorspronkelijke, door Colenbrander geteekende ontwerpen, is om meer dan een reden een gelukkig bezit. In de eerste plaats toch is het zoo'n be langrijke schakel in de kunstgeschiedenis der laatste jaren. Want dat zien wij, jongeren nu zoo duidelijk: hoe een heel bijzondere figuur hij was. Wat heeft hij weinig gepraat, en geschreven, en wat was hij zijn tijd ver vooruit. Wat was voor hem cubisme, futurisme etc... alles wat nu zoo heel modern is, het zit feitelijk reeds in zijn werk; en zooveel bezonkener, gevoeliger... en gewoner. Wat een fqne kerel was die Colenbrander, hoe spitsvondig en gevoelig, en wat een merk waardig vreemde verschijning in dien tijd. Wat zijn sommige dingen bijzonder ge compliceerd, anderen oersimpel. Wat is b.v. zoo'n klein schoteltje mooi, met even een motiefje, een vlekje en eenige lijnen. Wat een verschil, dit werk van een vrije kunstenaar, die zich ongebonden achtte ook daar waar materiaal en vorm hem bonden, welk een verschil met het latere bewuste moderne werk. Hij kende geen principes, materiaaleisen of rationalisme. Hij was de beminnelijke fantast, de kunstenaar die mag doen zoo hij wil, omdat hij 't kon. Van de tijdgenoten hebben weinigen hem gewaardeerd. Men vraagt zich trouwens af hoe 't mogelijk was dat in dien tijd zoo iets kon ontstaan, en wat zou 't gek geweest zijn als ieder dit werk toen had begrepen en mooi gevonden. Hij was een vreemde verschijning tusschen de meesters der Haag sche school. Met genoegen verneem ik dat een onzer eminente sierkunstenaars, in aard aan Colen brander verwant, een uitgebreid artikel met foto's over de collectie in het Haagsche museum gaat schrijven. Ik kan dus volstaan met deze notitie. Mogen velen het waardeeren dat deze ver zameling een zoo veilige plaats heeft ver kregen. CORN. VAN DER StUIJS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl