De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 14 april pagina 2

14 april 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 April '17. No. 2077 i , 1. UIT HET DIENSTHUIS VAN DE KONINGIN DER AARDE CHARLES BOISSEVAIN, Hoofdredacteur van het Algem. Handelsblad" Voor .de Amsterdammer" geteekend door Is van Mens Bij het portret van Charles Boissevain door dr. ABR. KUYPER, Hoofdredacteur van de Standaard" Onder onze journalisten bleef Charles Boissevain voor mij (én korte periode uit gezonderd) aldoor eene in hooge mate aan* trekkelijke figuur. Jammer maar was het, dut hij zoo vroeg notitie van me begon te nemen. Dit dagteekent reeds van 10 Augustus 1870, toen ik met een rede over Geworteld en gegrond" in de Nieuwe kerk te Amster dam mijn intrede deed. Waarom weet ik niet meer, maar Boissevain had naar die intrede een redacteur gezonden, en daags daarna verscheen hier in het Handelsblad een korte recensie van. Lang niet onwelwillend. Op l April 1897 kwam hij me zelf als journa list gelukwenschen, en deed dit op alleszins innemende wijze, zeoals hij alleen dit kon. Eii nog kunt ge in bet Handelsblad op 2 April van dit jaar een artikel, nogal van zes blad zijden, vinden, waarin Boissevain opnieuw DE INTERNATIONALISEËRING VAN HET VLAAMSCHE TAALVRAAGSTUK Een gevaar voor onze zelfstandigheid door Prof. Dr. FRANS VAN CAUWELAART Lid der Kamer van Afgevaardigden van Belgi Het avontuur van de zeven dwazen, dat de geheime raad van Vlaande ren liet opvoeren vóór de Duitscbe regeering te Ber lijn, was blijkbaar ook voor vele activistisch Vlaam sche kringen een pijnlijke verras sing. Maar deze malle vertooning was de logische, zij het ook de voorbarige uit komst van hunne poging om de Vlaamsche kwes tie om te schep. pen tot een aangelegenheid van buitenlandsche politiek*). Het Vlaamsche taal vraag stuk is integendeel een zaak van blnnenlandsche Belgische staatkunde en het is niet alleen een staatsburgerlijke plicht voor ons, . maar ook een levensbelang voor ons volk dat wij de Vlaamsche Beweging in haar middelen zoowel als in baar doeleinden deze grenzen niet laten overschrijden. Verre van mij te betwisten, dat onze taal in het Belgisch huishouden nog de dienst- sloor is. pe nadeelige gevolgen van dezen wantoestand, zoowel voor de stoffelijke als voor de geestelijke ontwikkeling van het *) Zie b.v. .De Eendracht", weekblad ver schijnende te Antwerpen, nr. van 10 Maart 1917. De söhrijver ,yaa dit artikel toonde, wat rijke gave van waardeering hij bezit. Bij mijn zeventig-jarig feest in 1907 liet hij 't woord aan Elout, die zich veel sierlijker van zijn taak kweet, maar voor het overige heb ik voor wat uit Boissevaias pen over mQ vloeide niet dan eerzaam respect. Niet wijl het steeds even verleidelijk klonk, maar omdat 't aldoor opnieuw den Indruk maakte, dat hij in mij een contrefeitsel zag van den stamvader der Boissevains, die met de refugié's herwaarts vluchtte, en nu den afstand tusschen dien Calvinistischer! stamvader en zijn eigen huidige overtuiging aan mij wilde afmeten. Twee dingen hadden we als jour nalist gemeen. Geen van beiden waren we meester in de rechten en traden daarom beide op als meer practische auteurs. En in de tweede plaats trok het kerkelijk leven onzer beider bfjzond* re belangstelling. Vooral tijdens de Doleantie bezag hij de hangende quaestie dan wel anders dan ik, maar 't was dan toch een zelfde publieke aangelegenheid, die ons beider geest bezig hield. Mij althans ttiuittnimitittiiiitiiitiiitnnttiitittittiiiiiiiiiiiiunittmiiiiiiiititiiittiitti Vlaamsche volk, zijn eilaas maar al te zicht baar. Maar we voeren onze Beweging op een noodlottig dwaalspoor, wanneer wij het uitgangspunt van onze staatkundige actie kiezen in een valsche voorstelling van ons volksbestand. Wij zijn niet als de Polen een overwonnen natie. Al was de "medewerking van de Vlaamsche gouwen bij de omwen teling van 1830 meer lijdelijk dan deze van de Waalsche. Zij zijn uit eigen wil en zonder voorbehoud getreden in het Belgisch staats verband en hebben er ten allen tijde hun evenredig aandeel gen»ten in de staatkundige rechten. Wel heeft de uitwerking aan deze politieke rechtsgelijkheid niet beantwoord, wel werd onze taal in ons openbaar leven en ons onderwijs ten schade van ons volk op onverantwoordelijke wijze achteruitgesteld, doch de macht om rechtsherstel te vorderen en de middelen om zijn geestelijke zelfstandigheid te handhaven of te herstellen hebben aan ons volk in de werkelijkheid nooit ontbroken. Wat ons hoofdzakelijk ontbroken heeft is Vlaamsch zelfbewustzijn en dit laatste te veroveren moet de eerste roeping en de bestendige zorg zijn van de Vlaamsche Beweging. Wanneer wij een overwegend gedeelte van ons Vlaamsche bevolking zuilen hebben overtuigd dat het zijn belang en zijn recht is dat Vlaanderen Vlaamsch zij in geheel zijn staatkundige en opvoedkundige organisatie, dan zal geen binnenlandsche macht in Belgiëons beletten kunnen om dezen eisch ook door te drijven, en ik blijf overtuigd dat deze omkeering van de openbare opinie in Vlaanderen geen bovenmenschelijk werk is. De activisten stellen daartegenover dat de Belgische regeering steunend op het bond genootschap van Walen en van Franschgezinde Vlamingen steeds een politiek heeft gevolgd van onderdrukking der Vlaamsche volkskracht en dat zij dus vrij van iedere aanhankelijkheid, elke hulp van buiten mogen aanvaarden om dit d wangbeheer af te schud den. Deze redeneering houdt geensteek. Er wordt niet gevraagd naar gehechtheid tegen over, noch naar vertrouwen in regeeringspersonen. Niemand kan meer dan ikzelf de kunstmatige taalpolitiek verfoeien, welke gedurende meer dan tachtig jaar door onze regeeringen werd opgevolgd. M^ar het gaat hier om de gemeenschap tot welke zij behooren en of men zich stelle op het standpunt van het B Igisch staats burgerschap, dan wel op het standpunt van de zuivere stamhoorigheid in beide gevallen schiet de politiek der activisten in hare ver plichtingen te kort. Want ook ons Vlaamsche is ten onzent geen tweede politieke voorgan ger bekend, die zich steeds zoo levendig ook voor het kerkelijke leven interesseerde. We stonden daarin dan wel vierkant tegenover elkander, maar de ernst van het geding bleef toch over en weer aantrekken. Niet minder trok hij mij ais journalist aan door het prettig leesbare van zijn stijl. In wat hij schreef was zoo niets van dat drooge, afgemetene en lang-zinnige dat u zoo menig ander blad vaak deed neerleggen, eer ge een derde van het hoofdartikel ontcijferd hadt. Wat greep het publiek uit alle standen in de dagen van Boissevains kracht niet gretig naar wat deze vaardige schrijver hun schier dag na dag vooriet. Daarbij kwam dat hij geen afgemeten poli ticus was. Van een eigen, scherp door gedacht politiek stelsel was bij hem geen sprake. Hij leefde, van jaar lot jaar, onder den indruk van eiken dag, en zocht schier bij den dag" de stemming in Amster dam door zijn persoonlijke indrukken te beheerschen. Hij was in 't minst niet, wat men thans een geestverwant van den hoogIceraar Krabbe te Lelden, zou kunnen noemen, want het leven bij den dag" beheerschte toch rusteloos geheel zijn politiek optreden. Aan heusche concurrentie met het Handels blad viel dan ook in de bloeiende jaren van zijn journalistiek meesterschap niet te denken. Eerst toen Boissevain deze dagen van zijn bloei doorleefd en rijk genoten had, kon 't niet anders, of bij het ontWaderen van zijn eigenaardig talent moest zijn gemis aan vaste politieke lijn, de concurrentie tegen hem in het leven roepen. In de dagen van zijn kracht daarentegen dacht hij voor Amster dam, en Amsterdam genoot in wat hij aan de goede en volgzame burgerij schier druppelgewijze toediende. Zijn eigenaardig jour nalistiek talent beantwoordde in zij a beste dagen geheel aan wat in Amsterdam voor goede smaak gold, en hij dacht er niet aan, een meer sys ematisch denken in onze hoofd stad aan ték wee ken. Dit was ddarom te meer op prijs te stel len, omdat Amsterdam alleen op die wijze van zijn oud-Conservatieve stijfheid kon worden veilost. Nog in het midden der vorige eeuw zwoer men te Amsterdam bij het oud-Conservatisme. Van een meegaan met zijn tijd wilde men in de invloedrijke kringen niet hooren. Zooals de traditie af gepast en afgemeten uit de dertiger jaren was voortgekomen, zoo en niet'anders moest ze gehandhaafd worden. Al wat dit Conser vatisme aantastte, geleek naar oproer. Voor al wat nieuw was koesterde men beduchtheid, alleen in het oude school profijt. Ware hier tegenover nu aanstonds een scherp belijnde verjonging in het politieke leven opgetreden, zoo zou dit vermoedelijk het Conservatisme nog strakker hebben aangetrokken. Men weet hoe 't toeging, toen men heusch waande, de Sociaal-democratie te kunnen bezweren door het laten zingen van al de socialen in de harington". Men begreep te Amsterdam onder de gegoede burgerij toen nog ganschelijk niet, dat andere tijden naderende waren. Dit nu juist voelde Bossevain in merg en been. Daardoor leefde hij als uit de profetie van wat te komen stond, en heel een reeks van jaren heeft hij die nieuwe toekomst ingeleid; niet door ze in beeld te brengen of ook de schets ervan in volle lijnen te geven, maar door op meêsleepende wijze, en als met voor te zingen het pro loog te geven op het stuk in drie bedrijven dat in aantocht was. Zoo werd Boissevain de geniale kunste naar van den overgang, al zal hij later de dagen wel gekend hebben, dat hij- zelf schrok van wat hij mee hielp voorbereiden. Doch al ligt er in het bereiden van den weg uit het conservatisme naar een vrijer politieken toestand, altoos iets, dat in 't eind teleurstelt, toch juicht van achter al wat door denkt het zoo van harte toe, dat deze overgang in onze hoofdstad door een journalist geleid is, die niet maar zoo bezield en levendig uitkwam, maar die ook heel een reeks van jaren er slag van bleek te hebben, om itmiiiiiimiiiimMiimimiiiiiumiiiMimmmiiimiutitttnmttiittiittiiii volk als geheel is wars van vreemde in menging in zijn huishoudelijke zaken en voor zijn getrouwheid aan den Belgischen staats vorm kan het geen schitterender bewijs leveren aan de standvastigheid met welke het zijn zoo ruim aandeel in de landsver dediging reeds meer dan twee jaar heeft gedragen. Wanneer evenwel een roekelooze groep van enkelingen, gebruik ma kende van het feit, dat onze vrije Vlaamsche volkswil gekneveld ligt door een geweld, zoo onrechtvaardig als het Duitsche, en met vijandelijke hulp de aftakeling wil onder nemen van het Belgische staatsgebouw, dan begaan zij niet alleen een onberekenbare dwaasheid in Vlaamschgezind opzicht, maar zij schenden de souvereiniteit zoowel van ons Vlaansche volk als van den Belgischen staat. *» Nog zou er voor het optreden der Vlaam sche interventionisten eene redelijke verkla ring, zij het dan ook geen verrechtvaardi ging, bestaan, indien zij konden verhopen, dat de uitkomst van hun werk beter zal zijn dan de gebruikte middelen, dat de zege ningen der toekomst ze schadeloos zullen stellen voor de tegenwoordige veroordeeling door hun eigen volk. Deze zelfbegoocheling, indien zij bestaat, is niets dan een rampzalige zielsverblinding. De internationaliseering van het Vlaamsche l taai vraagstuk, zooals ze wordt nagestreefd, kan immers alleen uitloopen op onze blijvende afhankelijkheid tegenover den vreemde, op den langzamen, zoo niet plotsen ondergang van diezelfde volkszelfstandfgheid, welke men voorgeeft te willen redden. Wat verlangen immers de leiders van het Vlaamsche activisme van het vredesver drag ? Wat moeten zij verlangen, indien zij het ernstig meenen met de bestendiging van hun hervormingen ? Dat een volledig onaf hankelijke, in zich afgesloten en souvereine staat van Vlaanderen zou worden opgericht of dat Vlaanderen, als behoorende tot de Nederlandsche taalgemeenschap, zal worden gevoegd bij Noord-Nederland, onder ver leening van het onbeperkte medeburger schap? Een souvereine staat van Vlaande ren zou niet langer alleen loopen dan de pop van Hoffmann, en van een vereeniging met Noord-Nederland wordt zelfs niet ge sproken. Wanneer men zich echter in een wereld van zuiver denkbeelden verplaatst, zouden dit althans nog formeeler zijn welke niet reeds in terminis met de gedachte eener mogelijke onafhankelijkheid van het Vlaamsche volk in tegenspraak komen, daar zij berusten op grenswijzigingen en het ia het politiek afgestorven deel der bur gerij nieuwe belangstelling voor het publieke leven te wekken. Het is te verstaan, dat de snelheid, waarmee sinds 1890 de overgang toeging, Boissevain verrast, misschien wel eenigszins gedupeerd, heeft. De machtige antithese tusschen het eerst zoo zactit rulschende Liberalisme en de wild opstui vende nacht van de eenzijdige democratie, heeft Boissevain niet genoegzaam kunnen beheerschen. Veeleer is zijn machtig orgaan door die kentering van het publieke leven in een niet te miskennen verlegenheid geraakt. Eens allen vooruit, lijdt het thans aan zeker besef van onvastheid en van vervreemding van den publièken geest; maar toch doet dit in niets te kort aan de ontegenzeggelijke groote verdiensten, waarmee Boissevain over den levensstroom steeds een brug voor geleideüjken overgang zocht ie bouwen, waar velen thans liever plassend in den vloed springen om te sneller den overkant te be reiken. Geheel ten onrechte ziet daarom meer dan n thans schier meelijdend van den overkant op Boissevain neer. Voor de jaren van eerste gisting, waar ook Amsterdam niet aan ontkomen kon, laat zich geen journalist denken, die Boissevain in politieke beteekenis kon overschaduwd hebben. Persoonlijk had hij een stad met den toen maligen Amsterdamschen geest noodig, om zijn zachte talenten ten volle te ontplooien, en Amster dam zou uit het toenmalig marasme nooit anders dan door zoo zachte hand zijn opge trokken als aan Boissevain eigen was. Miskend door wie hem niet van nabij gekend hebben, is zijn taak allicht een niet altoos even dankbare taak geweest. Doch ook hierin was hij product van de gegeven toestanden, en het Amsterdam van de tweede helft der 19e eeuw schiep zich van zelf het type van politiek journalist, dat het in dezen uitnemenden middenman" gevonden heeft. Geen ander van ons groote steden is in die zoo troebele tijden in het bezit geweest van een zoo bij haar passend publicist als Amsterdam in Boissevain bezeten heeft. Doch denk nu niet aan een middenman, met de bij-uitroep Wat heb je er.an?" Boissevain toch vulde preckselijk de leegte aan die tusschen wat verging en wat kwam gaapte. Als aan den lijve heb ik zelf gevoeld, welk een invloed van zijn woord op de publieke opinie uitging. Hij heeft niet ge daan wat Dr. Lamping zoo heel anders door de N. Rott. Cour. in de Maasstad deed, om van uit zijn redactie-bureau de Staten-Gene raal te beheerschen. Uit het stugge marnier met bijtel en hamer 't beeld te boetseeren, dat de toekomst van Nederland kon doen gissen, was een gedachte die niet in hem oprees. Maar wat hem wel gelukt is, en zijn onvergankelijke eere blijve, is, dat hij, toen Amsterdam van politieke armzaligheid aan het kantelen ging, er schier plotseling een geest van politieke belangstelling in deed opleven, die in wat versteend scheen den levensadem weer inblies, en dat deed niet stijfpolitlek zooals de Duitschers het minnen, maar lokkend en schier wegslepend, zooals de Fransche publicist hiervan de kunst ver staat. Zijn herkomst uit Frankrijk heeft hij practisch nooit verloochend. Alleen dat in hem het oud-fransche Calvinisme te loor was ge gaan, heb ik zelf als Calvinist van hem on dervonden. mmiiimiiimmniiiiiiiniitiiiitiiiiiimuiimiiittiiiiiiiiiiiiiiiii theoretisch mogelijk is zich achter deze nieuwe grenzen een eigenmachtig volks leven voorstellen. Wat de activisten echter nastreven is de verstarring van onze bin nenlandsche organisatie in een internationaal verdrag. Het is de ontzetting van onzen volkswil uit een gedeelte van zijn souve reine macht. Zij willen in den schoot van ons nationaal leven een zekere hoeveelheid van hervormingen tot stand brengen, die aan onze eigen wetgeving dienen te worden onttrokken, zij willen Belgiëvoorzien van een bestuurlijke en staatkundige uitrusting, die zich niet meer kan voegen naar de vrije ontwikkeling van een zichzelf regeerend land. Een staat, die aan dergelijke maatrege len wordt onderworpen verliest de kroon van zelfmeesterschap. Hij is vervallen tot de onmondigheid van een protectoraat, hij staat onder voogdij. Nog zou het kwaad van dezen minder waardigen toestand niet gaan tot uiterste, indien rondom deze internationale schepping een evenwicht van groote mogendheden kon bestaan, wier tegenstrijdige belangen tegen willekeurige inmenging, en tegen eenzijdige overheersching van een hunner eenigszins zouden vrijwaren. Wij kunnen bij ervaring, uit de schending van onze zoo plechtig bezworen onzijdigheid, de wankelbaarheid van een dergelijk evenwicht. Maar in onder havig geval zou, zelfs bij den aanvang, zoo'n evenwicht niet bestaan. De zoogenaamde internationaliseering van het Vlaamsche stamrecht bij vredesverdrag zou in de werke lijkheid alleen het eigenmachtig werk kunnen zijn van n der onderteekenaars, namelijk van het Duitsche Rijk. Wat het Duitsche rijk zou doen bekrachtigen zou dus alleen gelden als zijn werk, en om de uitvoering van de genomen besluiten te doen eerbie digen, zoowel tegenover onzen wederspannigen volksgeest als tegenover het wederstreven van onze gcburen der overzijde zou Duitschland zich genoodzaakt achten om, ter beschikking van zijn eigen schepping ter handhaving van hetgeen het als zijn verkregen recht zou beschouwen, zakelijke waarborgen te nemen welke hem de mede zeggenschap in ons politiek huishouden ten allen tijde bewaren. Is zulk een toestand vereenigbaar met de onafhankelijkheid van een volk? De Vlaamsche activisten hebben zichzelf trachten wijs te maken en van Neder landsche zijde is aan die suggestie veel ge holpen dat er een parallelisme zou bestaan tusschen het Duitsche en het Vlaamsche belang. Ik loochen zulks volkomen. EvenwijVOLKSLIED Wie Neerlandsch gr aan per boot verwacht, Van vreemde smetten vrij, Wiens maüboot niet werd opgebracht. Verheft den zang als wij, Die tusschen honderd mijnen voer, Met een onbeklemde borst, Die stemt met ons het feestlied in, Voor vaderland en vorst (bis). Wie Neerlandsch werkelooze is, En van zijn weekgeld vrij, Die 'n paar maanden honger leed, Kijkt net zoo scheel als wij. Hij kauwt met ons vereend van zin, Op een stuk oübakken korst, En stemt met ons geen feestlied in, Bij dertien graden vorst (bis). Wie Neerlandsch bloed door d'aderen vloeit, Van limonade vrij, Wiens maag van ouwe klare gloeit, Verheft zijn prop als wij. Hij schenkt met ons vereend van zin, En zorgt dat ie niet morst, Het welgevallig glaasje in, ? Voor vaderland en dorst (bis). Wie Neerlandsch geld in 't laadje vloeit, Door reuzen-knoeierij, Wiens hart voor contrabande gloeit, Is goochemer dan wij. Hij leeft met ons vereend van zin, Maar als tie even dorst, Verpatste ie voor woekerwinst, Zijn vaderland en vorst (bis). Wie Hollandsch bloed door d'aderen . vloeit, Van zochten dwang nog vrij, Wiens hart voor d arme Belgen gloeit, Die helpen mee als wij. Hij stilt met ons vereend van zin, Den honger en den dorst, En wenscht het Belgisch volksgezin, Zijn vaderland en vorst (bis). Uit voorraad leverbaar: Adler, Oakland, W li i t c-Auto's Garage NEFKENS Jacib Obrechtstraat 26 AMSTERDAM uiiiuimtiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiimiiiiimiiitiiiiimiiiiiitim dige lijnen nemen een onafhankelijk verloop, zij snijden malkander niet. De activisten echter hebben hunne Vlaamsche lijn meer en meer naar de Duitsche laten toeloopen, zij hebben en de door hen gevolgde taktiek liet niet anders toe onze Vlaamsche toekomst uit eigen hand gegeven om ze te leggen in deze van de Duitsche regeering en dat weet het kind van de straat wat Duitschland be weert pp te trekken, trekt het naar zich toe. De activisten behoorden zulks minder te ver geten dan wie ook. Zij hebben niet opge houden op de meest luidruchtige wijze aan franskiljous verweten dat zij door hun taalfanatisme vreemde overmacht in België' binnen loodsen; en zij waren bezig onder de meest afschuwelijke omstandigheden het zelfde te doen naar de overzijde; wij hebben eiken dag gewaarschuwd tegen de zucht der Entente om door de macht der verfransching de beschikbaarheid over onze Belgische staatkunde te veroveren, en zij zouden den opengespalkten muil van den Duitschen machthonger niet hebben gezien ? Rampzalige politiek, welke het binnenlandsch gebied van onzen Vlaamschen strijd wil maken tot een open veld voor vreemde machtsbetwistingen ? Was het dan niet ge noeg, dat onze bodem reeds zoovele eeuwen het zwoegende slagveld is geweest van West-Europa, dat ook ons zedelijk bezit onze taal, onze geestelijke zelfstandigheid als Vlamingen, en onze staatkundige onaf hankelijkheid als Belgen tot een soort niemandsland moest worden veroordeeld, bestreken door het vuur der staatkundige ambities van twee tegenover elkander lig gende machtgroepeeringen: ntente en Centralen? Want men vergete het niet, de uit werking van het buitenlandsch interventionisme is steeds dubbel. Wie de Vlaamsche beweging laat voorkomen als een voorpost van Duitschen invloed, roept meteen tegen haar op de invloeden van het anti-Duitsch volkerenverbond, en helpt België, dat in wendig reeds zoo zeer verdeeld was, en dat alleen in eendrachtige samenwerking van zijn kinderen den kracht kan vinden om zich weder op te richten, te verlagen tot een ondraaglijk nest van buitenlandsche intriges. En daarom besluit ik met een onwankel bare overtuiging, dat wij onze Vlaamsche taalkwestie een zaak moet blijven van binnen landsche politiek: eigen werk en eigen roem.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl