Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
14 April '17. No. 2077
i ,
1.
UIT HET DIENSTHUIS VAN DE KONINGIN DER AARDE
CHARLES BOISSEVAIN, Hoofdredacteur van het Algem. Handelsblad"
Voor .de Amsterdammer" geteekend door Is van Mens
Bij het portret van Charles Boissevain
door dr. ABR. KUYPER,
Hoofdredacteur van de Standaard"
Onder onze journalisten bleef Charles
Boissevain voor mij (én korte periode uit
gezonderd) aldoor eene in hooge mate aan*
trekkelijke figuur. Jammer maar was het,
dut hij zoo vroeg notitie van me begon te
nemen. Dit dagteekent reeds van 10 Augustus
1870, toen ik met een rede over Geworteld
en gegrond" in de Nieuwe kerk te Amster
dam mijn intrede deed. Waarom weet ik
niet meer, maar Boissevain had naar die intrede
een redacteur gezonden, en daags daarna
verscheen hier in het Handelsblad een korte
recensie van. Lang niet onwelwillend. Op
l April 1897 kwam hij me zelf als journa
list gelukwenschen, en deed dit op alleszins
innemende wijze, zeoals hij alleen dit kon.
Eii nog kunt ge in bet Handelsblad op 2 April
van dit jaar een artikel, nogal van zes blad
zijden, vinden, waarin Boissevain opnieuw
DE INTERNATIONALISEËRING VAN
HET VLAAMSCHE
TAALVRAAGSTUK
Een gevaar voor onze zelfstandigheid
door Prof. Dr. FRANS VAN CAUWELAART
Lid der Kamer van Afgevaardigden
van Belgi
Het avontuur van
de zeven dwazen,
dat de geheime
raad van Vlaande
ren liet opvoeren
vóór de Duitscbe
regeering te Ber
lijn, was blijkbaar
ook voor vele
activistisch Vlaam
sche kringen een
pijnlijke verras
sing. Maar deze
malle vertooning
was de logische,
zij het ook de
voorbarige uit
komst van hunne
poging om de
Vlaamsche kwes
tie om te
schep. pen tot een aangelegenheid van
buitenlandsche politiek*). Het Vlaamsche taal vraag
stuk is integendeel een zaak van
blnnenlandsche Belgische staatkunde en het is niet
alleen een staatsburgerlijke plicht voor ons,
. maar ook een levensbelang voor ons volk
dat wij de Vlaamsche Beweging in haar
middelen zoowel als in baar doeleinden deze
grenzen niet laten overschrijden.
Verre van mij te betwisten, dat onze taal
in het Belgisch huishouden nog de
dienst- sloor is. pe nadeelige gevolgen van dezen
wantoestand, zoowel voor de stoffelijke als
voor de geestelijke ontwikkeling van het
*) Zie b.v. .De Eendracht", weekblad ver
schijnende te Antwerpen, nr. van 10 Maart
1917.
De söhrijver ,yaa dit artikel
toonde, wat rijke gave van waardeering hij
bezit. Bij mijn zeventig-jarig feest in 1907
liet hij 't woord aan Elout, die zich veel
sierlijker van zijn taak kweet, maar voor het
overige heb ik voor wat uit Boissevaias pen
over mQ vloeide niet dan eerzaam respect. Niet
wijl het steeds even verleidelijk klonk, maar
omdat 't aldoor opnieuw den Indruk maakte,
dat hij in mij een contrefeitsel zag van den
stamvader der Boissevains, die met de refugié's
herwaarts vluchtte, en nu den afstand
tusschen dien Calvinistischer! stamvader en zijn
eigen huidige overtuiging aan mij wilde
afmeten. Twee dingen hadden we als jour
nalist gemeen. Geen van beiden waren we
meester in de rechten en traden daarom
beide op als meer practische auteurs. En
in de tweede plaats trok het kerkelijk leven
onzer beider bfjzond* re belangstelling. Vooral
tijdens de Doleantie bezag hij de hangende
quaestie dan wel anders dan ik, maar 't was
dan toch een zelfde publieke aangelegenheid,
die ons beider geest bezig hield. Mij althans
ttiuittnimitittiiiitiiitiiitnnttiitittittiiiiiiiiiiiiunittmiiiiiiiititiiittiitti
Vlaamsche volk, zijn eilaas maar al te zicht
baar. Maar we voeren onze Beweging op
een noodlottig dwaalspoor, wanneer wij het
uitgangspunt van onze staatkundige actie
kiezen in een valsche voorstelling van ons
volksbestand. Wij zijn niet als de Polen een
overwonnen natie. Al was de "medewerking
van de Vlaamsche gouwen bij de omwen
teling van 1830 meer lijdelijk dan deze van
de Waalsche. Zij zijn uit eigen wil en zonder
voorbehoud getreden in het Belgisch staats
verband en hebben er ten allen tijde hun
evenredig aandeel gen»ten in de staatkundige
rechten. Wel heeft de uitwerking aan deze
politieke rechtsgelijkheid niet beantwoord,
wel werd onze taal in ons openbaar leven
en ons onderwijs ten schade van ons volk
op onverantwoordelijke wijze
achteruitgesteld, doch de macht om rechtsherstel te
vorderen en de middelen om zijn geestelijke
zelfstandigheid te handhaven of te herstellen
hebben aan ons volk in de werkelijkheid
nooit ontbroken. Wat ons hoofdzakelijk
ontbroken heeft is Vlaamsch zelfbewustzijn
en dit laatste te veroveren moet de eerste
roeping en de bestendige zorg zijn van de
Vlaamsche Beweging. Wanneer wij een
overwegend gedeelte van ons Vlaamsche
bevolking zuilen hebben overtuigd dat het
zijn belang en zijn recht is dat Vlaanderen
Vlaamsch zij in geheel zijn staatkundige en
opvoedkundige organisatie, dan zal geen
binnenlandsche macht in Belgiëons beletten
kunnen om dezen eisch ook door te drijven,
en ik blijf overtuigd dat deze omkeering
van de openbare opinie in Vlaanderen geen
bovenmenschelijk werk is.
De activisten stellen daartegenover dat de
Belgische regeering steunend op het bond
genootschap van Walen en van
Franschgezinde Vlamingen steeds een politiek heeft
gevolgd van onderdrukking der Vlaamsche
volkskracht en dat zij dus vrij van iedere
aanhankelijkheid, elke hulp van buiten mogen
aanvaarden om dit d wangbeheer af te schud
den. Deze redeneering houdt geensteek. Er
wordt niet gevraagd naar gehechtheid tegen
over, noch naar vertrouwen in
regeeringspersonen. Niemand kan meer dan ikzelf de
kunstmatige taalpolitiek verfoeien, welke
gedurende meer dan tachtig jaar door onze
regeeringen werd opgevolgd.
M^ar het gaat hier om de gemeenschap
tot welke zij behooren en of men zich stelle
op het standpunt van het B Igisch staats
burgerschap, dan wel op het standpunt van
de zuivere stamhoorigheid in beide gevallen
schiet de politiek der activisten in hare ver
plichtingen te kort. Want ook ons Vlaamsche
is ten onzent geen tweede politieke voorgan
ger bekend, die zich steeds zoo levendig ook
voor het kerkelijke leven interesseerde. We
stonden daarin dan wel vierkant tegenover
elkander, maar de ernst van het geding bleef
toch over en weer aantrekken. Niet minder
trok hij mij ais journalist aan door het prettig
leesbare van zijn stijl. In wat hij schreef
was zoo niets van dat drooge, afgemetene
en lang-zinnige dat u zoo menig ander
blad vaak deed neerleggen, eer ge een
derde van het hoofdartikel ontcijferd hadt. Wat
greep het publiek uit alle standen in de dagen
van Boissevains kracht niet gretig naar
wat deze vaardige schrijver hun schier dag
na dag vooriet.
Daarbij kwam dat hij geen afgemeten poli
ticus was. Van een eigen, scherp door
gedacht politiek stelsel was bij hem geen
sprake. Hij leefde, van jaar lot jaar, onder
den indruk van eiken dag, en zocht schier
bij den dag" de stemming in Amster
dam door zijn persoonlijke indrukken te
beheerschen. Hij was in 't minst niet, wat
men thans een geestverwant van den
hoogIceraar Krabbe te Lelden, zou kunnen noemen,
want het leven bij den dag" beheerschte
toch rusteloos geheel zijn politiek optreden.
Aan heusche concurrentie met het Handels
blad viel dan ook in de bloeiende jaren van
zijn journalistiek meesterschap niet te denken.
Eerst toen Boissevain deze dagen van zijn
bloei doorleefd en rijk genoten had, kon 't
niet anders, of bij het ontWaderen van zijn
eigenaardig talent moest zijn gemis aan
vaste politieke lijn, de concurrentie tegen
hem in het leven roepen. In de dagen van zijn
kracht daarentegen dacht hij voor Amster
dam, en Amsterdam genoot in wat hij aan
de goede en volgzame burgerij schier
druppelgewijze toediende. Zijn eigenaardig jour
nalistiek talent beantwoordde in zij a beste
dagen geheel aan wat in Amsterdam voor
goede smaak gold, en hij dacht er niet aan,
een meer sys ematisch denken in onze hoofd
stad aan ték wee ken.
Dit was ddarom te meer op prijs te stel
len, omdat Amsterdam alleen op die wijze
van zijn oud-Conservatieve stijfheid kon
worden veilost. Nog in het midden der
vorige eeuw zwoer men te Amsterdam bij
het oud-Conservatisme. Van een meegaan
met zijn tijd wilde men in de invloedrijke
kringen niet hooren. Zooals de traditie af
gepast en afgemeten uit de dertiger jaren
was voortgekomen, zoo en niet'anders moest
ze gehandhaafd worden. Al wat dit Conser
vatisme aantastte, geleek naar oproer. Voor
al wat nieuw was koesterde men beduchtheid,
alleen in het oude school profijt. Ware hier
tegenover nu aanstonds een scherp belijnde
verjonging in het politieke leven opgetreden,
zoo zou dit vermoedelijk het Conservatisme
nog strakker hebben aangetrokken. Men weet
hoe 't toeging, toen men heusch waande, de
Sociaal-democratie te kunnen bezweren door
het laten zingen van al de socialen in de
harington". Men begreep te Amsterdam
onder de gegoede burgerij toen nog
ganschelijk niet, dat andere tijden naderende
waren. Dit nu juist voelde Bossevain in
merg en been. Daardoor leefde hij als uit
de profetie van wat te komen stond, en heel
een reeks van jaren heeft hij die nieuwe
toekomst ingeleid; niet door ze in beeld te
brengen of ook de schets ervan in volle
lijnen te geven, maar door op meêsleepende
wijze, en als met voor te zingen het pro
loog te geven op het stuk in drie bedrijven
dat in aantocht was.
Zoo werd Boissevain de geniale kunste
naar van den overgang, al zal hij later de
dagen wel gekend hebben, dat hij- zelf
schrok van wat hij mee hielp voorbereiden.
Doch al ligt er in het bereiden van den
weg uit het conservatisme naar een vrijer
politieken toestand, altoos iets, dat in 't eind
teleurstelt, toch juicht van achter al wat door
denkt het zoo van harte toe, dat deze overgang
in onze hoofdstad door een journalist geleid
is, die niet maar zoo bezield en levendig
uitkwam, maar die ook heel een reeks van
jaren er slag van bleek te hebben, om
itmiiiiiimiiiimMiimimiiiiiumiiiMimmmiiimiutitttnmttiittiittiiii
volk als geheel is wars van vreemde in
menging in zijn huishoudelijke zaken en voor
zijn getrouwheid aan den Belgischen staats
vorm kan het geen schitterender bewijs
leveren aan de standvastigheid met welke
het zijn zoo ruim aandeel in de landsver
dediging reeds meer dan twee jaar heeft
gedragen. Wanneer evenwel een
roekelooze groep van enkelingen, gebruik ma
kende van het feit, dat onze vrije Vlaamsche
volkswil gekneveld ligt door een geweld,
zoo onrechtvaardig als het Duitsche, en met
vijandelijke hulp de aftakeling wil onder
nemen van het Belgische staatsgebouw, dan
begaan zij niet alleen een onberekenbare
dwaasheid in Vlaamschgezind opzicht, maar
zij schenden de souvereiniteit zoowel van
ons Vlaansche volk als van den Belgischen
staat. *»
Nog zou er voor het optreden der Vlaam
sche interventionisten eene redelijke verkla
ring, zij het dan ook geen verrechtvaardi
ging, bestaan, indien zij konden verhopen,
dat de uitkomst van hun werk beter zal
zijn dan de gebruikte middelen, dat de zege
ningen der toekomst ze schadeloos zullen
stellen voor de tegenwoordige veroordeeling
door hun eigen volk. Deze
zelfbegoocheling, indien zij bestaat, is niets dan een
rampzalige zielsverblinding. De
internationaliseering van het Vlaamsche l taai
vraagstuk, zooals ze wordt nagestreefd, kan
immers alleen uitloopen op onze blijvende
afhankelijkheid tegenover den vreemde, op
den langzamen, zoo niet plotsen ondergang
van diezelfde volkszelfstandfgheid, welke
men voorgeeft te willen redden.
Wat verlangen immers de leiders van het
Vlaamsche activisme van het vredesver
drag ? Wat moeten zij verlangen, indien zij
het ernstig meenen met de bestendiging van
hun hervormingen ? Dat een volledig onaf
hankelijke, in zich afgesloten en souvereine
staat van Vlaanderen zou worden opgericht
of dat Vlaanderen, als behoorende tot de
Nederlandsche taalgemeenschap, zal worden
gevoegd bij Noord-Nederland, onder ver
leening van het onbeperkte medeburger
schap? Een souvereine staat van Vlaande
ren zou niet langer alleen loopen dan de
pop van Hoffmann, en van een vereeniging
met Noord-Nederland wordt zelfs niet ge
sproken. Wanneer men zich echter in een
wereld van zuiver denkbeelden verplaatst,
zouden dit althans nog formeeler zijn welke
niet reeds in terminis met de gedachte
eener mogelijke onafhankelijkheid van het
Vlaamsche volk in tegenspraak komen, daar
zij berusten op grenswijzigingen en het
ia het politiek afgestorven deel der bur
gerij nieuwe belangstelling voor het publieke
leven te wekken. Het is te verstaan, dat de
snelheid, waarmee sinds 1890 de overgang
toeging, Boissevain verrast, misschien wel
eenigszins gedupeerd, heeft. De machtige
antithese tusschen het eerst zoo zactit
rulschende Liberalisme en de wild opstui
vende nacht van de eenzijdige democratie,
heeft Boissevain niet genoegzaam kunnen
beheerschen. Veeleer is zijn machtig orgaan
door die kentering van het publieke leven in
een niet te miskennen verlegenheid geraakt.
Eens allen vooruit, lijdt het thans aan zeker
besef van onvastheid en van vervreemding
van den publièken geest; maar toch doet dit
in niets te kort aan de ontegenzeggelijke
groote verdiensten, waarmee Boissevain over
den levensstroom steeds een brug voor
geleideüjken overgang zocht ie bouwen, waar
velen thans liever plassend in den vloed
springen om te sneller den overkant te be
reiken. Geheel ten onrechte ziet daarom
meer dan n thans schier meelijdend van den
overkant op Boissevain neer. Voor de jaren
van eerste gisting, waar ook Amsterdam niet
aan ontkomen kon, laat zich geen journalist
denken, die Boissevain in politieke
beteekenis kon overschaduwd hebben. Persoonlijk
had hij een stad met den toen maligen
Amsterdamschen geest noodig, om zijn zachte
talenten ten volle te ontplooien, en Amster
dam zou uit het toenmalig marasme nooit
anders dan door zoo zachte hand zijn opge
trokken als aan Boissevain eigen was.
Miskend door wie hem niet van nabij gekend
hebben, is zijn taak allicht een niet altoos
even dankbare taak geweest. Doch ook hierin
was hij product van de gegeven toestanden,
en het Amsterdam van de tweede helft der
19e eeuw schiep zich van zelf het type van
politiek journalist, dat het in dezen
uitnemenden middenman" gevonden heeft.
Geen ander van ons groote steden is in die
zoo troebele tijden in het bezit geweest van
een zoo bij haar passend publicist als
Amsterdam in Boissevain bezeten heeft.
Doch denk nu niet aan een middenman,
met de bij-uitroep Wat heb je er.an?"
Boissevain toch vulde preckselijk de leegte
aan die tusschen wat verging en wat kwam
gaapte.
Als aan den lijve heb ik zelf gevoeld,
welk een invloed van zijn woord op de
publieke opinie uitging. Hij heeft niet ge
daan wat Dr. Lamping zoo heel anders door
de N. Rott. Cour. in de Maasstad deed, om
van uit zijn redactie-bureau de Staten-Gene
raal te beheerschen. Uit het stugge marnier
met bijtel en hamer 't beeld te boetseeren,
dat de toekomst van Nederland kon doen
gissen, was een gedachte die niet in hem
oprees. Maar wat hem wel gelukt is, en
zijn onvergankelijke eere blijve, is, dat hij,
toen Amsterdam van politieke armzaligheid
aan het kantelen ging, er schier plotseling
een geest van politieke belangstelling in deed
opleven, die in wat versteend scheen den
levensadem weer inblies, en dat deed niet
stijfpolitlek zooals de Duitschers het minnen,
maar lokkend en schier wegslepend, zooals
de Fransche publicist hiervan de kunst ver
staat.
Zijn herkomst uit Frankrijk heeft hij
practisch nooit verloochend. Alleen dat in hem
het oud-fransche Calvinisme te loor was ge
gaan, heb ik zelf als Calvinist van hem on
dervonden.
mmiiimiiimmniiiiiiiniitiiiitiiiiiimuiimiiittiiiiiiiiiiiiiiiii
theoretisch mogelijk is zich achter deze
nieuwe grenzen een eigenmachtig volks
leven voorstellen. Wat de activisten echter
nastreven is de verstarring van onze bin
nenlandsche organisatie in een internationaal
verdrag. Het is de ontzetting van onzen
volkswil uit een gedeelte van zijn souve
reine macht. Zij willen in den schoot van
ons nationaal leven een zekere hoeveelheid
van hervormingen tot stand brengen, die
aan onze eigen wetgeving dienen te worden
onttrokken, zij willen Belgiëvoorzien van
een bestuurlijke en staatkundige uitrusting,
die zich niet meer kan voegen naar de vrije
ontwikkeling van een zichzelf regeerend
land. Een staat, die aan dergelijke maatrege
len wordt onderworpen verliest de kroon
van zelfmeesterschap. Hij is vervallen tot
de onmondigheid van een protectoraat, hij
staat onder voogdij.
Nog zou het kwaad van dezen minder
waardigen toestand niet gaan tot uiterste,
indien rondom deze internationale schepping
een evenwicht van groote mogendheden kon
bestaan, wier tegenstrijdige belangen tegen
willekeurige inmenging, en tegen eenzijdige
overheersching van een hunner eenigszins
zouden vrijwaren. Wij kunnen bij ervaring,
uit de schending van onze zoo plechtig
bezworen onzijdigheid, de wankelbaarheid
van een dergelijk evenwicht. Maar in onder
havig geval zou, zelfs bij den aanvang, zoo'n
evenwicht niet bestaan. De zoogenaamde
internationaliseering van het Vlaamsche
stamrecht bij vredesverdrag zou in de werke
lijkheid alleen het eigenmachtig werk kunnen
zijn van n der onderteekenaars, namelijk
van het Duitsche Rijk. Wat het Duitsche
rijk zou doen bekrachtigen zou dus alleen
gelden als zijn werk, en om de uitvoering
van de genomen besluiten te doen eerbie
digen, zoowel tegenover onzen
wederspannigen volksgeest als tegenover het
wederstreven van onze gcburen der overzijde zou
Duitschland zich genoodzaakt achten om,
ter beschikking van zijn eigen schepping
ter handhaving van hetgeen het als zijn
verkregen recht zou beschouwen, zakelijke
waarborgen te nemen welke hem de mede
zeggenschap in ons politiek huishouden ten
allen tijde bewaren. Is zulk een toestand
vereenigbaar met de onafhankelijkheid van
een volk?
De Vlaamsche activisten hebben zichzelf
trachten wijs te maken en van Neder
landsche zijde is aan die suggestie veel ge
holpen dat er een parallelisme zou bestaan
tusschen het Duitsche en het Vlaamsche
belang. Ik loochen zulks volkomen.
EvenwijVOLKSLIED
Wie Neerlandsch gr aan per boot verwacht,
Van vreemde smetten vrij,
Wiens maüboot niet werd opgebracht.
Verheft den zang als wij,
Die tusschen honderd mijnen voer,
Met een onbeklemde borst,
Die stemt met ons het feestlied in,
Voor vaderland en vorst (bis).
Wie Neerlandsch werkelooze is,
En van zijn weekgeld vrij,
Die 'n paar maanden honger leed,
Kijkt net zoo scheel als wij.
Hij kauwt met ons vereend van zin,
Op een stuk oübakken korst,
En stemt met ons geen feestlied in,
Bij dertien graden vorst (bis).
Wie Neerlandsch bloed door d'aderen
vloeit,
Van limonade vrij,
Wiens maag van ouwe klare gloeit,
Verheft zijn prop als wij.
Hij schenkt met ons vereend van zin,
En zorgt dat ie niet morst,
Het welgevallig glaasje in,
? Voor vaderland en dorst (bis).
Wie Neerlandsch geld in 't laadje vloeit,
Door reuzen-knoeierij,
Wiens hart voor contrabande gloeit,
Is goochemer dan wij.
Hij leeft met ons vereend van zin,
Maar als tie even dorst,
Verpatste ie voor woekerwinst,
Zijn vaderland en vorst (bis).
Wie Hollandsch bloed door d'aderen
. vloeit,
Van zochten dwang nog vrij,
Wiens hart voor d arme Belgen gloeit,
Die helpen mee als wij.
Hij stilt met ons vereend van zin,
Den honger en den dorst,
En wenscht het Belgisch volksgezin,
Zijn vaderland en vorst (bis).
Uit voorraad leverbaar:
Adler,
Oakland,
W li i t c-Auto's
Garage NEFKENS
Jacib Obrechtstraat 26
AMSTERDAM
uiiiuimtiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiimiiiiimiiitiiiiimiiiiiitim
dige lijnen nemen een onafhankelijk verloop,
zij snijden malkander niet. De activisten echter
hebben hunne Vlaamsche lijn meer en meer
naar de Duitsche laten toeloopen, zij hebben
en de door hen gevolgde taktiek liet niet
anders toe onze Vlaamsche toekomst uit
eigen hand gegeven om ze te leggen in deze
van de Duitsche regeering en dat weet het
kind van de straat wat Duitschland be
weert pp te trekken, trekt het naar zich toe.
De activisten behoorden zulks minder te ver
geten dan wie ook. Zij hebben niet opge
houden op de meest luidruchtige wijze aan
franskiljous verweten dat zij door hun
taalfanatisme vreemde overmacht in België'
binnen loodsen; en zij waren bezig onder
de meest afschuwelijke omstandigheden het
zelfde te doen naar de overzijde; wij hebben
eiken dag gewaarschuwd tegen de zucht der
Entente om door de macht der verfransching
de beschikbaarheid over onze Belgische
staatkunde te veroveren, en zij zouden den
opengespalkten muil van den Duitschen
machthonger niet hebben gezien ?
Rampzalige politiek, welke het
binnenlandsch gebied van onzen Vlaamschen strijd
wil maken tot een open veld voor vreemde
machtsbetwistingen ? Was het dan niet ge
noeg, dat onze bodem reeds zoovele eeuwen
het zwoegende slagveld is geweest van
West-Europa, dat ook ons zedelijk bezit
onze taal, onze geestelijke zelfstandigheid
als Vlamingen, en onze staatkundige onaf
hankelijkheid als Belgen tot een soort
niemandsland moest worden veroordeeld,
bestreken door het vuur der staatkundige
ambities van twee tegenover elkander lig
gende machtgroepeeringen: ntente en
Centralen? Want men vergete het niet, de uit
werking van het buitenlandsch
interventionisme is steeds dubbel. Wie de Vlaamsche
beweging laat voorkomen als een voorpost
van Duitschen invloed, roept meteen tegen
haar op de invloeden van het anti-Duitsch
volkerenverbond, en helpt België, dat in
wendig reeds zoo zeer verdeeld was, en
dat alleen in eendrachtige samenwerking
van zijn kinderen den kracht kan vinden
om zich weder op te richten, te verlagen
tot een ondraaglijk nest van buitenlandsche
intriges.
En daarom besluit ik met een onwankel
bare overtuiging, dat wij onze Vlaamsche
taalkwestie een zaak moet blijven van binnen
landsche politiek: eigen werk en eigen roem.