De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 5 mei pagina 3

5 mei 1917 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

5 Mei '17. No. 2080 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DEN HAAG ROTTERDAM AMSTERDAM FABRIKANTEN: Bfifc. R & L, flii Mier Aitel Mj iet SopMapleiii AMSTEBDAM GEVESTIGD SEDERT 1863 J05TEEBEEK MEUBILEERDEN TAMINIAÜ'S ? JAM ? ROBBER! KALFM AMSTERDAM. Filiaal DEN HAAG: Noordilnde I6O. MEUBILEERING-MAATSCHAPPIJ HOLLAND" N. Z. VOORBURGWAL 274 AMSTERDAM TEL. 5974 N. BIJ HET INRICHTEN UWER WONINQ HEBT GIJ 3 PUNTEN IN HET OOG TE HOUDEN: DUURZAAMHEID HARMONIE 'N1<LEUR EN LIJN GEMATIGDEN PRIJS DAT WIJ IN ONZE INRICHTINGEN DEZE EIGENSCHAPPEN VEREENI8EN, BEWIJZEN DE TALLOOZE TEVREOENHEIDSBETUIGINGEN, WELKE WIJ VOOR U TER INZAGE HOUDEN. Tot het bouwen van Villa's en Landhuizen zijn prachtige heuvel achtige BOSCHTERREINEN te koop in HET OOSTERPARK te DE BILT Lage prijzen, mooie wegen, gas, elecfr. licht, water. Tel. Int. 38 & 48 Niivo Klio Kapitalist Financieel Nieuwsblad Singel 342, A.'dam - TELEFOON N. «025 bevat steeds actneele "arti kelen, betrouwbare cor respondentie, nitlotingen van premieleeningen, producties, koerglijat enz. Abonnement slechts |5O| ets. per kwartaal. Vraagt gratis Proefnummers H. G. THIEME, OÜD-CHKISTIAN SCIENTIST, Haag - Denneweg 25a, geneest zieke personen, die andere Scientists onbe kwaam bleken te genezen en speciaal Blind-, Doofstomen Idiootgeboren personen, die van af ? 1500, betalen. Zonder Genezing - Geld Terug! Uit het Parle ment door Camerarius, vinden de lezers, op pag. 13. tl in iimiiiililiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii i mm i i IIHI zeer groote hoeveelheden aan een ander, gelijksoortig bedrijf, zonder directe winst motiveert. Om ee* voorbeeld te noemen, zou ik het geval willen stellen, dat een electrische cen trale voor de opwekking van den voor haar afnemers benoodigden stroom jaarlijks aan opwekkosten ?500,000.?betaalt. Door het leveren van een gelijke hoeveelheid aan een gelijksoortig bedrijf, dat bijv. de omliggende landstreek bedient, zullen nu de opwek kosten geenszins verdubbelen, maar bijv. slechts tot ? 800,000.?stijgen. Door dus de helft van die grootere totaalproductie aan het zusterbedrijf tegen de helft der totale opwekkosten, dus tegen ? 400,000. te verkoopen worden de opwekkosten van de eigen behoefte aan stroom eveneens op ? 400,000.?gebracht. Tegenover de kosten, die door de opwekking veroorzaakt worden wanneer de centrale slechts de eigen be hoefte dekt, wordt door haar dus een voor deel van ? 100,000.?per jaar verkregen, terwijl het zusterbedrijf, dat van het stichten van een eigen centrale afzag en den stroom koopt, een gelijk voordeel bereikt. Het voordeel, dat op die wijze door het combineeren van stations verkregen kan worden, wordt natuurlijk verminderd door de kosten van de leidingen, die noodig zijn om den stroom te brengen naar de voedingspunten van het 10,000 Volts net, dat ik in den aanvang beschreef, maar het zal toch van belang blijven tegenover een systeem van voeding van het net van uit centraalstations, die ia ieder van de vpedingspunten gebouwd zouden zijn. Het Voordeel heeft natuurlijk ook een grens, doordien de daling van productiekosten bij vergrooting van de stations niet tot in het oneindige voortgaat, maar de meeste stations in ons land zijn niet van zoodanig vermogen, dat de grens, waar het voordeel ophoudt, zelfs maar in de verte wordt genaderd. In het electriciteitsleveringsbedrijf is het verkoopen van het product tegen prijzen, die óp, of tijdelijk zelfs aanmerkelijk ónder de gemiddelde zelfkosten liggen, geen nieflitiitiiiiiiuiiiiiiiiiintiiiiiiiiiitiiiiititiiiiiiiiiiniiiiiiiiuniiiiiiinniiiiiiiiii EElüLLSTöN] HET SPEL DER DOODEN" DOOR WILLEM VAN EMMICHOVEN Toen de kaarsenlichten, in de zilveren * kandelabers die op den vleugel stonden, even flikkerden, allen tegelijk, alsof een? zelfde zucht hen zachtjes had beroerd, liet zij haar handen op de toetsen rusten. Het gaf een vreemde, een klagende toon. Een glimlach die zuchtend stierf. #Dat is de dood van het lied", dacht ze en ze liet de kleine, witte handen van de toetsen afglijden, zoodat ze nu slap en willoos hingen, verscholen in diepe plooien van zilver-grijze kant. Het smalle, bleekgepoederde gezicht, met het hooggekapte, grauw-blonde haar, boog ze voorover en zoo zat ze stil, doodstil, en luisterde... Er waren herfstgeuren in de kamer en in een slanke vaas van kristal stonden crysanten met stervende kleuren. Weer flikkerden de kaarsenlichten. Ze wist dat de deur was opengegaan en dat er iemand was binnengekomen, maar ze keek niet om. Langzaam hief ze de handen weer op en begon te spelen. Een oude, weemoedige wals... Hij was een klein, oud mannetje, met een rond en kaal hoofd waarom de grijze haartjes zaten als een bloemenkransje. Een gouden bril droeg hij en een blauw, versleten jasje dat als een spiegel glom. . Hij kwam op zijn teenen aanloopen en telde zachtjes, met een vriendelijk stemmetje: n-twee-drie, n-twee^drie!" Ze hoorde het en glimlachte. Met meer zorg bewoog ze de gratievolle, kleine handen en even wiegde ze het slanke bovenlijf daarbij. n-twee-drie l" telde hij en hij kwam nu vlak achter haar staan. n-twee-drie! Waar zijn je mooie, blonde haren heen? Ze waren eerst als goud, als levend, kruipend en wringend goud. Nu zijn ze als zilver dat gestorven is. wigheid; het is het middel geweest om de levering van stroom aan de groote industrie mogelijk te maken, en om omgekeerd de centraalstations weder zoo uit te breiden, dat aan nog grootere fabrieken* geleverd kon worden. Datzelfde principe als systeem toe gepast bij de levering van stroom van uit de bestaande centraalstations aan de netten, die zich binnen enkele jaren over net geheele land zullen uitstrekken, zal een goedkoope electriciteitsvoorziening mogelijk maken, die op een rationeele wijze van produceeren steunt. De toepassing van dat systeem zal er toe leiden, dat voortgebouwd zal kunnen worden op wat tot nu toe tot stand werd gebracht, dat vernietiging van kapitaal en overbodige aanlegkosten vermeden zullen worden. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Wij ontvingen van den Prins Pange ranHaryoKoesoemadiningrat na mens de Deputatie IndiëWeerbaar een in dejav. taal gestelden heilwensch ter gele genheid van den verjaardag van H. K. H. Prinses Juliana. Met zeer veel genoegen brengen wij dit gedicht ter kennis van onze Portret van den dichter lezers. RED. Heilwensch aan Prinses Juliana (Zangwijze Sinom" de Jeugd) Mijn hart dringt mij tot 't uiten van een [heilwensch, IIIMIIIIIIMMIIIIIMIMIIIIIIIMII III n III III Je was zoo mooi altijd. Het mooiste meisje waarbij ik kwam. En ik was een leelijk, oud mannetje. Als je speelde zat ik stil naar je Ie kijken en dan hoorde ik heelemaal niet of je fouten maakte. Zoo mooi vond ik je. Soms, als je heel ijverig bezig was, dan pakte ik voorzichtig je gouden vlechten beet en streelde ze zachtjes. Je hebt het nooit geweten!" Ze lachte stil voor zich heen, want ze had het heel goed geweten. Een kleine prinses was je. Een prinses uit een vreemd en treurig sprookje. Want zoo was je altijd. Met je groote, donkere oogen keek je zoo vreemd dat ik soms tranen in mijn oogen kreeg. Maar dan draaide ik me gauw om en snoot mijn neus om niets te laten merken. Want je zou erom gelachen hebben, een oude, leelijke man die huilde..." Ze schudde het hoofd. Nee, ze zou niet gelachen hebben en ze had ook nooit ge lachen als hij, met zijn groote, vuurroode zakdoek, zich haastig door de oogen wreef. Eén-twee-drie! n-twee-drie! Weet je nog die lentedag? Daar; voor het open raam zat de oude, grijze poes te spinnen. Alle boomen waren groen en de heesters bloeiden. Er stond een struik met gele rozen voor het raam. Die geurden zoo zwaar. Alles was mooi en alles lachte. Maar jij lachte niet..." Stil l" zei ze. Nu niet verder l" Ze stond op en liep naar het raam en keek in de tuin waar de bruine, donkere boomen in een vale, bleeke mist stonden. In de kamer, voor het gloeiende haard vuur, was een blonde, jonge man komen zitten. Zijn kleeding was zwierig en bevallig, maar oudmodisch van snit. Ze ging naar hem toe. Ik dank je dat je gekomen bent." Je hebt me geroepen.door je spel," zei hij ernstig. Lang geleden heb ik je al geroepen. Toen kwam je niet." Ik kon niet. Ik was gevangen, ik was mezelf niet meer." Toen ze gestorven was voelde ik eerst hoe ik naar jou verlangd. En toen mocht je niet komen," zuchtte ze. Het oude mannetje was voor de vleugel gaan zitten. Hij speelde een treurig wijsje, maar hij deed het zoo vlug en dartel alsof opdat de voorspoed steeds vermeer', van U, verheven Koningskind, en tot in verste stonden blijf; het is mijn warme hartewensch, die mijne gansche ziel beheerscht, en tot de hoogste heemlen stijgt, een lied, dat onzen wensch vertolkt, en tot een klare uiting brengt, als waar het aller Qoden werk. 't Is heden op deez' dag der Maan, den dertigsten der maand April, 't geboortefeest van 't Koningskind, onze Princes Juliana, die thans bereikt haar achtste jaar. O Gij, mijn Allerhoogste Heer, wil nederdalen doen op haar, Uw meest volledige gena: lang leve, heil en majesteit. Princes Juliana gij zijt de talisman van 't gansche rijk, van Nederland en India, Oranjetelg, gij die 't omvat, gij met Uw nakroost, telg na telgv kundig, luistrijk, beschermend steeds, op wien zich aller liefde vest, vol eerbied, in- en uiterlijk. O Alziel! hoor deez' bede aan. Deez' heilwensch wordt U toegebracht, op Maandagmorgen van den dag met datum dertigsten April; de jaarspreuk van dit zonnejaar luidt: Wees 't Vat, Prinses, 't Kanaal van Gods genade." Aanvaard de hulde van wie 't schreef met zijne medeleden in de Deputatie India-weerbaar, O Princesje Juliana! IIIIIIIIIMIIIIIIIIIHIIIIII het een jubelliedje was. Weet je nog onze eerste nacht De hemel was donker-blauw en ook de wolken en het dennenbosoh. En diep, heel diep-blauw was onze liefde." Het oude mannetje speelde nu niet meer. Hij stond op en kwam naar hen toe en zei: Wie weet tevoren waar zijn geluk zal liggen ? Wie aarzelend zijn schreden zet, kan evengoed misstappen als wie krachtig en forsch voorwaarts gaat. Boven ons zelf ligt de beschikking. Maar de herinnering legt over alles een donkere, schoone nevel." Hij was maar klein en nietig zooals hij daar voor hen stond. Een schooljongen leek hij wel in zijn kale, blauwe jasje. Maar de twee bij het haardvuur luisterden eerbiedig naar hem, want ze wisten dat zijn leven was geweest als het hunne, vol grauwe droefheid. Ze zaten alle drie ernstig bij elkaar en keken in het stille, roode gloeien van de houtblokken in de haard. De kaarsenlichten op de vleugel flikkerden nu niet meer, maar toch was het alsof ze ingehouden trilden. Opeen» keek ze om. Ze wreef met de hand door de oogen. Was dat moeder niet?" In de kamer was het doodstil en ook de tuin lag slapend in de bleeke mist. Ik zie niemand," zei de jonge man; Toen bleef ze droevig voor zich uitstaren. Langs het donkere raam had ze een zwarte schaduw zien glijden. De schaduw van een groote vrouw, met eenlstreng en strak gezicht. Maar de schaduw was weer verdwenen. Ik dacht het maar," zuchtte ze. Het oude mannetje stond op. We zouden allemaal over andere dingen kunnen spreken en dan toch hetzelfde zeg gen," sprak hij: Waarom zouden we het dan doen? Er zijn andere woorden die zachter tot ons komen." Hij ging weer voor den vleugel zitten en speelde. Een ernstig kerklied. Hij speelde heel ijl, haast onhoorbaar. Als een bovenwereldlijke zang klonk het... De jonge, blonde man hield zich met beide handen de oogen dicht. Heel lang. Toen hij ze weer open deed was er nog een vierde in de kamer gekomen. Een groote, donkere man, met zwarte, doordringde oogen. Zonder te spreken ging hij naar het oude mannetje en legde hem de handen op de schouder. Het mannetje hield op met spelen. 7? ff) *J? 77-^7» 77 <V7 XJ) r? N / CT / / v y7^*~y(* tm /H~r? /t» ~nj} (*eiAt De Javaansche tekst van den Heilwensch aan H. K. H. Prinses Juliana. Een Hollandsche vertaling staat hiernevens. Voor wie zelf zijn lot in handen nam, hoef ik geen woorden uit de eeuwigheid te spreken," zei hij. De donkere man schudde het hoofd. Ik kom maar kort. Wie zal me zeggen of ik welkom ben ? Maar ik wilde haar nog even zien!" Zijn oogen gingen zoekend de kamer rond en toen ze haar gevonden hadden sloeg hij ze neer. Maar zij kwam vlug naar hem toe en stak beide handen uit en zei: In de donker-blauwe nevel van de herin nering bestaan geen slechte gedachten meer. Kom bij ons ? Je moet bij ons blijven. We hooren bij elkaar, alle vier. Onze levens werden door een zwarte band bijeengehouden. Nu is die band verdwenen, maar een blanke, onzichtbare macht houdt ons toch bij elkaar." De donkere man maakt zijn handen uit de hare los. Ik moet weer gaan," zei hij ik moet! Hou me niet langer terug. Hij ging langzaam naar de deur, opende die en verdween zonder nog om te kijken. De blonde man, in de leunstoel aan de haard, zei: Hij gaat altijd voor hij geroepen wordt. Hij wil zijn lot in eigen handen houden." Het klonk spottend, zooals 4irj het zei. Niemand antwoorde, maar na een lange stilte sprak het oude mannetje: Waarom zou hij niet gaan? Wat beteekenen een paar oogenblikken voor ons? Onze tijd zal gauw komen" en hij keek naar de grond om niet de tranen te laten zien achter de groote glazen van zijn bril. Toen ging er opeens een heftige wind stoot door de kamer. De deur ging met een slag open en de kaarsenlichten doofden haast. Ze keken alle drie verschrikt naar de donkere gaping van het deurgat, maar niemand was daar. Er hing een bange stilte. De jonge man probeerde te glimlachen. Hij legde zachtjes zijn hand op die van haar die bij hem zat. Toen keek zij hem in de oogen, bang, doodsbang. Een tweede windstoot sloeg in de kamer. Ze keken beide rond, opeens!... Het oude mannetje was verdwenen. In radelooze angst liet zij haar hoofd op de schouder van de jonge man rusten. Hij streelde zachtjes haar grauw-blonde haren en fluisterde: Als de derde maal de adem van de dood door de kamer zal gaan, dan ben ik ook verdwenen. Dan blijf je alleen, maar niet lang!" Er kwam een plotselinge rukwind, zoo hard, dat het rinkelde in het zilver van het theestel en dat de bruine chrysanten angstig schudden. Ze sleot de oogen om niet te zien waar voor ze bang was en toen zij ze weer opende was ze alleen in de kamer. Ze haalde diep adem en opende wijd de oogen. Nu zou het komen... Langzaam stond ze op. Ze ging naar de vleugel en sloot die. De zilveren kandelabers nam ze er af en zette ze op de schoorsteen voor de smalle spiegel. Ze schoof de zware gordijnen voor de ramen. Ze ging voor de spiegel staan en bekeek nauwlettend haar beeld. Ze streek de haren glad, verschikte even de zilver-grijze kant. Toen ging ze zitten in de groote leunstoel bij de zwak-gloeiende haardblokken en wachtte. Er was in de verte een dreigend geluid, alsof een zware storm aanloeide. Ze hoorde het naderen. Het ijlde over de velden, wrong zich door de bosschen. Nu was het in de tuin, sloeg het tegen de heesters. Nu rukte het aan de luiken, beukte het tegen de ramen... Het loeien zwol aan... Het heele huis stond te trillen, te schudden... Met een schelle snerp brak de kristallen vaas! De kaarsenlichten waren gedoofd en in de haard lagen groote, verkoolde blokken. Heelemaal donker was het. Maar toen een bleek en triestig morgen licht door een spleet tusschen de gordijnen drong, lag zij achterovergeleund in de stoel. De kleine, witte handen hingen slap en willoos en het bleek-gepoederde gezicht was vaal en ingezonken. De grauw-blonde haren waren verward. IIIIIIIIIlIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIlnUl.MIII AMSTERDiM ARNHEM 's-QBAVENHAGE ROTTERDAM UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl