De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 12 mei pagina 3

12 mei 1917 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

12 Mei '17. No. 2081 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VÜOR NEDERLAND A. WOLTER,IN« lienwendijk 233/237 b/d Dam. Telef. N. 6016. NIEUWE MODELLEN. - GROOTE VOORRAAD. Voordeelfge Prijzen. J.S.MEUWSEN HilBTtraicltr HlrilR 61 Hode-ltgizö»n. AMSTERDAM. Leidschestraat 4, B.panage b. D.rak, Damstraat h. Nes, Doelenstr. b Acb- | terburgwal. ROTTERDAM. Mosseltrap 3, Boymansstraat S. 'OXYDOL' (CHLORAS KALICUS TANDPASTA) 45 cent p. Tube. Naaml. Veon. STUK & Co. Chemische Fabriek ,/s-Hage" 's-GRAVENHAGE. Zooeven verscheen de 2e druk van: PETER ROSEGGER De Zoons van den Houtvester Pr£s gebonden f 0.95 Uitgave van VAN HOLKEMA & WARENDORF te Amsterdam. EENIGE SPECIALITEIT m ua m $ KRIMPVRIJ GEZONDHEIDS- || ONDERGOEDEREN g Nederlandsch Fabrikaat $5 TRICQTHUIS REG.BREE3TRAAT.35 TEL. 5O66 N. BS BS g:; HET g g| "*" VU 'feaBDBBBBBBBBBBBBB j AMSTEL RIETffERK| FABRIKANTEN: GE1. R & L, ti Bidder Wel Mj let Sopüpl AMSTERDAM GEVESTIGD SEDERT 1863 HET ADRES VOOR HEERENKLEEDIHG H.J.LOOR, Utrecht RV.D HEIDE HIDY6Ï3JSUM 's-Gravel.weg. Tel. 1150 ARTISTIEKE MEUBILEERING SPECIALE ONTWEBFEN TAMINIAÜ'S ? JAM ? Illlllllllllllllin Il l lliiimnilllllll IIIMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIII lliiiiiillMllilllimilllllll umi l H "Il iimmiiiiniiii IIIIIIIIIIIN i nu,, imi mi i i i mi iiiMiiiiiiiiiiiiiiMiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiii DE VLIEGENSTOK Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiimiiiiiiiiiiiinii tiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiMMtiiiiiiiiiiiiimmmiiiMiiM KLEUR EN FLEUR Ein Blumenglöckchen Vom Boden hervor War früh gesprosset In Ublichem Flor. Da kam ein Bienchen Und naschte fein. Die mussen wohl Beide Für einander sein. De betrekkingen tusschen bloemen en insecten vormen wel het aangenaamste deel van de beminnelijkste der wetenschappen, de plantkunde. Zij is er zich pas laat mee bezig gaan houden. Af en toe had er wel iemand op gelet. De wakkere waarnemer Gilbert White was telkens op het punt, om ontdekkingen te doen, die voor de negen tiende eeuw bewaard bleven. Eerst in 1761 verscheen de eerste studie vanKölreuter,waar in de noodzakelijkheid van het insectenbezoek van bloemen werd aangetoond. Twee en dertig jaar later gaf Christian Konrad Sprengel, rector aan het gymnasium te Spandau het beroemde klassieke werk uit: Das entdeckte Geheimniss der Natur lm Bau und in der Befruchtung der Blumen", dat de grondslag heeft gevormd voor alle latere studies over de bestuiving der bloe men. Onder de velen, die er zich mee hebben bezig gehouden, treden Darwin en Hermann Muller op den voorgrond en van hen is de brillante hypothese afkomstig.dat de bloemen en de insecten, die ze bezoeken, elkander hebben opgewekt tot den hoogen graad van schoonheid en doelmatigheid, die we thans in hen bewonderen. Aantrekkelijker hypo these is haast niet te bedenken, maar het bewijs er voor is nog bij lange na niet ge leverd en eer het zoover is. kunnen wij nog heel wat Sprengels en Müllers gebruiken. Des te beter. Goethe schreef dat versje in 1814 en wij mogen van een natuurkenner en botanicus, als hij was, wel verwachten, dat hij Sprengel's werk kende en wie weet of hij met zijn «Bienchen" niet soms de Bombus Gerstackeri bedoelde, die alleen onder alle hommels in staat is, om de honig op te zuigen uit de bloemen van de Gele Mon nikskap, of de tuinhommel, die de hef boomen van de saliebloem doet wippen. Zoo zou ik nog een heeie lijst van specialisten kunnen geven: bepaalde bijtjes, die hun honig komen halen op bepaalde bloemen. De honigbij zelf is weinig kieschkeurig, maar op bepaalde plaatsen en tijden houdt hij zich toch ook gaarne aan een en dezelfde bloemensoort. Hoe kennen de bijen de bloemen nu? Het antwoord ligt voor de hand: aan den geur en de kleur. Dat de kleur een groote rol speelt blijkt wel uit het feit dat de insectenbloemen in den regel heldere kleu ren vertoonen terwijl de windbloeiers zooals den Minister een minder prettige waarheid bevatte. Op het oogenblik zitten we echter nog in de regionen v. Leeuwen-Leenders. Al was de Kamer niet in grooten getale bijeen, degenen, die er waren hebben met ernst naar de verschillende sprekers geluisterd. De voorsteller v. Leeuwen is de materie meester, maar verstaat niet de kunst zijn gehoor werkelijk te pakken, iets wat n den heer Dresselhuis en mr. Limburg volkomen gelukte. Hoe het parlement in *et buitenlandsch beleid ook een woordje mee zal kunnen praten valt toch niet te zeggen, maar dat het dit doen zal lijkt wel haast zeker. Er ging tenminste vandaag een frissche wind door de vergaderzaal; de stem der democratie zal opk hier wellicht niet zonder succes zich doen hooren. Vandaag tenminste was het: een nieuwe lente en een nieuw geluid. CAMERARIUS Voor Moed, Beleid en Trouw Een opwekking tot landgenooten Op Zaterdag 31 Maart jl. had er te Nij megen in de militaire cantine der Prins Hendrikkazerne (Koloniale reserve) een min of meer ontroerende plechtigheid plaats. De oude heer J. Antonisse werd gehuldigd ter herinnering aan den dag, waarop hem, toen 40 jaren geleden, het eerekruis der Militaire Willemsorde 4e kl. werd uitgereikt voor een bravourstukje in Atjeh, waardoor hij een troep van 150 man, omsingeld door den vijand, voor totalen ondergang redde. De troep had geen 'munitie meer, en J. Anto nisse, de man, die te voren reeds voor moed en trouw een eervolle vermelding met de gouden kroon had verworven, ging dwars door den vijand er alleen op uit en bereikte na een nachtmarsch van 7 uren den troep van generaal Pelt, waar hij munitie opdeed en denzelfden weg terug nemende juist op tijd bij de zijnen terug kwam, die door dit heldenfeit in staat waren, zich door den vijand heen te slaan. Het leven dezer man nen was door Antonisse gered. De 72-jarige veteraan, die met zijn 60-jarige echtgenoote in kommer en zorgen te Nij megen, Elandstraat 25, leeft, zag onverwacht een zonnestraal op zijn levenspad vallen, toen hem door zijn gewezen krijgsmakkers van allen rang een serenade werd gebracht en hem in de cantine een klein feest bereid iiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiliili de grassen, brandnetels, hop en hennep, eik en beuk, onaanzienlijke groene bloempjes hebben. Er zijn echter uitzonderingen, die twijfel hebben doen ontstaan en eindelijk is professor Plateau op grond van velerlei proefnemingen komen verklaren, dat de kleur der bloemen lang zooveel niet voor het insectenbezoek te beduiden had als men wel meende. Hij is natuurlijk ferm tegengesproken, ook alweer op grond van experiment en waarneming in de vrije natuur en wij mogen wel zeggen, dat destijds de strijd onbeslist is gebleven. Dat is allemaal zoowat vijf-entwintig jaar geleden en ik herinner mij nog heel goed, hoe het ons speet dat de hypo these van Darwin-Müller werd aangerand en ook hoe de controverse ons prikkelde tot prettig onderzoek in de vrije natuur. In den laatsten tijd heeft de hypothese nieuwe stooten te verduren. Een geleerde uit München de ophthalmoloog C. von Hesz heeft ontdekt, dat de insecten totaal kleuren blind zijn en dat zij dus het rood der papa vers, het blauw van de korenbloem, het geel van de herik alleen waarnemen als verschil lende tinten van grijs, van bijna zwart af tot spierwit toe. Ze zien dus de dingen als op een gewone photografie. Dat lijkt ons, die den dieren gaarne alle genoegens van het leven gunnen, zooals wij die zelf waardeeren, een heel hard ding voor die insecten. Wat een narigheid, zoo'n wereld zonder kleur. Intusschen, Polen is nog niet verloren. K. von Frisch heeft door een reeks van vernuftige proeven meenen aan. te tponen, dat de honigbij niet geheel kleurenblind is, maar alleen, roodbiind en dus geel en blauw werd. Kolonel De Voogt sprak hem enkele schoone woorden toe en overhandigde hem een envelop, waarin ? 100, door eenige makkers en vereerders bijeengebracht. Het was een ware feestdag voor den kranigen grijsaard, die daar in alle stilte en eenvoud met zijn oudje leeft, als een waar ridder zonder vrees of blaam, een voorbeeld voor allen, die de koninklijke uniform dra gen of gedragen hebben. Wij noemden die plechtigheid hierboven ontroerend, want: dat zoo'n man, die zijn leven offerde en veil had, niet eens of twee maar wel hon derdmaal, voor dat van anderen en zijn vaderland heeft gediend met groote trouw, dat dien de oogen vochtig werden, toen hij een betrekkelijk klein cadeau in geld mocht ontvangen; dat zoo'n oud soldaat met zijn vrouw van ? 465 's jaars moet rondkomen (pensioen / 250, riddersoldij ? 65, pensioen als magazijnsknecht /150); die te betalen heeft J 2.50 per week voor huishuur met groote kans op verhooging eerdaags, 25 ets. per week voor zieken- en begrafenisfonds, zoo dat er niets, letterlijk niets voor die oudjes overschiet ter verhooging van eenig levensgenot, dat ontroerde ons en anderen. Dat gaf steller dezes de gedachte: Zulk een levensavond van een levensdag vol Moed, Beleid en Trouw, is toch beschamend voor onze natie, en weinig bemoedigend voor de jonge mannen, die zijn huldiging bijwoonden en straks ook hun leven gaan wagen voor Neerlands eer, belan gen voordeel. De oude Antonisse is te fier, om te klagen of te vragen. Ridderlijk in merg en been, zou hij liever droogbrood eten, dan de hand uitstrekken, om een aalmoes. Die vragen wij dan ook voor hem niet. God beware ons voor zulk een majesteitschennis! Maar wij vragen het afdoen van een eere schuld. Holland heeft een eereschuld aan zulke mannen. Holland zorgt slecht, erbarmerlijk slecht voor zijn oudjes, ook voor zijn oude helden. Die heeft Holland genoeg, ons Neerl. Indisch leger telt ze bij honderden, al snoeven wij er niet op als de buren, die zelfs retireeren uit puren heldenmoed; om niets ergers te noemen. Maar Holland let niet op zijn eigen helden. Het bewondert liever, wat niet het zijne is. Dat letten op zijn eigen verplichtingen, zou Jan Holland te duur uitkomen.! Toch zijn er genoeg Hollanders, die zulk een eereschuld erkennen. Op dezulken doen wij bij dezen een beroep. Dertig jaren ge leden deed ondergeteekende hetzelfde in ditzelfde blad voor een 80 jarigen veteraan, versierd met de Citadelmedaille, en die oude heeft nog zes gelukkige, recht zonnige jaren beleefd door de liefde en waardeering van velen zijner landgenooten. De oude Camerijk te Elkurg heeft nog stervende zijn wel doeners gezegend. kan onderscheiden en wel niet alleen aan de lichtsterkte maar aan iets anders, dat wij dan kleur" moeten noemen. Nu heeft Von Hesz alweer fouten aangetoond in de proefnemingen van Von Frisch en onge twijfeld is er op de proeven van Von Hesz, ook wel wat aan te merken. De uitkomst van al deze verwikkelingen lijkt mij nu, dat we omtrent de heele zaak nog niet de minste zekerheid bezitten en dat voor den wande laar nog altijd de aangename taak is weg gelegd, om buiten in de vrije natuur het gedrag der insecten nauwkeurig gade te slaan. De waarheid zal wel weer in 't mid den liggen en niet eenvoudig zijn. Verschili lende insekten gedragen zich verschillend. Hoogstwaarschijnlijk zijn ze gevoelig zoowel voor lichtsterkte als voor kleur, de een meer de ander minder. Weldra is het tijd om op bebloemde weiden of langs rijke boschranden, waar velerlei bloemen van verschillende kleuren groeien, er op te letten, hoe daar de insecten zich gedragen, en dan liefst in de vroege morgenuren, wanneer zij nog niet in de een of andere sleur zijn vervallen. Vooral de honigbij heeft een zeer sterke neiging tot fa briekmatig werken: als hij eenmaal op de een of andere bloem aan 't werk is geraakt, blijft hij daar den ganschen dag op bezig en gaat alleen bij gebrek aan materiaal op andere over. De hommels hebben al een vrijer opvatting n zijn daardoor voor ons onderzoek al beter geschikt. Indien zij alleen gevoelig waren voor lichtsterkte zouden zij geen onderscheid maken tusschen helder verlichte roode bloemen, oranjebloemen zwak beschaduwd en blauwe of violette ROBBERT KALFFeC* AMSTEDDAM. " HEERENGRACHT-270 Fllliil DEN HAAG: Noordtlnda 160. DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts ? 1.90 per kwartaal «f 4-1 Als wij nu eens een klein sommetje kon den bijeen brengen, om Antonisse elke week er bijv. drie gulden bij te kunnen geven, zoolang hij nog leeft, wat zou dat een weldaad zijn. De tijden zijn slecht. Veel slechter dan 30 jaren geleden. Maar het oud-Hollandsch hart is nog best. Dat weten wij, die er dikwijls een beroep op deden bij heerlijke ervaring. Wie helpt ons den ouden braven ridder een blijden levensavond scheppen? Elk postwisseltje: Voor Moed, Beleid en Trouw", een van ondergeteekenden toege zonden, zal n straal van dat zoo gewenschte avondzonnetje beteekenen. Wij zullen elke gift, klein of groot, in dit blad dankbaar vermelden. De redactie van dit blad voor de wel willende plaatsing onze hartelijke dank! H. Z. ZEGERS DE BEYL, Journalist, Hees bij Nijmegen. l A. VAN BOXTEL, Directeur Arbeldsbeur» voor den O. I. M., Prins Hendrikkazerne Nijmegen. Aan prof. Langelaan Hooggeleerde Heer, In uw zoo lezenswaardig artikel in de Gr. Amst. van 22 April 11. las ik iets wat me ten hoogste bevreemdde. Namelijk maakt u der Regeering er een verwijt van, dat de reglementeering der ontucht werd afgeschaft. Immers, die uitgesproken gedachte bewijst hoe weinig u nog op een altruïstisch stand punt staat te dezen opzichte. De reglementeering immers was ingevoerd om uitsluitend de mannen te beschermen tegen een kwaal die hun intact sou hebben gelaten in geval van zelfbedwang. Het was dus niets dan een denkbeeldige vrijbrief voor de mannen om te zondigen, zonder gevaar de gevolgen van hun misstap te moeten dragen. Maar de vrouw werd van regeeringswege opgepakt en op regeeringskosten verpleegd, totdat zij schijnbaar hersteld tot dieper geestelijk verval weer aan de maatschappij werd overgeleverd. Zij had alle kans den zelfden dag weer besmet te worden, daar die reglementeering zich alleen met de rampzalige schepsels bemoeide die men prostituees noemt. Ziet u nu niet in welk een halve maat regel die heele reglementeering is? Ds. Pierson en mevrouw Aleida van Hogendorp hebben een groot gedeelte van hun leven gewijd niet alleen aan deze zaak, maar hebben spot en hoon geduldig ver dragen, omdat zij overtuigd waren, dat de reglementeering een klap in het aangezicht der zedelijksapostels is. Hoogachtend, H. VAN DE MOER Secr. Vrouwen b. t. v. Zed. Be w. Haagsche Af d. bloemen in dieper schaduw en dus al naar de lichtverdeeling gemakkelijk overgaan van de eene op de andere. Wel, zoo iets ziet men bij de hommels haast nooit gebeuran. In den regel houden ze zich met groote standvastigheid aan een en dezelfde kleur, onverschillig of de bloem in 't heldere zonne licht staat of in de schaduw. Zie ze maar dezer dagen aan het werk op de hondsdraf, die ze weten te vinden zoowel in het half donker dicht bij den grond als in het volle zonlicht. Ze laten zich niet van de wijs brengen door bloemen van andere kleur doch van dezelfde lichtsterkte. Wel gaan ze in den morgen over van hondsdraf op beemdooievaarsbek of op longenkruid en n heb ik er gezien, die pas een plek met blauwe bloemen had verlaten en nu regelrecht losstuurde op twee blauwtjes, die op een gras spriet zaten te minnekoozen en nu deerlijk werden gestoord. Eerst vlak bij merkte hij, dat hij verkeerd was en de aar dige vlindertjes hebben hem nog een tijd lang bestookt, want het zijn vinnige diertjes, al kunnen zij noch bijten noch steken. Onder alle hommels lijkt mij de akker hommel nog het meest gevoelig voor kleur. Hij heeft de rugzijde van het borststuk ge heel fluweelte roodbruin of oranje en de punt van zijn achterlijf heeft dezelfde kleur. Als de boordbedden" in de bloementuinen in vollen tooi staan ga ik nog eens bijzon der op hem letten. Alleen met zeer uitvoerig statistisch materiaal kunnen wij de bewe ringen van Von Hesz en Von Frisch toetsen en wie weet, wat voor nieuws wij er nog bij opmerken. JAC. P. THIJSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl