Historisch Archief 1877-1940
8'
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19 Mei '17. + No. 2082-
WAT IS DE CRITIEK VOOR DEN
KUNSTENAAR *
tf' ? EN
(WAT IS DE KUNSTENAAR VOOR
DE CRITIEK?
De Amsterdammer" * heef 't gemeend, ten
einde bij te dragen tot de zuiverheid der
Nfderlandsche kunstcritiek, een enquête
~ over kunstcritiek te moeten instellen.
, Aan een aantal vooraanstaande
kunste' naren, critici en kunstenaren-critici heeft de
Amsterdammer" de vragen voorgelegd:
l Moet kunstcritiek meer als een weten
schap of meer als een kunst worden
opgevat?
2 Moet in de kunstcritiek meer de nadruk
gelegd worden op het werk
(vormont? leding, enz.) of meer op de ziel van
den maker, (psychologisch synthethische
methode)?
3 Moet het werk goed- of afgekeurd
worden om < den geest die er uit spreekt
(dogmatiek) of moet de criticus er zich
toe bepalen na te gaan wat de maker
z.l. bedoeld heeft en in hoeverre hij,
voor zffn gevoel, geslaagd is, (explicatie
en impressionisme)?
4 Welke waarde heeft crltlek van anderen
voor U als scheppend kunstenaar?
ANTWOORDEN OP DE ENQUÊTE
Vraag 1. Volgens mijn
onrustbarend-* bescheiden meening moet kunstcritiek
* wetenschap zijn van de hoogste orde :d/w.z.,
zij moet kunst zijn. Kunst is hoogste weten
schap,
i- . Vraag 2. Ik houd niet van
nadrukleggerijen. Alweer: vorm is ziel, ziel is vorm.
Verder is de groente nog altijd even duur.
<* Vraag 3. De criticus moet stellig nagaan
wat de maker bedoeld heeft, maar de maker
even stellig wat de criticus bedoeld heeft.
Vraag 4. Welke waarde critiek van ande
ren voor mij heeft als scheppend kunste
naar? Onuitsprekelijk-groote. Een paar jaar
geleden zond mij Barbarossa zijn boek
Barbarosserl met de volgende opdracht erin
geschreven:
Aan den geestelijken vader van den
j,Bad-Aap" (Manus Peet) met bewondering
opgedragen! Querido's Manus Peet" en
Beet's Diaconie-mannetje" zijn voor mij
de twee figuren, die met het fijnste
Hollandsche sentiment zijn geschreven."
Onderteekend: J. C. Schröder. ,
Een poosje later kon ik in het blad van
den hoofdredacteur van de Telegraaf",
door een onzer meest vooraanstaande cri
tici ongeveer lezen: dat wij Joodsche
schrijvers eigenlijk net zooveel van een
Hollander en van het Hollandsche sentiment
hebben, als een kakkerlak van een
minotaurus... Paty Manus Peet... daar ligt ie!
Heb ik gelijk? Onbetaalbare waarde heeft
voor mij critiek" Van anderen, vooral als
. ik mijn beoordeelaars" zoo heel
lang? zaampjes schier zie barsten van nijd en
afgunst, op mijn prullaria!
Is. QUERIDO
Vraag 4< Kunstkritiek moet wetenschap
pelijk n artistiek zijn.
Vragen 2 en 3. Evenwicht moet er zijn
tusschen alle dingen en begrippen, in deze
vragen geopperd.
Noodzakelijk is het, dat de kritiekschrijver
wiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiHiiiimiiiniiiiiiiiiiiiiiniiuiiiiiiiiiiiiiiiiiii
ALLE HENS AAN DEK %
Het Padvinderschip De Lichtstraal"
Met De Lichtstraal" is aan het schip der
Amsterdamsche pad vinders, dat sedert Sep
tember in de vaart is wel een bizonder
veelzeggende naamgegeven. Hef is bestemd
om diegenen onder de jongens, die in de
volkrijkste buurten van onze stad wonen,
twee- en driehoog achter, uit hun
dage, lijksche alcoofatmosfeer in het licht en de
lucht te brengen, ze vertrouwd te maken
in en op het water; geen werkelijke of ver
momde vakopleiding dus tot zeeman of,
matroos, maar de vorming van flinke jon
gens, die van alle markten thuis zijn, het
aankweeken van liefde voor ons natte ele
ment, waarvoor iedere 17de-eeuwsche jon
gen warm liep, waarvan de 20ste-eeuwsche
langzaam vervreemdt. Deze idee past
heelemaal in het kader der beginselen van
de padvinderij: ,,de opvoeding; van
onze mannelijke jeugd tot flinke
staatsburgers in bet bizondrr wat
de karaktervorming en lichame
lijke ontwikkeling betreft" en kan
zeker een eerste plaats innemen in de mid
delen waarmee men tracht dat doel te be
reiken : het aankweeken van vaderlandsliefde,
het oefenen van kamp- en veldleven, de
opwerkelijk bevoegd is tot een oordeel en dat
hij bovendien een hoogstaand karakter heeft.
Laat men hem dan den tijd om zich rustig
een oordeel te vormen en dat te formuleeren,
dan kan men de methode aan hem overlaten.
Vraag 4. De gerijpte kunstenaar richt
zich bij het scheppen of herscheppen van
kunstwerken niet naar de kritiek van anderen,
doch alleen naar zijne zelfkritiek.
JOH. WAQENAAR
1. Kunstcritiek, opgevat als kunst, is kunst,
wordt even als de kunst op den voet gevolgd
door kritiek en kant 'zich niet tegen het
droit de réponse. Kunstkritiek, die geen
tegenspraak duldt, die het laatste woord
hebben wil is wetenschap.
2. Bij een kunstwerk gaat het- om de ziel
van den maker. Kunstenaar beteekent iemand
die zich binnenste buiten keert. Ieder werk
is een stuk van ziel.
Zijn levenswerk is zijn gansche ziel. Van
ieder mensen gaat bij het overlijden de ziel
naar den hemel.
De kunstenaar heeft bij zijn sterven geen
ziel meer, omdat hij die aan de aarde gaf,
daarin zit iets hemelsch.
Kunst zou de hemel op aarde zijn als er
geen kritiek was.
3. De kunstcriticus moet de heraut van
den kunstenaar zijn en heeft zich slechts
af te vragen wat de maker bedoeld heeft
en in hoeverre hij geslaagd is.
4. Lees de fabel van Lafontaine: de
Molenaar, zijn zoon en de ezel."
MARTIN MONNICKENDAM
iiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiii imiiiiiHiiiiii
BOEKBESPREKING
WILLIAM SHAKESPEARE. Gedenkboek
1616?1916, door dr. EDW. B. KOSTER.
Derde Druk. (G. A. Kottmann, 's
Gravenhage, 1916.)
Toen Van Vloten in 1858
deShakespearevertalingen van zijn betreurden vriend j.
Moulin, door Dr. Koster ten onrechte voor
een achttiende-eeuwer gehouden, in het licht
gaf, schreef hij in de inleiding tot de Macbeth:
Een van Moulins beoordeelaars -- wijlen
de dichter A. van der Hoop had, bij al
den lof zijner vertaling geschonken, zich
niet ontzien hem juist daar te grieven, waar
hij zich, hoewel persoonlijk ongedeerd, toch
het diepst moest getroffen voelen: in zijn be
wonderende liefde voor den grooten dichter."
Het tegendeel geldt van Dr. Koster, wien
het persoonlijk deren" moet dat zijn ver
talingen geen recht wordt gedaan zoolang
ze op ons tooneel blijven achtergesteld bij
die van Jac. van Looy, als
Shakespearevertolker verre zijn mindere, maar die, naar
deze derde druk bewijst, zijn bewonderende
liefde voor den dichter door het lezetjd
publiek gedeeld ziet. Het boek verdient zijn
succes. De schrijver was, als weinigen in
ons land, toegerust voor de taak die hij zich
stelde: een exposéte geven van den
tegenwoordigen stand van zaken in de
Shakespeareologie", want hij paart aan dichttalent
philologischen zin, twee gaven die in Enge
land vaak samen gaan, maar door de gezag
hebbende kritiek ten onzent voor onverzoen
baar worden gehouden. De misvatting is te
verklaren: onze eenzijdige academische
opleiding, die den student in de letteren niet
allereerst het literaire kunstwerk leert waar
deeren maar hem africht in taalgeschiedenis
en tekstttritiek, geeft er aanleiding toe. Jam
mer genoeg. Want «ij stijft een opgroeiend
geslacht in de meening dat philologische
kennis slechts ballast is, die het genot in
het kunstwerk eer belemmert dan verhoogt.
En 'toch spreekt het van zelf dat wie een
dichter uit vroeger eeuw en ander land ten
volle genieten wil meer in zijn mars moet
hebben dan de kennis der taal zooals ze
nu in het land van dien dichter wordt ge
sproken. De Hollander die Shakespeare voor
zijn landgenooten wil verklaren hoort thuis
te zijn in het Londen waarin Shakespeare
leefde en in de taal die hij sprak, een kennis
die niet zonder lange en ingespannen studie
wordt verkregen. Dr. Kosters philologische
zin heeft hem tot dien arbeid in staat ge
steld, en dit gedenkboek getuigt van de
toewijding waarmee hij zich verdiept heeft
in een uitgebreide wetenschappelijke litera
tuur opdat de dichter in hem, en met hem
zijn lezers, door vollediger kennis zich
volkomener genot zouden winnen.
Het boeiendste hoofdstuk is dat waarin
de schrijver met gelukkig gekozen aanhalin
gen uit geschriften van Shakespeare's
tijdgenooten een schildering geeft van het bonte,
rumoerige leven van het Londen dier dagen.
In dit voor Nederlanders geschreven boek
had niet verzwegen mogen worden dat het
interessantste document voor onze kennis van
den Londenschen schouwburg in Elizabeths
tijd het werk van een Hollander is: de
vluchtige penneschets van het Swan Theatre,
in 1596 door een De Witt tijdens een voor
stelling gemaakt (Utrechtsche
UniversiteitsBibliotheek). Een andere leemte wijst Dr.
Koster zelf, zijns ondanks, aan: De Koopman
van Venetiëeen blijspel?" vraagt hij, en
laat er als antwoord op volgen: waarschijnlijk
dan omdat het stuk blijeindend is, want om
het lijden van Shylock te laten lachen is
toch wel wat al te galgenhumoristisch, schrij
nend en navrant". Met het uiten van dit
vermoeden had de schrijver ons niet mogen
afschepen. De heele vraag was overbodig
geweest als hij, ter inleiding van zijn vierde
hoofdstuk, zijn lezers had ingelicht over het
gebruik der termen tragedy en comedy in
Shakespeare's tijd, die toen nog hun
middeleeuwsche beteekenis hadden, tragedy de
gang van geluk tot ongeluk, comedy van
ongeluk tot geluk. Men denke aan Dante's
Commedia: den tocht van Inferno ten
Pafadiso. Bullokar geeft in 1616 deze
definitie van Comedie: a play, or
interlude the beginning of which is ever full
of troubles and the end joyfull." Shylocks
dubbele smart om het verlies van zijn geld
en zijn dochter maakt het stuk niet tot een
tragedie, want zijn ongeluk is juist een der
krachten die Antonio's lot, in den aanvang
full of troubles", voeren tot een joyful
end". En het spel is een spel van Antonio,
niet van Shylock. Shakespeare noemde zijn
stuk immers De Koopman", niet De Jood
van Venetië". Soms is Dr. Koster niet ge
lukkig in de keus van zijn woorden: van
De getemde Feeks" merkt hij op: Bouw
stoffen voor dit blijspel waren aanwezig in
De Duizend en een nacht en in Ariosto's
Suppositi." Dat klinkt alsof Shakespeare
De Duizend en een Nacht voor het grijpen
had; en toch weet de schrijver wel dat het
Arabische vertellingenboek pas doorGaïlands
vertaling in Europa bekend werd (1708).
Wie den sterfdag van Shakespeare met
een boek over den dichter gedenkt is na
tuurlijk geen aanhanger der Bacon-theerie.
DE AL TE VOORDEELIGE BABY
Teekening voor de Amsterdammer" van,Jordaan
DE ENTENTE: Miljoekoff, Help!"
MILJOEKOFF (niet zonder gevoel voor humor): Help yiiljoekoeff!"
mimi, iimiiiiimiii nu m m m imi iiimiimiiiiiimiiiimiiiimiiii iiiiiimiiiiiiiiiu iimmmiiimiiimm
Toch geeft hij, in een slothoofdstuk, een vader van den Engelschen prozastijl zou
bespreking van de hoofdzaken dier kwestie, kunnen noemen" (blz. 46), als een candidaat
te kort evenwel om het vernuft der Baco- voor het rijk der mythen in zijn aandacht aan.
.nians recht te doen of den oningewijden Den Haag A. J. BARNOUW
lezer van hun dwaling te overtuigen. Laat
ons hopen dat de schrijver tijd vindt om
in den vierden druk afdoender met den
dramaticus Bacon af te rekenen. Wij bevelen
tevens Sir John Maundeville, dien men den
IMIIIIII iiiniliiii iiiliiiuiii m m m u iiiiiiniii iiiiiiiiiii uit HUI iiiuMiiiiiiiuiimnimiiiiiimmiimmiimiiii
ABM.ABM.ABn.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.
B
M
el
S1
B
M
A
Ad*
t1EERE.N-ARTI KE.LEN,
UITRUSTINGEN.
ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.A.BM.ABM.
ABM
A
B
A
B
M
A
B
M
A
B
ABM
lililimmimiiiiliiiii
iiimiimiiiiiiiiiiiiiiti
Illlllllll IIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIINMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
De Lichtstraal in zee
De Bemanning
wekking- van liefde voor de natuur, het
aankweeken van handigheid. Geen beter
middel is er eigenlijk om de vaderlands
liefde aan te kweeken, dan kennis van alle
hoeken en gaten van ons land, van alle
moeilijkheden, die onze voorouders hebben
ondervonden in hun strijd om 't bestaan,
waaraan wij nog dikwijls zoo scherp worden
herinnert, juist de Zuiderzee, waarop het
nieuwe schip zal varen, is zoo sprekend in
dat opzicht. De jongens kunnen er zien hoe
de dijken hersteld worden na den doorbraak
van verleden jaar, hoe Marken worstelt om
zijn voortbestaan tegen de beukende golven,
zij kunnen er zien de lange kustlijn van
Holland, het leven van onze visschers, de
lichten der vuurtorens, waarvan ze op school
gehoord hebben. De lichtstraal geeft geen
vakopleiding, maar spelende zullen er toch
zeelui gevormd worden, want onder dege
lijke leiding wordt het schip door de jongens
zelf bediend, en twee van degenen, die de
eerste reizen hebben meegemaakt zijn al
leerling geworden van de Zeevaartschool.
Zestien padvinders kunnen elke,reis mee
aan boord. Zij worden niet maar willekeurig
gekozen. Voorwaarde is, dat zij eerst hebben
leeren zwemmen en roeien. Vijf van de 12
troepen Amsterdamsche Scouts zullen dit
voorjaar een eigen roeisloep hebben, waarin
vier jongens tegelijk kunnen roeien en 8
kunnen plaats nemen, zoo dat zij volop ge
legenheid hebben de roeisport te beoefenen.
Dit is juist gezien: vooreerst wordt er de
roeierij door bevorderd, wat zeker tot de
lichamelijke vorming niet weinig bijdraagt,
maar ook is 't goed, dat de a.s. zeiler eerst
in een veel gemakkelijker te hanteeren roei
boot op 't water thuis raakt.
Het nieuwe schip is voor het doel uit
stekend berekend. Het is een oude
ZeeuwDe Daily Mirra", schip van de Eng. Sea Scouts
sche Beurtschipper-klipper.thans omgebouwd
en van een zeer ruime kajuit voorzien,
zoodat 't plaats biedt voor 22 man: 4 leiders,
16 jongens en 2 schippers. Het had aan
vankelijk een groote mast en groot zeil
waarvan de bediening voor niet ervaren
zeelui te zwaar zou zijn, daarom is de top
er afgezaagd en vervangen door een steng,
terwijl op het achterschip een tweede mast
is geplaatst. Op die wijze heeft men dus
meer zeilen, maar kleinere, meer werk aan
boord, maar minder zwaar. De Lichtstraal"
voert nu een halfschoenertuig: stagfok,
kluiver en buitenkluiver, grootzeil met
gaffeltopzeil, bezaanzeil met bezaan-topzeil,
de stalen trossen op lieren zijn vervangen
door loopend touwwerk. In het groote ruim,
ingericht als jongensverblijf, is plaats voor
16 kooien, eenvoudige bespanningen op
gasbuizen, waarvan aan elke kant 5 vaste, en
6 losse in 't midden, die overdag op de
andere gezet kunnen worden, want direct
na 't opstaan wordt in 't midden ^e, taf el
geplaatst, waarop de jongens zich eerst
wasschen en daarna ontbijten. Het poelen
zal intusschen wel meestal in de open lucht
plaats hebben. Vóór 't verblijf voor de
schippers, achter voor de leiders, een beetje
mooier natuurlijk maar toch eenvoudig.
Licht en lucht stroomen van alle kanten
door koekoeks en patrijspoorten toe. Het
gaat aan boord naar vaste regels: geen
militaire discipline, maar een vrijheid in
een omlijsting van tucht. Vier jongens
hebben dienst op 't voorschip;- n staat
op den uitkijk, drie bedienen de zeilen;
vier op 't achterschip: n hiervan staat
naast den stuurman en heeft dus alle ge
legenheid de werking van 't compas te
bestudeeren en de reis op de kaart te volgen,
de anderen hebben de zorg voor zeil en
zwaarden en de duizenderlei kleinigheden,
die op een schip te pas komen. Een ploeg
van vier moet voor de orde beneden zorgen,
terwijl 4 volkomen vrij zijn en op 't mid
denschip, dat ruim en breed is, kunnen
lezen of naar de lucht kijken. Het geheel
wordt om de twee uur afgewisseld. De
normale scheepswacht is 4 uur, dat scheen
echter voor de kleine tochten te lang. In
den winter, als 't schip opligt, komen de
jongens eenmaal per week aan boord om
knoopen en splitsen te leeren.
Het spreekt van zelf, dat het geheel onder
deskundige leiding staat. De heer Tegelberg
is de pro-motor van de idee in Nederland
en heeft 't geheel uitgevoerd. Met hem
vormen de Commissie de Kolonel der Kon.
Marine, C. W. de Visser, de directeur van
de Zeevaartschool P. Tjebbes en Ernst
Crone, een onzer bekendste jachtzeilers,
terwijl verschillende troepleiders van de
padvinders thans een cursus in
zeevaartkunde voor jachtzeilers volgen en dus ook
deskundige leiding kunnen geven.
De bedoeling is om van zoo vroeg moge
lijk tot zoo laat mogelijk in 't seizoen er
van Zaterdagmiddag tot Zondagavond op
uit te gaan, meer kan al niet, omdat de
jongens niet vrij hebben. De leiders hebben
dan gelegenheid te zien wat er in de jongens
zit en stellen zich voor met de besten een
paar maal een tocht van 14-dagen te maken
naar de Waddeneilanden. Vreemd zijn der
gelijke langere excursies aan de padyinders
niet: ook in lïun roeibooten zijn zij er al
meermalen op uit geweest.
Twee reizen heeft de Lichtstraal" reeds
gemaakt en uit de scheepsjournaal, dat door
een der oudste padvinders aan boord wordt
gehouden, blijkt wel, dat de jongens 't
heerlijk vinden en ook begrijpen wat er
gebeurt en wat varen is. Het k \inkt als een
juchkreet in de beschrijving va n de eerste
tocht: buiten de sluizen lag een prachtig
opgetuigde tweemaster, die met zijn groote
majestueuse vorm als een koning troonde
tusschen de kleine zeiljachten. Daar lag
nu ons schip." Verderop beschrijft onze
padvinder hoe hij opdracht kreeg de hals
van het grootzeil te laten zakken, maar uit
de vele hijschen niet wijs kon worden, hoe
het blok van de stengemast onklaar raakte
en twee padvinders in 't want klommen en
de zaak in orde maakten, hoe Ernst Crone
onder 't zeilen leerde hoe men de snelheid
van een schip kan bepalen zonder logger.
Zoo is zonder veel bombarie hier een
goed en nuttig werk verricht, dat niet
alleen waardeering maar ook uitbreiding
verdient. Amsterdam heeft nu een schip.
Zal Rotterdam volgen? De inrichting en
aankoop van de Lichtstraal" heeft zoowat
/12,000 gekost, wat waarlijk niet veel is
voor een schip, dat 22 man bergt, en de
exploitatiekosten kunnen zoo groot ook niet
zijn, daar de jongens natuurlijk veel zelf
doen en voor hun maaltijden aan boord een
kleinigheid b.v. ?0.25 per dag kunnen ver
goeden. Een dergelijk klein offer maakt de
band met 't schip inniger en hechter.
Speenhof zingt ons zoo vaak voor: Holland
wil je vloot bewaken". De zekerste wijze
om dat te doen is spelend zeelui te kweeken,
als op de Lichtstraal" geschiedt. FRISO
In de haven