Historisch Archief 1877-1940
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIÏVAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
) Prijs per No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel |
HTHOVD i BUdz. 1: laatste Geluiden. Offers
/ «der TeUnntelliog, door T. H. Intern. Tribune,
door prol John H. Wigmore. 2: erd. Wierdels,
tvëkening r*n Henri T. d. V«W«, met tekat T»n
J, O. Bohrödor. Kiwkelung, door J. H.
Speenhofi. Landbouwkundig Hooger Ond«rwfjs, door
P./H. Burger*. Dichter en Staatsman; door
JtakL. TUI Beden. 3: uit het Parlement, door
, Camoraritu. Feuilleton: AhMvems, door Am.
? >8aalborn. fc Voor Yronwen, door Elte. M. Bogge.
7: Dr. Cuypen eerste bouwperiode, door Joh. W.
Sawnedé. Bét Oorlogsdoel, teefcéaing tr«n
.lordaan. Bh»pBodle. door J. W. van Ortteït.
Dram* Kroniek, door Top Naeff. 4: De Legerdag,
" door riso, met teekeningen van J. H. Jorres.
* Knnstnotities, door Alb. Plasaokaert. 10: De
Yantty, met teekeningen Tan Is. van Meni.
Htomre Hederlandiohe Gedichten, door mr. J. 'G.
Bloem, 18: UH het Kladechrift vae Jarige.
N J>e Zeren Hoofd-raengden, teekening T»o A. de
Haas. Den Haag vanuit een Eendekk«r, door
H.->ag*olie TUegenier.'?Als de Kereen Bloeien,
door H. W. r. d. Keg. Amaterdamsohe
Ktrffle- hoizen, door Melis Stoke, met teekentegen van
J*, van Men*. De alüittng der Kamen,
teekraing van Joh. Braakensiek. -r- Boeken voor
OOM Soldaten. Sohaakrnbriek, red. dr. A. G.
OUand. Dammbriek, red. K. O. de Jonge. ,
BQvoegBel: De Veenbrand in Drenthe, teekening
?va» Job. Braakensiek.
umiiiimiHiiiimiiiiiiiiiiimriiMH
\
LAATSTE GELUIDEN
Wie Bilderdijks beroemden Slotzang
(kent, hem móet de herinnering eraan
voor den geest gekomen zijn, bij het
?einde, dat de Tweede Kamer zooeven
.aan hare vierjarige zitting gegeven heeft.
Moge al de aanhef:
.?Wat wacht gij, breede kring, met
uitgerekt f verlangen, uit's afgeleefden
mond een nieuwe vloed van zangen, als
ware eens meesters Sar, aan Rijn- of
Poverwante, met onverdraagb'ren stroom
voor de eeuwigheid bestand..."
bij de interpellatie van den heer
Marchant over de verhouding tusschen
Regeemng en Parlement, twijfel voor ver
gelijking overlaten , ook hier verhieven
zich toch ten slofte de woorden tot de
hoogte van'eenen zwanenzang.
Siïiés geruimen tijd hadden niet zoo
«cherp en duidelijk samengevat tot de
Regoering 'woorden, welke de
grondbeginsdea van den parlementairen
regeeringsvonn uitdrukken, geklonken, als hier
nu op de valreep geschiedde: gij,
ver?antwoordelijke bewindslieden behoort
zooveel mogelijk het volk te kennen, en
met het volk aanraking te zoeken, om
te beginnen in zijne georganiseerde ver
tegenwoordiging/'
Men heeft zich wel eens geraakt be
toond, wanneer anderen op een in dezen
dreigend te kort wezen. Maar in elk
geval heeft het parlement zelf nu zijn
bestaan geëindigd met toonen, waarop
liet
Waar Meanders zilvren water door zijn
kronkelbochten schiet,
Groet de zwaan haar stervensstonde met
een zacht en kwelend lied.
Dan, dan suizen lucht noch stroomen; alles
luistert, alles zwijgt
(Zelfs het lied der filomelen), waar die
toon ten hemel stijgt".
van toepassing is.
De zwanenzang is niet alleen een lied,
dat zelden wordt gezongen, - maar ook
een, waarin alle levenstrots zich verza
meld heeft.
En de zaak was immers deze ge
worden, dat, wat ook het oordeel moge
zijn over de pogingen der Kamer om
den Minister van Oorlog een zekere ge
dragslijn voor te schrijven, de daartoe
door eene meerderheid gegeven uitspraak
van regeeringswege met de meest denk
bare onverschilligheid was voorbijgegaan.
Onze meening is van den aanvang
geweest, dat vanwege de Kamer aan het
thuis laten der oude landstormers niets
meer te doen viel, en dat men eenen
Minister van Oorlog daarop thans geen
stok tusschen de beenen kon werpen.
Maar nu 't eenmaal tot dien val ge
komen was, vereischte elk gezond begrip
van parlementairen en democratischen
regeeringsvorm, dat de Regeering op het
betwiste punt niet verder ware voort
gegaan, zonder nader overleg met het
Parlement gezocht te hebben, en althans
niet zonder naderen tekst en uitleg te
hebben gegeven.
Dit zelfs geheel afgescheiden van de
vraag: of er in de betrokken maatregel
nog op eenige verandering te rekenen
viel of niet.
En er is reeds zoo herhaaldelijk ge
wezen op het gevaar der, tegenwoordige
regeering om op den ladder der machts
verhoudingen van den constitutioneelen
sport voort te klimmen tot den patri
archalen, dat de waarschuwing des
heeren Marchant, om aan de samenwerking
met de volksvertegenwoordiging en
wij zeggen .er bij: den volksgeest,
vast te houden, een goeden climax bracht.
Gelijk andere zwdnenzangen, kwam
weliswaar ook deze niet tot haar eigen
lijke einde! De doodsnik brak in'de keel,
toen de spreker met een nieuwe motie
een uitspraak van de geheele Kamer zou
moeten gaan uitlokken, een motie,
die overigens onzes inziens nog geen
fatale motie van wantrouwen had be
hoeven te zijn.
De leemte heeft menigeen verbaasd,
doch die weten misschien niet allen
zoo goed, hoe het bij stervende zwanen
nu eenmaal toegaat! Men moet het bij
hen voor lief nemen, zoover zij het
torengen kunnen, zonder het effect van
hun .gansene lied misschien door een
verkeerd loopend slot te bederven!
En dan heeft deze zwanenzang zeker
zijnen indruk en zijne beteekenis toch
met gemist l
iHet 'blijft iets houden van een
zwanenuitbrander.
4> *
* *
.Maar is 't niet, alsof het geheele ge
val een .aanschouwelijke les moest geven
van de bezwaren, welke op het
oogen'bHk .uit de Kamerontbinding voortkomen?
Jn 't bijzonder is dit nog wel het geval
itnet de vacature van oorlog.
Daar valt een ministersplaats te bezet
ten, die zeker nu onder de gewichtigste
bestuurszetels .hoort.
Een ministerplaats, voor welker ver
vulling de volksvertegenwoordiging zich
ook in hét byzonder interesseert.
En, hangende de deliberatie... moet
de volksvertegenwoordiging naar huis.
De nieuwe bewindsman zal al geheel
ingereden zijn, voordat zij terugkomt.
Van onmiddellijke aanraking is geen
sprake. Het zal alles weer eens extra
extra-parlementair" toegaan.
Zoo brengt de loop van zaken, die
deels wel, deels niet voorkomen had
kunnen worden, het euvel waartegen de
zwanenzang zich richtte, tegelijkertijd
nog weer een eindje vooruit.
En heeft de Kamer op dit punt een
testament nagelaten?
Wie moet het beheer van oorlog gaan
voeren?
Naar strikte parlementaire zeden, zoo
modem mogelijk gedacht, ware de heer
Marchant de aangewezen man, om daar
op nu eens de tanden'te laten beproeven.
Maar dit ware zeker weer niet naar
den geest van dat groote deel der meer
derheid, welke minister Bosboom vallen
liet, dat op den heer Duymaer van Twist
gedreven heeft, en dat niet van meer
sociale eischen, maar van meer paraat
heid sprak.
Kunnen die hunnen militairen organi
sator bij de hand krijgen?
Zou het denkbeeld van een natio
naal ministerie van de beste mannen"
worden benaderd, met eenen man als
Colijn?
Of zal de heer Cort van der Linden
zich maar geheel naar eigen inzicht eenen
nieuwen militairen deskundige uitzoeken,
waarvoor geene andere bepaalde eischen
te stellen zijn dan deze: dat hij er niet
aan moet willen denken, de oude land
stormers thuis te laten?
Zoo komt, curieus genoeg, deze zaak
weer meer dan ooit te liggen in de
handen der Regeering alleen, van wie
juist meer overleg gevorderd was'.
Wat ons betreft, we zouden voor den
nieuwen Minister van Oorlog wel in de
eerste plaats den eisch willen zien ge
steld, dat er met hem, behalve over de
aanvulling van bestaande leemten in de
weerkracht, nog weer eens te praten valt
over deze vraag of het in het stadium,
waarin de oorlog thans gekomen is, niet
mogelijk is, in eenigen vorm belangrijke
gedeelten van onze troepenmacht tot
nadere spoedoproeping naar huis te
sturen.
En zoo tenminste deze persoonlijke
en geldelijke lasten der mobilisatie te
verminderen, en de krachten des te beter
te bewaren voor later".
v. H.
OFFERS DER TELEURSTELLING
Het kan gebeuren, dat menschen
sterven moeten voor een teleurgesteld
geloof.
Robespierre is gedood, omdat hij de
Vrijheid en de rechtvaardigheid niet bracht,
welke hij beloofd had.
Hamlet stierf, omdat hij tot het geloof
in zijn eigen levenstaak niet was opge
wassen.
Zoo heeft ook de oorlog illusie's schip
breuk doen lijden, en hebben deze
desillusie's menschenbloed verlangd.
Daar werd, in de eerste dagen van den
storm, Jaurès neergeschoten als een offer
voor den ommekeer van een totdien ge
koesterd ideaal.
En wie dezer dagen het rechtsgeding
gevolgd heeft tegen Adler, den
Oostenrijkschen socialist, zoon van den Bebel
der Oostenrijkers, die minister Stürgkh
heeft neergeschoten, hij ziet dezen Adler
een doodvonnis tegemoet gaan, als het
bijna vrijwillige offer voorde teleurstelling
over een bedrogen uitgekomen ver
wachting.
Hoort men dezen internationalen socia
list spreken van het gronddenkbeeld
zijns levens", dat de universeele be
langengemeenschap van 't proletariaat
van alle landen voor hem geweest was;
betuigde hij voor zijne rechters, hoedit
alles ineenbrak, toen zijne eigen
partijgenooten de oorlogscredieten voteerden
en de algemeene lust tot den oorlog
door Europa trok; ziet men hem in zijn
tijdschrift Der Kamp f" tweeëntwintig
maanden lang, ondanks alle beknotting
van de censuur, als een dweper schande
roepen over de verstomde Internationale,
van wier heilskracht hij zoo
onomstootelijk overtuigd was geweest, en is
eindelijk al zijn onvoldaanheid
uitgeloopen in 't welbewuste pistoolschot
op den reactionairen minister, dan
staat deze ter dood veroordeelde Adler
daar ais het beeld van de verslagenheid
over een evangelie, dat in gebreke ge
bleven is.
Dit is niets om ironisch over te worden.
Ook niet voor hen, die niet in de leer
stelling hebben geloofd. De tegenval
blijft tragisch genoeg.
En de moeizame tocht, door den heer
Troelstra en de zijnen naar Stockholm
ondernomen; de vele bezwaren en mis
duidingen, welke zij daarbij reeds van
den aanvang af over hunne hoofden
hebben voelen komen; de vruchteloos
heid en ijlte der gansche verbroede
ringsonderneming, welke hun voortdurend
voor den geest moeten komen, hebben
die ook niet veel weg van een offer
vaardigen pelgrimstocht, alweer onder
nomen als gelaten eerbewijs, om van
een teleurgesteld geloof nog te redden
wat er te redden valt?
** *
't Is mogelijk, dat de verwachtingen,
vanuit Stockholm verkondigd, eenigen
rond van bestaan hebben, 't Is mogelijk,
at er een kiem te vinden is voor wat
dan als hun doel wordt verklaard: een
vredesprogram, waarop de
sociaal-democratifin van alle natiën het eens zijn;
en dat zoo'n vredesprogram werkelijk
een geluk voor de vrijheid en de rust
der wereld zal zijn. Wij moeten het zien.
Voor het oogenblik schijnt echter de
wanhoop van eenen Adler over de
broosheidder internationale solidariteit, waarbij
hij met zoovele duizenden geestverwanten
gezworen had, meer overeenkomstig de
werkelijkheid.
De democratie, of, wil men: het pro
letariaat, is nimmer zoo zeec-rtternationaal
geweest, en zal het voorloopig allicht
niet sterker worden.
De internationale solidariteit der ar
beiders aller landen", was in vredestijd
een bruikbare en krachtige leuze om
de arbeiders in alle landen tegen hunne
regeeringen en opponenten pp te zetten!
Als zoodanig zal het idee ook in
lateren tijd wel weer stuwkracht blijken
te bezitten.
Maar daarom past het nog niet in
tijden van oorlog of oorlogsgevaar.
Nog, en voor nog zeer langen tijd,
hebben de democratieën, hebben de
proletariaten aller landen elk zeer overwe
gend hunne eigen nationale belangen, die
niet onder n hoedje te vangen zijn.
Juist met de meerdere democratiseering
der volkeren, gaan de nationale belangen
zelfs in steeds breedere lagen wegen.
De Duitsche sociaal-democraten heb
ben vóór alles belang bij een machtig
en over vele hulpbronnen beschikkend
Rijk. De Russische volksmassa's moeten
hechten aan een wei-toebedeeld Rus
land. Zoo geldt 't voor Amerika. Enz. enz.
En aangezien vooralsnog de belangen,
ook de economische belangen, welke
immers zoo nauw met de
grensregelingen en andere vredesvragen samenhan
gen, zeer moeilijk te vereenigen zijn,
laat zich van een geloof in 't herstel
der internationale solidariteit nog bitter
weinig verwachten.
Zóó genoeg hebben de volkeren nog
altijd van den oorlog niet, of zij blijven,
elk voor zich, nog mér nadeel zien in
een toegevingpgezinden vrede.
Wie dit miskent, wordt de dupe.
Ook de Nederlandsche democratie, de
sociaal-democratie inbegrepen, mogen
dit beseffen. Zij zullen dan ook harerzijds
en wat ons eigen volk betreft, vóór alles
zorgen, aan de nationale idee vast te
houden, en zich ook niet te zeer laten
afleiden op de baan van het
internationaliseeren, waar voorloopig nog al
leen maar de zielige offers te brengen
zijn van wie er zich te goedvertrouwend
in begeven.
v. H.
iiiiiMiiiiiiitiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiMiii
De Redactie heeft hierbij het genoegen een
artikel te publiceer en van de hand van den
heer Joh. H. Wigmore, President van de
Rechtsgeleerde Faculteit der Nortwestern
Unlverslly te Chlcago, waarin deze de over
schatting van de Duitsche wetenschap in
Amerika beschrijft, vergeleken met de weinige
aandacht aan Frankrgks, geestelijke voort
brengselen geschonken.
Wij behoeven nauwelijks te zeggen dat
hier geldt: De te Jabula narratur." Men zal
moeten toegeven dat veel wat de heer Wigmore
schrift, ook op de Nederlandsche wetenschap
toepasselijk is.
In Amerika tracht men thans verbetering
In dezen toestand te brengen door het stichten
van tien beurzen om Amerikaansche studenten
In staat te stellen aan Fransche universiteiten
te studeeren.
Wigmore Is op het oogenblik een van
de meest vooraanstaande wetenschappelijke
rechtsgeleerden In de Vereenlgde Staten, die
in tal van bewegingen de leidinggeeft en ook
door optreden naar bulten in allerlei rich
tingen het geestelijk leven verhoogt. Ook
Europa kent hij goed; hij ^heeft er gestu
deerd (aan Duitsche Universiteiten) en bezit
er vele vrienden.
JOH. H. WIGMORE
De Machtsfeer van de Duitsche
Wetenschap
For a generation past, it must have
been noted by reflecting persons that
Germany has been generally spoken of in
my countiy as the ' preeminent home of
science and learning among modern nations.
Allusions to this supposed fact have met
one on all hands. The emphasis was
always on Germany's great scientists, and
great scientific achievements; and the
implication was that no country was its equal,
and that France was not even a good second.
A typical instance of this general attitude
is an experience a yearagöwith ajapanese
graduate student, who passed through
Chicago, and asked the writers's advice at what
University in the United States hècould
best study Comparative Law and Legal
Hlstoty; it seemed that hèhad originally
planned to go to Germany for the purpose,
but was prevented by the outbreak of war.
"But why did you select Germany for that
study?" the wiiter asked. "Well, l inquired,
and they all told me that Germany was the
place, of course." "Did they not teil you of
France ?" hèwas asked. "No, nobody
recommended France." "But," the writer
pursued, "did no one teil you of Dareste, of
Esmein, of Fiach, of Lambert, of Revillant,
of Jobbé-Duval, of the Sociétéde l
gislation comparée, the oldest of its kind in the
world, of the unsurpassed library
collections, and all the other advanced facilities in
France for the study of your subject!" "No.
nobody told me that I ought to go to France."
And thus it has been all along the line
Nobody told me that I ought to go to France."
The writer has for some years past been
surprised and concerned over this singular
ignoring of the achievements of France in
the scientific world, Knowing well enough
that in his own field there was not the
slightest ground for it, hèsought to
ascertain what the facts were in other fields.
And invatiably hèfound the same
responsewhether in mathematica or in psychology,
in physics or in philosopby or philology.
Whatever the field, French science and learning
were just as far to the front as in law.
What was the explanation of this common
error as to the supposed facts? It may
britfly be sumraed up thus: Practicaily all
our graduate education abroad, for forty
years past, has heen obtained in Germany,
and these returned graduates have naturally
spread the belief, imbibed in Germany, that
Germany alone possesses the leadership in
science.
From these facts it is easy to see how
widespread has been the distribution of
German-educated instructors. And as every
such instructor had been trained by German
professors, who, in the ambitious pride of
that nattOH since 1870, believed and
maintained that no other country and particularly
not France, could hold a candle to Germany
n science and learning (and how firmly
this intolerant conviction obtained in Ger
many need not be enlarged upon), it is easy
to see that these returned instructors would
n turn propagate, consclously or
unconsciously, that same doctrine in America. It
meant that for forty years past, in the trai
ning of our thousands of college graduates,
now between 25 and 50 years of age and
scattered through all occupations, including
the press, French books were not assigned
for study, nor cited in lectures;'French
scholars were not mentioned; French
researches not considered. In short, the Frencb
share in the world's leadership was ignored.
Doubtless this state of things varied in
different subjects and at different places.
3or example, the discoveries of the Curies
ind Becquerel in radio-physics, or thoseof
Pasteur in biology, could not any where be
Inzendingen voor dexe rubriek gelieve men
te adreueeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .ConfettT.
Naar wij vernemen heeft het Legerbestuur
voor de indknststelling van vliegeniers den
gewenschten datum weten te treffen. Niet
den eersten van de maand, zflnde te een
voudig voor de administratie, noch een
Maandag waar de Zondag, voor de reis koa
worden gebruikt, doch 17 Mei j.l. te weten
Hemelvaartsdag.
u imiimmtniit
ignöred. But when all is said and done,
the fact is that tor forty years past, and
increasingly throughout tbat period, the
foreign-trained instructors at our
Universities have been propagating the
Germarrborn assumption that French science and
learning is more or less negligible. And
this assumption has naturally spread through
books, jouraals, and newspapers into the
public mind all over the country.
As already stated, the reason why American
students practicaily never went to France,
was that until recently the French
university regulations barred from a degree any
one who did not possess the degree of
"bachelier" from a French "lycée'1. An
American degree from any American college
would not suffice. And any one acquainted
with the university student, genus American,
in his own country, knows that aninveterate
trait is that hèwill not go to study, even
in the best esteemed college or under the
most famous professor, unless by the rules
hèwould be entitled to a diploma when
hèfinished. And so they went to Germany,
where no such barriers existed.
Within a few years passed only, a change
has become possible. Late in the 1890's, a
small band of American students interested
some Paris professors in this unfortunate
- feature of the French university regulations.
A Committee was formed, to convince the
French Ministry of education that the
prohibitive requirements were over-rigid and
ill-advised. The Committee succeeded;
needless here to go into details of the
changes. Suffice it to say tbat in all of the
faculties of Paris (and, it is believed, also
of all of the other fifteen French Universities),
a French university degree is now attainable
by any qualified American student.
It now remained for the friends of French
learning and science to call general attention
to the new conditions of things, and to
encourage a speedy use of the opportunity.
This was a simple matter of doing justlce
to the cause of truth and science, which
is cosmopolitan.
But furthermore, France is a democracy,
like ourselves, while Germany is an
autocracy. It is therefore probablethat the con
ditions and methpds, the aims and the spirit
of her learning, will be more in harmony with
our own and more helpful and healthy as
an influence for our young men.
And, stiil further, the Germanisation of
our American learning, which has now
proceeded for forty years past, hasgonefar
enough, one may well believe. The
achievements of German genius may cheerfully be
admitted; but its monopoly must be denied;
and, with no invidiousness, its weaknesses
need not be ignored. The present writer has
visited-some forty European universities,
and has friendly correspondents in nearly
every European country, and is in a position
to speak from an unbiassed acquaintance with
the scholars (more in Germany than
elsewhere) and with the literature (of the law)
of the several countries. He is therefore
entitled to have some flrst-hand opinion of
their relative merits and weaknesses. If Ger
man scholarship exalts thoroughness, this is
partly offset by its tendency to be satisfied with
a pseudothorough pandexterousness, an
elementary triteness, a needless prolixity. If it
excels in industry, It also tends to fall short
in tnsight of spirit and in skill of expres
sion. Above all, the iritellectual servility to
power, even in the most advanced German
minds, as evinced by the German professors
unaniaious manifestoes of support for every
illegality of their Government in this war,
may well tnake Americans hesitate for a
while to send their young men to be
tutored in such an atmosphere. Let us rather,
for a healthy change, encourage them to
breathe the intellectual air of a free demo
cracy like France, a country where the
traditions of a Lavoisier, a Victor Hugo,
and an Emile Zola, demonstrate that science
and literature need not be tame or pliable
under military or political dictation.
Therefore, as citizens of free America,
and not merely as admirers of French
science and learning, we have tried to
take measures to turn the current of our
country's higher thinking by various means,
the chief one being to collect subscriptions
to provide ten graduate fellowships for
American students in French universities;
each fellowship would be held for two
years; each year, for ten years, beginning
in 1917, ten fellowships would be awarded,
or one hundred in all. Aftei that the tide
would well have turned.
Such was the orlglnal plan, which I
proposed in Maren 1916. 'l am glad to say,
liowever, that the scheme has received such
genereus support, tbat the Committee of
Trustees to raise the Fellowship Fund
expect to provide for many more than ten
students to be sent every year.
'»*,
j-j»