De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 26 mei pagina 3

26 mei 1917 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

26 Mei '17. No. 2083 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND N. V. Maas- en Waterweg ? Maatschappij tot bevordering van de vestiging van industrieën te SCHIEDAM EN OMSTREKEN Lange Haven 8 Tel. «S (Schiedam Verleent haar bemiddeling bij den Aan- en Verkoop van Panden en Industrieterreinen en het verschaffen van Bedrijfskapitaal. In een der bekende straten ' ' :, achter het Rijksmuseum ? of op een der Hoofdgrach ten, tusschen L ei d sche en Utrechtsche stra ten, wordt tegen het najaar omstreeks Novem ber of eerder een HUIS te huur gevraagd (geen winkel), voor een fijne modezaak. Huurprijs ± f 1400. Brieven franco, motto Huis, aan dit Blad. Hypothecaire Vorderingen worden overgenomen en beleend door: H. VAN DAM Azn & ZONEN Hoofdkantoor: Amsterdam - Kloveniersburgwal 70 Tel. Dot. loon) 2552-8849-1684 en Zuid 4784 Bijkantoren : Rotterdam: Arnhem: Boompje» 43 Nieuwe Plein 6 J. S. loiereraicler Hoaitan in Hodi-luuüiin, AMSTERDAM. Leidschestraat 4, B.paueage h. D.rak, Damstraat b. Ne«, DoeJenstr. b Ach terburgwal. ROTTERDAM. Uosseltnp 8, Boymansstraat 'O (CHLOBAS KALICUS TANDPASTA) 45 cent p. Tube. Haam), eon. STUK & Co. Chemische Fabriek ,,'s-Hage" 's-GRAVENHAGE. B.Y.DHEIDE 'g-Gravel.weg. Tel. 1150 ARTISTIEKE HEUBILEER1HG SPECIALE ONTWERPEN TAMINIAÜ'S ? JAM HET ADRES VOOR HEERENKLEEDING H.J.LOOR,Utrecht ROBBERT KALFPeCS AMSTEQDAM.HEE.RENöRACHT-270 H. G. THIEME, OÜD-CHRISTIAN SCIEMTIST, Haag - Denneweg 25a, geneest zieke personen, die andere Scientists onbe kwaam bleken te genezen en speciaal Blind-, Doofstomen Idiootgeboren personen, die van af/1500, betalen. Zonder Genezing - Geld Terug! MCTZ&C eeruce veRTeceMwooRDiceRs VAM iNALLesTuteri coMPLere HU151NRICHTING MOJöeLMAKeRS LeiDSCHeSTRAAT AMSTCRDAM VOORJAAR EN ALLEENVERKOOP mo» 7V.V r. 7eJ.J066.ff «eff.8reestr.WZ Het geldt hier in de eerste plaats Hopger Onderwijs. Het landbouwkundig Hooger Onderwijs is slechts daar veilig waar ook de belangen van ander H. O. gediend worden. Geschoold door zelf-studie bij het vrije hooger-onderwijs zullen die ambtenaren minder klaar gemaakt voor den dienst zijn, maar vél meer en beter klaar gemaakt voor een ruim maatschappelijk inzicht, voor een leven dat zij in dienst stellen van het alge meen. Die dienst aan de departementen zal daardoor verfrischt worden door menschen die waarlijk leiding kunnen geven en die een goed gebruik zullen kunnen maken van de talrijke helpers die het vak-onderwijs van de middelbare en lagere vakscholen produceert. De toelichting op het wetsontwerp specu leert op een voorstel van de Kamer tot verplaatsing van de school naar Utrecht, een voorstel dat déminister zelf niet geven kan of wil, maar persoonlijk toch goed zou keuren. Het zou m. i. verbazing wekken als de Kamer die verplaatsing werkelijk voor stelde. De belangen van een kleine gemeente moeten wijken voor het algemeen belang, maar hoe men beredeneeren zal dat dan juist verplaatsing naar Utrecht gewenscht is en niet naar de echte groote stad Am sterdam, is heden niet na te gaan, vooral waar de kosten dan dezelfde zouden blijven. Ik voor mij zou die verplaatsingskosten beter besteed achten voor de school te W. zelve en een beter verkeer voor die plaats. AHASVE.RÜS DOOR ARN. SAALBORN Voor: ARTHUR VAN SCHENDEL Zie, daar staan wij nu op het punt der Scheiding. Er gaan vele wegen van hier uit naar alle richtingen, n ervan zul jij, n ervan zal ik straks gaan. Maar wij weten nog niet welken, met blikken en met een handdruk houden wij elkander nog vast krampachtig bijna vast. En het is niet moge lijk, een woord te spreken. Hadden wij een van beiden dat kunnen denken? Hadden wij het voor mogelijk ge houden, dat jij en ik niet eenzelfden weg zouden willen? Maar is het dan een feit of beteekent dit alles, maar een van die vele vertooningen, die de menschen gewoon zijn, elkander bij allerlei gelegenheden, ernstige of vroolijke, voor te spelen? Neen, neen, het is werkelijk nu, maar wij rekken het zoolang, zoolang.... Waarom dan de pijn noodeloos verzwaren? Och, omdat daarna immers alles uit zal zijn, en dat zal zoo lang duren, een geheel leven wellicht... daarom, laat het nog wat duren: in deze bitterheid ligt zooveel zoets, zooveel troost, die over alles zal blijven glanzen... en jij, jij voelt het immers evenzoo als ik ?... Hoe zijn we toch gekomen op dezen hollen scheidingsweg, dezen eenzamen, killen kruisweg van onbekende wegen? Ik herinner ml} een tjjd van lijdend verveeld zijn aan elkaar. Ik was moede van vele half heden en dubbele leugens, en jij was zoo bleek geworden, dat zelfs je lippen hun warmen gloed hadden verloren. Ook het lachen was uit je wezen weg en o, Ik voelde verwon dering, dat ik je ooit had kunnen liefhebben.... Ik begreep dat alles niet. Alleen als ik je oogen zag en een deel soms van je voor hoofd, aan de slapen, met die heel fijne blauwe adertjes, dan proefde ik nog iets eigens en iets ianigs. En jij, had jij me niet bekend, dien middag in November, toen de zon licjhtte over de zilveren sluiers van het land, dat er in je hart niet meer die jubelende overgave was, Het wetsontwerp zelf heeft n groote fout. Stelt men zich eenmaal op het stand punt dat landbouwkundig Hooger-Onderwijs noodzakelijk is en gelijkgerechtigd moet zijn met het technische b.v. dan is het uiterst noodig dat de Kamer aandringt op een zoo danige wijziging of zelf een amendement doorzet dat dit onderwijs gebracht wordt aan het departement waar het thuis behoort. Een zuivere splitsing tusschen vakonderwijs en Hooger-Onderwijs is noodzakelijk en zal vermoedelijk ook in de Kamer wel door gezet worden. Een hoogere vakschool voor ambtenaren is niet het streven geweest, maar wel een ruim opgevat hooger onderwijs in landbouwkunde dat de studenten brengt boven de sfeer van agrarische dienstbelangen. P. H. BURGERS, Landbouwkundige. Directeur van het landgoed Johanna Hoeve" iiiiiiiiiiiitiiiiHiitimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiihiimi» Scherp teekent zich tegen de rustige atmosfeer in de Eerste Kamer het onstuiii n iiiiiimiiiiimi n i H nu iiiiiiiimiimiiiiiiii niet meer dat heel-blijde, dat beerlijk gloeien van vroeger dagen. De zekerheid daarvan had je moe en droef gemaakt. Het was, of je iets van groote waarde had verloren, of er in je iets rimpelig geworden en gescheurd was, iets leeg en hol, zooals een haard, die uitgegaan is in den nacht. En ik bedacht, dat jij ook een meisje, dat omkeek" was en dat dit avontuur nu zoo zou eindigen. En ik dwong mijzelf een glimlach af en vond dit interessant... toen zag ik, hoe je leedt en veel inniger leefde dan ik, die verwonderd, alleen maar ver wonderd was over zulke overspannen ge voelens en moeilijkheden. Was het leven dan zoo ingewikkeld? Men hield niet meer van elkaar. Wat is eenvoudiger en banaler. Maar ik zag je hulpeloosheid, die superieur was, en je ernst die zachtjes weende, maar tegelijk streng en stug was en hard ge worden Ik wilde sterk zijn, anders had ik toch je hand genomen en die gekust, en dan had ik me tegen je aangevleid heel nederig en heel innig, zooals in dien tijd, weet je nog, dat je mij bedelprins noemde, omdat ik zoo hooghartig om je liefde smeeken kon. Maar ik deed niet zoo. Want ik wilde sterk z{jn en we waren zoo moe, zoo moe allebei. En ook dat wilden we niet voor elkaar bekennen, stonden met bleeke gezichten strak en stug en koud en namen aficheid, redeloos langen tijd Ik zag er tegen op, n van die wegen af te loopen, waarheen ? en jou een anderen weg te laten gaan, waarheen, waarheen? En niet om te kijken en niet terug te kunnen, omdat men immers geen lafaard schijnen kon en geen karakterlooze en dan, zoo heel zeker schijnende spijt te voelen, om al dat wat was geweest Eindelijk is het gebeurd. Onverwacht en nu ben ik al een eind weegs. En vandaag was er voor het eerst weer een meisje dat omkeek", er was iets vragends in haar blik. Ze deed me aan jou denken en toen ben ik ergens dit allemaal op gaan schrijven. Maar ik stuur het je niet, want dat zou geen zin hebben, maar ik laat het wel aan anderen lezen en dat heeft misschien waarschuwende kracht. Vandaag is het wat melancoliek in me. Dat is wel prettig, omdat het zoo vaag maakt en droomen doet of liever dolen met de gedachten en met het gevoel. Dan denk ik graag: zonder jou ben ik maar half en tegelijk weet ik, dat het niet zoo erg is en dat ik toch leef en er wei over heen zal komen. Soms vraag ik me af: waarom ben mig gewoel af, dat de jongste weken aan de overzijde merkbaar was. Na een zeer opgewonden zitting valt de reeds zoo menigmaal belaagde Minister Bosboom, als slachtoffer van een interpellatie-Marchant. En thans twee dagen voor de ontbinding vindt wederom een interpellatie-Marchant plaats, nu tegen de geheele regeering gericht. Eerst kregen we nog verzekerings-debatten, om niet gekijf te zeggen. In merkwaardig grooten getale waren de heeren opgekomen, terwijl de tribunes kraakten van de vracht die ze moesten dragen. De crisis-stemming zat in de lucht. Nijdige interruptiën, stekelige hatelijkheden waren aan de orde van den dag. De zomersche pakjes, 't heerlijke weer, het vooruitzicht van binnen tweemaal vieren twintig uur met vacantie te mogen gaan, dit alles kon de gemoederen niet wat min der licht ontvlambaar maken. Als daarna de interpellant begint is echter een deel der heeren reeds verdwenen; en de pverblijvenden zijn ook niet bijster onder den indruk van het geval, 't Zal wel los loopen, denken ze. De temperamentvolle afgevaar digde van Zaandam lucht zoo nu en dan z'n gemoed door een koddige of venijnige interruptie. Maar overigens is het aspect van de Kamer alledaagsch. Rustig en gelaten zit dan ook de premier te midden van al z'n ambtgenooten, te luisteren naar den interpellant, om daarna 'even rustig en be daard een antwoord te geven, dat aanvan kelijk wel indruk scheen te maken. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII ik nou niet zooals een minnaar voor honderd jaar, die zocht zijn geliefde overal tot hij haar gevonden had en als zij van liefde gestorven was, dan gingook hij dood. Waarom kwijnen wij niet meer weg van liefde? Hebben wij elkaar dan niet heel erg lief gehad? In het huisje aan den rand van het bosch, een . jaar lang. Hebben wij dan niet alleen maar | voor elkander geleefd en geademd, gedacht en gedroomd ? Hebben wij dan niet eikaars diepste geheimen geweten, eikaars allerge woon ste daden ? Zijn wij dan niet geweest, zooals soms een zpmermiddag is met goede vrienden in een stillen tuin, een rustig-blijrnakende werklijkheid van getrouwheid en diep vertrouwen ? Zijn wij dan niet geweest het teeder en hevig al-éene, geboren uit het bewuste dubbelzijn van Jou en Mij ? Heeft de zon ons niet tezamen verblind en verduizeld, zoodat alleen nog het vuur en het eeuwige in ons was, heeft de nacht ons niet tezamen gevonden in een raadsel en een wonder van geluidlooze klaarheid ? Hebben morgens ons niet gestaald met kalm, koel morgenlicht, hebben avonden ons niet ge wijd in sprakelooze vervagingen van teed rheid en weifelend wanenonuittespreken.... Wat dan toch, meisje of jonge vrouw, of sidderende liefdebron, wat dan toch dreef ons tot dit laag en dwaas bedrijf van scheiden ? Ik wil er nog van spreken, hoe wij te zamem gedronken hebben den droom, dien de zomer avond om de menschen toovert, den droom, door zooveel dichters vaag bezongen, door zooveel mér menschen levend ook beleefd. Nu zie ik voor mij je strakken blik, de strenge lijn van je milden mond en die vele woorden zie ik, die als kleine scherpe geesels waren tusschen ons, noodeloos en pijnigend en die bewezen, dat het einde er was. Het einde. Ik wil niet denken over het einde. Maar ik moet. Want het is om mij heen als een gevangenis, die knelt en drukt en doet ver langen naar de vrijheid, die alleen in liefde in volheid te beleven is. Het einde. Niet heb ik tranen gestort. Niet heb ik gevloekt of wat dan ook verwenscht. En ik weet zeker, dat ook jij dat niet gedaan hebt. Hoe zouden wij, die immers den ster kenden last van meerdere einden" met ons dragen Rozen bloeien om mij heen en menschen lachen, praten. De zomer zegt. dat hij trotsch is op zijn rijpe schoonheid en doet het ons gelooven. Maar jij en ik zijn gescheiden, heel gewoon, zooals wij gescheiden waren voor dien tijd. Met meer emphase komt nu Excellentie Ram bonnet de technische en militaire kwes tie uiteenzetten, alleen wat schuchter wor dende, als er een interruptie naar z'n on schuldig hoofd geslingerd wordt. Woensdag. Nog minder leden in de Kamer dan den vorigen dag en ook heel wat ge ringer belangstelling van het publiek, 't Zal wel gaan, denkt een ieder; ook Minister Gort v. d. Linden, die zich in luchtig kos tuum gestoken heeft, symbool van zijn psychischen toestand. Heel prettig was het echter niet, wat hem des morgens ten deel viel. Een felle geeselende kritiek van den heer Marchant, waar tegen geen enkel protest uit de Kamer op ging, integendeel, er zat een kern in het betoog van den interpellant, waardoor hij naar het hart der Kamer sprak. Men besefte, dat het hier ging om de vraag of ons democratisch staatsbestuur weer in de banen van voor 1868 zal mogen teruggeleid, ja dan neen. En het aan de orde zijn van zulk een verstrekkend beginsel, moest de hoorders onder den indruk van het oogenblik brengen. Tijdens de redevoering van den heer Nolens kwam er wat ontspanning in de ver gadering. De socialisten hokten bij elkaar om overleg te plegen, Minister Rambonnet schoof via Marchant naar Hugenholtz, die vandaag after all voor hem geen Scylla of Charybdis-allures aannamen. De pauze doet de belangstelling geen goed. Een handige speech van Schaper mocht neg IIIIIMIIIIIIIIIIMI iiiimiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiim Plotseling beleef ik weer dat oogenblik, toen de afgrond tusschen ons open werd. Ik was ver weg en leeg van binnen en zag, dat ook jij koud en duizelend ontroerd ge worden was. Een doodsche strakheid stond in je gezicht en je gezicht en je oogen dreigden donker met iets dat pijn deed. Toen was je niet het meisje dat omkeek", maar de vrouw, die zich afwendt" en een schuldgevoel werd in mij wakker. Ik geloof terecht. Want mijn woord was het beeld van mijn innerlijk en dat was als een beulsknecht zoo hard en koud. Wij huiverden. Want beiden wisten we, dat deze hardheid een oorzaak had, een eenvoudige ontgooche ling, maar zwaar-neerdrukkend in haar ge volgen. Wij lazen de verhalen, die teedere dichters in hun boeken hadden opgeschreven, van verre menschen met vreemde namen, die als door glazen werelden liepen, droomden, beminden. Dat waren voortreffelijke, door diepen weemoed en fijnen adel verheven zielen en hun daden waren aan hun gezindheid evenredig. Wij bewonderden en hadden lief. Wij dachten: zoo ook n uur, en het leven zou zijn kosten goedgemaakt hebben. Het leven: wist jij dan waar ik vandaan gekomen was? Wist jij dan, waar ik heen moest en of mijn oponthoud bij jou blijvend wezen zou ? Immers neen. Menschen als ik, mijn kind, kennen de liefde niet, die bindt, omdat zij te diep de liefde, die breekt, hebben leeren kennen. Op hun tocht door de wereld, (waarom tocht door de wereld, als het niet hun ziel is, die dwaalt, ook al schijnt hun lichaam ergens rustig gevestigd?) ontvangen zij de liefdegayen en geven daarvoor hun vage herinneringen en dwaze ervaringen terug. En gij wilt meer dan deze, lieve jonge vrouwen. Gij wilt geheel den mensch, ge heel een overgegeven, een glimlachend ver teederden mensch, die U dienen gaat uit lust tot dienen, die U vereeren komt uit vreugde aan de vereering. Maar wij, mannen der eenzaamheid, mannen der zwervende vcrlorenheid, wij kunnen niet dienen, wij moeten vrij zijn volgens een diepe innerlijke wet, wij kunnen niet verloren gaan in de betoovering eener blonde lieftalligheid; wij zagen de lieftalligheden als duiven tal rijk om ons heen, even blank en even teeder en even gracieus. Speelden wij niet het ranke spel der duiven mee, luisterden wij niet in warme zomeravonden naar het ver langens wekkende roekoe-roekoe-roekoe oe... en beleefden wij niet tot diep in onze zwer verszielen de diepe blijheid der standvastige gehoor vinden, de hopman in politiek" Duymaer van Twist weet niemand meer te boeien. De weinige aanwezige leden zitten knus met elkaar te praten, zoo nu en dan klinkt uit een der hoeken van de zaal vroolijk gelach: de vacantiestemming heeft ongemeikt de plaats van crisis-atmosfeer inge nomen. Lieb Vaterland kannst ruhlg sein: Cort en de zijnen worden door geen enkel gevaar bedreigd. Straks kunnen Kamer en Regeering in vriendschap scheiden. Nog even een heel booze redevoering van ter Laan en dan is er van een interpellatie met een dreigend karakter niets meer te merken. De premier zegt z'n lesje op. Minister Rambonnet verveelt ja, zoover is 't ge komen verveelt z'n publiek met technischmilitaire opmerkingen. Dankbaar is een ieder, als de ure van verlossing aanbreekt en Mr. Fock ons naar huis laat gaan. Het was meer dan tijd; haast hadden we de Polizei-stunde het uur van ontbinding overschreden. CAMERARIUS huiselijke liefde, n oogenblik van zulk een warmen zomernacht In het verborgen drukte ik de hand van een fijn en naar eigen innerlijke wetten vol tooid meisje. Waarom liet zij het toe? Waarom was het ons belden een innig feest dit met warmen drang streelen harer hand? Was er iets ge boren in haar ziel, zooals ook later, later iets in haar lichaam geboren zal worden ? Ik zag de lijn van haar hals en het trots maar tegelijk nederig geheven blanke hoofd. Een ontroering werd in mij gewekt en ik moest denken aan bleeke heiligen, die zacht stralen met een goddelijk licht. Is zij niet onderscheiden van velen door dien relnen adel en dat kuisch gekoesterde verlangen naar... de voltooiing, de voltooiing, waarop het heilig-stille wachten is Toen ben ik heengegaan en ik weet niet, waar zij nu toeft?Maar jij, met wie ik n jaar van mijn leven sleet, jij hebt rechten, die gemaakt zijn, waar God zijn schepping dacht; en toch, en toch kunnen zij den af grond niet overbruggen. Sta ik dan buiten God, buiten zijn wereld, buiten zijn liefde? Jij bent niet rampzalig, o vrouw, want jij hebt iets van mij, dat tot iets hoogs en krachtigs op kan bloeien, maar ik heb alleen maar de aarde, waar ik mijzelf milioenmalen herhaald vind en vergroofd, de aarde, waar ik mijzelf altijd weer ontmoet, omdat ik jou er niet kan vinden; de aarde, die mij kwelt en die mij langzaam doodt, die mij stervensmoede maakt, wijl ik mijn krachten op haar wijsheid verspillen en ver liezen moet, de aarde, die de grenzenlooze rijkdom is, maar voor mij de onuitsprekelijke armoede, jij, vrouw, bezit mijn beeld, mijn stem, mijn denken, mijn warmte en mijn verleden, jij bezit de levende herinnering. Maar ik heb slechts hetzelfde, dat is, hetzelfde dat komt, in altijd wisselende gelijkvormig heid, ik heb slechts het weten, jij het ge looven, ik heb slechts het eeuwig zoeken, jij het gevonden en het verloren zijn. Vaarwel geliefde en tracht mij te vergeven. Iets dringt, iets jaagt mij voort. Ik kan ?iet langer toeven. Vaarwel... mag ik nog eenmaal omzien: ah, hoe kan dat dan: daar sta ik zelf en heb mijn arm om je schouders... en met den anderen arm wuif ik mij zelf toe... in mijn blik is een eindelooze smar telijkheid en jij glimlacht, in een teederen droom verloren Hoe kan dit dan Vergeef mij, geliefde....

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl