Historisch Archief 1877-1940
26 Mei '17. No. 2083
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
A BH ABM; ABM. ABM ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM,
B
M
A
B
W
A
B
A MEEREN-ARTIKELEN,
g UITRUSTINGEN.
ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABMJXBM.ABM.ABM
ABM
A
B
W
A
B
M
A
B
M
A
B
ABM
IIHIIlHlllllllllllllllllmilHlllltllllHIHIIIIIIIflIlllMIII
Dr. Cuypers eerste bouwperiode
(1850-1865), naar aanleiding van zijn
«Osten geboortedag, 16 Mei 1917
Tien jaar geleden, 8 Januari 1907 had te
Delft een bijzondere plechtigheid plaats.
Volgens besluit van dei Senaat der Tech
nische Hoogeschool werd door zijn promotor
prof. Klinkhamer, Petrus Josephus Hubertus
Cuypers verklaard te zijn: Doctor in de
Technische Wetenschappen en wel: eershal ve.
Het was een gerechtvaardigde huldiging vo.or
een lang onvermoeid werkzaam leven.
Cuypers is een echte Umburgenaar, die
in~ zijn geboorteplaats Roermond doorliep
de latijnsche school en daarna bezocht de
Academie van Schoone Kunsten te Antwer
pen, waar hQ in 1849 het architecten-diploma
verwierf. Die instelling heeft hem echter,
in weerwil van de prix d'excellence, niet
gemaakt tot wat hij zou worden. Niet in
het nabootsen, maar in het logisch begrijpen
zag bij het wezen zijner kunst; niet in den
uitwendigen vorm, maar in de constructieve
waarheid, meende hij te kunnen herkennen
het rationeele beginsel van de vroegere en
toekomstige ontwikkeling der bouwkunst.
' Toen hij zich op 22 jarigen leeftijd in
zijn vaderstad vestigde, kwam hij met be
grippen Over architectuur, die niet de gang
bare waren. Dra kon hij gevolg geven aan
zijn wensch zich vooral als kerkbouwer te
manifesteeren, al stelde de uitvoering zijner
inzichten overgroote technische bezwaren
aan het niet meer geschoolde werkvolk.
Zijn kerken moesten gemeubeld worden met
harmonieerend kerkgerij en daarom opende hij
met Stoltzenberg een werkplaats voor ker
kelijke kunst. Eerlang maakte hij kennis
met een overtuigd aanhanger zijner principes.
In 1851 werd de 4 jaar jongere J. W. Brouwers,
geboortig uit Belgisch Limburg, student
aan het groot-seminarium te Roermond, die
in 1854, nog voor zijn priesterwijding ver
kreeg een. leerstoel aan het bisschoppelijk
college aldaar. Belden waren, 't behoeft
thans nauwelijks gezegd te wórden, n van
zin door hun kerkelijk-artistiek streven.
Er- wil* nog een derde. In Amsterdam
bepleitte Jozef Thijm al sedert jaren dezelfde
beginselen in geschrift, en wederzijdsche
achting, eenerlei aanleg en gemeenschap
pelijke vereering bracht dat kloek drietal
tot elkaar. Cuypers' huwelijk met Thijm's
zuster Antoinetta Catherine Therèse, 3 Maart
1859 zette als het ware de kroon op hun
samengaan, dat bovendien hun. middelpunt
vond. in het Amsterdam der 17de eeuw, zoo
als zich dat aan hun historischen kijk op
de dingen en hun gevoelsleven voordeed
in Vondel en zijn katholieke omgeving.
Vondel-vereering bracht tot
Vondel-propaganda en zoo was het, dat in Februari 1862
Brouwers in Cuypers' werkplaats aanrichtte
Neerlands eerste Vondelsfeest voor het op
te richten standbeeld." In datzelfde jaar
kwam Brouwers naar Amsterdam als mede
werker van De Tijd; in 1865 volgde hem
Cuyper. De drie vrienden en geloofsgenooten
waren In Nederlands hoofdstad ter woon,
waarmede Cuypers' eerste periode van zijn
loopbaan werd afgesloten. Bezien we dat
nader.
Reeds in deze eerste periode heeft hij
een bijzonder gevoel voor ruimte gehad;
de Posthoorn te Amsterdam aan de Haar
lemmerstraat (1860?1863) is er, in verband
met haar plattegrond, een heel bijzonder
voorbeeld van. Zijn principes zijn van meet
af aan geweest, die, welke het best bekend
immiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii»»"!"»»'»» »?""»»""">
N. V. HET TOONEEL: Minnebrieven
Erkent, zooals ik hier de vorige maal
schreef, Heijermans maar n zonde: gebrek
aan hart, Emants hekelt in geheel zijn oeuvre
een andere: gebrek aan verstand. Aan rede,
aan redelijken zin. Tot en met Door de
praatjes" sloeg de schaal van het onver
stand radicaal over naar de vrouw; als de
muze der meest banale
huwelijkskibbelingen stond daarin de, van ijverzucht bla
kende, Dorothea aan de kaak, en van zulk
een... onredelijk inzicht was in deze de
auteur uitgegaan, dat we partij trokken
voor haar, als voor het schoolkind waarop
meester de pik had. Thans is Dorothea ge
wroken. De voor geen rede vatbare, rechtaf
onmogelijke mensch, die anonieme minne
brieven schrijft aan zijn eigen vrouw, louter
om het brave schepsel, dat hij van ontrouw
verdenkt, op de proef te stellen en zijn eigen,
door prikkellectuur verhitte achterdocht te
koelen, is een man. Een hooggeleerdeheer, met
zulk een zonderling stel hersens, dat we niet
weten waarover ons meer te verwonderen,
over de vrouw, die hem ondanks deze
smakelooze aardigheid met onverdroten ijver
blijft beminnen, of over den huis-arts welke
dezen, voor zfln omgeving gevaarlijken
patiënt zijn vrouw vertoont reeds de
kenteekenen van psychische infectie
losloopen laat. Niet waar, een beschaafd, ont
wikkeld man, die daartoe komt: anonieme
brieven schrijven, die het in zijn hoofd
krijgt zijn vrouw een vrouw van goeden
huize te lokken naar een soort kamer,
welke haar, OOK al overschrijdt ze den drein»
zijn geworden door den bouwkundigen en
de auteursarbeid van Vlollet-le-Duc (1814
1879): de uitwendige vorm van een ding,
ook van een gebouw, wordt beheerscht door
de constructie; versier die constructie des
gewenscht, maar construeer nooit een ver
siering, die geen steun vindt in die constructie.
Die principes schijnen ons vrij eenvoudig,
maar 70 jaar geleden en nog heel lang
daarna, waren zij voor ons land althans een
novum. Een paar gebouwen uit dezen tijd
demonstreeren het in hun tegenstelling:
Amsterdam, Zcemanshuis, door A. J.
Sevenhuysen, 1852.
, O. L. Vrouwekerk (Keizersgr.),
door T. Molkenboer, 1854.
, Postkantoor, door C. Outshoorn,
1854/56.
Soesterberg, Hervormde Kerk, door S. A.
van Lunteren, 1858.
's Gravenhage, Woonhuis van Baron van
Brienen (Voorhout),door A. Rodenburg,1858.
Amsterdam, Woonhuis van E. Fuld (Keizers
gracht), door C. Outshoorn, 1861.
Tegen maakwerk, dikwerf verdienstelijk
in zijn soort, verzette zich Cuypers' werk
metterdaad. Verzet geeft actie en oppositie.
Hij vond die in het Zuiden van ons land,
waar de goe-gemeente liever keek op
tierlantijn-kerken vol schijn, in het Noorden, waar
zijn werk voor roomsch werd uitgekreten.
Niets minder waar. Dat zijn Katholieke
kerken zulk een cachet hebben is gelukkig
en natuurlijk; zijn bouwstijl is het rechtens
niet. Toch lag de combinatie voor het toen
malige Holland vlak voor de hand. Zijn
optreden viel in den rumoerigen tijd van
de Aprilbeweging (1853) en van de
schoolwetgeving (1857) en over en weer waren
de penvoerders der strijdende partijen ik
denk hier in de eerste plaats aan Thijm,
dan aan Brouwers personen die klaar en
krachtig zeiden wat zij voorstonden, maar
door hun scherpe wijze van polemiseeren
hun tegenstanders verbitterden. Van die
strijdvoering ondervond Cuypers den terug
slag; hij zocht en vond zijn kracht in het
bouwen van Katholieke kerken in een voor
ons land nieuwen zin, en die richting werd
verdedigd door een zwager, intransigent
polemicus, in wiens strijd hij als van zelf
werd medegealeept; de tegenpartij van Thijm
en Brouwers, kon niet zijn de vriend van Cuy
pers. Toch is hij gelukkig blijven aanvaarden
de consequentie van hetgeen zijn voorkeur
had: den welf bouw der f ransche gothiek der
middenperiode, uitgevoerd met het
Nederlandsche materiaal bij uitstek: de baksteen.
Zijn bouwwerken waren, meende men,
middeleeuwsch, archaïstisch; ten onrechte,
het ware destijds reeds oplossingen in
nieuwen zin van oude, als juist erkende,
constructieve en aesthetische waarheden.
Niet gelijkwaardig aan die rationeele be
grippen was zijn versiering:
wandbeschlldering, polychromie, friezen, tegelontwerpen,
lettervormen en dergelijken. Daarin was
Cuypers in de eerste periode, dunkt me,
veel minder voornaam door het overladene,
het niet sobere, zelfs het eenigszins
doracademische. Zie ik wel, dan is dat te ver
klaren, omdat zij n werkplaats door de nabijheid
van Keulen en Dusseldorf te veel beïnvloed
werd door de daar heerschende richtingen
van practische kerkelijke kunst-archeologie.
Op de nijverheids-tentoonstelling van 1861
te Haarlem hadden Cuypers en Stoltzenberg
een inzending gedaan. De toekenning eener
tweede medaille motiveerde de jury, aldus:
De rigtige bedordeeling der verdiensten
moest hier uit den aard der zaak zeer
moeijelijk vallen, daar aan den eenen kant de kunst
hare eischen heeft en van den anderen kant
niet geloochend kan worden dat er bijzonder
groote verdienste en bekwaamheid worden
gevorderd eene inrigting van dien aard op
een zoo grooten voet te1 drijven."
Het tentoonstellingsblaadje, dat niet ruim
illustreerde, maakte dit keer een
uitzondeiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiiiiiiii
pel niet, alreeds in beider verbeelding
volledig compromitteert, is: of een zieke om
meelij mee te hebben, of een ploert. Een
vrouw, die deze geestelijke immoraliteit,
dezen smaad haar aangedaan, bereid is met
een glas champagne te vereffenen, acht ik
In het eerste geval een beklagenswaardige
martelares van den huwelijken staat, in
het tweede geen knip voor haar neus
waard. En een tante Betsy, die dit pervers
geknoei met liefde en trouw tot onder
breking der huwelijks-verveling, nog grap
pig vindt, verbergt onder haar bontmantel
een ziel van nog minder gehalte dan
Anna en Befje, welke zich aan de
chartreuze bedrinken, terwijl mijnheer en me
vrouw naar het fictief rendez-vous in de
Papestraat zijn gegaan. Inderdaad, wan
neer wij ook maar een spoor van ernst in
dit blijspel" moeten aanvaarden, dan is
dit een wel zeer tragischen ernst. En wan
neer wij dit niet doen, dan moeten we de
figuur van prof. Hoogwede volledig
elimineeren, tot een schim vervlakken, of, mét
de zotte situatie, over alle grenzen der
waarschijnlijkheid heenhalen. En dan wordt
't een klucht. Een blijspel kan dit stuk,
waarin eenerzijds de zwaarte van een in
grijpend, breed opgezet en uitgewerkt psycho
pathologisch geval" drukt, andererzijds de
grof-komische verwerking der omstandig
heden schrijnt, naar mijn meening nooit
zijn. Het moet, op alle manieren, mislukken
door innerlijke onbestemdheid.Tusschen twee
onoplosbare tegenstellingen wordt onze aan
dacht den ganschen avond verdeeld, en de
vraag of prof. Hoogwede, eenmaal aanvaard
als een mensch," dan als een gezond of een
ziek mensch moet worden beschouwd ? voegt
zich in tweede instantie nog daarbij. Is het een
geval van manie, van melancholie, van
manisch depressives Irresein"? Ijverzucht, op
den rand van vervolgingswaanzin? Hebben
we te doen met een overigens normaal man,
die op n bepaald punt zijn affecten niel
beheerschen kan, een pendant van Mina
ring; de eikenhouten preekstoel met de vier
Evangelisten geschilderd op gouden grond,
gcprijst met ?665 werd, in een leelijke hout
gravure, afgebeeld als iets heel merkwaar
digs. Ik geloof het graag.
Dat Tentoonstelllngs-nieaws was een uit
gaaf van Weaveringh te Haarlem, oud
bediende van den uitgever A. G* Kruseman.
Tot hem ging Thijm zich wenden om pro
paganda te maken voor zijn zwagers kunst.
Thijm was toen in 1862 nog niet in den
boekhandel van C. L. van Langenhuijsen te
Amsterdam, die hij eerst het volgend jaar
1863 met l September van de weduwe zou
overnemen. Was hij er echter wel in geweest
dan zou hij, denk ik, de uitgaaf van deze
kopy toch wel niet ondernomen hebben,
omdat hij die dan terecht beter achtte in
handen van den uitgever, destijds onbetwist
baar den eerste van ons land. Met Cuypers
bracht hij een bezoek bij Kruseman en in
Maart 1863 verscheen de eerste en eenige
aflevering van De bouwwerken van den
architect P. /. ??. Cuypers met toelichtenden
tekst van f. W. Brouwers. In de prenten
moest de opvoedende kracht liggen; het
waren houtgravures van Brend'amour te
Dusseldorf, o.a. van de kerk te Veghel
(1854-1862) en het huis Aerwinckel te
Posterholt (1854). Slechts 23 inteekenaars
deden zich op en het was; als van
zelfsprekend dat de onderneming dus geen voort
gang kon hebben.
Dat met Cuypers' optreden nu 60 jaar
geleden begon de herleving onzer goede
moderne aethetische bouw- en sierkunst,
is algemeen bekend. Er is onder de dingen
waarop hij indirect invloed geoefend heeft
een onderdeel, dat, geloof ik, tot dusver
niet of niet voldoende geaccentueerd is.
In het midden der vorige eeuw was er
een bijzonder onaangenaam en onzakelijk
streven om toch maar vooral licht en lucht
in de woonhuizen te brengen. Het was een
eerste eisen der hygiëne en natuurlijk gin
gen de menschen van den nieuwen tijd van
harte mede. Heel wat oude woonhuizen
werden gemoderniseerd en voor goed on
herstelbaar bedorven als behagelijk rustig
interieur. Cuypers' bouwtrant stond en staat
daar lijnrecht tegenover; overwelfde gangen,
gebrandschilderd glas, baksteenbouw, muur
vlakten met niet grootere deur- en
vensteropeningen dan strikt noodig en zoo kreeg
hij als logisch gevolg zijner bouwkundige
principes ook in zijn profaanbouw een
lichtvalling en een toonschakeering, stellig niet
overeenkomstig de verlichte" denkbeelden
van een halve eeuw geleden. Zijn woon- en
huiskamers hebben door de verhoudingen
reeds een intimiteit en huiselijkheid die
anderen toen niet bereikten. De formules van
dat rustige kalmeerende effect dezer
neogothiek in het dagelijksch leven ken ik niet,
maar het is een feit, dat onze jongere archi
tecten door de verhoudingen, profileeringen,
materialen en wat dies meer zij het ge wensch te
effect, misschien op andere basis, toch even
eens bereiken. Of Cuypers nu de jongeren
direct beïnvloed heeft te dezen opzichte
laat ik in het midden, dit echter is stellig,
dat Cuypers, bouwmeester van ruimten,
daarna ook in haar minst sprekende afme
tingen steeds intimiteit beeft gegeven, dank
zij zijn kennen en zijn kunnen.
In 1865 vestigde hij zich in Amsterdam.
Daarmede begon zijn tweede bouwperiode.
Rijksmuseum, voorbouw van het Centraal
Station en Quellinusschool zouden in het
verre verschiet liggen. Hij werd de schepper
van het Vondelkwartier met zijn zoo bij
zonder eigen karakter. Die tweede periode
culmineert in de Vondelkerk van 1870 ge
legen in de as der straat, nabij het park,
dat levendig moet houden de veneratie voor
Vondel. Een paar jaar geleden was ik, buiten
den dienst, In deze kerk, geheel alleen; ik
onderging de werking van deze ruime
centraal-bouw en ik ervaarde wat het is
als een kunstenaar gedragen door gewijde
geest, begaafd met een bijzondere voorliefde
voor Katholieke kerkbouw zich vrijuit kan
geven om op deze wijs tot gelding te bren
gen zijn artistiek religieus gevoel, tevens
ter glorie van hem, die hij beschouwt als
het beste gegeven te hebben in het 17de
eeuwsche Amsterdam, door zijn kunst en
door zijn geloof. De kerk van het H. Hart
is een godsgebouw, ingericht volgens de
strengste eischen der kerkelijke symboliek,
maar het is ook een monument tot hulde
aan Vondel, den Amsterdamschen dichter van
bijbelsche drama's, dat daar staat als een
blijvend waarmerk van de gewijdekerkkunst
van doctor Cuypers.
J. W. ENSCHED
iiimmiiiiiiiMiiiMiiMiiMiimiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiMiiiiii
uit Liefdeleven"? Met een lijder aan dwang
voorstellingen ? Met een invidu dat, als de
vrouw in Bernstein's Le Secret," toe moet
geven aan een duisteren, hysterischen drang ?
Ik moet bekennen, dat het mij nooit bijzonder
belangrijk voorkomt in hoever een afwij
kende roman- of tooneel-figuur pathologisch
moet worden verklaard en in dit geval zou
ik zeker reeds tevreden zijn wanneer ik nu
maar wist of we dien vreemden professor
ernstig moeten nemen, of niet? Als de
spil van de handeling, of als een, de
meesterhand overigens eerend, zielskundig
probleem, dat bij ongeluk binnen het kader
van dit spel verdwaald raakte ? Gaan we van
deze laatste, opluchtende veronderstelling uit,
klampen we ons alsnog aan de qualificatie
blij-spel, nemen we den professor" op den
koop toe en daarbij aan, dat Emants slechts
een lenigen, fijn-flitsenden dialoog heeft
willen schrijven op het thema huwelijks
trouw, dan voelen we ons door den
strakken, uitmuntenden gesprekstoon boven eenige
bedenkingen uitgeheven en trachten ons te
verzoenen met een verzinsel, in den trant
van Molnar's Leibgardist", dat, minder
argeloos, minder uitbundig, en minder...
kiesch, zich aan den modernen Haagschen
salon aanpast. Der Leibgardist" kwam in
persoon zijn lieve vrouw verleiden en bij
diens entree met de bouquet, zweefde onze
geest terstond over den dansvloer der gemoe
delij kste fantasie. Prof. Hoogwede laat het
op zijn mannelijke bekoorlijkheden niet aan
komen, hij kiest den literairen weg. Achttien
minnebrieven, groen-brie ven, naar wat wij
ervan vernemen, schrijft ntf aan zijn vrouw en
wanneer hij haar eindelijk in abstracto zal ont
moeten, in de Papestraat, takelt hij zich toe als
een vogelverschrikker. Neen, op débekoring
legt Emants het nooit aan. En zoomin als prof.
Hoogwede, wist hij eenige fantasie in het
avontuur te steken, er wat fleur van poëzie
omheen te weven. Recht-toe, recht-aan ging
hij, den strak-llteralren weg, immer in den
goeden toon, de woorden fijn-knetterlg, hier
HET OORLOGSDOEL
Teekenlng voor de Amsterdammer" van Jordaan
.Belde partijen verklaarden openlijk af
bedekt te zullen doorzetten tot de
overwinning"
Bravo, mijneheere» alzoo tot het einde" l
lllllllltlnlIlllllllllllllltUHIIIItllllHllllllllillUIHIMMIilllllllllllllllllllllllll
Rhapsodie
Violenzang zoo blij zoo blij,
dansende, deinende melodij:
Zoele, stoeiende zomertijd,
Zoete, bloeiende eeuwigheid"
Rhapsodie hongroise.
Hoort, hoort:
hoorngeklaag.
Zacht, zacht,
snarenvraag :
Wat ween je, wat ween je zoo droef
in zoelen, stoeienden zomertijd,
in zoete, bloeiende eeuwigheid ?
Zing, zing als wij zoo blij
dansende, deinende melodij,
Rhapsodie hongroise".
Hoort, hoort,
de hoorn:
Vlucht, voort!
in toorn
komen de boozen
de zonneloozen!"
Wat ween je, wat ween je zoo droef ?
Zing, zing als wij zoo blij
dansende, deinende melodij:
de zoele, stoeiende zomertijd
duurt zoete, bloeiende eeuwigheid!"
Schett'ren:
helsche trompetten!
O, zoele, stoeiende zomertijd l"
Klett'ren:
grimmige bekkens l
O, zoete, bloeiende eeuwigheid l"
Brommen:
grommende trommen!
Violen, nog eenmaal, zoo blij, zoo blij
IIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllimillllllllllllllHHIIIimillllll
en daar een vonkje, en zijn hoogtepunt vond
hij in een onverhoedschen, paradoxalen sisser.
Als literatuur, beter nog als conversatie,
zou misschien dit stuk nog het
voordeeligst te spelen, of liever vol te babbelen
zijn. Maar... dan zitten we weer met den
lijvigen professor en den onderstroom van
donkere gedachten, het ietwat bitter
bezinksel van menschen- en wereldkennis. Royaards
heeft er blijkbaar ook geen mouw aan weten
te passen. Hij aanvaardde den professor, bij
de première door Vrolijk vertolkt, als een
levend mensch, dat wil zeggen, hij ging erop
in en beeldde uit: een geval op de grens
van manie en melancholie,, met de daaraan
gepaard gaande opgewektheid in het rusteloos
najagen van hersenschim op hersenschim.
Het werd een tooneelstudie, even belang
wekkend als Emants' literaire ontleding, die
alleen maar niet vatte in het raderwerk van
dit onbelangwekkend spel. Om dit laatste
te kunnen releveeren, zou een
tooneelkunstenaar de portee van zijn geheele kunnen",
van zijn intuïtief beeldend vermogen, aan
de rol moeten onttrekken En of met deze
concessie het schrale marionetten-spel, be
stemd om een geheele avond de aandacht
te boeien, gebaat zou zijn, betwijfel ik zeer.
Mevrouw Jeanne Renée, als de miskende
en beproefde vrouw, miste het eenlge wat
haar, koud en vlak geschreven, rol had
kunnen redden: persoonlijke charme. Het
was zuiver in den toon, doch zonder soepel
heid. En mevrouw de Vries, als de moderne
confidente, tante Betsy, gaf de repliek leven
dig, schoon wat spits en toonde zich, door
zich geen oogenblik als een levend mensch
te doen gelden, even getrouw aan haar
opgave als de professor aan de zijne.
In hoever nu de opvoering van een stuk
als Minnebrieven" tot de nationale daden
die men eeren moet, te trekenen is, weet
ik niet. Mij lijkt dit een stuk, dat de
auteur nog eens had kunnen omwerken
minimum imilminiliillllliimiillllllllliliil
dansende, deinende .....
Pauk!
Triomf! triomf!
Brommende, gonzende
trommen en bonzende
pauken en kling'lende
schellen en ting'lende
triangel en tamboerijn!!
Hoort, hoort,
de hoorn:
Vermoord,
violenzang, zoo blij, zoo blij
dansende, deinende melodij,
Rhapsodie hongroise.
J. W. VAN ClTTERT
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllfll
Uit voorraad leverbaar:
Adler,
Oakland,
Garage NEFKENS
Jacib Obrechtstraat 26
- - AMSTERDAM -
i ......... iiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiHiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii
vóór hij tot de opvoering besloot. Om
secuur te weten wat hij wilde, een drama,
een blijspel, een klucht, of, wat hij het
dichtst nabij is gekomen, een
gedramatizeerd : woorden-spel. Ik ken geen
Nederlandsch auteur, die gelijk Emants den vorm
beheerscht. Minnebrieven" geeft, afge
scheiden van de bezwaren, die de inner
lijke waarde raken, een voorbeeld van fijnen,
klaren bouw. Het doet, wat den vorm be
treft, voor een comedie van bijv. Henri
Becuqe niet onder. Het eene tooneel ont
springt het andere, met schier wiskundige
zekerheid, elk tooneel is op zijn plaats,
vast en afgerond. Terzijdes" en eens een
woordje alleenspraak", zij mogen
ouderwetsch heeten, hinderen in dit werk niet,
omdat zich alles in een gansch eigen
stijl, het persoonlijk eigendom van den
schrijver, voegt. De stijl van Emants bezit
de uiterlijke distinctie van sommige vrou
wen, die met de mode eenige jaren ten
achter kunnen zijn om nochtans haar
modieuse vriendinnen door een je-ne-sais-quoi
den loef af te steken. Vol conventie, storen
m. i. ook deze conventies niet. Dit werk
heeft altijd: houding. Ons hart wint er niet
veel bij, populair zal het nooit worden,
maar onze geest blijft, alhoewel geërgerd,
onafgebroken wakker en gespitst. En om
deze, juist voor ons land, waar gemoede
lijkheid, tot over de grenzen der sentimen
taliteit, bij de massa het meest gewild blijft
en het begrip stijl" moeilijk wortel schiet
bijzondere eigenschappen, om dit, ik zou
geneigd zijn te schreven, zeldzaam tegen
wicht van den geest, dunkt mij de opvoering
van een stuk van Emants altijd loonend,
ook al gaat er tijd, die beter kon worden
besteed, mee verloren. Het voert de technische
eischen, welke wij aan een tooneelstuk kun
nen stellen, op, en brengt ons de waarde
van het handwerk, van de dramaturgie als
buitengewoon moeilijk ambacnt",grondig bij.
Top NAEFF