Historisch Archief 1877-1940
'Nfct J17, *** 'No.>2083'
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
IDE
I3ST HIIET S T .A. 3D I O IsT
Teekeningen voor de Amsterdammer" \van J. H. Jurres
DE LEGERDAG
Twee dagen na het studentenfeest waren
wij in 't Stadion midden in het militaire
element. De opperbevelhebber zat er in de
middenloge omstuwd door zijn hoofdoffi
cieren. Zijn stoere, ietwat droge figuur maakt
op mij altijd den indruk van iemand die
absoluut weet wat hij wil, en wars van veel
omhaal of vertoon op 't critieke oogenblik
zijn besluit weet te nemen, vlug en scherp.
Naast hem de commandant van de stelling
aan wiens vriendelijke figuur wij, Amster
dammers zoo gewend zijn en die wij gaarne
zien, de generaal Kleinkens, leider van de
ontwikkeling en ontspanning der gemobili
seerde troepen onder wiens inspiratie onze
soldaten thans allen een opleiding krijgen
in athletiek en lichamelijke vaardigheid. Hij
ziet er zelf allerminst sportief uit en heeft
toch in twee jaar tijd een geheel nieuwe
organisatie in 't leven geroepen en in gang
gebracht.
De Nederlandsche vereeniging Ons Leger
stelt zich ten doel ons volk er van te over
tuigen, dat voor de handhaving van ons
onafhankelijk volksbestaan noodig is. een
zoo sterk mogelijk leger, steunend op de
sympathie der natie.
Haastig opzadelen
Blijkbaar met de bedoeling de hoofdstad
en 't leger wat dichter bij elkaar te brengen
heeft zij dit jaar haar Legerdag in Am
sterdam gehouden. Een goede gedachte. Wij
zien de soldaten nooit in actie, zooals de
plattelandbewoners dat kennen. Het eenige
wat wij merken is een enkele parademarsch
door de stad van de infanterie en wat boe
melende militairen in de Kalverstraat. Een
kanon of cavalarle zien wij zelden, anders
dan de Gooierskinderen, die zich op de
Huizerhei aan athletiek en tirailleurs oefe
ningen kunnen vergasten.
Er was een veelzijdig programma voor
het talrijk opgekomen publiek, maar het
geheel maakte toch een wat mageren indruk.
Een springdemonstatie heeft natuurlijk altijd
een bizondere bekoring en miste die ook
nu niet, maar de wederzijdsche beschieting
van een troep afgezeten cavalaristen en
eenige infanteristen had toch bizonder wei
nig van een gevecht. De ritmeester, die aan
de eene zijde de vuurleiding had was blijk
baar zoo van de regie vervuld, dat hij voor
de paffende infanteristen een prachtig doel
zou zijn geweest en zeker bij het derde
schot was gevallen als 't meenens was ge
weest, ook zou vermoedelijk de weinig sterke
infanterie niet zijn verdreven, als zij de
paarden in plaats van de liggende manschap
pen onder vuur had genomen, die daartoe
bizonder gelukkig waren opgesteld. De ga
lop, die anders op 't leekenpubliek een
grooten indruk kan maken, was wel wat al te
zeer een handgalopje zonder veel fut. Het
bivak van een batterij van het 2e reg.
veldartillerie was werkelijk allergezelligst en het
opzadelen en aanspannen der paarden op een
spoedbericht van een met veel gang rijdenden
koerier ging vlug en vlot, en het vuren gaf
wel den indruk, dat in een sneltempo heel
wat vernietiging kan gepresteerd worden.
Het meest reëel waren natuurlijk
debajonetvechtoefeningen door recruten en de ge
zamenlijke athletlek-demonstratie, omdat
daarbij niets gefingeerd behoefde te worden,
maar zij ons een stuk soldatenleven gaven,
zooals dagelijks in de kazernes te zien is.
't Is een verkwikkende gedachte te weten
dat spieren, hart en longen onzer recruten
nu geregeld en systematisch worden ge
oefend. Den besten speerwerper viel een
welverdiend applaus ten deel.
Toch zou ons leger goed doen met eens
een demonstratie op veel grooter schaal op
touw te zetten ergens op de hei, zoodat de
toeschouwers op een afstand, zij 't dan ook
wat moeilijk, de ontplooiing van troepen
tot een gevecht konden zien. In een enge
ruimte als het Stadion is 't zoo weinig echt
en wordt te veel van de fantaisie gevraagd.
FRISO
Trompetters
Hindernis nemen
Aanvallen met handgranaten
KUNSTNOTITIES
Hollandsche Kunstendarskring te Amsterdam
De Hollandsche Kunstenaarskring is een
vereeniging, die van belang kan worden
voor ons land. Ik zeg niet, dat zij dat vol
ledig is maar zij heeft als vereeniging
elasticiteit, en zij is in den ruimen zin van
het woord eklektlsch. Ik zie haar dan ook
niet alleen als eene, die enkel het werk der
leden laat zien; zulk soort genootschappen
zijn er te-over in Holland, maar ik voel in
haar de wijde mogelijkheid om een midden
te worden, waar wij wat goed is, niet alleen
van hier, maar onverschillig van waar elders,
kunnen geconcentreerd vinden. En dit ont
breekt in Holland (behalve in den
Rotterdamschen kunstkring van tijd tot tijd). Er
Is hier te weinig kans en te weinig gelegen
heid om ingelicht te worden, wat voor
werklQk goeds, voor excessiefs aan talent,
en aan gedegen vaardigheid rond ons ont
stond, en ontstaat. Reizen en trekken kunnen
dit verhelpen, natuurlijk, maar steiler van
zekerheid en dieper van gebaar is de uiter
aard rustiger beschouwing wanneer die,
dikwijls herhaald, in 't eigen land ten slotte
kan geschieden.
De vraag bij het organiseeren van zulke
tentoonstellingen moet alleen zijn: is er
talent; is er nieuws van schakeering; is er
ongekend ouds;" is er door reputatie nog niet
beloonde durf; is er een innerlijkheid, die
voorbijgegaan wordt; is er een stijl zonder
dat deze de juiste waardeering erlangt; is
er een Hartstocht, die den zwakken nog
belachelijk lijkt, maar den sterken al tot
voortdurend grooter wordende erkenning
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIII
YCRHCIZEH
MEUBELS BEWAREN
BV J. VAN SOHAICK
Boothstraat _-_ Utrecht
lllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIMIII
groeit? En daar-van uitgaande kunnen de
uitnoodigingen gedaan worden, en daarvan
uitgaande kan ten plaats geschapen worden,
die wij, ik herhaal het, in Holland te no
nog missen. Wij krijgen dan, wat in
Antwerpsn Kunst van Heden" deed. Te strak
kan zulke vereeniging nooit blijven. Het
Bestuur moet afstand doen van iedere andere
overweging, die niet rechtstreeks naar het
Schoon gaat, en om de schoonheid is. Er
kunnen hier geen hartelijkheên aan vrienden
betoond worden zonder talent, er er kunnen
in zulke Vereeniging geen leden geduld
worden, die niet in 't een of ander uitmunten,
't zij door kunst, 't zij door zuiver keurenden
smaak. En de ervaring leert ten slotte, dat
langer dan een jaar of tien de kracht van
iedere vereeniging neergaat. Er moet dus
onmiddellijk krachtig worden geageerd; de
spanning groot, moet onmiddellijk zich uiten;
de overtuiging, scherp en ree, moet haar
werk doen. Dan is mogelijk wat in groote
mate in Holland nog te doen is.
O. Rueter (Van Gogh, Amsterdam). De
portretten van de vrouw van den schilder,
van zijn zoon, van mej. W. en van den heer
v. N. zijn de beste dezer verzameling. Zij
hebben allen den trek gemeen van een ietwat
burgerlijke innigheid en intimiteit. De kleur
is in al deze sterker dan het modélé. De
vorm is bij Rueter niet met een krachtige
zekerheid geboetseerd, maar de kleur heeft
meer bekoring; zij is zijns harten zekerheid.
Het fijnst is ze In het jongensportret, waar
deze, in 't blauw, op een sofa zit. Hier
vormen de teeder-aangegeven kleuren, wat
wolkend, een tesaamklinken van grijzen en
blauwen, dat, niet sterk, toch langer behaagt
dan ge zoudt denken. Een zelfde
binnenkamcrsche intimiteit is in het andere werk
van den schilder: het kindje bij de piano.
Ook daar treft de stemming eer dan het
overige.
Een tekortkoming in het werk van Rueter
iiilMMiimiilllllinmilllll-lluiMlliiMiiiiillllliiiiiiiiiiiMiiiiiMl
iiiiiiiMimiiiiiiiiiiiiiiii
is ten eenen male verbonden met zijn te
kort aan modélé. Het is voor een portret
schilder van belang op een portret de handen
zoo mogelijk te geven; ze zoo nauw
keurig mogelijk te définieeren, zonder dat
ze daarom den kop door te veel aandacht
kleineeren. Dit doet Rueter te weinig, of
kan hij te weinig. De handen zijn op alle
portretten veel te zwak, en slechts schijn
baar gedetailleerd, en gemodeleerd. Zij toch
vertoonen nooit het eigenzinnige leven, dat
in ze is, en 't eigen spel openbaar, of ver
scholen, speelt.
Dr. Jan Zurcher's werk (naar aanleiding
van zijn tentoonstelling te Arnhem.)
Ik wil de herinneringen, die ik van dezen
mensch behield (achter mijn oogen, diep in
mijn hoofd) nog eens neerschrijven.
Ik heb hem niet lang gekend. De eerste
keer, dat ik hem zag, woonde hij op den
Loosdulnschen weg, bij den Haag, in een
wrak, oud, groot buitenhuis, met veel glas,
met diepe ramen, met een groote glazen
deur. Toen we elkaar zagen, begon hij on
middellijk op zijn abrupte manier te spreken,
soms ruw, maar nooit grof. Hij zelf was
kort, zwart; had zwart haar, waar onder
het zweet in eens uitbrak in een woede;
een zwarten baard, en wat bleeke lippen.
Hij was wild, hartstochtelijk, nerveus. Hij
had een verachting voor den maker van
Dutch landscape." Zelf laat aan 't schilderen
gegaan, wou hij den angst voor den Dood
schilderen. Overal midden tusschen de drom
men, fluisterend tegen het meisje, predikend
in de stad; liggend naast wie liefde-vol
lagen in het gras, zittend haast achter de
kim, overal vondt ge bij hem den Dood, de
Tragische Vogelverschrikker.
Er waren invloeden in dit werk: de droom
kwam van Matthijs Maris; de fijnheid van
kleur, het zwevende groene en rose van
Prudhon; de stoetenformatie (hij maakte
graag menigten) van Monticelli; een blauw
en een rood stond tegen elkaar als bij
Delacroix. De grootste invloed was Monticelli
Zurcher werkte ontzaggelijk. Een schil
derij was een wanhoop, 's Avends lag hij
van den arbeid neer, ten doode mat. De
opzet van zijn werk, in groote hartstochte
lijke kleuraanduidingen, was dikwijls bi
zonder van bouw. Hij had n stellige
gave: Hij kon een menigte laten luisteren
met de wankele beweging, die altijd in de
massa is, en die iets van een trage zee
heeft. Hij kon een stoet aanduiden. Alles
was ruim en groot gezien. De kerken,
waarin, van 't koor de Dood preekte of
pralend stond, werden tot vergezichten; de
in haar beweging aangeduide
menschedwarreling stond daar in. Soms schilderde
hij een landschap: kinderen uitziend naar
oneindigheid. Zelden werkte hij naar de
natuur (ik herinner me een straat), maar
het overige was phantaisie; warme roman
tische gedachte.
Hij had het leed van allen, die laat be
ginnen : hij wou veel meer dan de hand wou.
De laatste keer dat ik hem zag, lag hij
dood, in een huis op de Beeklaan in den
Haag. Een beroerte had hem verslagen.
Het was de te verwachten dood . . . Het
is altijd merkwaardig, hoe stil het daar
wordt waar dooden zijn. Al rumoert het
in 't rond-omme nog zoo, het is in zoo'n
kamer stil. Hij lag in die altijd eendre
stilte. De mond hing scheef in 't gezicht.
Hij was licht-paars. De huid was van geel
grauwer geworden. Zijn handen grepen nog
in elkaar en lagen op zijn buik. De harige
arm schoot even uit de hemdsmouw. En
de oogen wie kan in den dood gelooven,
als hij de oogen van gestorvenen ziet ? Dit
is geen theorie het is een sensatie. Er
Is dan een weidsch zien in de gelokenheid;
het is of de wimpers over een meer van
zwart licht zich sloten, en of door een nauwe
spleet n straal nog glijdt naar een rustige,
mateloos-verre horizont. En ik herinner me,
dat door het gordijn, gezeefd, een
melkkleurlg licht viel, of liever aan-dreef, en
dat het glansde op de plank van het ledikant
en maakte, zeer duidelijk, de houtfiguren
van het gelend eikenbout.
En ik herinner me, dat Derkzen van
Angeren hem daar liggend, heeft ge-etst
Maar hoe was Zurcher's werk?
De vorm, de beheersching, het kunnen
was te gering. Hij kon beter aanduiden dan
volledig modelleeren. Zijn aanduiding kwam
niet na de modelleering; ze was ervoor.
De teekeningen waren angstig, onvrij. De
kleur, hoewel beïnvloed, zij was, waarin hij
zich uitte. Hij kon daarin uitbundig zijn
als hij was in zijn hartstocht. De schildering
was dikwijs geëmpafeerd. Ze was ruig, met
groote hoogten verf; een menigte was in
haar gemodelleerd. Maar sems had hij een
doffe, egale, schoonheid, de schildering was
dan vlak.
Hij kon nog maar aanduiden. En toch zijn
er onder zijn werken doeken van meters bij
meters; portretten met iets van de voorname
breedte der Italianen. Er was grootschheld
in hem, pnvoldragen, niet ten eenenmale ree,
en er zijn bij zijn stoeten met altijd den
Dood er in, en bij zijn minnenden met den
Dood vlakbij altijd, schilderijen, pogingen
tot een schilderij, blijvender dan menig sier
lijker zich vertoonend landschap van menig
officleelen schilder.
PLASSCHAERT
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
H. BERSSENBRUGGE,
POBTRETFOTOOKAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panonia Mesdai
DEK HAAG. - Tel. 1538.