De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 2 juni pagina 3

2 juni 1917 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

2 Juni '17. No. 2084 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND H. G. THIEME, OÜD-CHRISTUN SCIBNTIST, Haag ? Denneweg 25a, geneest zieie personen, die 'andere Scicntists onbe kwaam bleken te genezen en speciaal Blind-, Doo&tomen Idiootgeboren personen, die van af/1600, betalen. Zonder Genezing - Geld Terug l J05TERBEEK MEUKLEEraNOEN MEUBILEERING-MAATSCHAPPIJ HOLLAND" N. Z. VOORBURGWAL 274 AMSTERDAM TEL. 5974 N. ~^~^innn»nu-~~~--' Bll HET INRICHTEN UWER WONINQ HEBT SU 3 PUNTEN IN HET 00Q TE HOUDEN: DUURZAAMHEID HARMONIE 61MATI6DEN PBIJS DAT WIJ IN ONZE INRICHTINGEN DEZE EIGENSCHAPPEN VEREENISEN, BEWIJZEN DE TALLOOZE TEVREDENHEIDSBETUIQINBEN, WELKE WIJ VOOR U TER 1NZABE HOUDEN. Zoo jolst verschenen: DE NIEUWE DKÜK VAJf PLATTBND VAR AMSTERDAM IN191? ruimn m m HAAG n BW Prijs f O.75 Tai Holkema & ffareaJorf, imitcrdai. Tot het bouwen van Villa's en Landhuizen zijn prachtige heuvel achtige BOSCHTERREINEN te koop in HET OOSTERPARK e.- ^|| te ^ *i Lage prijzen, mooie vegen, gas, DE BILT electr. licht, water. Llflt|nnl.V.»»atö.totEiploiUanBet»osterpark i Man u u D1I, L j_ STOKMANS & OTTO SCHÜLZ Tel. Int. 38 & 48 'OXYDOL' (CHL03AS KALICUS TANDPASTA) 45 cent p. Tube. Naam!. VBDD. STUK fc Co. Chemische Fabriek ,,'s-Hage" 's-GRAVENHAGE. TAMINIAU'S ? JAM Financieel Nieuwsblad Singel 342, A'dam TELEFOON N. 8925 ' bevat steeds actueele arti kelen, betrouwbare cor respondentie, uitlotingen van premieleenlngen, producties, koeralJjst enz. Abonnement slechts per kwartaal. Vraagt gratis Proefnummers DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts ? 1.65 per kwartaal N. V. Maas- en Waterweg Maatschappij tot bevordering van de vestiging van Industrieën te SCHIEDAM EN OMSTREKEN Lange Haven 3 Tel. «3 Schiedam Verleent haar bemiddeling bij den Aan- en Verkoop van Panden en Industrieterreinen en het verschaffen van Bedrijfskapitaal. te Velsen (Noordzeekanaal). Thans is definitief besloten het stoomschip Jan Pieterszoon Coen" voor het publiek als hotel te openen. In tegenstelling met het vroeger vermelde zal de opening plaats hebben op 14 Juli e. k. De Directie der Stoomvaart Maatschappij Nederland". Scheepvaarthuis Amsterdam. , IIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIUMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllHlllllllllinilllllMlllllllllltllIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIilllliMIIIIIIMIItlMlllllinillllllllllllllllllMIIIMItlllllllltlllllllinillMIIMIIIIIIIHHIIIMIIII baseerd op Midden-Java en de noodzake lijkheid betoogd den bestuurszeteljdaar heen te verplaatsen. Deze en enkele andere be ginselen werden uitgewerkt door den luit. kol. der genie v. d. Wijk, die er echter zijn eigen meeningen in verwerkte. De plannen, die ten slotte ingediend werden, weken dan ook belangrijk af van de grondbeginselen van Van den Bosch. Had de laatste vooral getracht naar concen tratie der levende strijdmiddelen en zijn kracht willen zoeken in het leger, v. d. Wijk zocht naar den geest des tijds meer zijn heil in doode weermiddelen, als vestingen, die veel troepen eischten en deze dus aan het veldleger onttrokken. Van den Bosch die intusschen Min. van Kol. geworden was ontving die plannen dus niet zeer goed gunstig. Koning Wlllem I nam ten slotte een besluit waarin de plannen van v. d. Wijk hoofdzakelijk overgenomen werden. (K. B. 7 Dec. 1836). De uitvoering van die plannen verstond millioenen; de klachten van uit Indiëover te zwaren druk op de bevolking paarden zich aan die uit Nederland over de nooden van de schatkist. De Koning zond toen een Nederlandsen generaal,,Von Gagern, naar Indië, om desnoods een geheel nieuw verdedigingsplan voor te stellen. Von Gagern vond bij zijn aankomst in Indiëin 1844 een deel der door v. d. Wijk voorgestelde vesting-werken reeds klaar. Hij wenschte in de eerste plaats een sterke vloot, doch daar deze er niet was achtte hij 39000 man noodig, waarvan 16000 als veldleger, 16000 man als bezettingstroepen en 7000 voor de buitenbezittingen. Hij kon er niet toe besluiten de reeds uitgevoerde werken los te laten, al achtte hij ze gedeel telijk nutteloos, bovendien wenschte hij ver sterking van Tjilatjap en Weltevreden, zoodat het leger nog meer versnipperd zou worden. Ten slotte verscheen er in 1857 een K. B. dat de verdediging op nieuw regelde op de grondslagen door Von Gagern vastgesteld. In 1859 deed de Generaal van Swieten een poging om tot een eenvoudiger en logischer stelsel te komen, doch zijn voorstellen von den weinig steun bij de regeering. In 1866 vroeg minister Meyer nieuwe voorstellen. De generaal Ktoesen diende een nota in, waailn hij er op wees, dat er in de verloopen 50 jaar wel veel geschreven, doch niets gedaan was voor de defensie. Snel handelen achtte hij noodzakelijk. Hij ontwikkelde een-nieuw plan, waarin hij aangaf dat de bestuurszetel van Batavia naar Midden-Java verplaatst moest worden. Verder toonde hij aan, dat spoorwegaanleg de verdedigbaarheid van Java zeer zou bevorderen en gaf hij als zijne meening te kennen, dat men zijn kracht vooral moest zoeken in een mobiel leger en niet in vestingwerken. Zijn plannen wer den echter door den minister niet goed ontiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiliiiiiiiittiiiiliiiiiiiiiiiiiiii . HAAR JONGEN DOOR HENRI VEUSKENS In de groote stille kamer zat de oude vrouw in haren hoogen stoel, en bad. Langzaam de een na de ander gleden de kralen van den langen zwarten noster door hare magere vingers. En fluister-lispelend zweefden de vrome gebed-woorden van hare lippen, en smeekend-godvruchtig klonk bij het einde het luidere: amen. Van buiten klonk geruch tend het geroep van spelende kinderen en het tlnkend geklop van eenen hamer, ergens van eene verre smidse. Langzaam zeeg de avond en vulden zijne schaduwen de groote kamer. In de hoeken en rondom de meube len viel het donker al, en rondom de oude vrouw in haren hoogen stoel daalde het zachtkens. Alleen haar bleeke gezicht met de wit-geleefde haren stond, zuiver-omlijnd nog, tegen de zwarte stoele-leuning, het eerbiedig gebogen hoofd met de diepe trekken van smart en voren van lijden welke er in gegroefd stonden. En de magere blanke handen, die den zwaren rozenkrans snoerden op den schoot. Stille klonk het geprevel der Weesgegroeten, stiller -klonk het Amen, stiller al stiller en werd eindelijk niet meer gehoord. De oude vrouw was langzaam ingesluimerd ; nog be wogen hare lippen in werktuigelijk bewegen, doch hare oogen waren gesloten en het grijze hoofd neeg al lager op hare borst. Zij sliep, rustig-regeimatig ging hare lang zame ademhaling. Ze droomde, ze droomde van haren jongen, van Jules. Ze zag hem weer staan in zijne schoone uniform van officier der cavallerie, zijne hooge fiere ge vangen en een eindeloos heen- en weergeschrijf was het gevolg. Toen in 1873 de Atjeh-oorlog uitbrak nam deze alle aandacht tot zich en schoof het defensie-vraagstuk op den achtergrond. Vermelding verdient nog een poging van den generaal Haga om iets voor de ver dediging te doen, doch zijn nota heeft de regeering in Nederland niet eens bereikt. In 1882 werden bij K. B. de grondslagen van het verdedigingsstelsel ingetrokken, doch er kwam niets nieuws voor in de plaats. In 1889 kwamen een drietal nota's in be handeling, die beschouwingen bevatten over de defensie, nl. over de taak van het leger op Java, over de verdediging der buitenbezittinge» en over de taak van de marine. In 1890 werd door de Nederlandsche regeering een commissie ingesteld, bestaande uit den Schout bij nacht Kruis, den gen. majoor Kromhout en den majoor Haver Droese, die de opdracht ontving uit te maken welke in hoof dtrekken de gedragslijn moest zijn van leger en vloot in Ned. IndiëIngeval van oorlog met een buitenlandschen vijand. Deze commissie bracht haar antwoord uit in April 1872 en wel In het z.g. Geheim Gedrukt Rapport." Omtrent den inhoud mag hier niets gezegd worden daar dit Rapport in zekere mate de grondslagen bevat voor "het tegenwoordige verdedigingsstelsel. Dit laatste zal in een volgend artikel besproken worden, voor zoover dit althans in 'slands belang geacht kan worden. In 1900 werd de generaal Rooseboom tot gouverneur-generaal benoemd met het oog op de uitwerking der militaire plannen. Al dadelijk ontstond er meenlgsverschil met het legerbestuur over de beteekenis welke aan Batavia gehecht moest worden. Zooals hierna zal blijken hinkt ons defen siestelsel in Indiënog steeds op twee gedachten. Uit het voorgaande zal wel duidelijk zijn gebleken, dat de geschiedenis der Indische defensie met recht een lijdensgeschiedenis genoemd mag worden. Zoowel in het be lang van Indiëals voor Nederland zou het gewenscht zijn, dat nu eindelijk aan het gesukkel eens een einde kwam. K. iiiniiiiiiiiiiiiiiimiiri Electriciteitsvoorziening (Ingezonden) Een enkel woord naar aanleiding van het stukje getiteld: Electriciteitsvoorziening" door J. G. Bellaar Spruijt e. i. De algemeene lijnen daarin ontwikkeld, maken inderdaad meer en meer opgang in ons land en dit valt ook niet te verwonderen, daar wij in onzen oostelijken nabuur op electriciteltsgebied een voorganger hebben die ons, stalte, zooals hij voor haar stond toen hij afscheid nam. De eene hand op den sabel en in de andere hare magere, tranen-natte, koude hand. Zijn oogen stonden vol tranen en zijne stem klonk droef toen hij zeide: Moederke, wees niet bang. Ik kom terug, spoedig kom ik terug. Ween niet zoo moeder, want het vaderland roept. Het is mijn plicht... l En dof snikkend, met een plotse linge energieke beweging, wendde hij zich om en stapte met groote haastige stappen naar zijnen oppasser, die ginder stond met het bruine, jonge paard, dat hem ten oor log dragen zou. Nog eenmaal zag hij om naar het rustige huis met de dichte groene linden en wuifde nog eens met de hand, lang, tot hij verre verdween bij eenen bocht van den straatweg. En zij stond onder de lindeboomen in de lichte zon en wachtte, wachtte tot hij terug zou komen om haar nogmaals, nog eens te zeggen dat hij zeker, zeker spoedig zou weeromkomen. Zij stond lang zoo in de felle middagzon, vol van een dof nog niet ten volle bewust leed, wachtend op hem. Doch hij kwam niet meer. En toen de schemering begon te vallen en de nacht langzaam nader sloop over de landen en de zonnebrand in het Westen goud-laaide midden wolkenzee, toen eerst ging zij naar binnen en snikte in haren hoogen stoel lang, lang, tot de zwarte Friesche klok in den hoek haar opschrikte uit hare overdenkingen van dood en lijden. Hiervan droomde nu de oude vrouw. En misschien ook van den laatsten brief, welke haar gister gebracht werd door den ouden grijzen postbode. .Een brief van het front, van meneer Jules", had hij gezegd, en voor zichtig de enveloppe uit zijne zwarte tasch genomen en haar toegereikt met eenen ge lukkigen glimlach. Dat het goed nieuws moge zijn, madam!" En het wasgoed nieuws. Moeder l schreef hij lieve moeder l Wees trotsch op uw zoon. Ik ben bevorderd, ik ben kapitein. Eene stelling van den vijand stormenderhand genomen. Ik voerde hen aan. Voorwaarts, voorelectriciens, althans eenigermate, heeft aan gewezen, hoe men het niet en in enkele gevallen hoe men het wél moet doen. Volgens mij moeten de electro-centraal stations en hunne verbindende leidingen in handen van den Staat of althans van een derivaat van den Staat zijn, terwijl de heer Spruijt als vaststaand aanneemt, dat voor de electrificatie van Nederland van de be staande stations gebruik wordt gemaakt die daarvoor, hetzij in groote vereenigingen, hetzij op den duur misschien alle met elkaar verbonden, de stroom op verschillende plaat sen voor verschillende net-gedeelten zullen moeten leveren. Men zal, dus zegt de heer Spruijt, dan veelal den toestand krijgen dien men thans trouwens reeds op verschillende plaatsen heeft, dat distributie en opwekking niet in n hand zijn. Voortgaande betoogt de heer Spruijt dan, dat de contracten alsdan moeten bestaan tusschen stroomopwekker en stroomkpoper, op het oogenblik althans, nog geens zins voldoen aan de eischen die beide par tijen daar redelijkerwijze aan zouden kunnen en mogen stellen. De Staat, zegt de heer Spruijt verder, komt voor dezelfde moeilijkheden te staan als nu reeds bestaan en dus is studie als het ware, betreffende betere contracten, noodig en wenschelijk. Wat nu het technische economische ge deelte van het betoog van den heer Spruijt betreft, gaat ondergeteekende daar geheel mede accoord. Wij moeten niet de gekheid gaan uithalen in ons land om nu de Staats of Gewestelijke Centrale's te gaan bouwen in de onmiddellijke nabijheid van de be staande Gemeentelijke Centrale's; doch wan neer men dus nu uitgaat van het denkbeeld, dat de bestaande Centrale's het moeten doen (zoo noodig natuurlijk uitgebreid en tech nisch meer bedrijfszeker gemaakt) dan zou dit impliceeren dat de electriciteits-voorziening van ons land in laatste instantie toch zou berusten bij de Gemeenten, want de Centrale's beschouw ik als de bronnen, dus als den kop van het bedrijf, de gewesten als vrachtrijders van electriciteit naar de kleinere Gemeenten en die als een onderver deelde staart. De keten zou duslzijn: grootere Gemeenten-stroomopwekkers, Gewesten vrachtrijders van de electriciteit naar de kleinere Gemeenten en de kleinere Gemeenten de consumenten. Hoe men nu ook studeert men zal hierbij toch niet afkomen van het feit, dat de Nederlaandsche Gemeenten, als volkomen autonoom zichzelf besturend en regeerend, het tarief van stroomafgifte zullen moeten sanctioneeren en dat deze tarieven dus, in laatste instantie, aan hen onder worpen zijn en daardoor onderling zullen verschillen, zooals trouwens nu reeds het geval is. iiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii waarts! De geweren knetterden, de sabels schitterden en deden hun werk. Hoera! Vive la Belgique! Vive Ie Rot! En de Koning, moeder, onze Albert, heeft mij de hand gedrukt! Leve België! Uw JULES Nog altijd sliep de oude vrouw en droomde. Droomde zij van den roem van haar jongen? Misschien, want af en toe kwam een vreugdige schijn van een lach vluchtig over haar lijdend gelaat. Zij zag hem wellicht in haren droom aan het hoofd van zijne ruiters, fier en jong, schooner nog en krachtiger dan toen hij vertrok. Plotseling klonk luid door het stille huis de bel der voordeur. Verschrikt uit haren slaap, eensklaps verplaatst uit haren lichten droom van roem in de nu bij kans geheel donkere kamer, richtte de oude vrouw zich moeizaam op van haren stoel en luisterde. Zij hoorde het dienstmeisje komen, voorzichtig op hare teenen, bang haar te wekken in de groote knmer. Dan hoorde zij de zware stem van den grijzen besteller, en plotseling opgeschrikt door een angstig voorgevoel, een vermoeden van naderend lijden, snelde zij weg uit de kamer, haastig gejaagd, naar de schemer-verlichte lange gang. Het meisje, verschrikt door haar verschijnen, stond bedremmeld, niet wetende waarom madam zoo vreemd was in haar ,doen. Doch de rustige stem van den ouden man zeide: Een* telegram, madam ! Moge het goed nieuws zijn!" Met ruwen ruk had zij het dunne papier verscheurd en hare oude oogen boorden door het schemer donker en lazen, lazen de vlug-neergeschreven potlood-woorden op het blauwe briefje: Jules bij Haelen gevallen. Houd moed! Pousset. Langzaam trad zij terug in de groote, donkere kamer. In den geligen schijn der ganglamp leek haar gelaat plotseling verstrakt, als het gezicht van een oud mar meren beeld. Langzaam zonder n enkel woord slechts te spreken schreed zij door de lange schemerlichte gang naar de stille, donkere kamer. En langzaam zonk zij neer Ik meen dat juist de groote,beteekenis van de gewijzigde keten: kop van het be drijf in handen van den Staat, dus de Cen trale's en hunne onderlinge H. S. geleidingen in handen van den Staat, het geheele vracht rijden van electriciteit in handen van het gewest en de distributie en verkoop in handen van de Gemeenten, het groote voor deel heeft, dat het mogelijk wordt dat de gewesten de energie betrekken tegen vol komen gelijke geldelijke voorwaarden, het geen ook de industrie ten goede zal komen. Voorts zie ik een niet te overkomen berg van moeilijkheden in het accoord dat zou moeten gemaakt worden tusschen X gemeen ten die X differente Centrale's bezitten en die verbonden zijn door een ultra H. S. net. Onze Nederlandsche Gemeenten toch zullen moeilijk geraken tot een contract of trust, om te regelen voor welk deel ieder der participeerende Gemeenten zal deelnemen in het kapitaal benoodigd voor de ultra H. S. geleidingen en tevens onder welke geldelijke voorwaarden zij zullen moeten stroom leveren in die geleidingen en onder welke voorwaarden zij er energie aan zullen moeten onttrekken, zal uiterst moeilijk zijn in n te zetten en zulks zal ook nog des te moeilijker zijn omdat de economische voordeelen niet anders te bereiken zijn dan door n opper commando over de geza menlijke Centrale's. M. i. moeten wij dus zeker gebruik maken van de bestaande Centrale's. Conclusie: De keten: Stroomleverende groote Gemeenten Gewest kleinere Gemeenten, moet op den duur vervangen worden door de keten: Staat Gewest Gemeenten, mede ook in verband met het Staatsmijn-bedrijf. Ondertusschen is het duidelijk dat zoo lang die verbindende ultra H.S. leidingen nog niet geheel of slechts maar gedeeltelijk bestaan, het als tusschen-phase te verdedigen ware dat althans de Centrale's van n Gewest onder gewestelijke leiding werd gebracht. Het Gewest zou op deze wijze als het ware de voorlooper vormen om den Staat te juister tijd de gelegen heid te openen het geheel te omvatten. De onderhandelingen en besprekingen die dan de Staat zal hebben te voeren met hare Gewesten, zullen ook gemakkelijker en vlot ter van stapel loopen, dan event. onderhan delingen van den Staat met X Gemeenten en eenige Gewesten. Vierkant gezegd meen ik dus, dat de Gemeentelijke autonomie op dit punt van de opwekking van eleclrische energie, in het belang van het-algemeen, aan banden diende gelegd te worden. F. A. SMIT KLEINE, Ingenieur Electricien in haren grooten stoel en verborg het ge laat een wijle in hare bleeke, kille handen. Zij weende niet, zij kon niet weenen. Zoo bleef zij zitten, langen tijd, in het donker. Tot het dienstmeisje klopte en voorzichtig de kamer binnentrad, en vroeg of ze licht maken zou. Buiten gloeiden voor de ven sters der huizen de lampen en een vaag rossig licht scheen door de ramen naar binnen in de donkere kamer. Gertrude" zeide zij met harde, toonlooze stem Gertrude, ga naar mijne zuster naar mevrouw Pousset, en zeg zeg dat Jules jongeheer Jules... dood is voor 't vaderland l" Langzaam, rukkerig, zeide zij de woorden met koude, bedwongen stem. Het meisje begon te schreien en ging snik kend weg om het droevige nieuws te gaan melden, terwijl ze fluisterde: arme, arme madam!" Nog een wijle staarde de oude vrouw in het donker; toen stond zij moei zaam op van haren stoel en stak de lamp aan. Stram-bewegend, als onbewust van wat ze deed ging zij naar het bruinglanzende hoekkastje bij het venster en trok eene van de laden langzaam open. Zorgzaam voor zichtig nam zij daaruit een zwaar zilvergemonteerd album. Ze bleef staan vóór de geopende lade en bladerde in het oude bruine boek. Jules", zeide ze stil, Jules, mijn Jules!" En ze zag peinzend naar de beelden in het boek, waarvan vele al ver bleekt waren en onduidelijk. Daar stond Jules als kind, een kleine jongen met lang krullend haar en lachend gezichtje, Jules als scholier met de leeren boekentasch in de hand, Jules als gymnasiast, een onbezorgd, vroolijk jongeling, Jules als kadet in zijne eerste uniform, nog jong, slank, vol levens lust en levensnoop. En eindelijk Jules als luitenant, kranig, knap, in zijn schitterende uniform van officier der cavallerie, de blin kende sabel in de rechterhand. Mijn jongen", lispelde de oude moeder, mijn lieve, lieve jongen!" En in hare grijze oogen kwam een zachte, goedige uitdrukking, van innige, innige liefde. Zoo bladerde ze lang in het nieuwe Te a Room van het Oranje-Hotel te Zandvoort is geheel ingericht d( Kon. Fabriek van Rieten Meubelen De Amstel" SOPH APUEIN iiilliiinniii-iiiit Gaarne maak ik gebruik van de gelegen heid, dia de redactie mij biedt, om aan hetgeen de heer Smit Kleine schrijft een paar woorden toe te voegen en daardoor een misverstand uit den weg te ruimen. Het misverstand is wel daaruit voortge vloeid, dat mijn artikel niet de bedoeling had een overzicht te geven van de wijze, waarop de centraal-stations en de netten, die ons land op den duur van stroom zullen voorzien, beheerd behooren te worden, en ik daarover dus ook niet heb uitgeweid. Het artikel werd geschreven naar aanleiding van een studie over het voordeel, dat de centralisatie van het opwekken van electri citeit meebrengt en waarover ik eenigen tijd geleden aan de Vereenigingvan Direc teuren van Electriciteitsbedrijven in Neder land" een uitvoerige mededeeling heb gedaan. Het heeft in hoofdzaak de strekking om te betoogen, dat voor de electrificatie van ons land van de bestaande inrichtingen gebruik gemaakt behooJt te worden. Om met beide voeten in de praktijk te staan ben ik daarbij van den bestaanden toestand uitgegaan en, wellicht misleid door den titel Electriciteitsvoorziening", die tegenwoordig eer een rubriek dan een speciaal onderwerp aan duidt, heeft de heer Smit Kleine mijn be doeling wel niet geheel begrepen. Het is mij een groot genoegen te kunnen constateeren, dat een zoo uitnemend vakman als de heer Smit Kleine het in hoofdzaak geheel met mij eens is. Met hem ben ik er van overtuigd dat het verregaande verspil ling zou zijn om niet van de bestaande centralen gebruik te maken; met hem ben ik van meening dat, wanneer meerdere centralen op n net werken, die centralen en de verbindende leidingen van zeer hooge spanning onder n opper-commando moeten staan en zeker niet onder een dat van een combinatie van eenige gemeenten. Dat de Staat invloed op dat commando zal moeten hebben, is eveneens duidelijk, doch de vra gen, die zich in de eerste plaats voordoen, zijn andere, en wel deze: Wat dient gemaakt te worden, hoe moet het gemaakt worden, en hoe dient het te maken samenstel be dreven te worden. Er wordt tegenwoordig door velen hard gewerkt om klaarheid te brengen in datgene, wat bekend moet zijn om die vragen te kunnen beantwoorden en de studie, waarvan ik hierboven sprak, was daartoe een be scheiden bijdrage. Wie zich voor het onderwerp, dat door den heer Smit Kleine wordt aangeroerd, interesseert, zij de lectuur aanbevolen van een artikel van dr. W. Lulofs in de Gids van Mei j.l.: De Electrificatie van Neder land". J. G. BKLLAAR SPRUYT bruine, zilver-gemonteerde boek: Jules te paard, Jules in civiel, Jules te midden van zijne kameraden. Traagzaam gleed haar oog over de rijen portretten en langzaam, heel langzaam keerde hare hand de groote bladen om. Eene glinsterende traan viel tikkend op een der beelden en biggelde stil omlaag langs het glanzende papier, want het waren bladen uit haar levensboek, welke zij hier met trage hand keerde het eene blad na het ander. En veel leed en zorg, maar ook veel zonnige vreugde en waarachtig geluk las zij op het zware, stijve karton. Zoo stond de oude vrouw voor het bruine mahonie houten kastje en doorleefde weer de geheele jeugd van haren Jules. Weer wist ze zijne kleine jongenssmarten, welke zjj alleen kon lenigen. Weer dacht zij aan zijne eerste liefde, waarin zij alleen deelgenoot was, want aan haar vertrouwde hij al zijne ge heimen. Ja 't was haar Jules, want zij alleen had hem verzorgd en vertroeteld na den dood van haren man. 't Was haar jongen. Met 'n zeker genot verdiepte zij zich in al de geneugten, welke zij samen genoten hadden, herdacht tot in de kleinste bijzonderheden het opgroeien van haar kind. Buiten klon ken plotseling vlugge stappen. Langzaam sloot de oude vrouw het boek en legde het in de lade. Haar gezicht kreeg eensklaps weer eene koude en strenge uitdrukking, zoo verandert ook het winterlandschap, wan neer de zon schuil gaat achter wolken. Jules", fluisterde ze. alleen mijn jongen!" En zacht schoof ze de groote lade dicht. Daar klonken harde stappen in de gang en hare zuster met rood-behuilde oogen viel haar om den hals. Mijn God, Marie," snikte ze, dood, dood. dood!" Hij viel voor zijn land," zeide de oude vrouw en maakte zich zachtjes los uit de omhelzing. Hij deed zijn plicht. Ik ben trotsch op hem l" Hare stem was koud en zij sprak de woorden afgemeten op harden toon.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl