De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 9 juni pagina 1

9 juni 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 2085 Zaterdag 9 Juni A' 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROB10 DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON Prijs per No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel INHOUD: Bladz. l: Grondwetsrevisie en Volksstemming, door v. H. Buitenl. Overzicht, door G. W. Kernkamp. Bij het portret van Chr. Nuys, door F. Wierdels. 2: De verdediging van Ned. Indië, II, door Kr. Practische Zin, door F. v. Eeden. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. 3: Dure Tijden, door H. de Hoog. Feuilleton: De Spion, door J. Fabius. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. 7: Boekbesprekingen, .door Henri Borel en H. Salomonson. Prof. mr. A. A. H. Struycken, portret door dr. Jan Veth. Russische Kunst, door Henri Habert. 9: De Restauratie van den St. Maartenstoren, door Th. Wink. Tentoonstellingen, door Plasschaert. De Nieuwe O. W-er, teekening van George van Raemdonck. Nieuwe Fransche boeken, door Joh. Tielrooy. 10: Onze Artillerie-Inrichtingen, door Artillerist. Een Vleugje Haagsche Wind, door Ari. Leekenspiegel. De Fransche Regeering en de Vredesconferentie te Stockholm, teekening van Jordaan. 11: Bernard Canter, Recitator..., door Simon B. Stokvis. Bouwend Knaapje, door L. C. Steen huizen. 12: Uit het Kladschrift van Jantje. Onze Goede Buitenlui. Amsterdamsche Koffiehuizen, door Melis Stoke,!metteekeningenvanIs.vanMens. 13: Gewetensgelden, teekening van Joh. Braakensiek. De Minahassa, door Ratu Langie. 14: Schaakrubriek, red. dr. A. G. Olland. Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Bijvoegsel: De Grondwetsverkiezingen 1917, teekening van Joh. Braakensiek. GRONDWETSREVISIE EN VOLKSSTEMMING De Grondwet aan eene herziening onderworpen, die, niemand ten volle bevredigend, eerder de vrucht van een compromis dan van eene gebleken volks overtuiging kon worden genoemd. Van openlijke belangstelling dan ook bij de afkondiging der nieuwe Grondwet geen sprake, en onverholen werd de twijfel uitgesproken?" De tijd, dat dit geschreven werd, was... 1887. Over de jongste grondwets herziening, die achter ons ligt. Het is Van Weideren Rengers, die de stemming aldus teekende. Wanneer men ook heden ten dage weer herhaaldelijk zulke uitingen verneemt, is men geneigd de vraag te stellen: volk van Nederland, hapert er eigenlijk iets aan uwen politieken levensgeest?" Want ook nog verder terug en in nog gewichtiger tijdsgewricht, was van het zelfde laken dit pak. Schreef niet in 1814, toen de eerste Grondwet van ons nieuwe Koningrijk gemaakt werd, de Pruisische afgezant Niebuhr van uit Amsterdam: \Es herrschtdie volkommenste Gleichgültigkeit ber die Verfassung. Man ist nicht im geringsten neugierig, wie der Entwurf laute. Die ffentliche Stimme nötigt zu nichts." Dus zelfs bij den dageraad van ons staatsbestaan! * * Ook nu weer zijn de algemeene ver kiezingen over de verandering der Grond wet begonnen. Doch van algemeenen strijd der meeningen geen sprake. Zorgden niet enkele kleinere partijen en het anti-herzieningscomitévoor leven in de brouwerij, de geheele zaak zou in een vloek en een zucht afloopen. Hoe gering misschien het resultaat moge zijn, het zal altijd de verdienste blijven van deze anti-herzieningsactie, aan de nieuwe bepalingen eenige meerdere sanctie gegeven te hebben dan die van gemoedelijke berusting. De sanctie van de tegenspraak. En deze kan slechts gezond werken. Wel verre van zulke bewegingen als nutteloos of belachelijk voor te stellen, mag men ze wel blijven waardeeren als een teeken van levendiger politieke tem peratuur, dan in het geheele streven om door aan alle zijden bindende compro missen en door onderlinge uitsluiting van den verkiezingsstrijd, de herziening er met een labberkoeltje door te laveeren. Noch de compromissen van kiesrecht tegen onderwijs, en kiesrecht tegen stemplicht, enz., noch de afspraken der partijen om te laten zitten wat zit, hebben wij ooit voor ons staatkundig leven bij zonder gelukkig kunnen achten. Dit heeft opwekking, aanmoediging noodig, allerminst sussing. Maar wanneer toch, nu het referen dum" daar is, slechts het praktische advies zijn kon: laat de tot stand gebrachte regelingen worden aanvaard, dan is dit, omdat ondanks alles op die wijze nog het meeste zaad voor verdere ontwik keling kan worden gewonnen. Natuurlijk zonder ook verder de oogen of monden voor de gebreken en gevaren te sluiten. Met het bepaalde voornemen, om wat eenmaal uit den grond komt, zoo goed en zoo krachtig mogelijk te doen groeien, en wanneer het noodig blijkt, ook te durven snoeien. Er is ook onkruid bij. Maar om dit er uit te houden, hadden de handen veel eerder aan het werk moeten worden geslagen l Alle ding heeft zijn tijd. Voor eene waarlijk vruchtbare actie hadden de stemmen, die reeds vroeg op bepaalde bezwaren gewezen hebben, algemeeneren bijval moeten vinden, toen er nog te verbeteren viel. Sinds het eerste votum van de Tweede Kamer gevallen was, en daarmede elke verdere gelegenheid om te amendeeren uitgesloten, sinds ook de partijbesturen hun afspraak hadden beklonken, is het echter geworden: dit of niets. En nu is het licht gedaan, een zoo nihilistisch aangelegd volk als het onze te bewegen om iets te verwerpen. Maar bestaat er de geringste waar schijnlijkheid, dat ditzelfde volk binnen afzienbaren tijd dan ook weer de hand mee aan de ploeg zou slaan, om iets beters te helpen maken? Voor dit reeds zoo nihilistisch aan gelegde yolksgestel kan het toch niet pro fijtelijk zijn, nu alleen nog maar weer eens te komen tot een trap maar in," toon beeld van nutteloos arbeids- en tijdsverbruik, model van niets tot stand brengen l 'De grondwetsherziening heeft in de jongste wetgevende periode alevel reeds te veel tijd gekost en anderen noodigen arbeid vertraagd, gedachten afgetrokken van de moeilijkheden des daags. ,. Het zou nu verkeerd werken, ons wetgevend vermogen zoo geheel tot het werk van Sisyphus te verdunnen. * * Neen, wanneer er uit deze grondwets herziening nadeelen kunnen voortkomen, dan is 't nu beter, dat zij ondervonden worden. De voordeelen mag men immers ook niet voorbijzien. Dat wij het algemeen kiesrecht krijgen, en dat wij 't in dezen veelbewogen tijd, als 't ware bij voorgevoel, zonder com moties krijgen, daarin is een geluk te zien. De verkiesbaarheid der vrouw telt eveneens mee. Ook valt op verschillende andere be palingen, met name het kiesrecht voor vrouwen, verder voort te bouwen. En wanneer dan overigens de gekozen vorm van evenredige vertegenwoordiging het gevaar van kleine partijmachten in de hand mocht werken. Wanneer voor den schoolstrijd nieuwe, on-vrijzinnige brandstof wordt opgestapeld. Wanneer de parlementaire regeeringsvorm aan democratische werkelijkheid, aan aanra king met den volksgeest, dreigt te ver liezen. Welnu, dan kan dit alles niet anders dan eerst eens tot schade en schande ervaren worden! Onherroepelijk verloren is niet veel. Het evenredig kiesrecht kan in de praktijk gewogen, en naar bevind ver beterd worden. Wat ongeregeld is ge laten, kan op 't vuur gehouden. De schoolwetgeving van liberale zijde aldus opgezet, dat de openbare school toch zoover aan de behoeften der natie gaat beantwoorden, dat aan de clericale schoolpolitiek vanzelf de wind uit de zeilen vliegt. Aan werkelijk democratische voort bouwing vooral sla men met frissche kracht de hand. Dit, naast den grooten economischen en productieven arbeid die wacht, is het werk voor de naaste toekomst. Zonder krachtige en waarachtige volksmedewerking is er toch geen perspectief. En wanneer later gebreken aan den dag treden, dan kan er uit den loop dezer grondwetsherziening, n voor de leiders, maar vooral voor het volk zelf, eens de duidelijke les te leeren zijn: dat de algemeene belangstelling zich tijdig en innig in de groote staatkundige vraagstukken mengen moet, op straffe van latere teleurstelling! * * * Klinkt er nu ontevredenheid tegen de staatslieden, dat die de zaak zoo op touw hebben gezet; tegen de oppositie, dat die zich niet krachtig genoeg heeft geweerd; en tegen partijbestuurders, dat zij de zaak maar hebben bedisseld, enz.,?? dan kan de publieke opinie toch wel het eerst ontevreden zijn op zichzelve, dat zij te weioig tijdig weerklank heeft gegeven, en te weinig heeft medegeleefd. Het eigenlijke werken tot verhooging van de werkelijke volksdeelneming aan de publieke zaak, wacht echter niet bij deze grondwetsherziening, maar er na. Of zij er bevorderlijk voor zal zijn, is nog de vraag. Het algemeene kiesrecht moet nog bewijzen, in hoeverre het in levenwekkenden zin democratisch werken zal. Maar in elk geval bewijst deze grondwets-herziening, dat er voor waarachtig verantwoordelijke volksdeelneming in de publieke zaak, ten onzent nog veel moet worden gedaan. Daartoe zullen nieuwe hervormingen op 't getouw moeten worden gezet. Om te doen gelukken, wat zelfs de levensarbeid van eenen Thorbecke gezegd wordt nog niet te hebben bereikt: het Nederlandsche volk, met .een zwak poli tiek gestel en karakter, zedelijk, consti tutioneel te versterken> ja^)noverwinnelijk te maken." De bocht moet nu verder genomen worden. Stop zetten beteekent in het zand loopen. De kracht is noodig voor den verderen weg. v. H. Een herinnering aan Lord Kitchener HENRY D. DAVRAY, Lord Kitchener. Londen, Fisher Unwin, 1917. Het is vandaag juist een jaar geleden, dat de tijding van Kitchener's dood be kend werd. Met diep leedwezen moet ik mededeelen, dat Zijner Mts. Hampshire, met Lord Kit chener en zijn staf aan boord, gisteren avond omstreeks 8 uur ten Westen van de Orkaden tot zinken werd gebracht, hetzij door een mijn, hetzij door een torpedoschot". Er aan te twijfelen viel er niet; de tijding kwam van den opperbevelhebber der groote vloot; zij werd bekend gemaakt door den Secretaris van de Admiraliteit. Maar zoo onverwacht kwam het nieuws, dat men het te Londen niet terstond wilde geiooven. 's Avonds liep er dan ook een gerucht, dat Lord Kitchener niet bij de ramp was om gekomen; hij was een van de weinige geredden. Vermoedelijk was de torsprong van dit gerucht te vinden in een korte rede van den Lord-Mayor, waarin deze gezegd had: Lord Kitchener is niet dood ; hij lesft voort in zijn werk." Alleen de eerste helft van die woorden ging van mond tot mond; men geloofde zoo gaarne wat men hoopte; men wilde niet luisteren naar wat de verstandigen zeiden: dat de Admiraliteit zulk een tijding niet zou hebben bekend gemaakt, wanneer zij er niet volkomen zeker van geweest was. Toen uur op uur verliep, zonder dat het gerucht van de redding officieel bevestigd werd, moest men de hoop laten varen. Zoodra er niet langer aan getwijfeld kon worden, dat Lord Kitchener was omge komen, stond het bij de menigte ook vast, wie de schuldigen waren: de Duitschers hadden het gedaan; de Hampshire was op gewacht door een Duitsche duikboot; spion nen hadden bijtijds het bericht van zijne reis overgebriefd. De Admiraliteit heeft later bekend gemaakt, dat een mijn de oorzaak van de ramp is geweest. Men heeft het nooit recht willen geiooven. Van officieele Duitsche zijde hield men zich stil; er was ook geen reden om van die zijde een mededeeling over den ondergang van de Hampshire te doen, wan neer het schip op een mijn was geloopen. Maar elk dacht er het zijne bij. De meest fantastische vermoedens werden geuit. Den 5en Juni zou de ramp van de Hampshire plaats hebben gehad; vijf dagen vroeger was de zeeslag bij het Skagerrak geleverd: tusschen die laatste gebeurtenis en den dood van Lord Kitchener werd er verband ge bracht. De Engelsche vloot, zoo zei men, was in zoo sterken getale uitgeloopen om Kitchener's veiligen overtocht te verzekeren; al spoedig voegde men er aan toe, dat Kitchener niet op den 5en Juni, maar reeds eenige dagen vroeger was omgekomen, kort na, misschien wel in den slag bij het Skagerrak. Wat er sedert over het verloop van dien slag is bekend geworden, heeft eiken grond ontnomen aan de stelling, dat de Engelsche vloot voor de volle zee hare veilige ligplaats had verlaten, alleen om Kitchener te convooieeren. Maar aan de geruchten omtrent Kitchener's uiteinde is daardoor het zwijgen niet opgelegd. Indien men moest aannemen, dat de Hampshire hetzij door een mijn, hetzij door een torpedoschot in de buurt van de Orkaden was vergaan, dan bleef er immers nog veel onverklaarbaars over. In de eerste plaats is nooit bekend geworden, voor welk doel Kitchener op reis was gegaan naar Rusland; het moest dan toch wel een heel belangrijke aangelegenheid zijn, waarvoor hij uit Engeland wegging juist in den tijd, toen het offensief aan de Somme, dat op l Juli begon, nog in het stadium van voor bereiding verkeerde. Met het offensief van. de Russen kon men zijne reis ook niet in verband brengen; dat was immers al be gonnen in de eerste dagen van Juni, dus nog voo r dat Kitchener voet aan boord van de Hampshire had gezet. Zoo Iaat het zich begrijpen, dat er een romantisch waas is blijven hangen over Kitchener's dood. De omstandigheden werkten daartoe mede maar ook zijne persoonlijkheid gaf er aanleiding toe. Kitchener had bij het Engelsche volk een reputatie gekregen, als vóór hem misschien alleen Wellington heeft gehad. Op zijn staat van dienst stonden: de verovering en de pacificatie van de Soedan; het ten einde brengen van den oorlog tegen de Boeren; de reorganisatie van de militaire adminis tratie van Britsch-Indië; de militaire en civiele reorganisatie van Bgypte; tenslotte, in dezen oorlog: de schepping van Kit chener's leger". De veldtocht In de Soedan heeft den grond gelegd tot zijne reputatie. Door het vernie tigen van de macht der Mahdisten heeft hij een van de bloedigste nederlagen der En gelsche wapenen gewroken en tegelijk de Engelsche heerschappij in Egypte vastgeplant. De herinnering aan de nobele figuur van Gordpn, die te Khartoum het slachtoffer der Mahdisten was geworden, prikkelde den Engelschen trots tot wraak; zonder de ver overing van het dal van den Boven-Nijl zou bovendien de weg van de Kaap naar Kaïro nooit kunnen worden doorgetrokken. Op den morgen na de overwinning bij Omdurman kon Lord Roseberry het tweevoudige resultaat daarvan aldus samenvatten: Ue Sirdar heeft een nieuwe bladzijde van de Engelsche geschiedenis geschreven en een oude uitgewischt". Toen Kitchener ter be looning van zijne diensten tot pair werd verheven, koos hij voor zijn titel dan ook den naam, die niet alleen een overwinning, maar tevens een gewroken nederlaag aan duidde: Lord Kitchener of Karthourn. Populaii was Kitchener, maar niet in dezen zin, dat hij door jovialiteit in den omgang de menschen voor zich won. Hij was eerder schuw. Het grootste deel van zijn leven bracht hij door buiten het verkeer met menschen van de wereld": eigenlijk ver foeide hij die; het type van den eleganten officier was hem gehaat; hij vond ook, dat een officier niet getrouwd moest zijn en dulde ternauwernood de aanwezigheid van officiersvrouwen in garnizoensplaatsen; zelf bleef hij een verstokt celibatair. Ook in zijn blik was iets schuws, iets sphinx-achtigs: hij zag iemand nooit vol aan. Optreden in het publiek was hem pijnlijk. Toen hij, op de groote meeting in de Quildhall, in [uli 1915 belegd om het dienstnemen van vrijwilligers aan te moedigen, met een eentonige, vervelende stem zijne rede voor las, zonder zich eenige moeite te geven om de op effect berekende zinnen daarvan tot hun recht te doen komen, en desniettemin bij het einde zijner rede hem een ovatie werd gebracht, die minutenlang aanhield, kon men hem aanzien dat dit hem irriteerde en dat hij er bijna onder leed. Wie populariteit zoeken, weten dat zij niet kwistig moeten zijn met zich in het publiek te vertoonen; toen Napoleon, na zijn eersten grooten veldtocht in Italië, te Parijs terugkwam, hield hij zich opzettelijk achteraf: on ne m'aura pas vu trois fois au spectacle que l'on ne me regardera plus; aussi n'irai je querarement". Wat Napoleon uit berekening deed, deed Kitchener uit schuwheid; men zag'hem zelden of nooit; met slechts enkelen ging hij om; die on toegankelijkheid zette de volksverbeelding aan het werk: reeds bij zijn leven maakte zij een romantische figuur van hem; het waas van romantiek, dat zij om hem weefde, hangt ook over zijn dood. Lord Salisbury zei van Kitchener, na de verovering van de Soedan: hij heeft er juist zooveel tijd voor besteed, als noodig was; hij maakte precies die toebereidselen, die het werk vereischte; de overwinning kwam met absolute nauwkeurigheid, als de slotsom van een wetenschappelijke be rekening." Als men die woorden leest, denkt men aan de voorspelling, die Kitchener deed, toen hij als minister van oorlog optrad: drie jaren zal de oorlog duren. Toen hij een zoo langen duur van den oorlog profeteerde, waren er weinigen, die daar geloof aan sloegen; zijne uitlating is zelfs een misplaatste grap genoemd. Ver moedelijk heeft ook hij drie jaar als een maximum beschouwd; maar in elk geval voorzag hij, dat Engeland zich had voor te bereiden op een geweldige krachtsinspan ning ; aan anderen liet hij het over, te spre ken over de oorzaken van de wereldramp en over al de abstracties, waarachter een verschrikkelijke werkelijkheid schuil gaat; zelf ging hij aan den arbeid om het millioenenleger te scheppen, waarmede Engeland aan den oorlog zou deelnemen een taak, van dezelfde soort als die, welke hij in Indiëen Egypte had volbracht, maar onein dig veel grooter. De door Kitchener gestelde termijn is nog niet gehee! verstreken, maar reeds nu kun nen wij zeggen, dat zijne voorspelling is uitgekomen. Drie jaren zal de oorlog zeker duren. Overschat heeft hij dus niet. Men begint alleen te twijfelen, of hij niet on derschat heeft. 6 Juni 1917 G. W. KERNRAMP Bij het portret van Chr. Nuys Redacteur van het Algemeen Handelsblad" door F. J. A. M. WIERDELS, Directeur van De Tijd" In Nederland vertoonen de dagbladschrij vers bij hun optreden als zoodanig weinig persoonlij ks. Wie aan de dagbladen ver bonden zijn, teekenen niet hun artikelen met hun naam, zooals in het Buitenland vaak geschiedt, bij de beste dagbladen in Frankrijk gebruikelijk is. Anderen, medewerkers, in de schrijverij veelal minder bedreven behalen ermede meer persoonlijke glorie dan zij, met heel wat minder werk in hoeveelheid en minder ook in hoedanigheid. Het is een nogal eens voorkomend verschijnsel, dat wie er' komen willen, net zoo lang in de voornamere dag bladen geteekende geschriften laten plaatsen, totdat zij er" zijn. Er" beteekent de Tweede Kamer of ook wel de Gemeenteraad. Zoodra es ist erreicht," houden die teekenen van lust om de medewenschen voor te lichten gewoonlijk op. Dan hebben zij, die hun doel mochten bereiken, geen tijd meer. Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag het motto: .Confettt'. Wij kunnen ons niet afzonderen in eenig splendid isolement". (Prov. Dr. en Asser Crt.) De gecursiveerde uitdrukking is blijkbaar ontstaan op het punt waar de Fransche loopgraven zich bij die der Engelschen aan sluiten. De bepalingen in onze nieuwste belasting wetten over een Generaal Pardon" geven een correspondent in de provincie aanleiding de vraag te . stellen of, als er niemand anders te vinden is, deze Generaal niet minister van oorlog zou kunnen worden. * Het booze oog Uit een overlijdens-advertentie in de Hoogveensche Courant": Met snoode oogen zien wij hem heengaan." MIIIIMIIIIItMtllMIIIIIIMIIIIMinimillMMIIMIIIIMIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIM De echte journalisten pennen maar voort, hebben altijd-door niet zich zelf, alleen de krant te zijn. Bij den titel van enkele dagbladen vinden wij de namen vermeld van de directeuren, die aan het publiek toch enkel maar iets over abonnementen en advertentiën hebben te vertellen en die de verantwoordelijkheid voor den overigen inhoud van hun blad aan een ander hebben overgedragen, zij het dan niet in eerste instantie tegenover de wet. Den naam van den hoofdredacteur zien wij prijken op slechts n dagblad van bet ee kenis, en dan nog naast dien van den directeur als de namen der bewoners van het beneden en van het bovenhuis. Onlangs is bij het jubileum van den dag bladschrijver De Meester als een belang wekkende bijzonderheid opgemerkt, dat die kunst-beoordeelaar, zoo waar, weieens" zich als ik" bij zijn lezers presenteert. De andere journalisten dienen zich aan in het pluralis modestlae. Een bedeesde, schuchtere poging om althans iets van het individu te laten kijken, treft men gemeenlijk aan bij tooneel-, muzieken schilderijenbeoordeelingen. Daar wordt gewerkt met een of een paar hoofdletters. Eén dagblad is er echter, dat wat verder durft gaan dan zijn confraters. Het laat ook op ander gebied personen semi-persoonlijk voor den dag komen. Die personen zijn dan toch nog gemaskerd. Zeventig percent van de lezers van het Handelsblad" wisten, ook voordat het in De Groene" was meegedeeld, wie daar schrijft van dag tot dag." Vijftig percent van hen kenden bij naam den man, die, trappelende met zijn hoefijzer, tijdens de zittingsperioden van de Kamers, in Kameroverzichten" meer den volke kond doet, hoe hij zou hebben gesproken, indien hij Kamerlid of Minister was, dan wat Kamer leden en Ministers ten tooneele hebben ge bracht, en die in alle bescheidenheid een paar maal per week mag constateeren, dat in de politiek wederom iets juist zóó is geschied als hij het voorspeld had, en dat de politieke leiders weder eens precies hebben gedaan als hij had verlangd of ook maar geraden. Een niet te schatten percentage zal u zeggen, wie de Chr. N." is, die van week tot week beschouwingen in datzelfde blad levert over de buitenlandsche politiek van het oogenblik en over de politieke historie van de laatste eeuw. Dit doet Nuys Zondagsochtends. Van Maandag tot Zaterdag vervult hij de taak, al wat in het Buitenland op politek gebied gebeurt en eenige beteekenis heeft voor Nederlandsche belangstellenden, eerst vlijtig uit telegrammen en couranten in zich op te nemen, dan te distingueeren, te analy seeren, te condenseeren en smakelijk te prepareeren voor de breede rij van de, over het algemeen, wel ontwikkelde lezers van het Handelsblad". Reeds dertig jaar werkt hij gestadig zoo voort, en hij is al lang geleden een der beste beoefenaars geworden van dat genre in de zoo genre-rijke journalistiek. Allerlei oorlogen met hun oorzaken, aan leiding, loop en gevolgen, maakt hij mee, leeft hij mee in de finesses met de volle aandacht van compleete interesse, ook oor logskansen als van Algésiras. Affaires" als van Wilson-Grévy, van een Saksische kroonprinses en een Belgische Louise, van Dreyfus' vrienden en vijanden, van de achtenswaardige familie Caillaux, heeft hij uit te pluizen. Vorstenmoorden en -abdicaties moet hij verhalen en verklaren. Dan neemt men 't hem kwalijk, als hij een tikje partijdig is, en zóó lijken, ondanks zorg om eraan te ontkomen, toch soms de Nuys'en, ook van andere dagbladen, aan alle partijen tegelijk. Zij zijn, exceptis excipiendis, den geestdriftigen der Gealliëeeren en dien der Centralen juist geen van beiden partijdig genoeg, en hierom heeten zij dan te partijdig. Nuys schrijft de algemeene geschiedenis bij beetjes; gedurende zijn leven in zooveel fragmenten, dat deze, bijeengebracht, reeksen folianten zouden vullen, en bij al de ver scheidenheid van zijn oeuvres vermeit hij zich,1 althans in de gedachten, het liefst in den oorlog, geniet hij heden ten dage zijn vakverlustiging in de loopgraven, omdat hij oud-krijgsman is, oud-officier, ik meen van het kanon. Dien dagelijkschen arbeid doet Nuys best, met kennis van de verhoudingen en met den waren zin voor de bijzonderheden, in duidelijke taal en met opgewektheid. Eens per week echter bestijgt hij een bij

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl