Historisch Archief 1877-1940
N°. 2085
Zaterdag 9 Juni
A' 1917
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROB10 DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
Prijs per No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel
INHOUD: Bladz. l: Grondwetsrevisie
en Volksstemming, door v. H. Buitenl.
Overzicht, door G. W. Kernkamp. Bij
het portret van Chr. Nuys, door F.
Wierdels. 2: De verdediging van Ned.
Indië, II, door Kr. Practische Zin, door
F. v. Eeden. Krekelzang, door J. H.
Speenhoff. 3: Dure Tijden, door H.
de Hoog. Feuilleton: De Spion, door
J. Fabius. 5: Voor Vrouwen, door Elis.
M. Rogge. Uit de Natuur, door Jac. P.
Thijsse. 7: Boekbesprekingen, .door
Henri Borel en H. Salomonson. Prof.
mr. A. A. H. Struycken, portret door
dr. Jan Veth. Russische Kunst, door
Henri Habert. 9: De Restauratie van
den St. Maartenstoren, door Th. Wink.
Tentoonstellingen, door Plasschaert.
De Nieuwe O. W-er, teekening van
George van Raemdonck. Nieuwe
Fransche boeken, door Joh. Tielrooy.
10: Onze Artillerie-Inrichtingen, door
Artillerist. Een Vleugje Haagsche
Wind, door Ari. Leekenspiegel.
De Fransche Regeering en de
Vredesconferentie te Stockholm, teekening van
Jordaan. 11: Bernard Canter,
Recitator..., door Simon B. Stokvis.
Bouwend Knaapje, door L. C. Steen
huizen. 12: Uit het Kladschrift van
Jantje. Onze Goede Buitenlui.
Amsterdamsche Koffiehuizen, door Melis
Stoke,!metteekeningenvanIs.vanMens.
13: Gewetensgelden, teekening van Joh.
Braakensiek. De Minahassa, door
Ratu Langie. 14: Schaakrubriek, red.
dr. A. G. Olland. Damrubriek, red.
K. C. de Jonge.
Bijvoegsel: De Grondwetsverkiezingen
1917, teekening van Joh. Braakensiek.
GRONDWETSREVISIE
EN
VOLKSSTEMMING
De Grondwet aan eene herziening
onderworpen, die, niemand ten volle
bevredigend, eerder de vrucht van een
compromis dan van eene gebleken volks
overtuiging kon worden genoemd.
Van openlijke belangstelling dan ook
bij de afkondiging der nieuwe Grondwet
geen sprake, en onverholen werd de twijfel
uitgesproken?"
De tijd, dat dit geschreven werd,
was... 1887. Over de jongste grondwets
herziening, die achter ons ligt. Het is
Van Weideren Rengers, die de stemming
aldus teekende.
Wanneer men ook heden ten dage weer
herhaaldelijk zulke uitingen verneemt, is
men geneigd de vraag te stellen: volk
van Nederland, hapert er eigenlijk iets
aan uwen politieken levensgeest?"
Want ook nog verder terug en in nog
gewichtiger tijdsgewricht, was van het
zelfde laken dit pak.
Schreef niet in 1814, toen de eerste
Grondwet van ons nieuwe Koningrijk
gemaakt werd, de Pruisische afgezant
Niebuhr van uit Amsterdam:
\Es herrschtdie volkommenste
Gleichgültigkeit ber die Verfassung. Man ist
nicht im geringsten neugierig, wie der
Entwurf laute. Die ffentliche Stimme
nötigt zu nichts."
Dus zelfs bij den dageraad van ons
staatsbestaan!
* *
Ook nu weer zijn de algemeene ver
kiezingen over de verandering der Grond
wet begonnen. Doch van algemeenen
strijd der meeningen geen sprake.
Zorgden niet enkele kleinere partijen
en het anti-herzieningscomitévoor leven
in de brouwerij, de geheele zaak zou in
een vloek en een zucht afloopen.
Hoe gering misschien het resultaat moge
zijn, het zal altijd de verdienste blijven
van deze anti-herzieningsactie, aan de
nieuwe bepalingen eenige meerdere
sanctie gegeven te hebben dan die van
gemoedelijke berusting.
De sanctie van de tegenspraak. En
deze kan slechts gezond werken.
Wel verre van zulke bewegingen als
nutteloos of belachelijk voor te stellen,
mag men ze wel blijven waardeeren als
een teeken van levendiger politieke tem
peratuur, dan in het geheele streven om
door aan alle zijden bindende compro
missen en door onderlinge uitsluiting van
den verkiezingsstrijd, de herziening er
met een labberkoeltje door te laveeren.
Noch de compromissen van kiesrecht
tegen onderwijs, en kiesrecht tegen
stemplicht, enz., noch de afspraken der
partijen om te laten zitten wat zit, hebben
wij ooit voor ons staatkundig leven bij
zonder gelukkig kunnen achten.
Dit heeft opwekking, aanmoediging
noodig, allerminst sussing.
Maar wanneer toch, nu het referen
dum" daar is, slechts het praktische advies
zijn kon: laat de tot stand gebrachte
regelingen worden aanvaard, dan is dit,
omdat ondanks alles op die wijze nog
het meeste zaad voor verdere ontwik
keling kan worden gewonnen.
Natuurlijk zonder ook verder de oogen
of monden voor de gebreken en gevaren
te sluiten. Met het bepaalde voornemen,
om wat eenmaal uit den grond komt, zoo
goed en zoo krachtig mogelijk te doen
groeien, en wanneer het noodig blijkt,
ook te durven snoeien.
Er is ook onkruid bij.
Maar om dit er uit te houden, hadden
de handen veel eerder aan het werk
moeten worden geslagen l
Alle ding heeft zijn tijd.
Voor eene waarlijk vruchtbare actie
hadden de stemmen, die reeds vroeg op
bepaalde bezwaren gewezen hebben,
algemeeneren bijval moeten vinden, toen
er nog te verbeteren viel.
Sinds het eerste votum van de Tweede
Kamer gevallen was, en daarmede elke
verdere gelegenheid om te amendeeren
uitgesloten, sinds ook de partijbesturen
hun afspraak hadden beklonken, is het
echter geworden: dit of niets.
En nu is het licht gedaan, een zoo
nihilistisch aangelegd volk als het onze
te bewegen om iets te verwerpen.
Maar bestaat er de geringste waar
schijnlijkheid, dat ditzelfde volk binnen
afzienbaren tijd dan ook weer de hand
mee aan de ploeg zou slaan, om iets
beters te helpen maken?
Voor dit reeds zoo nihilistisch aan
gelegde yolksgestel kan het toch niet pro
fijtelijk zijn, nu alleen nog maar weer eens
te komen tot een trap maar in," toon
beeld van nutteloos arbeids- en
tijdsverbruik, model van niets tot stand
brengen l
'De grondwetsherziening heeft in de
jongste wetgevende periode alevel reeds
te veel tijd gekost en anderen noodigen
arbeid vertraagd, gedachten afgetrokken
van de moeilijkheden des daags. ,.
Het zou nu verkeerd werken, ons
wetgevend vermogen zoo geheel tot het
werk van Sisyphus te verdunnen.
* *
Neen, wanneer er uit deze grondwets
herziening nadeelen kunnen voortkomen,
dan is 't nu beter, dat zij ondervonden
worden.
De voordeelen mag men immers ook
niet voorbijzien.
Dat wij het algemeen kiesrecht krijgen,
en dat wij 't in dezen veelbewogen tijd,
als 't ware bij voorgevoel, zonder com
moties krijgen, daarin is een geluk te
zien.
De verkiesbaarheid der vrouw telt
eveneens mee.
Ook valt op verschillende andere be
palingen, met name het kiesrecht voor
vrouwen, verder voort te bouwen.
En wanneer dan overigens de gekozen
vorm van evenredige vertegenwoordiging
het gevaar van kleine partijmachten in
de hand mocht werken. Wanneer voor
den schoolstrijd nieuwe, on-vrijzinnige
brandstof wordt opgestapeld. Wanneer
de parlementaire regeeringsvorm aan
democratische werkelijkheid, aan aanra
king met den volksgeest, dreigt te ver
liezen. Welnu, dan kan dit alles niet
anders dan eerst eens tot schade en
schande ervaren worden!
Onherroepelijk verloren is niet veel.
Het evenredig kiesrecht kan in de
praktijk gewogen, en naar bevind ver
beterd worden. Wat ongeregeld is ge
laten, kan op 't vuur gehouden. De
schoolwetgeving van liberale zijde aldus
opgezet, dat de openbare school toch
zoover aan de behoeften der natie gaat
beantwoorden, dat aan de clericale
schoolpolitiek vanzelf de wind uit de
zeilen vliegt.
Aan werkelijk democratische voort
bouwing vooral sla men met frissche
kracht de hand.
Dit, naast den grooten economischen
en productieven arbeid die wacht, is het
werk voor de naaste toekomst.
Zonder krachtige en waarachtige
volksmedewerking is er toch geen perspectief.
En wanneer later gebreken aan den
dag treden, dan kan er uit den
loop dezer grondwetsherziening, n voor
de leiders, maar vooral voor het volk
zelf, eens de duidelijke les te leeren
zijn: dat de algemeene belangstelling zich
tijdig en innig in de groote staatkundige
vraagstukken mengen moet, op straffe
van latere teleurstelling!
* * *
Klinkt er nu ontevredenheid tegen de
staatslieden, dat die de zaak zoo op touw
hebben gezet; tegen de oppositie,
dat die zich niet krachtig genoeg heeft
geweerd; en tegen partijbestuurders, dat
zij de zaak maar hebben bedisseld, enz.,??
dan kan de publieke opinie toch wel
het eerst ontevreden zijn op zichzelve,
dat zij te weioig tijdig weerklank heeft
gegeven, en te weinig heeft medegeleefd.
Het eigenlijke werken tot verhooging
van de werkelijke volksdeelneming aan
de publieke zaak, wacht echter niet bij
deze grondwetsherziening, maar er na.
Of zij er bevorderlijk voor zal zijn, is
nog de vraag.
Het algemeene kiesrecht moet nog
bewijzen, in hoeverre het in
levenwekkenden zin democratisch werken zal.
Maar in elk geval bewijst deze
grondwets-herziening, dat er voor waarachtig
verantwoordelijke volksdeelneming in de
publieke zaak, ten onzent nog veel moet
worden gedaan.
Daartoe zullen nieuwe hervormingen
op 't getouw moeten worden gezet. Om
te doen gelukken, wat zelfs de
levensarbeid van eenen Thorbecke gezegd
wordt nog niet te hebben bereikt: het
Nederlandsche volk, met .een zwak poli
tiek gestel en karakter, zedelijk, consti
tutioneel te versterken> ja^)noverwinnelijk
te maken."
De bocht moet nu verder genomen
worden. Stop zetten beteekent in het
zand loopen. De kracht is noodig voor
den verderen weg.
v. H.
Een herinnering aan Lord Kitchener
HENRY D. DAVRAY, Lord Kitchener.
Londen, Fisher Unwin, 1917.
Het is vandaag juist een jaar geleden,
dat de tijding van Kitchener's dood be
kend werd.
Met diep leedwezen moet ik mededeelen,
dat Zijner Mts. Hampshire, met Lord Kit
chener en zijn staf aan boord, gisteren
avond omstreeks 8 uur ten Westen van de
Orkaden tot zinken werd gebracht, hetzij
door een mijn, hetzij door een torpedoschot".
Er aan te twijfelen viel er niet; de tijding
kwam van den opperbevelhebber der groote
vloot; zij werd bekend gemaakt door den
Secretaris van de Admiraliteit. Maar zoo
onverwacht kwam het nieuws, dat men het
te Londen niet terstond wilde geiooven.
's Avonds liep er dan ook een gerucht, dat
Lord Kitchener niet bij de ramp was om
gekomen; hij was een van de weinige
geredden.
Vermoedelijk was de torsprong van dit
gerucht te vinden in een korte rede van
den Lord-Mayor, waarin deze gezegd had:
Lord Kitchener is niet dood ; hij lesft voort
in zijn werk." Alleen de eerste helft van die
woorden ging van mond tot mond; men
geloofde zoo gaarne wat men hoopte; men
wilde niet luisteren naar wat de
verstandigen zeiden: dat de Admiraliteit zulk een
tijding niet zou hebben bekend gemaakt,
wanneer zij er niet volkomen zeker van
geweest was.
Toen uur op uur verliep, zonder dat het
gerucht van de redding officieel bevestigd
werd, moest men de hoop laten varen.
Zoodra er niet langer aan getwijfeld kon
worden, dat Lord Kitchener was omge
komen, stond het bij de menigte ook vast,
wie de schuldigen waren: de Duitschers
hadden het gedaan; de Hampshire was op
gewacht door een Duitsche duikboot; spion
nen hadden bijtijds het bericht van zijne
reis overgebriefd.
De Admiraliteit heeft later bekend gemaakt,
dat een mijn de oorzaak van de ramp is
geweest. Men heeft het nooit recht willen
geiooven. Van officieele Duitsche zijde hield
men zich stil; er was ook geen reden om
van die zijde een mededeeling over den
ondergang van de Hampshire te doen, wan
neer het schip op een mijn was geloopen.
Maar elk dacht er het zijne bij. De meest
fantastische vermoedens werden geuit. Den
5en Juni zou de ramp van de Hampshire
plaats hebben gehad; vijf dagen vroeger
was de zeeslag bij het Skagerrak geleverd:
tusschen die laatste gebeurtenis en den dood
van Lord Kitchener werd er verband ge
bracht. De Engelsche vloot, zoo zei men,
was in zoo sterken getale uitgeloopen om
Kitchener's veiligen overtocht te verzekeren;
al spoedig voegde men er aan toe, dat
Kitchener niet op den 5en Juni, maar reeds
eenige dagen vroeger was omgekomen,
kort na, misschien wel in den slag bij het
Skagerrak.
Wat er sedert over het verloop van dien
slag is bekend geworden, heeft eiken grond
ontnomen aan de stelling, dat de Engelsche
vloot voor de volle zee hare veilige ligplaats
had verlaten, alleen om Kitchener te
convooieeren. Maar aan de geruchten omtrent
Kitchener's uiteinde is daardoor het zwijgen
niet opgelegd. Indien men moest aannemen,
dat de Hampshire hetzij door een mijn, hetzij
door een torpedoschot in de buurt van de
Orkaden was vergaan, dan bleef er immers
nog veel onverklaarbaars over. In de eerste
plaats is nooit bekend geworden, voor welk
doel Kitchener op reis was gegaan naar
Rusland; het moest dan toch wel een heel
belangrijke aangelegenheid zijn, waarvoor
hij uit Engeland wegging juist in den tijd,
toen het offensief aan de Somme, dat op
l Juli begon, nog in het stadium van voor
bereiding verkeerde. Met het offensief van.
de Russen kon men zijne reis ook niet in
verband brengen; dat was immers al be
gonnen in de eerste dagen van Juni, dus
nog voo r dat Kitchener voet aan boord van
de Hampshire had gezet.
Zoo Iaat het zich begrijpen, dat er een
romantisch waas is blijven hangen over
Kitchener's dood. De omstandigheden
werkten daartoe mede maar ook zijne
persoonlijkheid gaf er aanleiding toe.
Kitchener had bij het Engelsche volk een
reputatie gekregen, als vóór hem misschien
alleen Wellington heeft gehad. Op zijn staat
van dienst stonden: de verovering en de
pacificatie van de Soedan; het ten einde
brengen van den oorlog tegen de Boeren;
de reorganisatie van de militaire adminis
tratie van Britsch-Indië; de militaire en
civiele reorganisatie van Bgypte; tenslotte,
in dezen oorlog: de schepping van Kit
chener's leger".
De veldtocht In de Soedan heeft den grond
gelegd tot zijne reputatie. Door het vernie
tigen van de macht der Mahdisten heeft hij
een van de bloedigste nederlagen der En
gelsche wapenen gewroken en tegelijk de
Engelsche heerschappij in Egypte
vastgeplant. De herinnering aan de nobele figuur
van Gordpn, die te Khartoum het slachtoffer
der Mahdisten was geworden, prikkelde den
Engelschen trots tot wraak; zonder de ver
overing van het dal van den Boven-Nijl zou
bovendien de weg van de Kaap naar Kaïro
nooit kunnen worden doorgetrokken. Op
den morgen na de overwinning bij
Omdurman kon Lord Roseberry het tweevoudige
resultaat daarvan aldus samenvatten: Ue
Sirdar heeft een nieuwe bladzijde van de
Engelsche geschiedenis geschreven en een
oude uitgewischt". Toen Kitchener ter be
looning van zijne diensten tot pair werd
verheven, koos hij voor zijn titel dan ook
den naam, die niet alleen een overwinning,
maar tevens een gewroken nederlaag aan
duidde: Lord Kitchener of Karthourn.
Populaii was Kitchener, maar niet in dezen
zin, dat hij door jovialiteit in den omgang
de menschen voor zich won. Hij was eerder
schuw. Het grootste deel van zijn leven
bracht hij door buiten het verkeer met
menschen van de wereld": eigenlijk ver
foeide hij die; het type van den eleganten
officier was hem gehaat; hij vond ook, dat
een officier niet getrouwd moest zijn en
dulde ternauwernood de aanwezigheid van
officiersvrouwen in garnizoensplaatsen; zelf
bleef hij een verstokt celibatair.
Ook in zijn blik was iets schuws, iets
sphinx-achtigs: hij zag iemand nooit vol
aan. Optreden in het publiek was hem pijnlijk.
Toen hij, op de groote meeting in de
Quildhall, in [uli 1915 belegd om het dienstnemen
van vrijwilligers aan te moedigen, met een
eentonige, vervelende stem zijne rede voor
las, zonder zich eenige moeite te geven om
de op effect berekende zinnen daarvan tot
hun recht te doen komen, en desniettemin
bij het einde zijner rede hem een ovatie
werd gebracht, die minutenlang aanhield,
kon men hem aanzien dat dit hem irriteerde
en dat hij er bijna onder leed.
Wie populariteit zoeken, weten dat zij
niet kwistig moeten zijn met zich in het
publiek te vertoonen; toen Napoleon, na
zijn eersten grooten veldtocht in Italië, te
Parijs terugkwam, hield hij zich opzettelijk
achteraf: on ne m'aura pas vu trois fois
au spectacle que l'on ne me regardera plus;
aussi n'irai je querarement". Wat Napoleon
uit berekening deed, deed Kitchener uit
schuwheid; men zag'hem zelden of nooit;
met slechts enkelen ging hij om; die on
toegankelijkheid zette de volksverbeelding
aan het werk: reeds bij zijn leven maakte
zij een romantische figuur van hem; het
waas van romantiek, dat zij om hem weefde,
hangt ook over zijn dood.
Lord Salisbury zei van Kitchener, na de
verovering van de Soedan: hij heeft er
juist zooveel tijd voor besteed, als noodig
was; hij maakte precies die toebereidselen,
die het werk vereischte; de overwinning
kwam met absolute nauwkeurigheid, als
de slotsom van een wetenschappelijke be
rekening."
Als men die woorden leest, denkt men
aan de voorspelling, die Kitchener deed,
toen hij als minister van oorlog optrad:
drie jaren zal de oorlog duren.
Toen hij een zoo langen duur van den
oorlog profeteerde, waren er weinigen, die
daar geloof aan sloegen; zijne uitlating is
zelfs een misplaatste grap genoemd. Ver
moedelijk heeft ook hij drie jaar als een
maximum beschouwd; maar in elk geval
voorzag hij, dat Engeland zich had voor te
bereiden op een geweldige krachtsinspan
ning ; aan anderen liet hij het over, te spre
ken over de oorzaken van de wereldramp
en over al de abstracties, waarachter een
verschrikkelijke werkelijkheid schuil gaat;
zelf ging hij aan den arbeid om het
millioenenleger te scheppen, waarmede Engeland
aan den oorlog zou deelnemen een taak,
van dezelfde soort als die, welke hij in
Indiëen Egypte had volbracht, maar onein
dig veel grooter.
De door Kitchener gestelde termijn is nog
niet gehee! verstreken, maar reeds nu kun
nen wij zeggen, dat zijne voorspelling is
uitgekomen. Drie jaren zal de oorlog zeker
duren. Overschat heeft hij dus niet. Men
begint alleen te twijfelen, of hij niet on
derschat heeft.
6 Juni 1917
G. W. KERNRAMP
Bij het portret van Chr. Nuys
Redacteur van het Algemeen Handelsblad"
door F. J. A. M. WIERDELS,
Directeur van De Tijd"
In Nederland vertoonen de dagbladschrij
vers bij hun optreden als zoodanig weinig
persoonlij ks. Wie aan de dagbladen ver
bonden zijn, teekenen niet hun artikelen met
hun naam, zooals in het Buitenland vaak
geschiedt, bij de beste dagbladen in Frankrijk
gebruikelijk is.
Anderen, medewerkers, in de schrijverij
veelal minder bedreven behalen ermede
meer persoonlijke glorie dan zij, met heel
wat minder werk in hoeveelheid en minder
ook in hoedanigheid. Het is een nogal eens
voorkomend verschijnsel, dat wie er' komen
willen, net zoo lang in de voornamere dag
bladen geteekende geschriften laten plaatsen,
totdat zij er" zijn. Er" beteekent de Tweede
Kamer of ook wel de Gemeenteraad. Zoodra
es ist erreicht," houden die teekenen van
lust om de medewenschen voor te lichten
gewoonlijk op. Dan hebben zij, die hun doel
mochten bereiken, geen tijd meer.
Inzendingen voor deze rubriek gelieve men
te adresseeren aan het Redactiebureau, met op
den omslag het motto: .Confettt'.
Wij kunnen ons niet afzonderen in
eenig splendid isolement".
(Prov. Dr. en Asser Crt.)
De gecursiveerde uitdrukking is blijkbaar
ontstaan op het punt waar de Fransche
loopgraven zich bij die der Engelschen aan
sluiten.
De bepalingen in onze nieuwste belasting
wetten over een Generaal Pardon" geven
een correspondent in de provincie aanleiding
de vraag te . stellen of, als er niemand
anders te vinden is, deze Generaal niet
minister van oorlog zou kunnen worden.
*
Het booze oog
Uit een overlijdens-advertentie in de
Hoogveensche Courant":
Met snoode oogen zien wij hem
heengaan."
MIIIIMIIIIItMtllMIIIIIIMIIIIMinimillMMIIMIIIIMIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIM
De echte journalisten pennen maar voort,
hebben altijd-door niet zich zelf, alleen de
krant te zijn.
Bij den titel van enkele dagbladen vinden
wij de namen vermeld van de directeuren,
die aan het publiek toch enkel maar iets
over abonnementen en advertentiën hebben
te vertellen en die de verantwoordelijkheid
voor den overigen inhoud van hun blad aan
een ander hebben overgedragen, zij het dan
niet in eerste instantie tegenover de wet.
Den naam van den hoofdredacteur zien wij
prijken op slechts n dagblad van bet ee
kenis, en dan nog naast dien van den directeur
als de namen der bewoners van het beneden
en van het bovenhuis.
Onlangs is bij het jubileum van den dag
bladschrijver De Meester als een belang
wekkende bijzonderheid opgemerkt, dat die
kunst-beoordeelaar, zoo waar, weieens" zich
als ik" bij zijn lezers presenteert. De andere
journalisten dienen zich aan in het pluralis
modestlae.
Een bedeesde, schuchtere poging om althans
iets van het individu te laten kijken, treft
men gemeenlijk aan bij tooneel-,
muzieken schilderijenbeoordeelingen. Daar wordt
gewerkt met een of een paar hoofdletters.
Eén dagblad is er echter, dat wat verder
durft gaan dan zijn confraters. Het laat ook
op ander gebied personen semi-persoonlijk
voor den dag komen. Die personen zijn dan
toch nog gemaskerd.
Zeventig percent van de lezers van het
Handelsblad" wisten, ook voordat het in
De Groene" was meegedeeld, wie daar
schrijft van dag tot dag." Vijftig percent
van hen kenden bij naam den man, die,
trappelende met zijn hoefijzer, tijdens de
zittingsperioden van de Kamers, in
Kameroverzichten" meer den volke kond doet,
hoe hij zou hebben gesproken, indien hij
Kamerlid of Minister was, dan wat Kamer
leden en Ministers ten tooneele hebben ge
bracht, en die in alle bescheidenheid een
paar maal per week mag constateeren, dat
in de politiek wederom iets juist zóó is
geschied als hij het voorspeld had, en dat de
politieke leiders weder eens precies hebben
gedaan als hij had verlangd of ook maar
geraden. Een niet te schatten percentage zal
u zeggen, wie de Chr. N." is, die van week
tot week beschouwingen in datzelfde blad
levert over de buitenlandsche politiek van
het oogenblik en over de politieke historie
van de laatste eeuw.
Dit doet Nuys Zondagsochtends. Van
Maandag tot Zaterdag vervult hij de taak,
al wat in het Buitenland op politek gebied
gebeurt en eenige beteekenis heeft voor
Nederlandsche belangstellenden, eerst vlijtig
uit telegrammen en couranten in zich op
te nemen, dan te distingueeren, te analy
seeren, te condenseeren en smakelijk te
prepareeren voor de breede rij van de,
over het algemeen, wel ontwikkelde lezers
van het Handelsblad".
Reeds dertig jaar werkt hij gestadig zoo
voort, en hij is al lang geleden een der
beste beoefenaars geworden van dat genre
in de zoo genre-rijke journalistiek.
Allerlei oorlogen met hun oorzaken, aan
leiding, loop en gevolgen, maakt hij mee,
leeft hij mee in de finesses met de volle
aandacht van compleete interesse, ook oor
logskansen als van Algésiras. Affaires" als
van Wilson-Grévy, van een Saksische
kroonprinses en een Belgische Louise, van
Dreyfus' vrienden en vijanden, van de
achtenswaardige familie Caillaux, heeft hij
uit te pluizen. Vorstenmoorden en -abdicaties
moet hij verhalen en verklaren.
Dan neemt men 't hem kwalijk, als hij
een tikje partijdig is, en zóó lijken, ondanks
zorg om eraan te ontkomen, toch soms de
Nuys'en, ook van andere dagbladen, aan alle
partijen tegelijk. Zij zijn, exceptis excipiendis,
den geestdriftigen der Gealliëeeren en dien
der Centralen juist geen van beiden partijdig
genoeg, en hierom heeten zij dan te partijdig.
Nuys schrijft de algemeene geschiedenis
bij beetjes; gedurende zijn leven in zooveel
fragmenten, dat deze, bijeengebracht, reeksen
folianten zouden vullen, en bij al de ver
scheidenheid van zijn oeuvres vermeit hij
zich,1 althans in de gedachten, het liefst in
den oorlog, geniet hij heden ten dage zijn
vakverlustiging in de loopgraven, omdat hij
oud-krijgsman is, oud-officier, ik meen van
het kanon.
Dien dagelijkschen arbeid doet Nuys
best, met kennis van de verhoudingen en
met den waren zin voor de bijzonderheden,
in duidelijke taal en met opgewektheid.
Eens per week echter bestijgt hij een
bij