Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
9 Juni '17. No. 2085
Het afwerken van de huls voor de geschutlading
Onze Artillerie-Inrichtingen
Opmerkingen van een Artillerie-officier
Deze inrichtingen zijn in den , tijds
duur der mobilisatie van een kwijnende
kasplant geworden tot een groot-industrie van
geweldigen omvang. Vóór Augustus had
niemand in ons gemoedelijk landje op zoo'n
wereldbrand gerekend en allerminst de mili
taire autoriteiten. Nu ja, men deed wel altijd
alsof, maar eigenlijk geloofde geen tnensch er
aan. Vandaar, dat voor dien datum de werk
plaatsen der artillerie juist aan onze
vredesbehoeften konden voldoen, waarbij dan nog het
buitenland flink steunde door materialen enz.
Tot daar in Augustus 1914 de wereld
plotseling in lichte laaie stond en ook aan
de Artillerie-inrichtingen de hand aan de
ploeg geslagen moest worden, want maar al
te duidelijk werd het, dat het verbruik op het
oorlogstooneel on gekende afmetingen aannam.
Wat dit beteekende voor een bedrijf, dat
tot nu' toe altijd aan den leiband geloopen
had, laat zich beseffen. In alle opzichten
moest nieuw inzicht gewonnen worden. De
bedrijfsleiders hadden te zorgen zich zooveel
mogelijk onafhankelijk van het buitenland
te maken, moesten meer werkvolk in dienst
nemen, nieuwe werkplaatsen opslaan, arbeids
voorwaarden bestudeeren, kortom ze werden
opgeschrikt uit een rustig-dommeligen toe
stand en genoodzaakt het jagende tempo
der particuliere groot-industrie te volgen.
Maar al te zeer bleek nu, hoe verderfelijk
feitelijk het systeem geweest is van maar
steeds op het buitenland te vertrouwen en het
binnenland te verwaarloozen. In het begin
der mobilisatie trachtte men dit stelsel nog
te handhaven, doch toen het buitenland ons
voor een goed deel in den steek liet, moesten
andere maatregelen genomen worden.
Van dit oogenblik af dateert de groote
vlucht, die onze Artillerie-inrichtingen ten
huldigen dage genomen hebben. Nieuwe
machines werden gebouwd, ruimten voor
opstelling daarvan in orde gebracht, barak
ken en schaftlokalen opgetrokken. In een i
paar jaar tijds is dit Staatsbedrijf van buiten
gewone proporties geworden. Daarmee heeft
in ons leger een industrie haar intrede
gedaan, die met het buitenland kan
concurreeren, terwijl de bedrijfsleiders uit den
dommel zijn geraakt en op de hoogte zijn
Een Vleugje Haagsche Wind
DE MONOCLE
De monocle, het eenvoudige ronde glaasje,
raadselachtig imponeerend artikeltje, waar
van men nooit weet in hoeverre het over
bodig is, of het als finishing touch" bij
het toilet van den every inch gentleman"
of misschien als optisch instrument dienst
doet, dat in de zijn eenvoud een .interna
tional smartness" geeft aan zijn drager, een
vage herinnering aan Chamberlain en een
Duitsch luitenant oproept, en misschien een
horlogeglas is, dat zijn roeping heeft ge
mist, deze monocle wordt den laatsten tijd
in 's- Gravenhage meer gedragen dan vroeger,
en door werkelijk Haagsche persoonlijkheden.
Om hem te dragen behoort ongetwijfeld
een zekere moed der overtuiging, daar op
straat licht door een of andere kwajongen
wordt geroepen Hij heit een broeikassie in
ze oog". In de minder beschaafde stads
wijken veroorzaakt het simpele stukje glas
zelfs algemeene verontwaardiging. Met
groote waardigheid moet dan door den
drager het hoofd hoog gehouden worden,
en een publiek ik veracht u" uit het ver
trokken oog door het glaasje naar beneden
schijnen.
Dezen zedelijken moed om den monocle
te dragen, een moed die Chamberlain steeds
bezeten heeft, mist men echter maar al te
zeer bij onze Jeunesse dorée".
Ze knellen het glas slechts dan in het
oog, als ze in gezelschap komen waar men
de dracht naar waarde weet te schatten,
de betoovering onmiddellijk ondergaat.
H. VAN OOQRENS & Cie.
DEN HAAG AMSTERDAM UTRECHT
Dames Hoeden en Bontwerken
gekomen van particu
liere werkmethoden,
van warenkennis, ar
beidsvoorwaarden
enz.
In plaats van een
duffenvredestoestand
zonder durf en ener
gie, gaat er thans een
drang naar handelen
door deze inrichtin
gen. Behalve tot deze
eigenlijke artillerie
werkplaatsen, die voor een zeker deel ook
reeds in tijd van vrede bestonden, strekt de
oorlogsnijverheid zich tegenwoordig ook uit
tot de burgerindustrie. Eerstgenoemde vor
men evenwel het oer-bedrijf, terwijl de
burgerindustrie door den Munitieraad zoo
danig Is voorbereid, dat ze in tijd van nood
onmiddellijk hulp kan verleenen. De toestand
is dus zoo, dat eenige burgerfabrieken wel
voor den Staat werken, maar pas bij het
uitbreken van een oorlog zal dit bedrijf zich
in zijn volle kracht ontwikkelen.
Na deze inleiding zullen wij de Artillerie
inrichtingen meer nauwkeurig beschouwen
zonder echter in détails af te dalen. Hoe
zou dit trouwens ook mogelijk zijn in een
populair artikel, dat alleen beoogt de lezers
een indruk te geven van onze artilleriewerk
plaatsen, zooals ze thans na ruim twee jaar
mobilisatie zijn geworden.
Maar hoeveel wapens en munitie daar
reeds zijn gemaakt of nog gemaakt zullen
worden, wie kan vooraf zeggen, in hoeverre
dit alles in oorlogstijd voldoende zal wezen.
Laten wij intusschen hopen, dat de voor
bereiding van dien aard is geweest, dat
mocht de nood aan den man komen in een
tempo gewerkt kan worden, dat overeen
stemt met de eischen der moderne oor
logvoering. Zeer interessant is allereerst de
wapenfabricage. En dan staat zeker het
geweermaken bovenaan. Tot het jaar 1897 ge
schiedde dit bijna uitsluitend uit de hand,
met uitzondering van de lade, den loop,
den handbeschermer, het staartstuk, den
geleider, den haan, den bovenhand, de bajo
net, het ontlaadstuk, die uit het buitenland
werden betrokken. Een paar jaar later, in 1901,
ging men werktuigen opstellen, waardoor
men in staat was twee derden van ons
infanteriegeweer model '95 zelf te maken.
In 1904 werd de fabriek ook ingericht voor
het ontbrekende derde. Zoo kon men dus
nu het geheele geweer fabriceeren, doch met
deze restrictie, dat een zelfde werktuig voor
verschillende onderdeden moest dienen. En
pas tijdens de mobilisatie is men zoover
gekomen, dat dit wisselbedrijf aan den kant
kon worden gedaan en thans alle
onderdeelen van het geweer naast elkaar ver
vaardigd kunnen worden. De daarvoor
benoodigde machines zijn door het binnen
land geleverd.
Wel bevangt ons een diep ontzag voor
dit geweldig bedrijf, wanneer we de werk
plaatsen binnen treden, waar de machines
staan te daveren en te ronken, te snorren
en te wieieren. Wanneer wij de werklieden
bezig zien aan het bedienen der werktuigen,
die de sierlijk afgewerkte, glimmend stalen
deelen afleveren. Hier wordt wel het lied van
den arbeid in allerlei toonaarden gezongen.
Zoo werden er enkele gedragen bij de
opening der tentoonstelling Het dier in de
kunst", een expositie ten bate van de aris
tocraat onder de dieren, het geliefde dier
der aristocraten, het paard. Een paar onzer
freules hadden voor dit voorname feest een
kostelijke collectie antiquiteiten bijeen ge
bracht in de Kunstzaal Kleykamp.
In de vestibule van dit mondaine kunsthuls
zag ik de tooverglaasjes uit de vestzakjes
grijpen, door jongelieden die zich tegenover
den groen gekleeden groom, die hun hoed
en stok aannam, reeds veilig voelden voor
onverdienden spot.
De trappen bij Kleykamp zijn ruim en
breed en zonder moeite kan men de monocle
in het oog houden terwijl men ze bestijgt.
Men houdt het glaasje vast terwijl men
de kunstschatten beziet.
Onder het theedrinken kan men het non
chalant uit de oogkas laten vallen. Dat
geeft rust.
Ook bij het complimenteeren van freules
in den schouwburg is het Eye-glass" in
zwang.
Heeft de jonge drager echter zijn mondaine
dagtaak volbracht, en rust hij uit en neemt
hij zijn ontspanning bij enkele glazen
Canadian" in de American- of
Trans-Atlanticbar, dan bungelt het stukje glas zielloos
aan een koordje.
Luidruchtiger is dan de toon van den
drager en losser zijn bewegingen.
Boven op de hooge krukken voor den
bar blinken de witte plastrons van hun
evening-dress". Daartegen hangt aan 't
zwarte koordje 't overbodige glaasje. Het
slingert heen en weer en loopt gevaar elk
oogenblik tegen den koperen stang van den
bar stuk te slaan.
Onwillekeurig denkt men dan: Hebben
niet een Chamberlain en andere groote
monocledragers het voorwerp zonder koordje
gedragen ?"
AR j
Het vullen der slaghoedjes met slaggas
Eenvoudig is de fabricage der geweren
zeker niet. Het geweer immers bestaat uit
88 deelen, waarvan elk een menigte machi
nale bewerkingen moet ondergaan. Het staart
stuk alleen 138 operaties, het vizier 105 enz.
Verder worden hier karabijnen, revolvers,
sabels, klewangs en bajonetten vervaardigd.
Een geheel apart bedrijf is de houtbe
werking geworden. Aanvankelijk kwamen
de laden, die uit notenhout bestaan, uit tiet
buitenland. Maar toen wij ons van het bui
tenland onafhankelijk gingen maken, moest
de fabriek ook zelf hout gaan koopen. Her
haaldelijk heeft haar toen het verwijt ge
troffen, dat zij het natuurschoon aanrandde,
maar que faire. Alleen notenhout is geschikt
voor het maken van geweerladen, omdat
het het minst van alle houtsoorten trekt.
En met een krom geweer kan nu eenmaal
niet juist geschoten worden.
Ook maakt men hier thans de glanzende
propellers voor onze vliegmachines, die vroe
ger uit Frankrijk kwam. En ze voldoen al
even goed, zoo niet beter.
Na het vervaardigen en kleuren
der-onderdeelen, worden de wapens in elkaar gezet
en vervolgens beproefd. Uit de schietwapens
wordt een z.g. tormenteerschot gedaan,
waarbij onvoldoend geharde stukken breken
of ontzetten. Daarna vindt het inschieten
plaats en ten slotte weer een nauwkeurige
controle. Sabels en klewangs onderwerpt
men aan slag- en buigproeven. Wat de
slagproef betreft wordt met het plat op een hard
houten blok geslagen, waarna de keurmeester
ook weer zorgvuldig nagaat welke wapens
voor het gebruik ongeschikt zijn.
Een volgende interessante fabriek met tal
van werkplaatsen en machines is de
patroonmakerij.
Een patroon bestaat uit de huls, de kogel
en het slaghoedje. De huls wordt uit een
rond messing plaatje te voorschijn
getooverd. Een machine neemt het schijfje op en
aan de andere zijde verschijnt het in
uitgerekten vorm. Na gloeiing wordt dezelfde
bewerking herhaald tot de vereischte lengte
Verkregen is. De rand wordt er aan
gegestuikt en het kokertje aan den bovenkant
van den fleschvorm voorzien. Een vlugge
machine slaat er aan de onderzijde een
gaatje in voor opneming van het slaghoedje,
dat met slagsas gevuld is.
De kogel, die op de huls komt, bestaat
uit eer stalenmantel met stompe punt, welke
met lood gevuld wordt. Die stompe punt
is in de meeste buitenlandsche legers door
een scherpe vervangen. Men heef t dat inder
tijd gedaan om mede in verband met een
krachtiger kruitsoort te komen tot een nog
meer bestreken baan van het geweer.
De kruitvulling van de huls bestaat uit
zeer kleine plaatjes van l, 6 m.M. of wel
uit bijzondere fijne huisjes. Dit laatste is
Amerikaansch maaksel.
Wanneer wij onze .patroonfabriek bezig
zien, waar duizenden en duizenden patronen
vervaardigd worden en men bedenkt dan een
oogenblik, dat thans haast overal op de
wereld in koortsachtige haast millioenen en
millioenen dag in, dag uit gefabriceerd wor
den, zoo moet het ons wel gaan duizelen
van al die massa's projectielen, die dan
toch maar weer verschoten worden.
Op dezelfde wijze als de huls voor de
geweerpatroon wordt
ook die voor de
geschutprojectielen ge
maakt.
De overige
geschutmunitie ver
vaardigt men in de
munitiefabriek, ook
al weer een enorm
etablissement met
vele machines en een
heirleger van werk
lieden.
We zullen niet te
uitvoerig worden, want anders waren over
dit bedrijf alleen, reeds kolommen te vullen.
Hoe schilderachtig is o. a. het gieten van
granaten en granaatkartetsen. In een reus
achtige ruimte, fantastisch verlicht, stroomt
het gloeiende ijzer uit een fel-stralend gat.
Werklieden, die in dit licht als baarlijke
helle duivels verschijnen, vangen de vloei
stof op, die straks in de vormen gestold en
na op de draaibanken geëffend te zijn, pro
jectielen van verschillend kaliber voor ons
geschut levert.
De persen voor de stalen bussen van
brisantgranaten en granaatkartetsen zijn in
aanbouw.
Wat wordt hier al gemaakt! Van het
grootste tot het kleinste. En met evenveel
zorg bewerkt men een projectiel van 40 K.Q.
gewicht als een slaghoedje. Hoe minitieus
is de constructie der buizen, die dienen om
de projectielen te laten springen.
Schokbuizen voor de 'granaten, tijdbuizen en
tijdschokbuizen voor de granaatkartetsen en
brisantgranaten. Daar zijn
eenheidsprojectielen van den kapitein van Essen en daar
is vliegtuigmunitie, gevuld met een zeer
sterke ontplofbare stof en voorzien van een
schroef ter beveiliging van den vlieger. Deze
schroef toch voorkomt, dat het projectiel
eerder dan na 70 meter te zijn gevallen,
gewapend wordt om af te gaan.
Interessant is ook de
springstoffenfabricage, welke afzonderlijk tusschen
beschuttingswallen gelegen is. Daar bereidt man
slagkwik, een oplossing van kwik in
salpeterzuur, 'twelk in alcohol gegoten, het
slagkwik als neerslag geeft: Verder slagsas,
pijpen trinitrotoluol, verschillende soorten
kruit enz. De veiligheidsmaatregelen zijn
zeer streng en in de gebouwtjes, waarvan
de moderne uit zandsteen zijn opgetrokken,
opdat zij bij een ontploffing als stof uit
een stuiven, werken zoo weinig mogelijk
menschen, dikwijls maar cén of twee.
Verder is een laboratorium aanwezig, waar
alle materialen voor deartiilerieinrichtingen
onderzocht worden en de diverse
buskruitvoorraden en de monsters gecontroleerd.
De fabriek, waar vroeger een ander
grootbedrijf gevestigd was, is thans ook voor
den munitieaanmaak in gebruik genomen.
O. a. zijn hier groote metaalvoorraden op
gestapeld, welke in een zeventigtal parti
culiere fabrieken bewerkt worden. Vervol
gens keurt men hier hun producten en werkt
ze verder af.
Het belangwekkendste is hier het maken
van brisant-granaten d. i. granaten, die met
een brisante springstof in casu trotyl wor
den gevuld.
De stalen bus dezer granaten wordt of
Projectiel en huls worden met elkaar verbonden
geboord of door zware hydraulische persen
uit het metalen blok gedrukt of gegoten.
Op diverse banken ondergaat het projectiel
zijn verdere volmaking. Daarna komen de
brisante vullingen van trinitrotoluol er in.
Ten slotte rest ons nog de bespreking
van de z. g. constructiewerkplaatsen, even
eens een enorm groot-bedrijf, dat reeds in
tijd van vrede bestond, doch thans tijdens
de mobilisatie is gegroeid in verhouding
van 5 tot 1. Men houdt zich hier hoofd
zakelijk bezig met deit aanmaak en het her
stellen van affuitage, artillerievoertuigen,
richtmiddelen voor de artillerie, paardentuig,
waarnemingsinstrumenten, telefoonmaterieel,
afstandmeters en sedert de mobilisatie ook
van rijwielen, motorrijwielen en automo
bielen.
Bij de constructiewerkplaatsen maakt men
zoowel affuiten van afweerkanonnen voor
vliegtuigen als keukenwagens, affuiten voor
moderne houwiters als periscopen, bran
cards en zadels, winterijzers, plaatijzeren
zolen en scherpe kalkoenen.
Dit z. g. winterbeslag, hetgeen we vóór
en nog tijdens de mobilisatie uit het buiten
land betrokken, wordt thans aan de
constructiewerkplaatsen vervaardigd, omdat het
een levenskwestie is hierin van dit buiten
land onafhankelijk te zijn.
Gedurende de mobilisatie heeft de fabriek
ook de rijwielfabricage ter hand genomen.
Het was noodzakelijk tot een streng, solied
nheidsrijwiel voor het leger te komen en
thans worden verschillende deelen daar
interchangeabel vervaardigd. De motorrij
wielen kan de fabriek nog niet zelf maken,
evenmin als de auto's. Wel echter herstel
lingen daaraan verrichten.
Verschillende werkzaamheden zijn nog in
voorbereiding, o. a. het maken van pantser
auto's.
En hierbij wil ik het laten. Op uitvoerig
heid mag dit artikel allerminst bogen. Het
beoogde slechts de lezers een indruk te
laten krijgen van dit enorme staatsbedrijf,
sedert de mobilisatie zoozeer uitgebreid en
volmaakt, Wel zal uit dit artikel duidelijk
geworden zijn, dat er door bedrijfleiders en
werklieden hard gewerkt wordt. Trouwens
dit was noodig, want er bleek een enorme
achterstand te wezen. Hetgeen in onze ge
schiedenis geen zeldzaamheid is, want nog
steeds moest Nederland in oorlogstijd zijn
schade inhalen. Laten wij hopen, dat het
niet te laat is geweest.
ARTILLERIST
^
Dure Tijden
In den laatsten tijd is de lucht zwaar
van klachten over duurte. Maar als 'n
leed meer getroost gedragen kan worden,
wanneer 't ook anderen trof, dan kunnen
wij ons troosten.
Ruim^ honderd jaar geleden, toen geen
buitenlandsche vijand 'n hongerkuur op
Frankrijk toepaste, maar het land, zwaar van
eeuwen-lang gedragen leed, tegen zichzelf
opstond, om zichzelf vrij te maken, toen
Robespierre den koning op 't schavot was
gevolgd en zoo goed als alle banden van
maatschappelijk leven door de guillotine
waren doorgesneden, toen was 't niet uit te
maken wat in Parijs op 'n hooger troon zat,
de weeldezucht of de honger. Want de
honger regeerde op strenge wijze. In den
winter van 1796, bij 'n koude van 20
Fahrenheit, kostte het brood 60 francs per
pond, vleesch 120 francs. Voor 'n kop witte
boonen betaalde men 25 frs., voor 'n pond
boter 10, voor 'n klein rood kooltje 3 francs.
Dit alles werd betaald in papier, want goud
was er niet. Voor n gouden louis kon men
soms 2400 francs in papier bedingen, wat
'n heele som leek, maar waarvan men toch
niet langer dan n dag leven kon. Er waren
karrevrachten papieren assignaten in omloop;
maar 'n pond ervan vertegenwoordigde nog
nauwelijks de weekhuur van 'n werkman.
Wat er aan weelde-stoffen en weelde-arti
kelen was, kon van de eene hand in de
andere overgaan, maar 't eten raakte op.
Wie nog in 't bezit van dit laatste was,
veel of weinig, kon er voor krijgen wat hij
vroeg, 'n Pond koffie werd van de hand
gedaan voor 'n zijden japon en 'n guitaar.
De radijsvrouw had 'n zuinigen dag, als ze
's avonds met niet meer dan duizend francs
natuurlijk in assignaten thuis kwam;
zij vreesde of ze morgen voor dat bagatel
na aftrek van wat ze aan eten toch noodig
had wel nieuwen voorraad zou kunnen
inslaan. In Nov. 1796 werd voor 'n paar
schoenen 230 francs betaald, 'n Dame in de
Rue de Rivoli bood voor 'n beker meel en
twintig aardappelen, waar de winkelier haar
400 francs voor vroeg, 'n chaise longue, 'n
stel gordijnen en 'n elpenbeenen bijouterie
doosje. Alles wat waarde had werd afge
staan voor wat gegeten kon worden; alle
huizen waren uitdragerijen en ieder wan
delaar had zijn zakken vol met alles en nog
wat. Totdat er eindelijk niets meer te
verschacheren viel, er ook geen eten meer was
en de honger langs de straten spookte. Er
werd met honden gevochten om 'n
afgekloven been, en men vond lijken, waarvan
de mond nog vol was met gras.
De duurte, die ruim 70 jaren later over
Parijs kwam, dat toen door de Duitschers
werd belegerd, was niet minder erg.
Het beleg 'n afsluiting van de buiten
wereld, zooals nu de Entente op
Duitschland tracht toe te passen duurde zoo
lang, dat de Parijzenaars zich ten slotte
verzoenden met het eten van olifanten
en ezelsvleesch. De schrijver
Dumontcil verhaalt, dat hij in 't begin van Decem
ber 1870, zestig francs betaalde voor de
hersenen van 'n ezel en dit niet duur" vond.
Maandenlang bleef 't paarden vleesch 8 frcs.
't kilogram kosten, maar de laatste
rosinanten", al waren ze magerder dan die van
Don Quichot, brachten den prijs op van 'n
heele stoeterij. Dit was in 't laatst van
November. Toen was men niet tot 't eten
van honden, katten en ratten gekomen. Maar
in December was er niets meer te eten, en,
al ging 't eerst in 't geheim, toen werden er
toch reeds ratten verkocht, die 74 centimes
't stuk opbrachten. Zoo ging 't pok met den
handel in katten, die natuurlijk duurder
betaald werden, met 5 en 6 francs. Maar
't geheim kon niet lang bewaard blijven, na
'n paar weken was 't niet meer te verbergen
en kon men aan restauraties de
mededeeling lezen:
Hondencötelet: frs. 2.
Lapins de gouttière" (wij zouden zeg
gen : dakhaas") frs. 3.
Voor 'n portie kip betaalde men 16 frs.,
voor 'n portie konijn 14. Voor'n gestroopte
kat frs. 5. Den 28sten Dec. betaalde men
voor 'n pakhuisrat fr. l, voor 'n groote
rioolrat f r. 1.50. Toen werden ook 8 en 10
francs voor 'n kat betaald.
P Eindelijk meest men beginnen aan de
dieren uit den Plantentuin (Jardin des
Plantes. Voor een beer werd dien dag frs. 200
betaald.
Tien dagen later kostte 'n rat reeds fr. 2
per stuk. Toussenel schreef toen op zijn
menu, dat men wel zou moeten
capituleeren".
'n Paar dagen later werden twee wolven
afgemaakt en door de Parijzenaars tegen
ongelooflijken prijs betaald en gegeten.
'n Boer verkocht zijn hond voor 100 f r.
Aardappelen waren er sinds lang niet meer,
de wijn was zoo goed als op, zout niet meer
te krijgen.
Om de paar laatste katten werd als 't
ware gevochten.
Toen capituleerde Parijs. Dit was den
28sten Januari 1871. Het beleg had 135 dagen
geduurd.
H. D. HooQ
H. BERSSEMBRÜGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesftag
DEN HAAG. - Tel. 1538.