De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 9 juni pagina 12

9 juni 1917 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Juni '17. No. 2085 TJIT HIET - tf£^9*^^&^\7?m Z7&&£, wr&** ^ ^ &&&-A ^ JK^ gjk/ a&/xrttëf ^ttss+sëgjz > X\_jT . // "?S1'"*"'.. -n^L-T <*&£&* j^» ir ^-=^ ^?"^fe-^ \{/<f^ /&? ' >/irf?^V De vele goede eigenschappen, die de FONGERS bezit en dit rjjwiel bij normaal gebruik en behoorlijk onderhond een langen levensduur verzekeren, maken het GOEDKOOP. H £en £pos /n ve/e zanden door MELIS STOKE Voor De Amsterdammer g?Wus-, /reerrf rfooA /*. va/z MOTS V Tiende Zang Des dichters stem is schor, zijn speeltuig is ontstemd, hij heeft teveel gedoold, getaxi'd en getramd. Hij heeft teveel gezien van ijdelheid en waan ... ... geen theehuis lokt hem meer, geen bier trekt hem meer aan. Voor zijn verwezen blik rijst het rumoerig beeld, want 't laatste koffiehuis, waarvoor hij u nog kweelt. Want in de wemeling der etablissementen, Onze Goede Buiten! ui UIT T ZUIDEN Door het prachtige zomerweer was ik naar buiten gelokt en ik genoot, zooals een stedeling dat kan, als hij op het land is, op mijn wandeling tusschen de akkers winter rogge; ik bleef telkens bewonderend stil staan voor een grasveld vol met eereprijs en viooltjes en voor de reuzebouquetten, die kersen, appelen en peren vertoonen. Hoe heel anders zag het landschap er uit dan vier maanden geleden, toen ik ook in hetzelfde dorp woonde. Zelfs de boerin, bij wie we toen waren ingekwartierd, was, met het landschap, heelemaal veranderd. Ze zat te melken, nu niet in den donkeren stal, maar in de kleurige weide. Door mij aangesproken was de aandacht van de boerin zoo van 't melken af, dat ze die bezigheid geheel staakte. Maar, werkdie niet bezongen zijn, voelt hij geen nieuwe lente, en ook geen nieuwe geluid, ziet hij, geen nieuws of baat,... het blijft dezelfde deun: men komt, verteert en gaat. Doch ziet, juist toen hij moe, en schor van zijne zangen en drank het speeltuig aan de wilgen wilde hangen, ontdekte hij een oord van vreugd! Hij liet zich neder, en, voor den laatsten maal, verhief zijn stem zich weder. Hij stemde instrument, en stemband, en begon: Zing, Muze, mij het lied van 't heerlijk Trianon / De flapdeur wentelt rond, nu zijt ge in de hal, een blonde jongeman die buigt, begroet u al. w v : '(?(--? r s. Zijn functie is van zeer bijzond'ren aard, mon cher, niets minder toch dan f'n-specteur cfes coürants d'air. zaam als hare handen blijkbaar zijn, zochten die andere bezigheid. Een Spaansche schoone had zich misschien koelte toegewuifd met een waaier, een stadsmeisje zou wellicht haar zakdoek ineenfrommelen en weer uit rekken, mijn boerin kon zelfs haar schort niet opnemen en weer glad strijken, want haar rechterhand moest den melkemmer vasthoude.i. Haar linker zocht en zocht en vond den achterpoot van den koe, die juist behandeld werd. p die achterpoot zaten gedroogde, samengeperste stukken gras, gras dat al Oen keer gegeten was. En die stukken bleken los te laten voor de al maar vlijtige linkerhand van de boerin. In no time had ze een handvol. Ze zag ze niet, maar ze moet gevoeld hebben, dat ze in vorm overeenkwamen met de bikkels, waarmee ze in haar kinderjaren speelde, want steeds tot mij het woord richtende en naar mij ziende, begon zij met de linkerhand de Nu komt een zware keus, sta stil, en luister slechts : de hal is recht vooruit, een zaal is links, een rechts. Nu moet g' uzelf zeer juist en snel classiticeeren, hoort ge bij vrouw en cake, of bij sigaar en heercn 't Wilt ge temidden zijn van dochters en van tantes, of zijt ge liever waar zoowat van allerhand is 'i Houdt gij veel van muziek, en taart en toast op schaaltjes? of ziet ge u graag omzweefd door groeiende schandaaltjes V De keuze dient gedaan, drie wegen staan u open ... Soms, in een Zwitsersch dorp, ziet men de koeien loopen. wanneer het avond wordt, elk naar zijn eigen stal... Zoo kiest een ieder hier: thee-links, theerechts, thee-hal. Wie heel erg netjes is, en niet graag in ? de rook zit, die gaat terstond naar links, waar de familie ook zit, die groet en grijnst rondom, naar Ma's en chaperonne's, en zegt op 't volgend ba), hoe prettig Trianon is. Maar wie wat vrijer is van leven en van zinnen, gaat, met de hoed op 't hoofd de rechtsche kamer binnen. Hem stoort niet 't Thee-pleizier van zijne leverancieren, hij groet met vrijer blik, en luchtiger manieren. bikkels" op te gooien en trachtte ze die weer op te vangen. Zoo blindelings is dat een heele kunst, hetgeen me bleek, want na eenige keeren opgooien was de hand leeg. Geen nood, de achterpoot was er nog en deze was nog ruim voorzien. Toen ik zag waar de bikkels vielen, zei ik mijn vriendin goedendag. Ik nam nog waar dat ze haar rechterhand bevochtigde door haar in den emmer te steken en toen spoot de melk weer uit den uier. Onder het verder wandelen neuriede ik in gedachten het bekende wijsje: Kees, Kees, Kees, je hebt er water bij gedaan," en ik vond dat Longfellow wel gelijk had toen hij zei: And things are notwhatthey seem." BAAS ,* o e Hier kan men, onbespied, na Thee jenever drinken, en in een canap lui achterover zinken. 't Gesprek is luider hier, en 't avontuur waait rond, als 't lokken van een oog, en 't lachen van een mond. Als derde, en hoogste trap blijft eindelijk de hall als toppent van genot, Men gaat. gij weet dit al, van 't voorportaal recht uit, tot onder 't koepelda.k 't geluid van de muziek is hier slechts vaag en zwak. Doch hoor het staag geruisen, en 'tzwaardere gebrom van vrouw-en mannenstem. Hier zweeft de geest alom van stille stouttigheid en van vermoed schandaal. Een dame wendt haar stoel, (een heer keek erg brutaal). Men groet elkander lief, en tluisterd tot zijn buur MIlllllllllllllllllllllllltllMltllllllllllllllüllllllllllllllllllllllinilllllll Haar man is er niet bij" Haar mantel is te duur". O, hoed u in dit oord, hier wordt gij staag bespied, Ziet gij die dame daar ? de blik ontging haar niet, die gindsche heer, zijn vrouw, die naast hem zit ten spijt, op eene andere wierp, en, morgen om deez' tijd vertelt zij een vriendin heel zacht en geheimzinnig: Zeg, tusschen haar en hem is 't niet zoo heel erg innig..." En uit dien enkelen blik, groeit weer een nieuw schandaal. ...Hen vrouw is een gevaar... ... een vrouw met thee... fataal. De dichter staakt zijn lied met dezen dissonant want, met het Thema Vrouw, zit hij op ondiep zand. Hij keert tot waar hij was, gebroken en verbaasd. hij vlucht het koffiehuis, waar 't ledig leven raast, waar menschen, dicht opeen, verhit van hoofd en brein in laffe ledigheid en lol tesamen zijn. Hij vraagt zichzelve af, wat is toch hun begeeren? waar is hun wachten op, zij vinden niet, maar keeren, en gaan en keeren weer, getooid als voor een feest.... Zij spelen met hun tijd, en zijn voor 't eind bevreesd * » * De Hadschi lacht, en zegt: Nu moet gij, dichter zwijgen .... De dichter zwijgt, en ziet de kroegenbazen dreigen Einde.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl