De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 9 juni pagina 13

9 juni 1917 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

9 Juni '17. No. 2085 DE AMSTERDAMMER, WE.EKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Teekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek RIJKSINKOMSTENBELASTINB De Minister van Financiën Brengt ter kennis van het publiek: dat hij die voor de inkomstenbelasting, voor zich zelven of voor een ander, opzettelijk onjuist of onvolledig aangitie doet» indien daaruit nadeel voor het Rijk kan ont staan, gestraft wordt met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden. John Bull's Vat der Danaïden (Kladderadatsch) De Voornaamste Verdedigingslinie (People's Voice) Boeteprediker Treub: B keert U en betaalt boete" iiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMHiiiiiif De Minahassa lederen belangstellende in de koloniale politiek ligt nog versch in het geheugen de schoolstrijd die een vijftal jaren geleden in de Minahassa gevoerd werd, en die hier te lande ook vele gemoederen in beroering bracht. Ongetwijfeld was voor menigeen eerst'deze gebeurtenis de aanleiding om op de kaart van Indiëeens na te slaan waar toch eigenlijk dat landje gelegen mocht zijn? Toch hebben de Minahassers geenszins zulk Mtnahasser's in Europeesch Cosiuum eene mindere bekendheid verdiend, ware het alleen maar om de belangrijke rol die het Minahasisch element vervult in het Indische leger, waarmede Neerlands gezag in de verre gewesten gevestigd en gehandhaafd wordt. Omtrent de geschiedenis van het volk vóór de aanraking met de westerlingen is weinig bekend. Zooveel is echter wel zeker, dat de kern van het volk, de Toundano, Tounpakewa en Tounbulu, een stamland hebben, dat in het Noorden gezocht moet worden; het voorkomen van den Mirahassar en hun taal doen verwantschap vermoeden met de Filipino's of Japanners; 1) volgens Kruyte.a. wordt in het Minahasisch bijgeloof het Noor den als de plaats aangewezen, waarheen de zielen der afgestorvenen trekken; ook bestaat er overeenkomst tusschen de Minahassatalen en die van een stam der Filipijnsche inboorlingen. 2) Het critieke moment voor de Minahassa was, toen in 1831 de zendelingen Riedel en Schwarz, beiden van het Nederl. zendings genootschap, op Menado voet aan wal zet ten. De komst van deze twee Duitschers toch leidde het proces in, dat met verras send snel tempo haar beslag nam. Nergens is in de geschiedenis der Christelijke zending van de vorige eeuw, het werk van deze pioniers geëvenaard, laat staan overtroffen geworden. 3) In 1850 moest Riedel reeds een kerk laten bouwen te Tondano, het hartje van de Mi nahassa, om zijn gemeente een verzamelplaats te geven. Het is dezelfde kerk waar later van Kol zijn bekende volksvergadering" heeft gehouden. 4) In die jaren ook was het dat de G. Q. Duymaer v. Twist bij zijn bezoek aan de Minahassa verrast werd door een toespraak van een der inlandsche hoof den, in het Hollandsen gehouden, en welke de bewondering wekte van dr. Bleeker, die tot het gevolg van den G. G. behoorde. 5) De persoonlijke invloed, die van Riedel en Schwarz uitgingen was zoo groot dat men hem nu nog duidelijk merkt, terwijl zijzelf reeds jaren de eeuwige rust zijn ingegaan en verschillende personen elkander op de door hen achtergelaten plaats hebben opgevolgd. De strenge, eenvoudige Riedel heeft van de Tondaneezen en Tounpant strengchristelijke, goedmoedige en gastvrije landbou wers gemaakt; de practische Schwarz trans formeerde zijn Sondereezen in landbouwers, die ook nijvere handwerkslieden en klein handelaars waren. De overgroote meerderheid van de Minahasers is landbouwer; bijna ieder heeft nog wel een stukje grond waar hij van kan leven, en heeft iemand bovendien nog een span sapi's (trekvee) en een kar, dan is hij hiermee genoegzaam toegerust om een eigen bestaan te beginnen. Toch brengt de Minahasser het zelden noemenswaard verder in zijn stoffelijk bezit dan waarmede hij be gonnen is. Men heeft hem niet geleerd nieuwe wegen te zoeken, en zoo blijft hij op hetzelfde punt. Want bij alle waardeering, die wij overigens voor de prestatie der zending moeten hebben, de zendelingen waren zieleherders en meer niet; economisch inzicht mocht niet van hen gevergd worden en zij hebben dat ook niet getoond. Ook de regeering heeft in dit opzicht gedwaald: door een ondoelmatig onderwijssysteem, waarbij alle aandacht geconcentreerd werd op de geestelijke vorming, (er werd eens geestig opgemerkt: de Minahassa is n kweekschool voor school .neestertjes en Werkjes) werd het evenwicht verbroken tusschen samenleving en individu. De ener gieke jongelui trokken 't land uit om als klerk etc. ergens een bestaan te zoeken, het landbouwwerk beneden zich achtend; wat van het jongelingschap achterbleef, ontbrak het meestal aan kennis en doortastendheid om het landbouwbedrijf of handwerk in breeder banen te voeren. Gelukkig is hierin j een kentering waar 1e nemen, en mag het j als een verblijdend teeken worden beschouwd, i dat Minahasasche jongelieden, die hun op- ] leiding hebben genoten aan de landbouw school te Buitenzorg bezig zijn een land bouwbedrijf in te voeren, waarbij gebruik wordt gemaakt van de resultaten van weten schappelijk onderzoek. Een volkslandbouw school te Tondano, aan welks hoofd een Minahasar staat, zorgt voor het verband tusschen deze goed geschoolde leiders en het volk. Een groot gevaar blijft het kleine volk van 200.000 zielen bedreigen: de werving voor 't koloniale leger. Hierop kan niet genoeg gehamerd worden. Honderden jonge lieden, de meest krachtige en gezonde, worden jaarlijks aan het volk onttrokken, om ergens anders den physieken of tnoreelen ondergang tegemoet te gaan. Al zullen de tragische gevallen.die van Kol ons schildert 6) tot de uitzonderingen behooren, het is en blijft plicht op deze wondeplek te wijzen. Het is begrijpelijk en tot een zekere hoogte billijk, dat men deze bron voor de militaire macht, (waaruit men volgens sommige militaire deskundigen, het keurkorps van het indische leger verkrijgt) niet dadelijk wil afsluiten. Toch lijkt het mij geen groote moeilijkheid om in de regeling der toch aanstaande militie in Indiëeen oplossing te vinden, waarbij n het leger en het Min. volk gebaat is. Op onderwijsgebied is de Minahassa, niet tot haar voordeel, steeds het troetelkind der regeering geweest. Volgens Van Kol moet de indische regeering jaarlijks pi.m. 2Vg ton bijpassen waarvan het leeuwendeel nog ver slonden wordt door onderwijs. Dit is zeer zeker geen gezonde toestand, maar men dient toch ook eenigszins de omstandigheid in aanmerking te nemen dat ook buiten hun geboorteland honderden Minahasars zich nuttig maken in verschillende diensten bij Giuvernement en particulier. Van Gouv.swege zijn voor inlanders op gericht, behalve de legio Mileische scholen, vier z.g. burgerscholen met Hollandsen als voertaal, verder te Tondano een Muloschool. Ook de Europeesche lagere scholen te Me nado worden voor 't grootste gedeelte door inlanders bezocht. Het kan gezegd worden dat het verlangen om de Nederlandsche taal te leeren in de Minahassa algemeen is. In gegoede standen is op het oogenblik het Hollandsch de omgangstaal. Kleeding, gewoonte en gebruiken zijn Hollandsch, ten minste Indisch-hollandsch. De inlandsche jongedame kleedt zich als haar indoeuropeesche zuster, fietst, tennist en (helaas) danst ook de westersche dansen. Ze begint en eindigt haar geestelijke vorming in een kostschool voor inlandsche meisjes in Tomohon, die oorspronkelijk slechts voor den adel bestemd was, doch nu ook voor anderen open staat. Dit laatste had tot gevolg, dat de bang<a nu haar dochters liever stuurt naar de Hollandsche meisjesschool in Menado. Ue jaarlijksche races op de hoofdplaats bieden aan de aanzienlijken een welkome gelegenheid om eikander te ontmoeten, aan de dames vooral ook, om (ja ook daar lezers Soldaten uit de Minahassa is het zoo) elkanders costuum te bewonderen. Tegen den tijd der races beginnen er ver dacht veel paketten te Menado te komen afkomstig van Printemps", Louvre" of een andere Parijsche modezaak, en worden Gracieuze" en Weldon s Ladies Journal" ernstig bestudeerd. De vrouwen van het volk zijn meer trouw gebleven aan de oude kleederdracht: de over heel Indië, hoewel in verschillende vormen, verspreide sarong en kabaja. Uit een en ander heeft men reeds ge merkt, dat de positie van de vrouw in de samenleving geenszins die van een slavin is; ze geniet de grootst mogelijke vrijheid en heeft in familieaangelegenheden evenveel te zeggen als de man. Hickson concludeert zelfs uit sommige overleveringen, dat de vrouw in de oeridee van 't volk een hooger plaats inneemt dan de man; in elk geval staat vast dat ook vóór de invoering van het christendom het huwelijk monogaam was. 7) Door deze verhouding tusschen man en vrouw is een enorme invloed van de laatste uitgegaan op de volksontwikkeling; 8) of dit nog in de toekomst zoo zal zijn, hangt af van de wijze, waarop men nu verder in de behoefte aan onderwijs voor de vrouwen zal voldoen. Dit is zeker, dat de bestaande onderwijsinstellingen niet voldoende meer zijn. De katholieke kerk, heeft dit ten volle beseft en een nu druk bezocht meisjes in-enexternaat opgericht, waar ook uitgebreid onderwijs wordt gegeven. Verschillend is het oordeel der Hollandsche auteurs over het feit dat de R. K. missie zich daar in een protestantsch land heeft neergezet. De Mina haser zelf maakt er zich niet warm over; een inlandsch hoofd zei me als zijn mee ning: Laat ze elkander concurreeren ; het gevolg is onvoorwaardelijk dat wij betere scholen krijgen." Deze woorden zijn typee rend voor het algemeen verlangen: beter onderwijs. De Minahaser ziet heel goed in dat het niet aangaat dat Java zijn budget moet completeeren, maar ook ziet hij in, dat met een beetje inzicht in de zaken een bezuiniging op onderwijsgebied heel wel met verbetering gepaard kan gaan. Ook nog in een ander opzicht is het perfectioneeren van 't onderwijs nuttig; in de laatste jaren heeft de Minahassa een zedelijk overwicht bij de omliggende landen verkregen, en talrijke jongens en meisjes uit die streken trekken naar de Minahassa om school te gaan; ook die landen zullen direct gebaat zijn als de M. een beter onder wijsstelsel krijgt. Het bestuur is ingericht naar hetzelfde principe als op Java, door middel van de inlandsche aanzienlijken wordt het land be stuurd door den Rresident van Menado met eenige controleerende ambtenaren. Het hoog ste ambt bij het binnenlandsch bestuur is voor den Minahaser die van Hoekoem Besar of Majoor, die aan het hoofd van een dis trict staat. Hierop volgt de Hoekoem-kadoea en verder het dorpshoofd en zijn onderge schikten. De Hoekoem's Besar en Kadoea worden uit de baugsa gekozen; gelukkig is nu met de erflijkheid dier ambten gebroken. De dorpshoofden worden door de dorpe lingen uit hun midden gekozen. Ik heb met opzet van dorpen en niet van dessa's ge sproken, omdat een Minahasisch dorp een heel ander aspect heeft als een Javaansche of Sunatraansche dessa. Om van een Mina hasisch dorp voor den Hollander zoo kort en duidelijk mogelijk een idee te geven meen ik niets beter te kunnen doen, dan de woor den van Baron van Boetselaer van Dubbel dam aan te halen: In een Manahasisch dorp heb ik mij dikwijls in een Hollandsch boerendorp gewaand." Omgekeerd heb ik vaak Minahasars de opmerking hooren maken van de eigenaardige gewaarwording die ze hadden, als ze op 't Hollandsch plat teland kwamen. Niettegenstaande de groote metamorphoze die de Minahasars uiterlijk en innerlijk heb ben ondergaan, is er echter nog veel van het oude bijgeloof overgebleven. Nog altijd wordt voor een of andere onderneming 's nachts de nachtuil opgefloten, en luistert men aandachtig naar het antwoord dat zij geeft; nog altijd keert een Minahasar direct huiswaarts, als op reis een slang voor hem den weg oversteekt; en nog altijd klinkt het gefluit van den mangoeni 9) van het oosten komende en drie maal drie keeren herhaald, Adellijke jonge dame in Europ. Costuum hem als een sombere profetie in de ooren. Hoe kan het ook anders? Al geven ons de uitstekende grintwegen, de goed gere gelde dorpenbouw, de kerken en vrome kerkgangers, de groote nette huizen den indruk van een in westerschen zin geordende maatschappij, wij moeten niet vergeten dat het ter nauwernood een menschenleeftijd geleden is, dat de beschavende geest van het Westen voor het eerst over dit land ging, en dat voordien absoluut niet van een beschaving gesproken kon worden. 10) RATU LANGIE l en 2). Sarasin. Reisen auf Celebes. 3). Sidney Hichson. A Naturelist in NorthCelebes. 4 en 6). H. v. Kol. Reisherinneringen. 5) Dr. Bleeker. Reisbeschrijving. 7). Volgens Graafland in zijn de Minahasa" werd dit door Padt Brugge pi. m. 1G56 medegedeeld. 8). Meer uitvoerig door steller betoogd in nummers van ultimo 1913 in de Vrouw van de XXe eeuw. 9) Mangoeni is een nachtvogel. 10). Meyer. Die Minahassa auf Cele bes", in Samml. Gemeinverst. Wissensch. Vortrage XI."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl