Historisch Archief 1877-1940
9 Juni '17. No. 2085
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Van Vrouwelijk doen en denken
XV
Hoe vreemd, maar ook hoe zuiver
staat men tegenover de wereld, wanneer
men haar een paar maanden lang alleen
heeft kunnen waarnemen door het kijkglas
van het kamervenster! Met hoeveel gretig
heid drinkt men de opwekkende lentegeu
ren in, wanneer men weken lang is gewend
aan verwarmde zieke-kameratmosfcer l
Welk een frissche, nieuwe kijk krijgen we
op het leven, wanneer we genoodzaakt zijn
geweest ons, langer dan ons lief was, te
concentreeren tot de verzorging van licha
melijk welzijn. Het lichaam is weer hersteld
en gezond, maar ook onze geest heeft
gerust, heeft een winterslaap doorgemaakt
en is ontwaakt, vol nieuwe vitaliteit, heeft
zich toerust met nieuwe energie, schijnt
herboren. Heeft onze geest werkelijk ge
slapen ? Of heeft hij gepeinsd, stil gepeinsd
over vele levensvragen in de dagen, dat
ons lichaam ziek was, dat we in ons
diepste zelf voelde hoe broos en vergankelijk
ons aardsche bestaan eigenlijk is, hoe
weinig er toch wel toe noodig is om hevige
stoornis te brengen in onze gecompliceerde
en verfijnde constitutie. In de lange dagen
van lichamelijke rust, wordt onze geest
levendiger dan ooit en de gedachten komen
en gaan in lange, onafgebroken stoeten en
houden niet op onzen geest bezig te hou
den, ondanks het zieke lichaam. O zeker,
de geest behoeft niet te werken volgens
onzen bepaalden wil, hij behoeft zich niet
te concentreeren op een bepaald onderwerp
en zijn arbeid is niet gedwongen voor een
vasfgestelden tijd van den dag. De geest rust
uit van zijn dagelijksch werk, maarslapen?|Hij
werkt anders, rustiger, vrijwillig, en wordt
daardoor niet vermoeid; hij werkt minder In
tens misschien, maar slapen? En toch! Wan
neer een herstelde zieke het leven weer aan
vaardt, voelt hij zich als herboren, en voorden
geest is 't, alsof hij is ondergedompeld ge
weest in een verffisschend bad. Hoe dubbel
lief hebben we de lente en het late groen,
hoe geurig waait ons de zoele wind tegemoet.
We treden naar buiten, in de natuur. Daar
willen we toch onze eerste schreden zetten,
niet in de woelige stad. Het drukke, voezige
leven trekt ons niet. Omdat we weten, dat
de natuur verreinend werkt, dat het groote
stadsgedoe ons degenereert.
Toen ik voor 't eerst weer in de stad kwam,
en zag het modieus en mondaine streven van
al die vrouwelijke poppen, hooge bakjes,
korte rokjes, losse manteltjes, schuine hoed
jes, kleine stapjes, leek 't me alles zoo ijdel
en leeg, zoo wuft en gevoelloos in deze
ernstige tijden. Geen enkele van haar die
flink loopen kon, deze zich in al die modieus*
kleedij vrij bewoog. O, we ijveren voor
vrouwenkiesrecht en we loopen nog zoo
vrijwillig mede onder 't juk der mode; we
doen dik en smachtend over vrede en ver
dringen elkaar bij de trams, we verkwisten
ons kostelijk' geld in tearooms, en konden
thuis nog veel zuiniger zijn met onze levens
middelen, al was 't maar terwille van hen,
die zich niet meer bekrimpen kunnen, en
die niet krijgen wat haar toe komt, omdat
anderen verspillen. We hebben 't over een
voud en we gebruiken voor onze kleeding
tweemaal zooveel stof als er noodig is om
een behoorlijk kleedingstuk te maken, en
we betalen voor een paar laarzen met hooge
hakken en ónsterk peau de suède met liefde
?20.?of meer, schoon we weten dat velen
gebaat zouden zijn als we zulke dure prijzen
niet wilden betalen. We houden vredescon
gressen en redeneeren er heel veel, maar
't gaat .ook hier veelal: wel naar m'n woor
den, doch niet naar m'n werken, en de
schoone middenmaat onder de vrouwen vindt
men vooral onder haar die vrede om
zich heen spreiden in eigen kring, die niét
intellectueel zijn, die niet als vormlooze
hobbezakjes rondloepen, maar ook niet als
nuffige modepoppen, die besparen op hare
kleeding om tegemoet te komen aan 't dure
huishouden, die de natuur zoeken boven
't stadsgedoe, die leven voor de gemeen
schap zonder veel praten, doch met de daad,
die werken in eigen kring, die ten zegen
zijn in eigen huis en daardoor ook en
vooral aan het groote huis van den Staat.
E. C. v. D. M.
Ergens in Gelderland
Eerst een stuk den Rijksstraatweg langs
onder zware eiken, dan een zandweg door
de rogge en eindelijk de spoorlijn, waar we
de rijwielen stallen in het blokhuisje. Een
smal voetpad leidt ons langs een mislukt
hooilandje, waar naast de zure, zeggen nu
harlekijnsorchis, en handekenskruid bloeien
in volle pracht en daar ontplooien zich ook
reeds de bladparen van den zomer-orchis.
Er staat nog een hooireek met overjarig
bruin hooi, dat zelfs in dezen tijd geen
afzet heeft kunnen vinden. Voor ontginning
heeft dit stuk niets te beduiden.
Vroeger is het hier een uitgestrekt veen
geweest, zoo iets tusschen hoogveen en
moerasveen in, anders dan in Drenthe of in
de Peel. Er is gegraven en gebaggerd tot
alles uitgeveend was op een paar lange
rechte strooken na, die nu min of meer
begaanbare dammen vormen, door wat eens
de plassen waren. Die zijn echter alweer
sinds langen tijd dichtgegroeid. Hier en daar
blinkt nog bruinig water, maar langs de
randen van de plas ligt al een breede strook
van vlottend veenmos, donkergroen, de
rozetjes van de bovenste bladeren gelijk met
de oppervlakte van het water. Middenin
groeien hooge blauwgroene rietgrassen,
afzonderlijke stengels, nog dun geplant
en elders weer tiert een andere soort, die
in den loop der jaren dichte bulten maakt,
Vrouwen in den Handel
Lady Mackworth geïnterviewd
In The Common Cause", het orgaan van
de National Union of Women Suffrage
Societies in Engeland, vinden wij een inter
view van lady Mackworth, directrice va.n
de Consolidated Cambrian Ltd en voorzitster
van de Sanatogen Maatschappij, dus een
vooraanstaande vrouw in den handel.
Lady Mackworth is een vurig suffragiste
en dus is ze voor gelijk kiesrecht voor
mannen en vrouwen, maar toch is ze van
meening dat de voorstellen van de Engelsche
kiesrecht-commissle met betrekking tot het
vrouwenkiesrecht niet onbevredigerd zijn
(men weet dat deze commissie voorstelde
aan vrouwen boven 30 of 35 jaar het kies
recht te geven en dat dit voorstel door het
Lagerhuis is overgenomen). Ze beteekenen
een grooten stap voorwaarts", aldus lady
Mackworth, omdat het principe vrouwen
kiesrecht er door wordt aangenomen, en het
leeftijdsverschil tusschen mannen en vrouwen
dat gemaakt wordt, is van even weinig ge
wicht als elke andere bepetking die men
zou maken. Hoofdzaak is, dat een groot
aantal vrouwen het kiesrecht krijgen".
Welke uitwerking denkt u dat het vrou
wenkiesrecht zal hebben op de positie van
vrouwen in industrie en handel?' werd aan
lady Mackworth gevraagd en haar antwoord
was: Dat is moeilijk te generaliseeren,
maar ik ben er van overtuigd, dat het kies
recht een prikkel voor de vrouwen zal zijn
om zich in vakvereenigingen te organiseeren
ten einde de betere loonen te bedingen, die
zij zoo hoog noodig hebben; zij weten dat
een vereeniging van kiezers een lichaam is,
dat macht kan uitoefenen en directen invloed
op haar loonen en arbeidsvoorwaarden laten
gelden."
En wat lady Mackworth dacht van de
toekomstige voortuitzichten voor vrouwen
in den handel?
De eenige hinderpalen, die het succes
van vrouwen in den handel in den weg
staan, zijn traditie en vooroordeel," zoo liet
lady M. zich uit, er is geen enkele reden,
waarom vrouwen niet evenveel
verantwoordelqksheidsgevoel en evenveel succes in den
handel zouden hebben als mannen indien zij
dezelfde kans krijgen. Maar in de meeste
groote handelszaken bestaat de gewoonte
dat de zaak overgaat van vader op zoon.
Waarom spreekt het van zelf, dat de zoon
in de firma wordt opgenomen en niet de
dochter?"
Lady Mackworth eigen ervaring is zeer
zeker een bewijs van het dwaze dezer ge
woonte en zij gelooft dat er door den oorlog
wel proeven op grooter schaal zullen worden
genomen. Voor concurrentie behoeft men
vooreerst niet te vreezen.
De beste voorbereiding voor den handel
acht lady Mackworth de openbare school
en de universiteit; na deze opleiding is het
een eerste vereischte de practijk van den
handel te leeren. Vrouwen zijn lang belem
merd geworden om een plaats in handel en
industrie in te nemen, door onvoldoende
voorbereiding zoowel als door het ontbreken
van de gelegenheid om zich in de practijk
te bekwamen. Gedurende den oorlog zijn
ze nu aangezocht om werk te doen, dat
haar geheel vreemd was, soms na slechts
een paar weken van voorbereiding en men
verwachtte van haar dat ze mannen zouden
vervangen, die jaren van opleiding en on
dervinding achter den rug hadden. Het is
niet te verwonderen, als er daar wel eens
iets op de resultaten viel af te dingen. Er
is echter nog iets anders, wat het verkrijgen
van de allergunstigste resultaten met de
vrouwelijke werkkrachten heeft in den weg
gestaan. Het is namelijk van het grootste
gewicht, dat het aanstellen der vrouwelijke
werkkrachten.indien eenigszins mogelijk.door
vrouwen geschiedt en dat ook het toezicht
op haar werk door vrouwen gehouden wordt.
Een man, al is hij bekwaam om een
mannelijken bediende te engageeren, zal meestal
niet in staat zijn, uit een aantal jonge vrouwen
dat zich aanbiedt, juist die te kiezen, welke
voor de vacante plaats het beste geschikt
is. Hij let niet op dezelfde eigenschappen,
die hij voor het jongemensch prefereert en
door deze onbevoegdheid der mannen om
the right woman on theright place te kiezen,
zijn bij het aanstellen van vrouwen, die
mannen moesten vervangen, vele fouten
begaan.
Lady Mackworth is verder van meening,
dat vrouwen niet alleen hetzelfde loon voor
gelijk werk moeten eischen, maar ook dezelde
kans op verhooging. De ongelijke belooning
en bevordering hebben het succes van
vrouwen in den handel tot heden te veel
belemmerd. De gewoonte wil, dat de
hoogere en meer verantwoordelijke
betrekIIIMHMMIMIIIIIIHtlMIMIIIIIMMIIIMItmlIHIlimlIMIIMMMIIlmlMlllimlMI
een dikke pluim van bladeren en
bloeistengels op een voetstuk ter dikte van een paar
decimeter, rare gewassen, die wel herinneren
aan de graspalmen van Australië. Nog ander
goedje groeit daartusschen, waterdrieblad
en waterviolier, bronmos en fonteinkruid en
met dat al zal het bruine plasje binnen en
kele jaren verdwenen zijn en dan hebben
zegge en veenmos het wel geheel in beslag
genomen. Wie eenmaal op die dingen let
krijgt in het verwordend veen een sterk
gevoel van indrukwekkend en grootsche
werkzaamheid. Zoover het oog reikt zien
we de plantengroepen bezig, riet en russchen,
hei en gal l gaan en vooral veel wollegras,
dat op het oogenblik op de meeste plekken
in dit veen de overhand schijnt te hebben.
Overal wapperen de witte pluimen, hektare
bij hektare soms den indruk gevend van
een sneeuwveld onder den blauwen
zomerhemel. D_e dunne gladde donkergroene
stengeltjes zijn uiterst buigzaam en veerkrachtig
door sterke bundels van steunweefsel die
de naneef, als dit terrein ooit weer rijp
veen zal worden, als lok? in zijn lange
turven zal terugvinden. Ge herrinnert u die
harige strengen wel.
De dammen breken op hoogst aangename
wijze de eenvormigheid van 't moeras. Ze zijn
begroeid met struikgewas, waarvan in den
loop der jaren de zaden hierheen zijn ge
bracht door den wind of door de -vogels.
Berken en gagel vervullen er de lucht met
hun aangename sterke geuren, waterwilg,
grijze wilg en kruipwilg hebben al rijpe
vruchten en werken met het wollegras mee
om hier de wereld wit te maken. De vogel
kers is al uitgebloeid en de Geldersche roos
zal juist beginnen. Kamperfoelie en hop
slingeren zich om de stammen en maken
menig stuk zoo ontoegankelijk, dat de slimme
vos er zijn verblijf kan hebben. Wij vinden
De mode door een vergrootglas
Teekening voor De Amsterdammer"
van Hanna Lamberts
De zak-rpk. Ook te gebruiken als
portebouquet bij het plukken van veldbloemen
en bloeiende struik- en boomtakken.
kingen aan mannen worden gegeven, maar
er is geen enkele reden, waarom vrouwen
niet dezelfde posten zouden vervullen en
dezelfde salarissen zouden genieten als
mannen krijgen, in welken tak van den
handel dan ook.
De vrouwen", zegt lady Mackworth, moe
ten alle krachten inspannen om den slag
boom opgeheven te krijgen, die haar zoowel
in de handelswereld als in de politieke
wereld altijd den weg heeft versperd".
HENRIËTTE BEERSTECHER
Uit den goeden ouden tijd
In het nummer van 26 Mei het stukje
lezende over de Maximumprijzen in den
Romeinschen Keizertijd, dacht ik dat het
voor het tegenwoordig geslacht misschien
niet onaardig zoude zijn, iets te vernemen
omtrent de prijzen van levensmiddelen,
welke de tegenwoordige ouden-van-dagen
zich uit hunne jeugd nog herinneren.
Mijne 14 eerste levensjaren (1838-1853)
bracht ik door in mijn geboortestad Gro
ningen, en ik weet nog zeer goed dat als
des Zaterdags-morgens de omroeper zijn
mededeelingen besloten had met het bericht:
Afslag, Zeevischl" de dienstbode met een
mandje naar den afslag Draa" (lees de Aa")
ging en dan later terug kv/am met een
mienssel" n.l. 20 stuks, schelvisschen, van
verschillende grootte, en dat die voorraad
dan zoo negentien of een-en-twintig stuuver
(stuivers) kostte. Soms bracht ze een paar
kolossale schollen mee, voor vier stuuver"
per stuk. De beter kostte 7Vs et- 'n koppien"
dat was 2% ons, netjes opgemaakt in een
hoog vormpje; 10 et. kostte een half stuk,.'
dat was 5 ons in den vorm van een dikken
worst, en een Kilo (Neêrlands pond) kostte
20 et., en heette een hél stuk.''
Ossenvleesch 15 et. 't pond, (5 ons); ik heiinner
mij nog dat het opsloeg tot 17Vs, maar om
dat wij veel gebruikten, kregen we het
vooreerst nog voor 15 et. Toen echter de
biefstuk een kwartje de 5 ons moest kosten,
durfde men er in den eersten schrik bijna
niet meer aan denken om zulk duur vleesch
te eten. Een kalfskop met de lever kostte
90 et.! een paar zwezerikken 35 et.; een
eendvogel 15 et., een taling 17Üet. Op markt
dagen (Maandag en Vrijdag) kwamen de
boerenkarren met vaatjes karnemelk, en dan
werd er een groote emmer karnemelk geno
men voor n dubbeltje. Wat de eieren
kostten, heiinner ik mij niet meer: die gin
gen per stleg" (20 stuks) of half stieg.I'
Omtrent de loonen der dienstboden weet
op menige plaats de sporen van zijn aan
wezigheid.
Hun grootste bekoorlijkheid ontleenen deze
dammen echter aan de aanwezigheid van
een klein heestertje dat langzamerhand uit
de Nederlandsche Flora dreigt te verdwijnen,
maar hier nog tiert in weelderigen over
vloed, de fijnste en mooiste van onze
boschbessoorten, de veen-boschbes. Iedereen kent
de gewone blauwbes van onze eiken- en
dennenbosschen, of de vosbes met zijn hard
glimmend blad en mooie witte bloemtrosjes,
maar de veen-boschbes of stronkbes wordt
Veen-Boschbes of Süonkbes
ik niets, dan dat onze Martha" f 50 's jaars
verdiende en men dit hél veel vond.
Daaromtrent kan ik uit mijn later leven
echter meer mededeelen. Toen ik in 1859
ging trouwen en naar den Haag zou gaan,
liep het in Haarlem waar ik toen woonde,
storm met dienstaanbiedingen, daar men
gehoord had dat er zoo'n hooge huur" ge
geven werd, notabene f 80 voor de
keukenen f60 voor de 2de meid. De werkster die
's morgens om 7 uur kwam en tot 't avonds
8 bleef, kreeg 35 et. en een boterham me O
naar huis, of 45 et. en geen boterham.
Natuurlijk vielen er altijd kliekjes mede te
nemen. In de jaren 1865 en 66 had ik eene
keukenmeid die, afgezien van haar humeur,
de volmaaktheid in alle opzichten nabij
kwam; men zoude niet verlegen zijn geweest
onverwacht den Koning te dineeren te krij
gen. Dit phenomeen verdiende f 4 's weeks,
en dat was exorbitant veel!
In dien tijd betaalde men bij van der Kuijlen
te's-Gravenhage in 't Voorhout f 150 per maand
voor de absolute beschikking over een geslo
ten en een open rijtuig met vasten koetsier en
twee paarden in een afzonderleken stal in
de buurt waar men woonde. De kleeding
van den koetsier moest men zelf betalen.
Tot slot nog een in dezen tijd vooral
bijna ongeloofetijk iets: in een oud kasboek
vond ik genoteerd in 1874 dat onze winter
voorraad cokes, 100 mud, f21, zegge:
nen twintig, gulden gekost had!
M. L. - H.
llllllllllllllllllllllllllllllllllIlllllllllllltlllllllllllMIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIII
INOEZ ONDEN
Vogels en hun leed
Aan mevrouw A. de Graaff-Wuppermann
Ieder weldenkend en eenigszins fijn ge
voelend mensch zal het ongetwijfeld met u
eens zijn, dat velen ten opzichte van de
dieren zich niet steeds gedragen, gelijk het
behoort en dat met name het vogelnestjes
verstoren, uithalen enz., een zeer onheb
belijke geschieden!^ kan genoemd worden.
pok ik zal van harte lederen maatregel toe
juichen die tot verbetering in dezen kan
leiden. Edoch of het door u aangegeven
middel veel zal helpen?
Als zoo dikwijls ten opzichte van gebre
ken der jeugd, worden weer de onderwijzers
er voor gespannen om dat zaakje op te
knappen, Het is mij wel! Maar wanneer nu
werkelijk op de scholen gedurende een maand
bijv. eens opzettelijk bijzonder de aandacht
der kinderen op deze zaak gevestigd wordt,
zal dat noemenswaard baten ? Ik help het
hopen. Maar zijn er redenen om het te
gelooven ?
Ik stel mij de zaak ongeveer aldus voor.
De kinderen bestaan uit drie partijen. Tot
de eerste behooren zij die het uit gewoonte
(of uit beginsel) toch nooit zullen doen;
tot de tweede de verstokten, die het uit
dezelfde oorzaak (en) nooit zullen laten;
voor de derde rubriek blijven nu over, de
twijfelaars. Ten opzichte van I is het
onnoodig, bij II vergeefsche moeite deze
beide mogen dus buiten beschouwing blijven.
Alleen met de derde soort zal ernstig reke
ning moeten gehouden worden. Nu bestaan
er m.i. drie mogelijkheden. De minst
ongevoeligen zullen wellicht gaan meedoen (of
eigenlijk laten) met I; de vrijwel
ongevoeligen gaat het natuurlijk het eene oor in
en het andere uit, zonder meer; en nu de
tusschenliggenden, ja, die hebben wellicht
nooit gedacht aan nestjes-verstoren, maar
nu er eenmaal hunne aandacht op gevestigd
is, zullen we voorbereid moeten zijn op de
aardigheid, dat ze gaan meedoen, en het
VAN ALLES WAT
OPGEMAAKTE SCHOTELS
Een flensjesschotel
Flensjes of pannekoekjes vult men met
rijst en vruchtenjam. Ze worden dichtge
slagen en waaiervormig neergelegd op een
ronden schotel, waarop in 't midden ter
verhooging een klein bordje of schaaltje is
geplaatst. De tusschenruimten worden aan
gevuld met jam. Een takje piet' "lie siert
den top.
E. HEIJMANS-VAN BEEK
u niiniii iiiiiii minimum iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiuiiiimi
resultaat is hier dus juist tegenovergesteld
aan het beoogde.
Mag ik eens een dergelijke anecdote 'ver
tellen, als u?
Een paar jongens hebben een jong haasje
gevangen.
Maar jongens, wat zal die moeder van
dat diertje nu wel denken, als ze terugkomt?"
O niks. Want die is dood."
Hoe weten jullie dat?"
U heeft ze vanmiddag opgegeten!"
Waarmee ik nu maar zeggen wil, om kort
te gaan: Wanneer u iets wilt kunnen ver
wachten van het verberen der jeugd, dan
zullen de grooten moeten voorgaan en dan
zal men in de eerste plaats moeten eindigen
met het opzettelijk en zonder noodzaak
dooden van dieren (menschen... dat komt
er vanzelve minder op aan, want dan zou
er geen oorlog meer kunnen gevoerd wor
den!!!) m. a. w. wij zullen vegetariërs
moeten worden.
En ik meen ernstig beducht te mogen
zijn, dat we daaraan in de eerste tientallen
van jaren, misschien eeuwen nog niet toe
zijn. M. v. D. B.
Verzoeke stukken, ingezonden om verschil
van meening kenbaar te maken met vooraf
geplaatste artikelen, in 't vervolg voluit te
onderteekenen. ' E. M. R.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililiim: n m immuun
KlNDERWIJSHElD
Wijs Lientje
Klein Jantje en zijn zusje Lien,
Die liepen saam op straat:
't Was avond, 't licht was lang reeds op,
Ja, 't was al aardig laat.
En aan den hemel zagen zij,
De lichte, halve maan,
En Jantje vroeg toen heel verbaasd,
Waar komt dat ding vandaan ?"
'k Begrijp niet, wat het wezen kan,
Weet jij het ook soms Lien ?
Of heb je ook nog nooit tevoor,
Zoo'n wonder ding gezien ?"
En Lien, als ouder zusje deed,
Alsof zij 't heel goed wist,
Maar 't bleek, dat onze wijze zus,
Zich leelijk had vergist.
Dacht jij," sprak Lien, dat ik zooiets
Niet eens begrijpen kon ?...
Wel Jan, ik weet wel wat het is,
't Is de kapotte zon."
P. A. E. OOSTERHOI f
DIRECTOIRE FANTALONS
uuummmiMiiumimi IHIMIIIMUIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII)I
alleen gevonden in de oorspronkelijke
veenwouden. Hier op deze dammen groeit hij
naast en tusschen de gagel en is er op
't eerste gezicht haast niet van te onder
scheiden, want de blaadjes hebben dezelfde
blauwgroene kleur en ongeveer een zelfden
vorm. Maar de struik is veel ranker, en nu,
in Mei bloeit hij met mooie langwerpige
wasachtig witte klokjes aan slanke lichte
stelen, soms afzonderlijk, soms in groepjes
van twee of drie, zeer gemakkelijk van de
an.lere boschbessoorten te onderscheiden.
Geen van de andere schiet zoo hoog op.
wij vonden er van wel een meter hoog.
Met een gevoel van bijzonder groote
tevredenheid stonden wij midden in een
overvloed van deze zeldzame planten. In
den laten namiddag waren de hommels nog
druk bezig in de bloemen, groote, ruige,
oranje brommers. En, zooals op afgelegen
plaatsen dikwijls het geval is, het was alsof
al het moois uit 't veen op deze ne plek
was geconcentreerd. Want vlak naast den
dam op bleek groengele kussens van hoog
gewassen veenmos kropen de fijne stengels
van een andere boschbessoort, de kleine
veenbes, dicht bezet met langgesteelde
knikkende vierpuntige rose bloemen. En nog
iets verder verhief zich een heel eilandje
van een andere beroemde familiegenoot, de
Andromeda, die, als de stronkbes, zelf zijn
klokjesbloemen aan kleurige steeltjes doet
hangen, doch die zijn niet wit, maar heel
licht karmijn. Straks komen nog dophei en
struikhei erbij en nog zoo menig andere
interessante plant van de hooge venen.
Nu ging de roode zon dalen achter de
blauwe bosschen ver achter het veen en nu
komt er meer geluid van dierenleven. De
kleine karekiet heeft al voortdurend zitten
zingen en ook de rietgors en de grasmusch
hebben om zoo te zeggen al onze schreden
IIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIItlllMIIIIIIMII tlMnilMMIIIIIMIIII Illllllllllll
vergezeld. Maar nu zet de rietzanger zijn
eindeloos liedje in, dat wellicht den heelen
nacht zal duren. Hoog uit de lucht weer
klinkt een vreemd geluid en als wij opzien,
dan zweeft daar in onzekere vlucht een
tamelijk kleine vogel rond, kleiner dan een
kievit en grooter dan een spreew. Hij fladdert
als een vleermuis rond, stijgt dan met vaster
vlucht omhoog om met half ingetrokken
vleugels vrij plotseling weer te dalen. Een
oogenblik later bereikt een dof blatend
geluid ons por en nu weten wij dat daar
een watersnip zijn lentespel vertoont. Nu
komt hetzelfde geluid van een andere zijde
en weldra zien we drie watersnippen tegelijk
hoog boven het uitgestrekte veen hun
vroolijk spel vertoonen. Intusschen is onze
aandacht van de bloemen op de vogels
overgegaan en nu hooren we ook heel ver
weg den korhaan bulderen, want ofschoon
de uren voor zonsopgang zijn eigenlijke
speeltijd zijn, kan hij het 's avonds toch
niet laten. Luid roepend vliegt een koekoek
rond, een wonderlijk dier zooals hij daar
zeilt met wijd uitgespreiden langen staart
en smalle spitse vleugels. Een kameraad
geeft uit de verte antwoord en weldra
zitten ze samen op de telegraafdraad langs
de spoorlijn hun intervallen uit te galmen.
Als een dun draadje gaat door al die luid
ruchtigheid het fijne ratelt je van de
sprinkhaanrietzanger. die 't ook al voornamelijk
van den nacht moet hebben. Nu worden
ook de eenden onrustig en kleine talinkjes
en als we lang genoeg bleven en wat ge
luk hadden, dan kregen we misschien den
vos ook nog wel te zien. Maar zoo is het
toch ook reeds welletjes voor een enkel
avondwandelingetje.
l A C. P. T II l! SS u