De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 9 juni pagina 5

9 juni 1917 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

9 Juni '17. No. 2085 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Van Vrouwelijk doen en denken XV Hoe vreemd, maar ook hoe zuiver staat men tegenover de wereld, wanneer men haar een paar maanden lang alleen heeft kunnen waarnemen door het kijkglas van het kamervenster! Met hoeveel gretig heid drinkt men de opwekkende lentegeu ren in, wanneer men weken lang is gewend aan verwarmde zieke-kameratmosfcer l Welk een frissche, nieuwe kijk krijgen we op het leven, wanneer we genoodzaakt zijn geweest ons, langer dan ons lief was, te concentreeren tot de verzorging van licha melijk welzijn. Het lichaam is weer hersteld en gezond, maar ook onze geest heeft gerust, heeft een winterslaap doorgemaakt en is ontwaakt, vol nieuwe vitaliteit, heeft zich toerust met nieuwe energie, schijnt herboren. Heeft onze geest werkelijk ge slapen ? Of heeft hij gepeinsd, stil gepeinsd over vele levensvragen in de dagen, dat ons lichaam ziek was, dat we in ons diepste zelf voelde hoe broos en vergankelijk ons aardsche bestaan eigenlijk is, hoe weinig er toch wel toe noodig is om hevige stoornis te brengen in onze gecompliceerde en verfijnde constitutie. In de lange dagen van lichamelijke rust, wordt onze geest levendiger dan ooit en de gedachten komen en gaan in lange, onafgebroken stoeten en houden niet op onzen geest bezig te hou den, ondanks het zieke lichaam. O zeker, de geest behoeft niet te werken volgens onzen bepaalden wil, hij behoeft zich niet te concentreeren op een bepaald onderwerp en zijn arbeid is niet gedwongen voor een vasfgestelden tijd van den dag. De geest rust uit van zijn dagelijksch werk, maarslapen?|Hij werkt anders, rustiger, vrijwillig, en wordt daardoor niet vermoeid; hij werkt minder In tens misschien, maar slapen? En toch! Wan neer een herstelde zieke het leven weer aan vaardt, voelt hij zich als herboren, en voorden geest is 't, alsof hij is ondergedompeld ge weest in een verffisschend bad. Hoe dubbel lief hebben we de lente en het late groen, hoe geurig waait ons de zoele wind tegemoet. We treden naar buiten, in de natuur. Daar willen we toch onze eerste schreden zetten, niet in de woelige stad. Het drukke, voezige leven trekt ons niet. Omdat we weten, dat de natuur verreinend werkt, dat het groote stadsgedoe ons degenereert. Toen ik voor 't eerst weer in de stad kwam, en zag het modieus en mondaine streven van al die vrouwelijke poppen, hooge bakjes, korte rokjes, losse manteltjes, schuine hoed jes, kleine stapjes, leek 't me alles zoo ijdel en leeg, zoo wuft en gevoelloos in deze ernstige tijden. Geen enkele van haar die flink loopen kon, deze zich in al die modieus* kleedij vrij bewoog. O, we ijveren voor vrouwenkiesrecht en we loopen nog zoo vrijwillig mede onder 't juk der mode; we doen dik en smachtend over vrede en ver dringen elkaar bij de trams, we verkwisten ons kostelijk' geld in tearooms, en konden thuis nog veel zuiniger zijn met onze levens middelen, al was 't maar terwille van hen, die zich niet meer bekrimpen kunnen, en die niet krijgen wat haar toe komt, omdat anderen verspillen. We hebben 't over een voud en we gebruiken voor onze kleeding tweemaal zooveel stof als er noodig is om een behoorlijk kleedingstuk te maken, en we betalen voor een paar laarzen met hooge hakken en ónsterk peau de suède met liefde ?20.?of meer, schoon we weten dat velen gebaat zouden zijn als we zulke dure prijzen niet wilden betalen. We houden vredescon gressen en redeneeren er heel veel, maar 't gaat .ook hier veelal: wel naar m'n woor den, doch niet naar m'n werken, en de schoone middenmaat onder de vrouwen vindt men vooral onder haar die vrede om zich heen spreiden in eigen kring, die niét intellectueel zijn, die niet als vormlooze hobbezakjes rondloepen, maar ook niet als nuffige modepoppen, die besparen op hare kleeding om tegemoet te komen aan 't dure huishouden, die de natuur zoeken boven 't stadsgedoe, die leven voor de gemeen schap zonder veel praten, doch met de daad, die werken in eigen kring, die ten zegen zijn in eigen huis en daardoor ook en vooral aan het groote huis van den Staat. E. C. v. D. M. Ergens in Gelderland Eerst een stuk den Rijksstraatweg langs onder zware eiken, dan een zandweg door de rogge en eindelijk de spoorlijn, waar we de rijwielen stallen in het blokhuisje. Een smal voetpad leidt ons langs een mislukt hooilandje, waar naast de zure, zeggen nu harlekijnsorchis, en handekenskruid bloeien in volle pracht en daar ontplooien zich ook reeds de bladparen van den zomer-orchis. Er staat nog een hooireek met overjarig bruin hooi, dat zelfs in dezen tijd geen afzet heeft kunnen vinden. Voor ontginning heeft dit stuk niets te beduiden. Vroeger is het hier een uitgestrekt veen geweest, zoo iets tusschen hoogveen en moerasveen in, anders dan in Drenthe of in de Peel. Er is gegraven en gebaggerd tot alles uitgeveend was op een paar lange rechte strooken na, die nu min of meer begaanbare dammen vormen, door wat eens de plassen waren. Die zijn echter alweer sinds langen tijd dichtgegroeid. Hier en daar blinkt nog bruinig water, maar langs de randen van de plas ligt al een breede strook van vlottend veenmos, donkergroen, de rozetjes van de bovenste bladeren gelijk met de oppervlakte van het water. Middenin groeien hooge blauwgroene rietgrassen, afzonderlijke stengels, nog dun geplant en elders weer tiert een andere soort, die in den loop der jaren dichte bulten maakt, Vrouwen in den Handel Lady Mackworth geïnterviewd In The Common Cause", het orgaan van de National Union of Women Suffrage Societies in Engeland, vinden wij een inter view van lady Mackworth, directrice va.n de Consolidated Cambrian Ltd en voorzitster van de Sanatogen Maatschappij, dus een vooraanstaande vrouw in den handel. Lady Mackworth is een vurig suffragiste en dus is ze voor gelijk kiesrecht voor mannen en vrouwen, maar toch is ze van meening dat de voorstellen van de Engelsche kiesrecht-commissle met betrekking tot het vrouwenkiesrecht niet onbevredigerd zijn (men weet dat deze commissie voorstelde aan vrouwen boven 30 of 35 jaar het kies recht te geven en dat dit voorstel door het Lagerhuis is overgenomen). Ze beteekenen een grooten stap voorwaarts", aldus lady Mackworth, omdat het principe vrouwen kiesrecht er door wordt aangenomen, en het leeftijdsverschil tusschen mannen en vrouwen dat gemaakt wordt, is van even weinig ge wicht als elke andere bepetking die men zou maken. Hoofdzaak is, dat een groot aantal vrouwen het kiesrecht krijgen". Welke uitwerking denkt u dat het vrou wenkiesrecht zal hebben op de positie van vrouwen in industrie en handel?' werd aan lady Mackworth gevraagd en haar antwoord was: Dat is moeilijk te generaliseeren, maar ik ben er van overtuigd, dat het kies recht een prikkel voor de vrouwen zal zijn om zich in vakvereenigingen te organiseeren ten einde de betere loonen te bedingen, die zij zoo hoog noodig hebben; zij weten dat een vereeniging van kiezers een lichaam is, dat macht kan uitoefenen en directen invloed op haar loonen en arbeidsvoorwaarden laten gelden." En wat lady Mackworth dacht van de toekomstige voortuitzichten voor vrouwen in den handel? De eenige hinderpalen, die het succes van vrouwen in den handel in den weg staan, zijn traditie en vooroordeel," zoo liet lady M. zich uit, er is geen enkele reden, waarom vrouwen niet evenveel verantwoordelqksheidsgevoel en evenveel succes in den handel zouden hebben als mannen indien zij dezelfde kans krijgen. Maar in de meeste groote handelszaken bestaat de gewoonte dat de zaak overgaat van vader op zoon. Waarom spreekt het van zelf, dat de zoon in de firma wordt opgenomen en niet de dochter?" Lady Mackworth eigen ervaring is zeer zeker een bewijs van het dwaze dezer ge woonte en zij gelooft dat er door den oorlog wel proeven op grooter schaal zullen worden genomen. Voor concurrentie behoeft men vooreerst niet te vreezen. De beste voorbereiding voor den handel acht lady Mackworth de openbare school en de universiteit; na deze opleiding is het een eerste vereischte de practijk van den handel te leeren. Vrouwen zijn lang belem merd geworden om een plaats in handel en industrie in te nemen, door onvoldoende voorbereiding zoowel als door het ontbreken van de gelegenheid om zich in de practijk te bekwamen. Gedurende den oorlog zijn ze nu aangezocht om werk te doen, dat haar geheel vreemd was, soms na slechts een paar weken van voorbereiding en men verwachtte van haar dat ze mannen zouden vervangen, die jaren van opleiding en on dervinding achter den rug hadden. Het is niet te verwonderen, als er daar wel eens iets op de resultaten viel af te dingen. Er is echter nog iets anders, wat het verkrijgen van de allergunstigste resultaten met de vrouwelijke werkkrachten heeft in den weg gestaan. Het is namelijk van het grootste gewicht, dat het aanstellen der vrouwelijke werkkrachten.indien eenigszins mogelijk.door vrouwen geschiedt en dat ook het toezicht op haar werk door vrouwen gehouden wordt. Een man, al is hij bekwaam om een mannelijken bediende te engageeren, zal meestal niet in staat zijn, uit een aantal jonge vrouwen dat zich aanbiedt, juist die te kiezen, welke voor de vacante plaats het beste geschikt is. Hij let niet op dezelfde eigenschappen, die hij voor het jongemensch prefereert en door deze onbevoegdheid der mannen om the right woman on theright place te kiezen, zijn bij het aanstellen van vrouwen, die mannen moesten vervangen, vele fouten begaan. Lady Mackworth is verder van meening, dat vrouwen niet alleen hetzelfde loon voor gelijk werk moeten eischen, maar ook dezelde kans op verhooging. De ongelijke belooning en bevordering hebben het succes van vrouwen in den handel tot heden te veel belemmerd. De gewoonte wil, dat de hoogere en meer verantwoordelijke betrekIIIMHMMIMIIIIIIHtlMIMIIIIIMMIIIMItmlIHIlimlIMIIMMMIIlmlMlllimlMI een dikke pluim van bladeren en bloeistengels op een voetstuk ter dikte van een paar decimeter, rare gewassen, die wel herinneren aan de graspalmen van Australië. Nog ander goedje groeit daartusschen, waterdrieblad en waterviolier, bronmos en fonteinkruid en met dat al zal het bruine plasje binnen en kele jaren verdwenen zijn en dan hebben zegge en veenmos het wel geheel in beslag genomen. Wie eenmaal op die dingen let krijgt in het verwordend veen een sterk gevoel van indrukwekkend en grootsche werkzaamheid. Zoover het oog reikt zien we de plantengroepen bezig, riet en russchen, hei en gal l gaan en vooral veel wollegras, dat op het oogenblik op de meeste plekken in dit veen de overhand schijnt te hebben. Overal wapperen de witte pluimen, hektare bij hektare soms den indruk gevend van een sneeuwveld onder den blauwen zomerhemel. D_e dunne gladde donkergroene stengeltjes zijn uiterst buigzaam en veerkrachtig door sterke bundels van steunweefsel die de naneef, als dit terrein ooit weer rijp veen zal worden, als lok? in zijn lange turven zal terugvinden. Ge herrinnert u die harige strengen wel. De dammen breken op hoogst aangename wijze de eenvormigheid van 't moeras. Ze zijn begroeid met struikgewas, waarvan in den loop der jaren de zaden hierheen zijn ge bracht door den wind of door de -vogels. Berken en gagel vervullen er de lucht met hun aangename sterke geuren, waterwilg, grijze wilg en kruipwilg hebben al rijpe vruchten en werken met het wollegras mee om hier de wereld wit te maken. De vogel kers is al uitgebloeid en de Geldersche roos zal juist beginnen. Kamperfoelie en hop slingeren zich om de stammen en maken menig stuk zoo ontoegankelijk, dat de slimme vos er zijn verblijf kan hebben. Wij vinden De mode door een vergrootglas Teekening voor De Amsterdammer" van Hanna Lamberts De zak-rpk. Ook te gebruiken als portebouquet bij het plukken van veldbloemen en bloeiende struik- en boomtakken. kingen aan mannen worden gegeven, maar er is geen enkele reden, waarom vrouwen niet dezelfde posten zouden vervullen en dezelfde salarissen zouden genieten als mannen krijgen, in welken tak van den handel dan ook. De vrouwen", zegt lady Mackworth, moe ten alle krachten inspannen om den slag boom opgeheven te krijgen, die haar zoowel in de handelswereld als in de politieke wereld altijd den weg heeft versperd". HENRIËTTE BEERSTECHER Uit den goeden ouden tijd In het nummer van 26 Mei het stukje lezende over de Maximumprijzen in den Romeinschen Keizertijd, dacht ik dat het voor het tegenwoordig geslacht misschien niet onaardig zoude zijn, iets te vernemen omtrent de prijzen van levensmiddelen, welke de tegenwoordige ouden-van-dagen zich uit hunne jeugd nog herinneren. Mijne 14 eerste levensjaren (1838-1853) bracht ik door in mijn geboortestad Gro ningen, en ik weet nog zeer goed dat als des Zaterdags-morgens de omroeper zijn mededeelingen besloten had met het bericht: Afslag, Zeevischl" de dienstbode met een mandje naar den afslag Draa" (lees de Aa") ging en dan later terug kv/am met een mienssel" n.l. 20 stuks, schelvisschen, van verschillende grootte, en dat die voorraad dan zoo negentien of een-en-twintig stuuver (stuivers) kostte. Soms bracht ze een paar kolossale schollen mee, voor vier stuuver" per stuk. De beter kostte 7Vs et- 'n koppien" dat was 2% ons, netjes opgemaakt in een hoog vormpje; 10 et. kostte een half stuk,.' dat was 5 ons in den vorm van een dikken worst, en een Kilo (Neêrlands pond) kostte 20 et., en heette een hél stuk.'' Ossenvleesch 15 et. 't pond, (5 ons); ik heiinner mij nog dat het opsloeg tot 17Vs, maar om dat wij veel gebruikten, kregen we het vooreerst nog voor 15 et. Toen echter de biefstuk een kwartje de 5 ons moest kosten, durfde men er in den eersten schrik bijna niet meer aan denken om zulk duur vleesch te eten. Een kalfskop met de lever kostte 90 et.! een paar zwezerikken 35 et.; een eendvogel 15 et., een taling 17Üet. Op markt dagen (Maandag en Vrijdag) kwamen de boerenkarren met vaatjes karnemelk, en dan werd er een groote emmer karnemelk geno men voor n dubbeltje. Wat de eieren kostten, heiinner ik mij niet meer: die gin gen per stleg" (20 stuks) of half stieg.I' Omtrent de loonen der dienstboden weet op menige plaats de sporen van zijn aan wezigheid. Hun grootste bekoorlijkheid ontleenen deze dammen echter aan de aanwezigheid van een klein heestertje dat langzamerhand uit de Nederlandsche Flora dreigt te verdwijnen, maar hier nog tiert in weelderigen over vloed, de fijnste en mooiste van onze boschbessoorten, de veen-boschbes. Iedereen kent de gewone blauwbes van onze eiken- en dennenbosschen, of de vosbes met zijn hard glimmend blad en mooie witte bloemtrosjes, maar de veen-boschbes of stronkbes wordt Veen-Boschbes of Süonkbes ik niets, dan dat onze Martha" f 50 's jaars verdiende en men dit hél veel vond. Daaromtrent kan ik uit mijn later leven echter meer mededeelen. Toen ik in 1859 ging trouwen en naar den Haag zou gaan, liep het in Haarlem waar ik toen woonde, storm met dienstaanbiedingen, daar men gehoord had dat er zoo'n hooge huur" ge geven werd, notabene f 80 voor de keukenen f60 voor de 2de meid. De werkster die 's morgens om 7 uur kwam en tot 't avonds 8 bleef, kreeg 35 et. en een boterham me O naar huis, of 45 et. en geen boterham. Natuurlijk vielen er altijd kliekjes mede te nemen. In de jaren 1865 en 66 had ik eene keukenmeid die, afgezien van haar humeur, de volmaaktheid in alle opzichten nabij kwam; men zoude niet verlegen zijn geweest onverwacht den Koning te dineeren te krij gen. Dit phenomeen verdiende f 4 's weeks, en dat was exorbitant veel! In dien tijd betaalde men bij van der Kuijlen te's-Gravenhage in 't Voorhout f 150 per maand voor de absolute beschikking over een geslo ten en een open rijtuig met vasten koetsier en twee paarden in een afzonderleken stal in de buurt waar men woonde. De kleeding van den koetsier moest men zelf betalen. Tot slot nog een in dezen tijd vooral bijna ongeloofetijk iets: in een oud kasboek vond ik genoteerd in 1874 dat onze winter voorraad cokes, 100 mud, f21, zegge: nen twintig, gulden gekost had! M. L. - H. llllllllllllllllllllllllllllllllllIlllllllllllltlllllllllllMIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIII INOEZ ONDEN Vogels en hun leed Aan mevrouw A. de Graaff-Wuppermann Ieder weldenkend en eenigszins fijn ge voelend mensch zal het ongetwijfeld met u eens zijn, dat velen ten opzichte van de dieren zich niet steeds gedragen, gelijk het behoort en dat met name het vogelnestjes verstoren, uithalen enz., een zeer onheb belijke geschieden!^ kan genoemd worden. pok ik zal van harte lederen maatregel toe juichen die tot verbetering in dezen kan leiden. Edoch of het door u aangegeven middel veel zal helpen? Als zoo dikwijls ten opzichte van gebre ken der jeugd, worden weer de onderwijzers er voor gespannen om dat zaakje op te knappen, Het is mij wel! Maar wanneer nu werkelijk op de scholen gedurende een maand bijv. eens opzettelijk bijzonder de aandacht der kinderen op deze zaak gevestigd wordt, zal dat noemenswaard baten ? Ik help het hopen. Maar zijn er redenen om het te gelooven ? Ik stel mij de zaak ongeveer aldus voor. De kinderen bestaan uit drie partijen. Tot de eerste behooren zij die het uit gewoonte (of uit beginsel) toch nooit zullen doen; tot de tweede de verstokten, die het uit dezelfde oorzaak (en) nooit zullen laten; voor de derde rubriek blijven nu over, de twijfelaars. Ten opzichte van I is het onnoodig, bij II vergeefsche moeite deze beide mogen dus buiten beschouwing blijven. Alleen met de derde soort zal ernstig reke ning moeten gehouden worden. Nu bestaan er m.i. drie mogelijkheden. De minst ongevoeligen zullen wellicht gaan meedoen (of eigenlijk laten) met I; de vrijwel ongevoeligen gaat het natuurlijk het eene oor in en het andere uit, zonder meer; en nu de tusschenliggenden, ja, die hebben wellicht nooit gedacht aan nestjes-verstoren, maar nu er eenmaal hunne aandacht op gevestigd is, zullen we voorbereid moeten zijn op de aardigheid, dat ze gaan meedoen, en het VAN ALLES WAT OPGEMAAKTE SCHOTELS Een flensjesschotel Flensjes of pannekoekjes vult men met rijst en vruchtenjam. Ze worden dichtge slagen en waaiervormig neergelegd op een ronden schotel, waarop in 't midden ter verhooging een klein bordje of schaaltje is geplaatst. De tusschenruimten worden aan gevuld met jam. Een takje piet' "lie siert den top. E. HEIJMANS-VAN BEEK u niiniii iiiiiii minimum iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiuiiiimi resultaat is hier dus juist tegenovergesteld aan het beoogde. Mag ik eens een dergelijke anecdote 'ver tellen, als u? Een paar jongens hebben een jong haasje gevangen. Maar jongens, wat zal die moeder van dat diertje nu wel denken, als ze terugkomt?" O niks. Want die is dood." Hoe weten jullie dat?" U heeft ze vanmiddag opgegeten!" Waarmee ik nu maar zeggen wil, om kort te gaan: Wanneer u iets wilt kunnen ver wachten van het verberen der jeugd, dan zullen de grooten moeten voorgaan en dan zal men in de eerste plaats moeten eindigen met het opzettelijk en zonder noodzaak dooden van dieren (menschen... dat komt er vanzelve minder op aan, want dan zou er geen oorlog meer kunnen gevoerd wor den!!!) m. a. w. wij zullen vegetariërs moeten worden. En ik meen ernstig beducht te mogen zijn, dat we daaraan in de eerste tientallen van jaren, misschien eeuwen nog niet toe zijn. M. v. D. B. Verzoeke stukken, ingezonden om verschil van meening kenbaar te maken met vooraf geplaatste artikelen, in 't vervolg voluit te onderteekenen. ' E. M. R. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililiim: n m immuun KlNDERWIJSHElD Wijs Lientje Klein Jantje en zijn zusje Lien, Die liepen saam op straat: 't Was avond, 't licht was lang reeds op, Ja, 't was al aardig laat. En aan den hemel zagen zij, De lichte, halve maan, En Jantje vroeg toen heel verbaasd, Waar komt dat ding vandaan ?" 'k Begrijp niet, wat het wezen kan, Weet jij het ook soms Lien ? Of heb je ook nog nooit tevoor, Zoo'n wonder ding gezien ?" En Lien, als ouder zusje deed, Alsof zij 't heel goed wist, Maar 't bleek, dat onze wijze zus, Zich leelijk had vergist. Dacht jij," sprak Lien, dat ik zooiets Niet eens begrijpen kon ?... Wel Jan, ik weet wel wat het is, 't Is de kapotte zon." P. A. E. OOSTERHOI f DIRECTOIRE FANTALONS uuummmiMiiumimi IHIMIIIMUIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII)I alleen gevonden in de oorspronkelijke veenwouden. Hier op deze dammen groeit hij naast en tusschen de gagel en is er op 't eerste gezicht haast niet van te onder scheiden, want de blaadjes hebben dezelfde blauwgroene kleur en ongeveer een zelfden vorm. Maar de struik is veel ranker, en nu, in Mei bloeit hij met mooie langwerpige wasachtig witte klokjes aan slanke lichte stelen, soms afzonderlijk, soms in groepjes van twee of drie, zeer gemakkelijk van de an.lere boschbessoorten te onderscheiden. Geen van de andere schiet zoo hoog op. wij vonden er van wel een meter hoog. Met een gevoel van bijzonder groote tevredenheid stonden wij midden in een overvloed van deze zeldzame planten. In den laten namiddag waren de hommels nog druk bezig in de bloemen, groote, ruige, oranje brommers. En, zooals op afgelegen plaatsen dikwijls het geval is, het was alsof al het moois uit 't veen op deze ne plek was geconcentreerd. Want vlak naast den dam op bleek groengele kussens van hoog gewassen veenmos kropen de fijne stengels van een andere boschbessoort, de kleine veenbes, dicht bezet met langgesteelde knikkende vierpuntige rose bloemen. En nog iets verder verhief zich een heel eilandje van een andere beroemde familiegenoot, de Andromeda, die, als de stronkbes, zelf zijn klokjesbloemen aan kleurige steeltjes doet hangen, doch die zijn niet wit, maar heel licht karmijn. Straks komen nog dophei en struikhei erbij en nog zoo menig andere interessante plant van de hooge venen. Nu ging de roode zon dalen achter de blauwe bosschen ver achter het veen en nu komt er meer geluid van dierenleven. De kleine karekiet heeft al voortdurend zitten zingen en ook de rietgors en de grasmusch hebben om zoo te zeggen al onze schreden IIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIItlllMIIIIIIMII tlMnilMMIIIIIMIIII Illllllllllll vergezeld. Maar nu zet de rietzanger zijn eindeloos liedje in, dat wellicht den heelen nacht zal duren. Hoog uit de lucht weer klinkt een vreemd geluid en als wij opzien, dan zweeft daar in onzekere vlucht een tamelijk kleine vogel rond, kleiner dan een kievit en grooter dan een spreew. Hij fladdert als een vleermuis rond, stijgt dan met vaster vlucht omhoog om met half ingetrokken vleugels vrij plotseling weer te dalen. Een oogenblik later bereikt een dof blatend geluid ons por en nu weten wij dat daar een watersnip zijn lentespel vertoont. Nu komt hetzelfde geluid van een andere zijde en weldra zien we drie watersnippen tegelijk hoog boven het uitgestrekte veen hun vroolijk spel vertoonen. Intusschen is onze aandacht van de bloemen op de vogels overgegaan en nu hooren we ook heel ver weg den korhaan bulderen, want ofschoon de uren voor zonsopgang zijn eigenlijke speeltijd zijn, kan hij het 's avonds toch niet laten. Luid roepend vliegt een koekoek rond, een wonderlijk dier zooals hij daar zeilt met wijd uitgespreiden langen staart en smalle spitse vleugels. Een kameraad geeft uit de verte antwoord en weldra zitten ze samen op de telegraafdraad langs de spoorlijn hun intervallen uit te galmen. Als een dun draadje gaat door al die luid ruchtigheid het fijne ratelt je van de sprinkhaanrietzanger. die 't ook al voornamelijk van den nacht moet hebben. Nu worden ook de eenden onrustig en kleine talinkjes en als we lang genoeg bleven en wat ge luk hadden, dan kregen we misschien den vos ook nog wel te zien. Maar zoo is het toch ook reeds welletjes voor een enkel avondwandelingetje. l A C. P. T II l! SS u

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl