Historisch Archief 1877-1940
9 Juni '17. No. 2085
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
|De Restauratie'van den
Sint-Maartenstoren te Zalt-Bommel
In deze schoone voorjaarsdagen, waarop
dégansche Betuwe in bruidstooi is, komt
in ons stadje een heerlijk werk gereed. Als
een schoonheidsjubel praalt onze herboren
Sint-Maarten teer grijs onder de strakblauwe
lentelucht. Hij heeft zijn Middeleeuwscbe
weelde terugontvangen en als weleer
silhouetteeren de slanke pinakels, rijzen de
fraaie vensterlijnen en hangt het fijne
kantwerk over den ingang.
De Sint-Maartenstoren is al heel oud, vol
gens deskundigen dateert hij uit den tijd
van 1380?1420. Hij had vroeger een slanke
spits, welke echter in 1538 bij een brand,
De Sint-Maartenstoren vanaf de
ZaltBommelsche wallen
die door het inslaan van den bliksem ont
staan was, te loor ging.
In de 17de, 18de en 19de eeuw is de toren
wel nu en dan gerepareerd, doch dit gebeurde
meestal zeer weinig oordeelkundig en on
voldoende. Hoewel eerst in 1798, tijdens de
Bataafsche republiek, (bij een staatsregeling
bepaald werd, dat de torens in het bezit
der gemeenten kwamen, schijnt hier ter
stede de magistraat zich ook vóór dien tijd
reeds met herstellingen aan den toren bezig
'gehouden te hebben. In ieder geval was het
voor een kleine plaats als Zalt-Bommel niet
mogelijk, een dergelijk groot en weelderig
kunstwerk behoorlijk te onderhouden, laat
staan te restaureeren.
Eindelijk vormde zich in November 1903
een Commissie tot bevordering der restau
ratie van den Sint-Maartenstoren te
ZaltBommel."
Zij stelde zich in verbinding met het
Departement van Binnenlandsche Zaken,
daar ook het Rijk zich het lot van den
Sint-Maarten aangetrokken had.
Nadat de commissie een begroeting had
laten maken, waarvan het totaal ?72,613.
Nieuwe Fransche Boeken
PAUL BOURGET, Lazarine. Paris, Pion,
18°, f r. 3.50.
Lazarine is een weldenkend meisje, een
liefhebbende zuster, een eerbiedige dochter,
en welopgevoed. Zij schrijft mooie brieven,
waarin voorkomt van de Voorzienigheid,
en zoo; ze doet op tijd haar gebeden en
zelfs pok als het er in 't geheel niet de tijd
voor is. Ze is vol vergevensgezindheid voor
haar schuldigen geliefde, ze redt hem van
zelfmoord en brengt hem terug tot het ware
geloof. Zij verdient gelukkig te worden.
Oraffeteau, haar geliefde, is een nobel
jongmensch, zij het ook zwak van karakter;
voor zijn inderdaad prachtig gedrng als
(reserve-)kapitein in Champagne kr:xg hij
het crotx de guerre, en hij is zeer welop
gevoed. Welopgevoed zijn trouwens
Bourget's personen van ouds allemaal geweest;
ze hebben dan ook allen minstens tien
duizend francs rente, of anders een nette
positie. Oraffeteau bidt eerst niet zooveel
als Lazarine, hij is zelfs geheel en al
ongetopvig; maar hij zal bidden, even voordat
hij sterft. Ook hij zou verdienen gelukkig
te worden, gelukkig met Lazarine.
Indien hij niet den last had te dragen van
zijn verleden. Want dit verleden is verre
van fraai?Men neme het hem niet te
kwalijk, men trachte te begrijpen (is alles
begrijpen niet gelijk aan alles vergeven?)
Enfin: inleiding genoeg; het moet toch een
maal gezegd worden. Oraffeteau is getrouwd
geweest. En Graffeteau is gescheiden.
Hij is getrouwd geweest met een Slechte
Vrouw. Zij bedroog hem en zij betooverde
hem met haar demonische schoonheid; men
vraagt zich af of het een al niet even slecht
is als het andere. Le sentiment que j'avais
pour Thërèse tait si vil", zegt hij er zelf
van. Il remuait en moi l'arrière-fond impur
des pires brutalités" (p. 43). Zoo spreekt
hij telkens, misschien niet zeer galant of
edelmoedig, wanneer hij zich den wellust
herinnert dien hij met Thérèse^heeft genoten.
Het moet heel erg geweest zijn met dien
wellust; gelukkig dat de lezer er niet te
veel van meebeleeft
Maar die volupté, dat affreuse verleden
zouden nog tot daaraan toe zijn. Een nieuw
en kuischer huwelijk met Lazarine zouden
zij niet verhinderen. Er is iets ergers! Voor
Lazarine is Graffeteau's verbintenis met
Thérèse niet verbroken! Twee menschen,
eenmaal door God verbonden, kunnen door
menschelijke machten niet worden ge
scheiden. Van de nietigheid der burgerlijke
echtscheiding is Lazarine volstrekt over
tuigd : zeide ik niet al dat het een
edelaardig en weldenkend meisje was ? De
bedroeg, drong zij er sterk bij den Raad
op aan, subsidie aan te vragen aan het Rijk
en aan de Provincie, en wel een voor de
helft der kosten aan het Rijk en een voor
'n vierde gedeelte aan de Provincie. Dit
geschiedde.
Ondertusschen was de commissie in het
voorjaar van 1906 begonnen, gelden van
particulieren in te zamelen en zij slaagde
er binnen korten tijd in, een som van on
geveer ?7100 bijeen te brengen, welk be
drag later tot bijna ?11,000.?steeg en voor
het grootste deel door Bommelaars ge
schonken werd. Een schitterend resultaat,
wanneer men nagaat, dat Bommel slechts
een goede 4000 inwoners telt.
Nadat het Rijk subsidie toegestaan had,
besloten ook de Provinciale Staten, na veel
over en weer gediscussieerd te hebben, een
vierde gedeelte in de kosten bij te dragen.
Door dit besluit was de restauratie mogelijk
gemaakt en toen het desbetreffende telegram
hier den 9en Januari 1907 ontvangen was,
hebben de klokken van den grijzen toren
geluid, opdat wijd en zijd de menschen
weten zouden het groote, dat hem te wachten
stond.
In de Raadsvergadering van 7 April 1907
werd het definitieve besluit genomen, den
toren te restaureeren. De Commissie tot
bevordering enz. trad af en door den Raad
werd benoemd een Commissie van Toe
zicht", waarin van Rijkswege de Commissaris
der Koningin van Gelderland zitting had.
Als architect werd aangewezen de heerjac.
van Gils te Rotterdam.
Nog hetzelfde jaar maakte men een aan
vang met de werkzaamheden. De enorme
hoofdateiger werd in 28 dagen om den toren
gebouwd en in 19C8 begon het vrome werk
der eigenlijke restaureering.
De gemeente-opzichter, die hier het werk
leidde, was- de heer L. van Boort.
Twee jaren bleek noodig te zijn, om elk
der Vier verdiepingen, waaruit de toren,
behalve een kleiner bovengedeelte, bestaat,
te herstellen.
De geheele restauratie heeft meer tijd ge
nomen en meer geld gekost, dan oorspron
kelijk beraamd was. Het Rijk, de Provincie
en de Gemeente hebben resp. 50, 10 en
40 pCt. van het tekort (ongev. ? 18.000. -)
bijgedragen.
De St. Maartenstoren is behouden.
En vanzelf gaan de gedachten naar de
kerk, die ook dringend gerestaureerd moet
worden. Of het gebeuren zal? Er wordt al
wel in die richting gewerkt.
Voorloopig staat daar onze toren, dank
zij het mooie streven van eenige Bomme
laars en dank zij de HefdevDlle toewijding
van den architect en zijn personeel, in zijn
Middeleeuwschen luister herboren.
Zalt-Bommel.
TH. W i N K
TENTOONSTELLINGEN
AMSTERDAM, UTRECHT
Ed. Karsen (Huinck, Utrecht). De voor
stellingen van Karsen zijn te bekend dan
dat ik ze, nog-eens, uitvoerig zou moeten
noemen. Het zijn stille brokken stad, stille
buurten, boerderijtjes, een buitenhuis, een
scheepswerf. Dit alles wordt nauwkeurig,
en met eigenzinnigheid geschilderd. De
vormen van zijn dieren, koeien en kippen,
zijn gegeven in overeenstemming met de
architectuur: ze zijn hoekig, dikwijls recht
hoekig. Het geheel maakt een stijven indruk;
er is een zekere houding in, die oprecht
wordt doorgevoerd. Het weik heeft iets
onbeholpens, eer dan kinderlijks; het is niet
klaar, en. dikwijls moeyelijk. Ge ziet aan de
wijze van schilderen dit alles. Het métier",
het hand-werk, draagt deze kenmerken. De
verf geeft als dikwijls geen aangenaam
gevoelen. Dit zijn alles bekende dingen.
Maar om iets anders geeft het mij aanlei
ding tot een bespreking. Is dit werk naïef,
geloovig-katholieke Lazarine, burgerlijk hu
wende met den gescheiden man Graffeteau,
zou haar ongeluk tegemoet gaan. Want een
vrouw die zulk een huwelijk sluit verliest
alle achting voor zichzelf; en terecht, naar
Bourget ons beduidt. Elle sera dëvorée de
remords". En als die wroeging door liefde
verstikt werd ? Welnu, dan zou ze bij de
geboorte van het eerste kind weer opkomen.
De moeder se dirait: il n'est pas lëgitime...
U paiera pour moi. Cet enfant n'aurait
qu'a....mourir, elle se dirait: Je l'ai tué" (p.93).
Een oogenblik, lezer! Veroordeel niet het
heele boek om dit barbaarsche
waandenkbeeld dat een kind zou moeten boeten voor
het onkerkelijk of zelfs vrije huwelijk zijner
ouders; om de priesterlijke onverbiddelijk
heid, waarmee hier geëischt wordt dat een
eenmaal ingezegend huwelijk, zij het nog
zoo ongelukkig, onverbroken blijve; om deze
treurige verwarring van verouderde morali
teit met werkelijken adeldom van ziel. Tracht
al die armzalige en gevaarlijke malligheid
n moment eerbiedig te aanvaarden: zij
leeft immers nog als een zeer werkelijke en
oprechte, ja soms verheffende overtuiging
in vele even kinderlijke .als volwassen ge
moederen ?
Als gij dezen raad volgt, zal het u mogelijk
worden Lazarine als een belangwekkend, in
sommige opzichten zelfs mooi boek te zien.
Wij hebben immers niet te vragen naar de
strekking van een kunstwerk, maar alleen
na te gaan hoe de schrijver zijn bedoeling
tot werkelijkheid heeft gemaakt ? Bourget
vergemakkelijkt ons die sereniteit ten op
zichte van de strekking zijner boeken wel
niet, daarvoor beweert en betoogt hij zelf te
veel; en het is de voornaamste grief, dien
men tegen Bourget kan hebben, dat hij ons
telkens verleidt tot geprikkelde tegenspraak,
in plaats van ons door schoonheid te ont
roeren. Ik zelf heb me zoo juist ook weer
tot tegenspreken laten verleiden; en het is
zijn schuld....
Maar wanneer men, gelijk betamelijk is,
zijn verstandelijke bezwaren even op zij zet,
wanneer men beseft dat Lazarine, zooals zij
nu eenmaal is, een huwelijk met Graffeteau
inderdaad niet kan aanvaarden, begrijpt men
ook de tragische reeks van gebeurtenissen,
die Graffeteau in den dood en Lazarine tot
het ongeluk voert, als volstrekt noodlottig.
Het is dan, ook voor ons, inderdaad een
Fatum dat die twee vervolgt. Zij houden
van elkaar en kunnen niet van elkaar zijn.
Graffeteau kent het bezwaar en uit zwak
heid verzwijgt hij zijn vroeger huwelijk.
Als zijn eerste vrouw Lazarine heeft inge
licht en hem tegelijk heeft belasterd, gaat
Graffeteau haar bezoeken om te verkrijgen
of is het primitief," in den technischen zin
van dit woord? Wellicht is het ietwat naïef,
maar primitief" wat het eveneens sommigen
mag lijken, is het gewis en zeker niet. Pri
mitief zijn wel de schilderijen uit Brabant,
Belgisch Brabant, van Degouvede Nuncques.
Het verschil is een eenvoudig iets, zoo het
eenmaal gevonden is. De Primitieven zijn
subtiel, en dat is Karsen niet, en dat is
Degouve de Nuncques wel. En deze subti
liteit der primitieven is, zoo ge ze in hun
?schilderkunst niet kunt vinden, doodeen
voudig te constateeren in hun letterkunde,
en in hun psychologische philosophie; in
hun uiteen warren van gewetensvragen; in
hun theologische disputen, en bepalingen.
En dit gebrek aan subtiliteit in Karsen ver
mindert de waarde van het geheele werk
op duidelijke wijze. Uit dit gebrek aan sub
tiliteit komt velerlei voort, wat stoort de wijze
van verf-opzetten, de weinige schakeeringen
der vormen, het troebele, het geestelijk niet
lang vasthoudende. Karsen's eigenzinnig
heid, zijn persoonlijkheid, kan daardoor nooit
onder de groote schilders gerangschikt
worden. Beperktheid in 't geestelijk spel is
hier, te tastbaar, te vinden.
2. Hollandsche kunstenaarskring II. Kik
Wouters is in de kleur de zuiverste van
allen hier; Wolter vertoont een regelmatigen
vooruitgang. De NOS. 157, Zware bui (Amstel)
158, Ochtend (Amstel) en 159, Dampige
Ochtend, drie schilderijen, zijn hiervan de
bewijzen. In tegenstelling met de meeste
schilders van den Hollandschen kunste
naarskring is Wolter een luminist. De
meeste anderen zijn de schilders van wat
ge zoudt kunnen noemen het abstracte uur;
Wolter is die van het uur van den dag of
van den avond, dat ge kunt bepalen. Dat
ligt van nature in het procédédat hij gebruikt.
De luministen zijn, typisch, de kunstenaars
van de negentiende eeuw, bij wie een in
vloed van het wetenschappelijke, van het
feitelijke te willen ontkennen, een
gedachtelooze onjuistheid zou zijn. Maar de consta
teering van het enkel-feitelijke is niet het
werk van den kunstenaar. Het geeft dor
heid, waar weligheid moet zijn, en het
groepeert gegevens niet waar de groepeering
de eerste eisch is. Zoolang Wolter dus niet
zich meester gevoelde van zijn uitdrukkings
middel, bespeurdet ge in te veel werken
een te kort aan ontroerende uitdrukking,
aan dramatische kracht, aan phantaisie, aan
inngheid.
In de drie schilderijen, die ik noemde, zijn
deze tekorten verdwenen. Feitelijk wordt
hierdoor een dieper wijziging geconstateerd
dan ik hier zal bepalen. Er is hier eigentlijk
een verandering voor te voelen in het strakke
procédé. Hoever deze verandering zal gaan,
moet nog uitgewezen worden.
Vast te stellen is nu echter dat de zware
bui, met de lucht van groen-goud-en paars,
een schilderij is met dramatisch accent, en
met vrijheid geschilderd; dat de Dampige
Ochtend, een zicht uit Wolter's huis op den
Amsteldijk een der schilderijen is van een
serie, waarin warmte en phantasie eigentlijk
niet ontbreken.
Piet Mondriaan. Het is mogelijk overtuigd
te zijn van eerlijkheid van Mondriaan, maar
deze overtuiging is niet hetzelfde als te
zeggen, dat het werk goed is. Dit werk is
dat van een zwak schilder, die, oprecht,
verkeerdelijk zoekt. Dat Mondriaan een zwak
schilder is, en was, is even wél uit dit werk
te constateeren in zijn bizar gebrek aan
associaties, als uit vroeger. Hij heeft nooit
intensiteiten vertoond, noch virtuozen zwier.
Hij is een dier zwakkere schilders, die, door
verwarring mee-gesleurd, definitief den
reelen weerkeer tot het eigen wezen zullen
missen. Dit is te betreuren. En dubbel is te
betreuren, dat een kritiek, zelf zonder in
tensiteit van wezen, zulke verwarring
gemakkelijk-weg versterkt. Critici van deze
geaardheid meenen dat iedere afwijking een
teeken van bizondere kracht is, en zij vleien
d'eigen zwakheid met de zoo geheeten
dapdat zij haar beweren intrekt. Zij weigert,
zij beproeft hem opnieuw voor zich te
winnen; de zwakkeling, die zich voelt be
zwijken en bovendien door haar uitlatingen
geprikkeld wordt, doodt haar met een revol
verschot. Een oogenblik komt de gedachte
bij Lazarine en Graffeteau op dat hun ver
bintenis nu mogelijk zou zijn; maar terecht
acht Graffeteau zich dit geluk niet waardig:
hij wil zich dooden. Lazarine overtuigt
hem van den plicht om eerst boete te doen ;
God zal hem dan vergiffenis schenken; en
hij boet inderdaad door zich in den oorlog
voor een zijner soldaten op te offeren.
Twee menschen te zien spartelen onder
de hand van het Noodlot is aangrijpend.
Niet alleen Lazarine en Graffeteau zien wij
als klein en afhankelijk, ook onszelf. Goede
kunst heeft altijd die werking: ons tot ons
zelf te doen komen en wonderlijk ge
noeg ons daardoor een gevoel te geven
van bevrijding. Zichzelf afhankelijk en klein
te weten en tegelijk bevrijd: schijnbare
tegenstelling die misschien daardoor wordt
opgelost dat waarlijk weten gelijk is aan
volkomen verlossing. Ik ken mijzelf een
oogenblik en heb een oogenblik geen vrees
meer.
En dit is inderdaad goede kunst al
houd ik niet van Bourget's slordigheid van
taal die, als bij zoovele schrijvers, helaas,
toeneemt naarmate hij ouder wordt. En al
heb ik een positieven hekel aan zijn ge
woonte om familiare uitdrukkingen, die hem
ontvallen, te verontschuldigen met
tusschenzinnetjes als comme disent les gens du
peuple". Voyons ! gens du peuple",dat zijn
we immers allemaal Maar overigens heb
ik weer zijn uitnemenden, boeienden vertel
trant, zijn bijna altijd natuurlijken dialoog,
zijn dramatisch talent gewaardeerd. En
vooral de talrijke fijne psychologische ont
ledingen en opmerkingen. Zoo waar de on
middellijke aanleiding tot den moord wordt
medegedeeld (p. 220). Zoo ook waar hij het
heeft over het gevoelsleven van jonge meisjes.
Pour employer une locufion, vulgaire mais
expressive (daar hebben wij het weer!)elles
n'ont pas encore fait leur vie. Aussi ne se
connaissent-elles pas entièrement. Elles se
forment de leur propre personnage une image
inférieure, que la surprise d'un soudain con
tact avec la réalitédérange parfois si
brusquement! Elles en demeurent dëconcertées
jusqu' au désarroi, jusqu' a la terreur".(p. 106).
En toch, cher maitre, zou ik u durven
bekennen wat ik het meest geslaagd vind
in uw deugdzamen roman ? Het is de on
deugd. Het is Thcrcse, de Slechte Vrouw.
Want Thércse is de eenige figuur van be
lang in het boek die, voor mijn gevoel,
De Nieuwe O.W,-er
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
'J'Jpere erkenning van hetnieuwe(?) Maar
nooit stuurde een stuur-loos schipper an
deren wel.
L. Gestel (Gebrand's Kunsthandel, Utrecht).
In tegenstelling tot Mondriaan is het kunnen
van Gestel zeker. Dit wordt het
lichtstverstaanbaar bewezen door de serie
teekeningen, die de vlucht uit België" heet, en
waar in de kleine groepen, de ijle, wrange
moderne kleur soms trof, en in de groote
groepeeringèn het talent om de Menigte in
haar optrekken en vluchten te doen gevoelen,
onmiskenrjaar is. Het wordt, subtieler weer,
aangetoond in Rensburg's portret, en blank
en zuiver in de landschappen met de ge
systematiseerde, soms geschematiseerde vor
men. Het wordt hier in Utrecht uitgewezen
in enkele bloemstukken, en een paar figuren
met achtergrond. Het gamma is zwaarder
dan in de landschappen; er zijn veel rooden"
met dieper accent. Er is meer
natuurgetrouwwerkelijk geheel leeft. Lazarine is ook wel
plausibel en goed volgehouden; haar por
tret heeft veel kenmerkende en beeldende
trekjes; maar er ontbreekt die goede, nobele,
deugdzame Lazarine nu eenmaal iets
ondefiniëerbaars dat men leven noemt. En ze
is dan wel niet zoo slecht als Thércse;
maar denkt men dat de deugd en vroom
heid van Lazarine altijd zoo beminnelijk
zijn ? Lazarine heeft dingen, die ik bepaald
onuitstaanbaar vind. Als de arme Graffeteau
haar zijn misdaad bekend heeft, verzinkt zij
ter plaatse, en op staanden voet, in gebed;
hij mag zoolang wachten op antwoord. En
in een brief aan haar zuster praat zij met
zalving van notre modeste petite chapelle
a nous" ons nederig kapelletje" in
een brief! aan haar eigen zuster! De kwe
zel Maar dat zij niet leeft is natuurlijk
nog veel erger, en dat is ook de grootste
grief dien ik tegen Graffeteau heb. Beide
schijnen wel fijn uiteengerafeld; maar eigen
lijk was er niets te rafelen, want eigenlijk
bestonden ze niet. Nooit zal men een wer
kelijk levend mensen een Graffeteau" of
een Lazarine" noemen.
Niet dat zoo iets een boek naar mijn
meening geheel veroordeelt. Kunst kan op
vele wijzen bestaan, en het scheppen" van
menschen is niet het eenige dat den schrijver
tot een kunstenaar maakt. Maar dit belet
niet, dat de figuur van Thétcse, die leeft,
heel wat boeiender is dan de doode figuren
van Lazarine en haar geliefde. Een Thérèse":
dat is de chercheuse de sensations" van
Bourget's roman, met haar beautéde prosti
tuee", haar handige' verleidingskunst, haar
volmaakte toiletten, haar stem die haar ergste
leugen is, une voix profonde et douce,
susurrante et caressante" en ook met de
heimelijke schaamte die zij voelt om haar
déchëance. Bourget is weer de echte Bourget
als hij de drijfveeren aangeeft van de caprice
die zij voor haar vroegeren man heeft op
gevat: haar avontuurlijke geest, 't feit dat
hij mooier is geworden, en vooral het sadis
tisch genoegen een man te verleiden en
daardoor in verwarring te brengen, die
eigenlijk van een ander houdt. En als hij
het over haar toilet heeft, of over haar
slaapkamer, pakt hij uit als van ouds, met
hetzelfde welbehagen en hetzelfde talent.
Er zou een heele statistiek zijn op te maken
van het aantal damesbottines, hoeden en
chemisettes, voorkomend in de verzamelde
werken van Paul Bourget, de l'Acadëmie
fran<;aise.
En het is wel eigenaardig dat Bourget het
hem vijandige zoo goed begrijpt. Hij veroor
deelt en verwerpt alle ondeugd, zedelijke
onvastheid en implicite zelfs vele vurmen van
heid jegens de vormen. En er is een rijkdom.
In niet alle, werken zijn deze eigenschappen
even zeker vereend, maar er zijn er toch
hier tusschen te vinden, soms een gezicht
met vollen achtergrond, soms een stilleven
met ononderbroken kleurbekoring, die deze
waardeering in eenvoud bevestigen.
P L A S S C H A E R T
:: VERHUIZEN ::
MEUBELS BEWAREN
E. J. VflN SCHflICK
BOOTHSTRflfVT UTRECHT
elegante levensvreugde: ook dit boek is immers
weer vol pleidooien voor deugd en gods
dienst en zelfs wordt hier de oorlog, mits
hij die hem voert maar geloove, verklaard
tot la grande et nécessaire rëparatrice."
Maar, ondanks zijn aanprijzen van de deugd,
kan men niet zeggen dat hem de ondeugd
onbekend is: integendeel! Hij kent de on
deugd zelfs opmerkelijk goed. In een van
zijn eerste romans al, in Le Disciple, wordt
het (verwerpelijke maar verfijnde)
gedachteleven van Robert Greslou met zeer deskun
dige en waarlijk aanstekelijk-werkende breed
voerigheid uitgebeeld; terwijl ik bij de
herhaalde lezing van het verhaal over de
straf die Robert treft, nooit heb kunnen
nalaten de schouders op te halen. Als men
in Lazarine de passages over Thérèse, of
ook den brief van haar minnaar leest (p. 48
en vlg.), lijkt het wel of er heimelijk in
Bourget nog iets leeft van zijn jeugdneiging
tot amoreele verfijning van gedachte- en
zinnenleven, of de voluptévan lichaam en
geest hem nog niet geheel te veroordeelen
toeschijnt.
En evenwel is hij, nu al jaren, opgetreden
als kampioen van het tegendeel: van den
ouden godsdienst, van de traditioneele
familiemoraal, van alles wat levensbevestiging was
en, naar hij meent, nogwezen kan. Hoe komt
dat? Misschien doordat de Fransche volksziel,
die tot eiken prijs weer sterk wilde worden.hem
en zijn medestanders als werktuig heeft ge
bruikt. Misschien heeft hij bijgedragen tot de
prachtige moreele kracht die de Fransche natie
nu gebruikt in den strijd voor haar (en ons)
bestaan. Als dat zoo is kan men vrede
hebben met werk als het zijne. Maar mijn
hemel! ik wenschte we! dat het hem mogelijk
geweest ware, andere middelen aan te wenden
om de geestelijke kracht van zijn land te
versterken. Ik wenschte wel dat hij het niet
nu weer noodig gevonden had den oorlog
te exploiteeren ten voordeele van sombere
leerstellingen die het heerlijke menschenleven
ontsieren, die het bevlekken op dezelfde
manier als het zwarte Zondagsche-pak van
een boerschen kerkganger het triomfante
lijke gele licht op den duinweg en het
weelderig-teere lentegroen bevlekt.
Wanneer zullen alle bravigheden en
vromigheden, die de Bourgets ons nu nog willen
opdringen, en die in tijden als deze natuurlijk
nog gretiger worden aanvaard dan anders,
eindelijk onnoodig worden? Wanneer zullen
wij allen in ons zelf de kracht vinden om
waardig, sierlijk en waarlijk geestelijk te
leven? En hoe lang nog tot het ons veroor
loofd wordt, maat te betrachten in alle
dingen... ook in de deugd"?
JOHANNES T l 1: L R O O Y