De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 9 juni pagina 9

9 juni 1917 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

9 Juni '17. No. 2085 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND |De Restauratie'van den Sint-Maartenstoren te Zalt-Bommel In deze schoone voorjaarsdagen, waarop dégansche Betuwe in bruidstooi is, komt in ons stadje een heerlijk werk gereed. Als een schoonheidsjubel praalt onze herboren Sint-Maarten teer grijs onder de strakblauwe lentelucht. Hij heeft zijn Middeleeuwscbe weelde terugontvangen en als weleer silhouetteeren de slanke pinakels, rijzen de fraaie vensterlijnen en hangt het fijne kantwerk over den ingang. De Sint-Maartenstoren is al heel oud, vol gens deskundigen dateert hij uit den tijd van 1380?1420. Hij had vroeger een slanke spits, welke echter in 1538 bij een brand, De Sint-Maartenstoren vanaf de ZaltBommelsche wallen die door het inslaan van den bliksem ont staan was, te loor ging. In de 17de, 18de en 19de eeuw is de toren wel nu en dan gerepareerd, doch dit gebeurde meestal zeer weinig oordeelkundig en on voldoende. Hoewel eerst in 1798, tijdens de Bataafsche republiek, (bij een staatsregeling bepaald werd, dat de torens in het bezit der gemeenten kwamen, schijnt hier ter stede de magistraat zich ook vóór dien tijd reeds met herstellingen aan den toren bezig 'gehouden te hebben. In ieder geval was het voor een kleine plaats als Zalt-Bommel niet mogelijk, een dergelijk groot en weelderig kunstwerk behoorlijk te onderhouden, laat staan te restaureeren. Eindelijk vormde zich in November 1903 een Commissie tot bevordering der restau ratie van den Sint-Maartenstoren te ZaltBommel." Zij stelde zich in verbinding met het Departement van Binnenlandsche Zaken, daar ook het Rijk zich het lot van den Sint-Maarten aangetrokken had. Nadat de commissie een begroeting had laten maken, waarvan het totaal ?72,613. Nieuwe Fransche Boeken PAUL BOURGET, Lazarine. Paris, Pion, 18°, f r. 3.50. Lazarine is een weldenkend meisje, een liefhebbende zuster, een eerbiedige dochter, en welopgevoed. Zij schrijft mooie brieven, waarin voorkomt van de Voorzienigheid, en zoo; ze doet op tijd haar gebeden en zelfs pok als het er in 't geheel niet de tijd voor is. Ze is vol vergevensgezindheid voor haar schuldigen geliefde, ze redt hem van zelfmoord en brengt hem terug tot het ware geloof. Zij verdient gelukkig te worden. Oraffeteau, haar geliefde, is een nobel jongmensch, zij het ook zwak van karakter; voor zijn inderdaad prachtig gedrng als (reserve-)kapitein in Champagne kr:xg hij het crotx de guerre, en hij is zeer welop gevoed. Welopgevoed zijn trouwens Bourget's personen van ouds allemaal geweest; ze hebben dan ook allen minstens tien duizend francs rente, of anders een nette positie. Oraffeteau bidt eerst niet zooveel als Lazarine, hij is zelfs geheel en al ongetopvig; maar hij zal bidden, even voordat hij sterft. Ook hij zou verdienen gelukkig te worden, gelukkig met Lazarine. Indien hij niet den last had te dragen van zijn verleden. Want dit verleden is verre van fraai?Men neme het hem niet te kwalijk, men trachte te begrijpen (is alles begrijpen niet gelijk aan alles vergeven?) Enfin: inleiding genoeg; het moet toch een maal gezegd worden. Oraffeteau is getrouwd geweest. En Graffeteau is gescheiden. Hij is getrouwd geweest met een Slechte Vrouw. Zij bedroog hem en zij betooverde hem met haar demonische schoonheid; men vraagt zich af of het een al niet even slecht is als het andere. Le sentiment que j'avais pour Thërèse tait si vil", zegt hij er zelf van. Il remuait en moi l'arrière-fond impur des pires brutalités" (p. 43). Zoo spreekt hij telkens, misschien niet zeer galant of edelmoedig, wanneer hij zich den wellust herinnert dien hij met Thérèse^heeft genoten. Het moet heel erg geweest zijn met dien wellust; gelukkig dat de lezer er niet te veel van meebeleeft Maar die volupté, dat affreuse verleden zouden nog tot daaraan toe zijn. Een nieuw en kuischer huwelijk met Lazarine zouden zij niet verhinderen. Er is iets ergers! Voor Lazarine is Graffeteau's verbintenis met Thérèse niet verbroken! Twee menschen, eenmaal door God verbonden, kunnen door menschelijke machten niet worden ge scheiden. Van de nietigheid der burgerlijke echtscheiding is Lazarine volstrekt over tuigd : zeide ik niet al dat het een edelaardig en weldenkend meisje was ? De bedroeg, drong zij er sterk bij den Raad op aan, subsidie aan te vragen aan het Rijk en aan de Provincie, en wel een voor de helft der kosten aan het Rijk en een voor 'n vierde gedeelte aan de Provincie. Dit geschiedde. Ondertusschen was de commissie in het voorjaar van 1906 begonnen, gelden van particulieren in te zamelen en zij slaagde er binnen korten tijd in, een som van on geveer ?7100 bijeen te brengen, welk be drag later tot bijna ?11,000.?steeg en voor het grootste deel door Bommelaars ge schonken werd. Een schitterend resultaat, wanneer men nagaat, dat Bommel slechts een goede 4000 inwoners telt. Nadat het Rijk subsidie toegestaan had, besloten ook de Provinciale Staten, na veel over en weer gediscussieerd te hebben, een vierde gedeelte in de kosten bij te dragen. Door dit besluit was de restauratie mogelijk gemaakt en toen het desbetreffende telegram hier den 9en Januari 1907 ontvangen was, hebben de klokken van den grijzen toren geluid, opdat wijd en zijd de menschen weten zouden het groote, dat hem te wachten stond. In de Raadsvergadering van 7 April 1907 werd het definitieve besluit genomen, den toren te restaureeren. De Commissie tot bevordering enz. trad af en door den Raad werd benoemd een Commissie van Toe zicht", waarin van Rijkswege de Commissaris der Koningin van Gelderland zitting had. Als architect werd aangewezen de heerjac. van Gils te Rotterdam. Nog hetzelfde jaar maakte men een aan vang met de werkzaamheden. De enorme hoofdateiger werd in 28 dagen om den toren gebouwd en in 19C8 begon het vrome werk der eigenlijke restaureering. De gemeente-opzichter, die hier het werk leidde, was- de heer L. van Boort. Twee jaren bleek noodig te zijn, om elk der Vier verdiepingen, waaruit de toren, behalve een kleiner bovengedeelte, bestaat, te herstellen. De geheele restauratie heeft meer tijd ge nomen en meer geld gekost, dan oorspron kelijk beraamd was. Het Rijk, de Provincie en de Gemeente hebben resp. 50, 10 en 40 pCt. van het tekort (ongev. ? 18.000. -) bijgedragen. De St. Maartenstoren is behouden. En vanzelf gaan de gedachten naar de kerk, die ook dringend gerestaureerd moet worden. Of het gebeuren zal? Er wordt al wel in die richting gewerkt. Voorloopig staat daar onze toren, dank zij het mooie streven van eenige Bomme laars en dank zij de HefdevDlle toewijding van den architect en zijn personeel, in zijn Middeleeuwschen luister herboren. Zalt-Bommel. TH. W i N K TENTOONSTELLINGEN AMSTERDAM, UTRECHT Ed. Karsen (Huinck, Utrecht). De voor stellingen van Karsen zijn te bekend dan dat ik ze, nog-eens, uitvoerig zou moeten noemen. Het zijn stille brokken stad, stille buurten, boerderijtjes, een buitenhuis, een scheepswerf. Dit alles wordt nauwkeurig, en met eigenzinnigheid geschilderd. De vormen van zijn dieren, koeien en kippen, zijn gegeven in overeenstemming met de architectuur: ze zijn hoekig, dikwijls recht hoekig. Het geheel maakt een stijven indruk; er is een zekere houding in, die oprecht wordt doorgevoerd. Het weik heeft iets onbeholpens, eer dan kinderlijks; het is niet klaar, en. dikwijls moeyelijk. Ge ziet aan de wijze van schilderen dit alles. Het métier", het hand-werk, draagt deze kenmerken. De verf geeft als dikwijls geen aangenaam gevoelen. Dit zijn alles bekende dingen. Maar om iets anders geeft het mij aanlei ding tot een bespreking. Is dit werk naïef, geloovig-katholieke Lazarine, burgerlijk hu wende met den gescheiden man Graffeteau, zou haar ongeluk tegemoet gaan. Want een vrouw die zulk een huwelijk sluit verliest alle achting voor zichzelf; en terecht, naar Bourget ons beduidt. Elle sera dëvorée de remords". En als die wroeging door liefde verstikt werd ? Welnu, dan zou ze bij de geboorte van het eerste kind weer opkomen. De moeder se dirait: il n'est pas lëgitime... U paiera pour moi. Cet enfant n'aurait qu'a....mourir, elle se dirait: Je l'ai tué" (p.93). Een oogenblik, lezer! Veroordeel niet het heele boek om dit barbaarsche waandenkbeeld dat een kind zou moeten boeten voor het onkerkelijk of zelfs vrije huwelijk zijner ouders; om de priesterlijke onverbiddelijk heid, waarmee hier geëischt wordt dat een eenmaal ingezegend huwelijk, zij het nog zoo ongelukkig, onverbroken blijve; om deze treurige verwarring van verouderde morali teit met werkelijken adeldom van ziel. Tracht al die armzalige en gevaarlijke malligheid n moment eerbiedig te aanvaarden: zij leeft immers nog als een zeer werkelijke en oprechte, ja soms verheffende overtuiging in vele even kinderlijke .als volwassen ge moederen ? Als gij dezen raad volgt, zal het u mogelijk worden Lazarine als een belangwekkend, in sommige opzichten zelfs mooi boek te zien. Wij hebben immers niet te vragen naar de strekking van een kunstwerk, maar alleen na te gaan hoe de schrijver zijn bedoeling tot werkelijkheid heeft gemaakt ? Bourget vergemakkelijkt ons die sereniteit ten op zichte van de strekking zijner boeken wel niet, daarvoor beweert en betoogt hij zelf te veel; en het is de voornaamste grief, dien men tegen Bourget kan hebben, dat hij ons telkens verleidt tot geprikkelde tegenspraak, in plaats van ons door schoonheid te ont roeren. Ik zelf heb me zoo juist ook weer tot tegenspreken laten verleiden; en het is zijn schuld.... Maar wanneer men, gelijk betamelijk is, zijn verstandelijke bezwaren even op zij zet, wanneer men beseft dat Lazarine, zooals zij nu eenmaal is, een huwelijk met Graffeteau inderdaad niet kan aanvaarden, begrijpt men ook de tragische reeks van gebeurtenissen, die Graffeteau in den dood en Lazarine tot het ongeluk voert, als volstrekt noodlottig. Het is dan, ook voor ons, inderdaad een Fatum dat die twee vervolgt. Zij houden van elkaar en kunnen niet van elkaar zijn. Graffeteau kent het bezwaar en uit zwak heid verzwijgt hij zijn vroeger huwelijk. Als zijn eerste vrouw Lazarine heeft inge licht en hem tegelijk heeft belasterd, gaat Graffeteau haar bezoeken om te verkrijgen of is het primitief," in den technischen zin van dit woord? Wellicht is het ietwat naïef, maar primitief" wat het eveneens sommigen mag lijken, is het gewis en zeker niet. Pri mitief zijn wel de schilderijen uit Brabant, Belgisch Brabant, van Degouvede Nuncques. Het verschil is een eenvoudig iets, zoo het eenmaal gevonden is. De Primitieven zijn subtiel, en dat is Karsen niet, en dat is Degouve de Nuncques wel. En deze subti liteit der primitieven is, zoo ge ze in hun ?schilderkunst niet kunt vinden, doodeen voudig te constateeren in hun letterkunde, en in hun psychologische philosophie; in hun uiteen warren van gewetensvragen; in hun theologische disputen, en bepalingen. En dit gebrek aan subtiliteit in Karsen ver mindert de waarde van het geheele werk op duidelijke wijze. Uit dit gebrek aan sub tiliteit komt velerlei voort, wat stoort de wijze van verf-opzetten, de weinige schakeeringen der vormen, het troebele, het geestelijk niet lang vasthoudende. Karsen's eigenzinnig heid, zijn persoonlijkheid, kan daardoor nooit onder de groote schilders gerangschikt worden. Beperktheid in 't geestelijk spel is hier, te tastbaar, te vinden. 2. Hollandsche kunstenaarskring II. Kik Wouters is in de kleur de zuiverste van allen hier; Wolter vertoont een regelmatigen vooruitgang. De NOS. 157, Zware bui (Amstel) 158, Ochtend (Amstel) en 159, Dampige Ochtend, drie schilderijen, zijn hiervan de bewijzen. In tegenstelling met de meeste schilders van den Hollandschen kunste naarskring is Wolter een luminist. De meeste anderen zijn de schilders van wat ge zoudt kunnen noemen het abstracte uur; Wolter is die van het uur van den dag of van den avond, dat ge kunt bepalen. Dat ligt van nature in het procédédat hij gebruikt. De luministen zijn, typisch, de kunstenaars van de negentiende eeuw, bij wie een in vloed van het wetenschappelijke, van het feitelijke te willen ontkennen, een gedachtelooze onjuistheid zou zijn. Maar de consta teering van het enkel-feitelijke is niet het werk van den kunstenaar. Het geeft dor heid, waar weligheid moet zijn, en het groepeert gegevens niet waar de groepeering de eerste eisch is. Zoolang Wolter dus niet zich meester gevoelde van zijn uitdrukkings middel, bespeurdet ge in te veel werken een te kort aan ontroerende uitdrukking, aan dramatische kracht, aan phantaisie, aan inngheid. In de drie schilderijen, die ik noemde, zijn deze tekorten verdwenen. Feitelijk wordt hierdoor een dieper wijziging geconstateerd dan ik hier zal bepalen. Er is hier eigentlijk een verandering voor te voelen in het strakke procédé. Hoever deze verandering zal gaan, moet nog uitgewezen worden. Vast te stellen is nu echter dat de zware bui, met de lucht van groen-goud-en paars, een schilderij is met dramatisch accent, en met vrijheid geschilderd; dat de Dampige Ochtend, een zicht uit Wolter's huis op den Amsteldijk een der schilderijen is van een serie, waarin warmte en phantasie eigentlijk niet ontbreken. Piet Mondriaan. Het is mogelijk overtuigd te zijn van eerlijkheid van Mondriaan, maar deze overtuiging is niet hetzelfde als te zeggen, dat het werk goed is. Dit werk is dat van een zwak schilder, die, oprecht, verkeerdelijk zoekt. Dat Mondriaan een zwak schilder is, en was, is even wél uit dit werk te constateeren in zijn bizar gebrek aan associaties, als uit vroeger. Hij heeft nooit intensiteiten vertoond, noch virtuozen zwier. Hij is een dier zwakkere schilders, die, door verwarring mee-gesleurd, definitief den reelen weerkeer tot het eigen wezen zullen missen. Dit is te betreuren. En dubbel is te betreuren, dat een kritiek, zelf zonder in tensiteit van wezen, zulke verwarring gemakkelijk-weg versterkt. Critici van deze geaardheid meenen dat iedere afwijking een teeken van bizondere kracht is, en zij vleien d'eigen zwakheid met de zoo geheeten dapdat zij haar beweren intrekt. Zij weigert, zij beproeft hem opnieuw voor zich te winnen; de zwakkeling, die zich voelt be zwijken en bovendien door haar uitlatingen geprikkeld wordt, doodt haar met een revol verschot. Een oogenblik komt de gedachte bij Lazarine en Graffeteau op dat hun ver bintenis nu mogelijk zou zijn; maar terecht acht Graffeteau zich dit geluk niet waardig: hij wil zich dooden. Lazarine overtuigt hem van den plicht om eerst boete te doen ; God zal hem dan vergiffenis schenken; en hij boet inderdaad door zich in den oorlog voor een zijner soldaten op te offeren. Twee menschen te zien spartelen onder de hand van het Noodlot is aangrijpend. Niet alleen Lazarine en Graffeteau zien wij als klein en afhankelijk, ook onszelf. Goede kunst heeft altijd die werking: ons tot ons zelf te doen komen en wonderlijk ge noeg ons daardoor een gevoel te geven van bevrijding. Zichzelf afhankelijk en klein te weten en tegelijk bevrijd: schijnbare tegenstelling die misschien daardoor wordt opgelost dat waarlijk weten gelijk is aan volkomen verlossing. Ik ken mijzelf een oogenblik en heb een oogenblik geen vrees meer. En dit is inderdaad goede kunst al houd ik niet van Bourget's slordigheid van taal die, als bij zoovele schrijvers, helaas, toeneemt naarmate hij ouder wordt. En al heb ik een positieven hekel aan zijn ge woonte om familiare uitdrukkingen, die hem ontvallen, te verontschuldigen met tusschenzinnetjes als comme disent les gens du peuple". Voyons ! gens du peuple",dat zijn we immers allemaal Maar overigens heb ik weer zijn uitnemenden, boeienden vertel trant, zijn bijna altijd natuurlijken dialoog, zijn dramatisch talent gewaardeerd. En vooral de talrijke fijne psychologische ont ledingen en opmerkingen. Zoo waar de on middellijke aanleiding tot den moord wordt medegedeeld (p. 220). Zoo ook waar hij het heeft over het gevoelsleven van jonge meisjes. Pour employer une locufion, vulgaire mais expressive (daar hebben wij het weer!)elles n'ont pas encore fait leur vie. Aussi ne se connaissent-elles pas entièrement. Elles se forment de leur propre personnage une image inférieure, que la surprise d'un soudain con tact avec la réalitédérange parfois si brusquement! Elles en demeurent dëconcertées jusqu' au désarroi, jusqu' a la terreur".(p. 106). En toch, cher maitre, zou ik u durven bekennen wat ik het meest geslaagd vind in uw deugdzamen roman ? Het is de on deugd. Het is Thcrcse, de Slechte Vrouw. Want Thércse is de eenige figuur van be lang in het boek die, voor mijn gevoel, De Nieuwe O.W,-er Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck 'J'Jpere erkenning van hetnieuwe(?) Maar nooit stuurde een stuur-loos schipper an deren wel. L. Gestel (Gebrand's Kunsthandel, Utrecht). In tegenstelling tot Mondriaan is het kunnen van Gestel zeker. Dit wordt het lichtstverstaanbaar bewezen door de serie teekeningen, die de vlucht uit België" heet, en waar in de kleine groepen, de ijle, wrange moderne kleur soms trof, en in de groote groepeeringèn het talent om de Menigte in haar optrekken en vluchten te doen gevoelen, onmiskenrjaar is. Het wordt, subtieler weer, aangetoond in Rensburg's portret, en blank en zuiver in de landschappen met de ge systematiseerde, soms geschematiseerde vor men. Het wordt hier in Utrecht uitgewezen in enkele bloemstukken, en een paar figuren met achtergrond. Het gamma is zwaarder dan in de landschappen; er zijn veel rooden" met dieper accent. Er is meer natuurgetrouwwerkelijk geheel leeft. Lazarine is ook wel plausibel en goed volgehouden; haar por tret heeft veel kenmerkende en beeldende trekjes; maar er ontbreekt die goede, nobele, deugdzame Lazarine nu eenmaal iets ondefiniëerbaars dat men leven noemt. En ze is dan wel niet zoo slecht als Thércse; maar denkt men dat de deugd en vroom heid van Lazarine altijd zoo beminnelijk zijn ? Lazarine heeft dingen, die ik bepaald onuitstaanbaar vind. Als de arme Graffeteau haar zijn misdaad bekend heeft, verzinkt zij ter plaatse, en op staanden voet, in gebed; hij mag zoolang wachten op antwoord. En in een brief aan haar zuster praat zij met zalving van notre modeste petite chapelle a nous" ons nederig kapelletje" in een brief! aan haar eigen zuster! De kwe zel Maar dat zij niet leeft is natuurlijk nog veel erger, en dat is ook de grootste grief dien ik tegen Graffeteau heb. Beide schijnen wel fijn uiteengerafeld; maar eigen lijk was er niets te rafelen, want eigenlijk bestonden ze niet. Nooit zal men een wer kelijk levend mensen een Graffeteau" of een Lazarine" noemen. Niet dat zoo iets een boek naar mijn meening geheel veroordeelt. Kunst kan op vele wijzen bestaan, en het scheppen" van menschen is niet het eenige dat den schrijver tot een kunstenaar maakt. Maar dit belet niet, dat de figuur van Thétcse, die leeft, heel wat boeiender is dan de doode figuren van Lazarine en haar geliefde. Een Thérèse": dat is de chercheuse de sensations" van Bourget's roman, met haar beautéde prosti tuee", haar handige' verleidingskunst, haar volmaakte toiletten, haar stem die haar ergste leugen is, une voix profonde et douce, susurrante et caressante" en ook met de heimelijke schaamte die zij voelt om haar déchëance. Bourget is weer de echte Bourget als hij de drijfveeren aangeeft van de caprice die zij voor haar vroegeren man heeft op gevat: haar avontuurlijke geest, 't feit dat hij mooier is geworden, en vooral het sadis tisch genoegen een man te verleiden en daardoor in verwarring te brengen, die eigenlijk van een ander houdt. En als hij het over haar toilet heeft, of over haar slaapkamer, pakt hij uit als van ouds, met hetzelfde welbehagen en hetzelfde talent. Er zou een heele statistiek zijn op te maken van het aantal damesbottines, hoeden en chemisettes, voorkomend in de verzamelde werken van Paul Bourget, de l'Acadëmie fran<;aise. En het is wel eigenaardig dat Bourget het hem vijandige zoo goed begrijpt. Hij veroor deelt en verwerpt alle ondeugd, zedelijke onvastheid en implicite zelfs vele vurmen van heid jegens de vormen. En er is een rijkdom. In niet alle, werken zijn deze eigenschappen even zeker vereend, maar er zijn er toch hier tusschen te vinden, soms een gezicht met vollen achtergrond, soms een stilleven met ononderbroken kleurbekoring, die deze waardeering in eenvoud bevestigen. P L A S S C H A E R T :: VERHUIZEN :: MEUBELS BEWAREN E. J. VflN SCHflICK BOOTHSTRflfVT UTRECHT elegante levensvreugde: ook dit boek is immers weer vol pleidooien voor deugd en gods dienst en zelfs wordt hier de oorlog, mits hij die hem voert maar geloove, verklaard tot la grande et nécessaire rëparatrice." Maar, ondanks zijn aanprijzen van de deugd, kan men niet zeggen dat hem de ondeugd onbekend is: integendeel! Hij kent de on deugd zelfs opmerkelijk goed. In een van zijn eerste romans al, in Le Disciple, wordt het (verwerpelijke maar verfijnde) gedachteleven van Robert Greslou met zeer deskun dige en waarlijk aanstekelijk-werkende breed voerigheid uitgebeeld; terwijl ik bij de herhaalde lezing van het verhaal over de straf die Robert treft, nooit heb kunnen nalaten de schouders op te halen. Als men in Lazarine de passages over Thérèse, of ook den brief van haar minnaar leest (p. 48 en vlg.), lijkt het wel of er heimelijk in Bourget nog iets leeft van zijn jeugdneiging tot amoreele verfijning van gedachte- en zinnenleven, of de voluptévan lichaam en geest hem nog niet geheel te veroordeelen toeschijnt. En evenwel is hij, nu al jaren, opgetreden als kampioen van het tegendeel: van den ouden godsdienst, van de traditioneele familiemoraal, van alles wat levensbevestiging was en, naar hij meent, nogwezen kan. Hoe komt dat? Misschien doordat de Fransche volksziel, die tot eiken prijs weer sterk wilde worden.hem en zijn medestanders als werktuig heeft ge bruikt. Misschien heeft hij bijgedragen tot de prachtige moreele kracht die de Fransche natie nu gebruikt in den strijd voor haar (en ons) bestaan. Als dat zoo is kan men vrede hebben met werk als het zijne. Maar mijn hemel! ik wenschte we! dat het hem mogelijk geweest ware, andere middelen aan te wenden om de geestelijke kracht van zijn land te versterken. Ik wenschte wel dat hij het niet nu weer noodig gevonden had den oorlog te exploiteeren ten voordeele van sombere leerstellingen die het heerlijke menschenleven ontsieren, die het bevlekken op dezelfde manier als het zwarte Zondagsche-pak van een boerschen kerkganger het triomfante lijke gele licht op den duinweg en het weelderig-teere lentegroen bevlekt. Wanneer zullen alle bravigheden en vromigheden, die de Bourgets ons nu nog willen opdringen, en die in tijden als deze natuurlijk nog gretiger worden aanvaard dan anders, eindelijk onnoodig worden? Wanneer zullen wij allen in ons zelf de kracht vinden om waardig, sierlijk en waarlijk geestelijk te leven? En hoe lang nog tot het ons veroor loofd wordt, maat te betrachten in alle dingen... ook in de deugd"? JOHANNES T l 1: L R O O Y

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl