De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 16 juni pagina 1

16 juni 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 8086 Zaterdag 16 Juni A« 1917 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON j Prijs per No. f (KI5. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEMA 6 WARENDORF, AMSTERDAM | | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel INHOUD : Bladz. l: Stockholm en Amerika. Laconiek Boeltje, door y. H. Buiten!. Overzicht. door G. "W. Eerokamp. Confetti. 2: Mr. L. J. Plemp y. Dniveland, geteekecd door Martin Monniokendam, met tekst yan dr. C. Easton. Dr. J. Oampert, door J. A. v. H. Krekelzang, door J. H. Speenhof. feuilleton: Een kwestie yan waaideering, door L. Brooades Zaalberg. 3; Dr. Fred. yan Eeden, De Nederl. Tolstoï, teekening van Oeorge yan Baemdonok. 5: Toor Vrouwen, door Elis. M. Bogge. Uit de Natuur, door Jao. P. Thflsse. 7: De Joden in Amsterdam, door A. B. Oiderwtyzer, met portret yan den schrijver. Olande Fan-ere, door H. Balomonson. 8: Oscar Wilde's Saloméin het Stadion, door 8. B. Stokvis, met teekeningen yan G. Westermann. Brieye yan een Afrikaner, door Bjalmar Beitz. 9: Finan ciën en Economie, door jhr. H. Smissaert. 10: Uit het Kladschrifc yan Jantje. Eantteekeningen yan een Landstormpliohtige, door Melis Stoie. Boekbespreking, door L. Tersteegh verdwijnt, door prof. W. Martin. II: Bnsland en Amerika, teekening yan Joh. Braakensiek. De Stembusstryd in Nederland, teekeoing yan Jordaan. Zaait en Plant. Schaakrnbriek, red. dr. A. G. Olland. .Damrubiiek, red. E. O. de Jonge. Byvoegsel:.. Zorgelyke gedachten b|j den goeden afloop yan het Spoorwegongelnk b|j Houten, teekening yan Joh. Braakensiek. IIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIII iiiitiiiiiiHiiiiiifiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiti STOCKHOLM-NEW-YORK Het vereischt een verderen blik, naar New-York te kijken, dan naar Stockholm. Daarom waarschijnlijk zijn zoo vele oogen ten onzent op het oogenblik naar Stock holm gewend. De Nederlander heeft het nog altijd niet ver gebracht in kijk op internationale toestanden. En verschei dene zijner couranten brengen hem daarin helaas ook niet beter op dreef. De ge dachten blijven hier goeddeels de kleine kindertjes van hunnen vader: den wensch. Aangezien de wensch zoo vurig: vrede, is, meent men ook zijn volle aandacht maar op de vredesmpgelijkheden te moeten concentreeren, die te Stockholm geopperd worden, en vuur en gal te spuwen over hen, die hiervan geene resultaten verwachten, of, erger nog: niet eens willen hopen! Zoo wordt de goegemeente gewiegd in het idee, dat «r nu in elk geval te Stockholm, zij 't wellicht via Petrograd, wel spoedig het een of ander vredestichtends tot stand zal worden gebracht. En dat wij, Goddank, den langsten tijd gehad hebben. Wederom, gelijk vóór den oorlog, schijnt het nationale verstandigheid, op de kortzichtigheid alle rekening en hoop te zetten. Wederom dreigt zoo het gevaar, dat de dingen veel te beaat en te licht worden ingezien. Daarom mag nog wel eens de waar schuwing hier tegenover worden gesteld : dat wij waarschijnlijk nog volstrekt niet den langsten of den ergsten tijd achter den rug hebben. En dat, wie niet alleen denkt aan de oogenblikkelijke ellende van een levend geslacht, maar aan de meer duurzame elangen van den menschelijken vooruit gang en van ons nationale welzijn, ook nog niet den vrede begeeren moet, die op het oogenblik te bereiken zou zijn. Natuurlijk: wie zou niet op de knieën danken, wanneer morgen aan den dag de ideale, de absolute vrede in ons mid den werd neergelegd! Maar daar gaat het niet om. Want dit is maar fantazie. De werkelijke vrede zal nooit iets anders zijn dan een nieuwe mac/zfsverdeeling tusschen de volken. En dan beweren wij, dat de machtsverdeeling, die nu van de StockholmerPetrogradschebeweging het resultaat zou kunnen wezen, nog nadeelig voor de menschheid en noodlottig voor ons land zou zijn. Daarom zal het er denkelijk ook niet toe komen, en moet er in elk geval niet op worden gebouwd. Naar onze overtuiging moeten de blik ken thans vooral verder worden gericht naar New-York. Nog schijnt het daar op 't Westelijk halfrond niet zeer bewogen. Maar men lette goed op. De dingen dringen van daar naar hier te weinig door. Toen onze vreedzame denkers nog bespiegelden, of Amerika nog in den oorlog zou gaan, ja dan neen, was voor degenen, die meerdere kennis hebben van het Amerikaansche volk en van de Amerikaansche toestanden, de oorlogs verklaring al zeker. Diezelfde nauwkeurige beoordeelaars zullen het zeker thans met ons eens zijn, dat het Amerikaansche volk met alle vastbeslotenheid bezig is, een ge weldige militaire machtsontwikkeling in orde te maken, en zich door niets van zijn stuk zal laten brengen om 't gewicht in de schaal te werpen. Wat zal de tijd er daarbij op aan komen ? En de onzekerheid, de onvoor bereidheid van alles, waarop nu nog gewezen wordt? Zooals wij de Vereerrfgde Staten bezien en volgen, is voor hen thans een periode aangebroken als voor Engeland in het najaar van 1914. Zij zullen er eveneens hun maanden voor moeten nemen, om met alle kracht hun uiterste medewer king aan den strijd in Europa te organiseeren. Deze medewerking echter zal ten slotte verbazend en geweldig zijn, evenals wat Engeland uit het niets heeft te voorschijn gebracht. En op deze medewerking zullen de Geallieerden blijven rekenen en desnoods wachten, in den strijd tegen hunnen tot dusverre onoverwonnen en schier onoverwinlijken tegenstander. Men late zich niet van de wijs bren gen door losse praatjes als: Amerika kan niet veel", of het is Amerika geen ernst", en de Amerikanen weten eigenlijk niet, wat zij in den oorlog moeten doen". Integendeel, Amerika is vastbesloten en zal het meer en meer worden. De Amerikaansche eer en de Amerikaansche vastberadenheid zijn er nu mede gemoeid. Suggestie? Misschien. Maar nergens werken het idee fixe' en het eenmaal opgevatte voornemen sterker, dan onder de Yankees. En wat dan het kunnen betreft: dat is vrijwel onbeperkt. Niet direct. Dit weten de Geallieerden ook wel. Maar zoolang deze kunnen, zullen zij den drang tot vrede uitstellen totdat Amerika mee den doorslag komt geven. Zoowel in Lloyd George's als in Ribot's woorden is dit ook duidelijk te verstaan gegeven. Want als eindelijk Amerika er in zal komen, dan natuurlijk is de kans toch al zeer groot, dat Duitschland zich de minste zal moeten verklaren en de vredesvoorwaarden van de Geallieerden aan vaarden. Zelfs al valt de kracht van Rusland uit elkaar. * * * Hiertegenover staat alles, wat tegen overgestelde wehschen koestert. Alles, wat nu naar den zoo spoedig mogelijken vrede dringt. Alles, wat op de oorlogsmoeheid der volkeren en der legers tracht in te werken. Alles, wat de leidende regeeringen tot onderhande lingen tracht te pressen. Alles wat 't misschien zeer goed en humaan bedoelt en internationale stemming kweeken wil. Niemand mag er echter de oogen voor sluiten: moet het nu tot vrede komen, dan is dit de vrede van een onoverwonnen, van een overwinnend Duitschland. En dus: een Duitsche vrede. Zoolang de coalitie hare voorwaarden niet kan opleggen, is zij mislukt en het doel: een Duitsche overmacht af te snijden, in 't water gevallen. Het is niet noodig, dat die voorwaarden vernietigend zijn, en zij zullen dit allicht niet zijn. Maar: zij moeten worden opgelegd. Anders is Duitschland de winnende partij. Daar helpt geen lieve moederen aan. De Duitsche socialisten mogen het thans niet zoo voorstellen. De Stockholmer conferentie's mogen nog zoozeer 't idee van den voor alle volkeren aannemelijken vrede" doen daveren. Stuur den heer Vliegen naar Parijs en plaats den geallieerden-vriend Branting voorop. Laat vrij verkondigd worden, dat Duitschland zelf en Oostenrijk den vrede o zoo bitter begeeren. Haal de betuigingen van victorie aan, die ge van geallieerde zijde telkens ver nemen kunt. Laat Duitschland geen ziertje winst behalen Welke vrede er nu tot stand komt, die kan op grond van den feitelijke mi litairen en politieken toestand nog altijd niet anders zijn en blijven dan: het bewijs van de onverbreekbare Duitsche macht tegenover een wereld van vijanden. Ook dit moge in theorie anders kun nen lijken. In de staatkunde evenwel blijven altijd de feiten meer gelden dan de theorie. Onder welke voorwaarde de vrede thans gesloten mocht worden, welke pacificistische of internationaalrechtelijke regelingen men er ook voor kan uitden ken, dit alles zou niet afdoen aan het feit, dat Duitschland geheel Europa de baas gebleven is. Binnen zes maanden na dien vrede zal dit woord dan ook in alle Duitsche monden klinken. Democratische zoo goed als conservatieve, socialistische en bur gerlijke. Allen hebben er gelijkelijk be lang bij. Want aller welvaart, ook van de volksklassen, is met niets zoo nauw verbonden als met de geduchtheid van het Duitsche Rijk. Nu wil men daar nog wel overheen glijden. Al schrijft reeds de officieuse KölnischeZeitung", dat de duitsche soci alisten naar Stockholm gaan als vertreter der siegreichen deutsche Nation". Maar na den vrede zal 't juist anders om zijn. Dan moet weer volop van het Duitsche prestige geprofiteerd. De toestand zou ongeveer zoo worden als van Lodewijk XIV na den vrede van Nijmegen in 1678, toen hij verder een tiental jaren lang in vollen vrede Frankrijks eischen en belangen aan alle andere natiën kon opleggen, zonder verzet te hoeven duchten. (Daarna is het toch weer tot nog geweldige coalitie-oorlogen ge komen). Zinspelend op de krachtproef van 1917 zal het Duitsche Rijk eischender kunnen worden dan ooit, ook wat han delstarieven, koloniale rechten, territoriale eischen en machtspolitiek betreft. En wie zullen degenen zijn, die daarbij 't woord voeren? Wie anders, dan zij, aan wie de Duitschers dit alles te dan ken hebben l De conservatieven, de mi litaristen, de jonkers die immers de naamlooze vennootschap Deutsches Reich" zoo weerstands-krachtig hebben gemaakt. Ondanks alle liberaal en democratisch gepraat van nu, zal Duitschland zich houden aan den kant van hen, op wier kompas het succes is behaald. * * * Het is geen wonder, dat de Duitsche politiek thans gebruik poogt te maken van al wat aan pacificistische en inter nationalistische elementen in 't geweer te brengen is. Het gaat er op 't oogenblik nog niet om, het Rijk voor den ondergang te be hoeden. Maar om 't succes te conserveeren, eer het bederf intreedt. Eer Amerika de coalitie heeft versterkt, allicht ook Rusland weer beter op de been gezet. Zoo zien wij de hoop op de populaire vredesanarchie der Russen gevestigd. Zoo zien wij het streven van Stockholm aangemoedigd. De pers, de publieke opinie in de neutrale landen tot vredeszuchten bewogen. De leuze van den vrede zonder overwinnaar" smakelijk gemaakt. De brave bedoelingen en de propaganda van Troelstra en de zijnen aangevuurd. Het is alles heel natuurlijk. Maar ook even gevaarlijk. Want het succes, waartoe 't kan leiden, zal zijn het succes van de Duitsche macht over Europa. En wanneer wij ons dan stellen op het standpunt van ons Nederland, den kleine staat. Wanneer wij bedenken, dat dit land voor zijn eigen welzijn juist tot plicht heeft veel meer bewust een vrij van Duitschland' politiek te voeren. Dat alle kleine staten in hun duur zaam bestaan slechts gebukt zouden gaan onder de nabuurschap van een onge broken oppermachtig Midden-Europa. Wanneer wij vooropstellen, dat demo cratie en vrijzinnige opvattingen toch ook voor ons volk bronnen des levens zijn. Dan kunnen wij niet anders, dan het oog met wantrouwen slaan naar het Oosten, naar Stockholm, en met spanning naar het Westen, over den Atlantischen Oceaan. Zal de uitputting, zal de vredeslust het winnen, of de verschrikkelijke volharding? Onze verwachting gaat naar 't laatste. Dit beteekent ook voor Nederland nog veel kommer en zorg. Het verplicht ons, ons voor te bereiden op misschien nog eenige jaren van knijpen, moeilijkheden en gebrek. Het verplicht ons tot overleg en de grootst mogelijke zuinigheid. Het verplicht ons onder ande ren ook, te bedenken, of wij nu met onzen mobilisatietoestand niet kosten en krach ten verspillen, die vooreerst toch niet, eerst veel later meer noodig zullen zijn. Het verplicht de Nederlanders, zich niet in het stockholmiseeren te laten meesleepen. Het verplicht ons alsnog somber en pessimistisch te zijn, en in de verte te denken. Maar juist zoo doende ook worden wij er van doordrongen, dat de waarachtige, de blijvende voordeelen dikwijls niet nabij, maar in de verte gelegen zijn. v. H. Laconiek Boeltje Laconieke leukheid is meer een gemak dan een deugd. Vooral in den tegenwoordigen tijd zou men zeggen, dat er een groot gevaar in zit, dingen maar te laten loopen. Toch zal, wanneer later de geschiedenis van ons tegenwoordig regeeringstijdvak geschreven wordt, de lezer in verbazing kunnen worden gebracht door hem met de feiten in de hand te verhalen hoe laconiek het in deze dagen ten onzent bij wijlen is toegegaan. Moge het dan maar zijn, dat daarbij niet tevens al te betreurenswaardige gevolgen behoeven te worden geboekstaafd ! Eén punt: alle landen van Europa liggen in eenen wereldoorlog dooreen. Holland moet al jaren lang naar alle kanten uitkijken, en zorgen, niet op de teenen te worden ge trapt of erger. Elke minuut, zoo heet het, kan de legermacht van zich af moeten slaan. Het geweer blijft als 't ware steeds in den aanslag. Aan de vervolmaking moet nog voortdurend gewerkt. Doch wat er dan van te zeggen, dat in zoo'n tijd het land, het leger, de weermacht, 't ineens wekenlang en langer schenen te mogen stellen zonder eenen welbewusten en verantwoordelijken Minister van Oorlog; dat de regeering zonder een hand te ver roeren den leider van het Departement door de Kamer laat afmaken, en de vraag: staat de wachtsman klaar om het stuurrad in den storm over te nemen, ten slotte door een departementale noodhulp-voorziening schijnt te kunnen worden uit den weg gegaan? Lakoniek boeltje! Ander punt: in geheel Europa blijkt, van hoe ontzaglijk staatkundig belang voor een land, vooral voor de kleine mogendheden, het bezit van een weivertrouwden nationalen bestuursvorm, een nationaal vorstenhuis is. Nederland is zoo gelukkig. Maar de regeling van zijne troonsopvolging is van dien aard, dat door n plotseling intredend onheil de regeering van rechtswege zou kunnen vallen in handen van een wildvreemden prins, die veel nauwer verbonden is aan de belangen van andere machten dan aan Nederland. Wordt evenwel den eersten Minister voor gesteld, van eene toch aanhangige Grond wetsherziening te profiteeren om inplaats van dat geval een nieuwe vrije volkskeuze in te stellen, dan wordt dit leukwegvan de hand gewuifd. Doch, uit het gekraak en gesnuit van de door elkander liggende spoot wagens, daar op de lijn bij Houten, klinkt het grimmiger en minder geruststellend: lakoniek boeltje l Men moet inderdaad al zeer veel vertrou wen hebben in den bijzonderen god, die er heet te bestaan voor... de laconieken! v. H. Die kleine, aber machtige Partei" Er zijn in dezen oorlog al heel wat be grippen aan het wankelen geraakt, maar van het begrip zegevieren" kan men zelfs niet meer zeggen, dat het uit het lood is gezakt, daarmee is zoo gesold, dat het ten slotte op zijn kop kwam te staan. Bij een overwinning dacht men zich vroe ger een overwinnaar en een overwonnene. Tegenwoordig is dit anders. Bij een over winning schijnen er geregeld twee over winnaars te zijn. Na den zeeslag bij Jutland, het offensief tegen Verdun, den slag aan de Somme, bij Atrecht, aan de Isonzo heb ben de Souvereinen, wier vloten of legers het gevecht hadden geleverd, in hunne telegrammen van dank of gelukwensch met elkaar gewedijverd, wie in de uitbundigste termen de behaalde zege zou verheerlijken. Keizer Karel van Oostenrijk heeft onlangs, voor wie het nog niet begrepen mochten hebben, duidelijk gemaakt, welke beteekenis het woord zegevieren" tegenwoordig heeft. Het is, volgens het recept van Hegel over geslagen in zijn tegendeel en beteekent voortaan: niet overwinnen. Immers, hoe zou men anders een redelijke uitlegging kunnen geven aan de door hem voorgestelde vredesformule: de wederzijdsche erkenning van een zegevierend verdedigde machtspositie!" Een prachtige vondst, die formule! Zij noodzaakt geen der beide partijen om aan het eind van den oorlog te erkennen, dat de aanval van haar is uitgegaan; een aan valler en een aangevallene zijn er niet geweest; zoowel de Centralen als de Ge allieerden hebben alleen hunne machts positie verdedigd"; het resultaat yan die verdediging" was, dat geen van beiden de overwinning heeft behaald maar dat laatste wordt dan volgens het nieuwe, euphemistische taalgebruik aldus te kennen gegeven, dat beide partijen hebben ge zegevierd". In Oostenrijk-Hongarije heeft men deze vredesformule toegejuicht en schijnt men bereid, de consequentie ervan te aanvaarden. Het zegevieren" volgens den nieuwen stijl brengt mede, dat na het einde van den oorlog de troepen een triumfantelijken intocht houden in de resp. hoofdsteden, terwijl de muziek Heil dir im Siegerkranz" speelt of welke andere nationale hymne dan ook, die voor dergelijke gelegenheden bestemd is; maar in den stoet te Parijs zal Keizer Wilhelm niet geboeid achter den triumfwagen van generaal Pétain loopen, zoomin als Koning George van Engeland achter dien van maarschalk von Hindenburg te Berlijn, en in beide steden zullen de toe schouwers geen producten of kostbaarheden uit de veroverde gewesten te zien krijgen, want er zijn geen veroverde gewesten; de kaart van Europa is dezelfde gebleven, be houdens enkele, met onderling goedvinden aangebrachte wijzigingen. Met zulk een uitkomst van den oorlog zou men in Oostenrijk-Hongarije tevreden zijn. Maar in Duitschland? De groote meerderheid van het volk zou nog liever vandaag dan morgen op zulke voorwaarden vrede sluiten. Maar een kleine minderheid niet. In 1848 en volgende jaren, toen de conservatieve partij in Pruisen zich organiseerde, heette zij die kleine, aber machtige Partei". Al is zij sedert uit de kluiten geschoten, betrekkelijk klein is zij nog, zelfs al rekent men waartoe afle aanleiding bestaat de nationaal-liberalen bij de conservatieven; maar machtig is zij ook nog. En juist in den laatsten tijd is zij druk in de weer om de leus geen annexa ties, geen schadeloosstellingen" te bestrijden. De meeste Duitsche couranten hebben het zoogenaamde politieke testament" van wij len Baron von Bissing, den vroegeren gouverneur-generaal van België, of dood gezwegen, f er maar weinig uit medege deeld; daarmede hebben zij aan de zaak van Duitschland een goeden dienst bewezen. Maar couranten als de Hamburger Nachrichten en de Deutsche Tageszeitung denken daar anders over; zij maken de denkbeelden van von Bissing bekend om den goeden geest' onder de Duitschers zelf te versterken en nemen dan op den koop toe al het Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan bet Redactiebureau, met op den omslag het motto: .Confetif' Nu het spoorweg-ongeluk zoo goed is afgeloopen willen wij er op wijzen dat wij het altijd onvoorzichtig gevonden hebben in dezen tijd van ijzer treinen over Houten te laten loopen. * Hedenavond is alhier opgericht een Vereeniging Oud-Hoorn", ten doel hebbende het nemen van maatregelen tot het behoud van het antieke karakter der stal en van haar oude bouwwerken." Het is de Hoornsche correspondent van de Telegraaf die zich zoo oneerbiedig over de plaats zijner inwoning uitlaat: blijkbaar is het een stal voor hoorn-vee. * Uit een verslag: Bekl. had zich met St. Nicolaas verloofd." Laten we voor bekl. hopen dat de .Sint bij wijze van surprise zijn verloofde een vrijspraak zal weten te bezorgen! * De oude Nederlanders van een paar hon derd jaar terug maakten ook al oorlogswinst n.l. O. en W.-Indië. iiiiiiillllllllillilliillillllliiimmiiiiiilll kwaad, dat door zulk een publicatie aan Duitschland gebrouwen wordt zoowel in het onzijdige als in het vijandige buitenland. Met de Maas-linie, met de vestingen Luik en Namen alleen is von Bissing niet te vreden. Dat zou maar half werk zijn. De westelijke grond van Duitschland moet tot aan de zee gebracht worden. Geheel Belgi dient te worden ingelijfd: in het belang van de Duitsche industrie, wegens de groote waarde van het bezit der Belgische kolen mijnen, maar hoofdzakelijk om militaire redenen, opdat Duitschland de overwinnaar zal zijn in den eerstvolgenden" oorlog. Hij rekent daarbij op den steun der Vla mingen : onder hem hebben wij vele open lijke vrienden en zeer vele, die nog niet voor hunne vriendschap zijn uitgekomen; zij allen zullen zich gaarne laten opnemen in den grooten kring der Duitsche belangen. Ook voor de toekomstige staatkunde van Nederland zal dat van het grootste belang zijn". Baron von Bissing bedoelt blijkbaar: indien Belgiëdoor Duitschland geannexeerd wordt, blijft er voor Nederland geen andere keus over, dan óf een bondsstaat te worden van het Duitsche Rijk, of een gewillig dienaar van de Duitsche Staatkunde. De Al-Duitschers laten het niet bij de publicatie van het politieke testament van von Bissing ; dat heeft alleen maar op Bel giëbetrekking, en hunne wenschen gaan nog heel wat verder dan de annexatie van dat koninkrijk; zij willen ook de kolenvelden van Briey in bezit houden; zij verlan gen bovendien een groote uitbreiding van gebied ten koste van Rusland. Nu ja zal iemand zeggen dat de Al-Duitschers een geweldigen mond hebben en alle landen zouden willen inslikken, waarvan het bezit voor Duitschland gewenscht is om militaire, economische of welke andere redenen dan ook dat weet een ieder; maar een ieder weet ook, dat zij weinig in de melk hebben te brokke len, dat zij maar een kleine partij vormen. Zeker; maar in den laatsten tijd gaat men er weer aan twijfelen, of men op dat kleine" niet moet laten volgen: aber machtige". Dat de officiëele vertegenwoordiger van den Duitschen Keizer in Belgiëzulk een politiek testament" heeft kunnen opstellen als von Bissing deed, stemt al tot naden ken. Maar er is meer. Onlangs maakte de Vorwarts bekend, dat een Al-Duitscne-brochure, getiteld: Duitschland's toekomst bij een goeden en bij een slechten vrede", wordt verspreid, waarin gewaarschuwd wordt tegen het sluiten van een slechten vrede", zooals de sociaal democraten dien wenschen, zonder annexa ties, en alle voordeelen worden opgesomd, die het Duitsche volk heeft te wachten van een goeden vrede". Dit is tot daaraantoe. Een brochure meer of minder van deze soort zal de wereld niet uit hare voegen brengen. Maar wél belangrijk was de daaraan toe gevoegde mededeeling, dat het groote hoofd kwartier en het ministerie van oorlog voor de verspreiding in het groot van deze bro chure zorg droegen. Ludendorf had er 8000 exemplaren van laten ronddeelen onder de troepen, von Stein 7000 in de hospitalen. Als de kleine" partij der Al-Duitschers de bescherming geniet van zulke machtige heeren, dan moet men haar invloed toch niet te gering schatten! Dan moet men vooral niet te gering denken van de instem ming, die ter allerhoogste plaats aan hare plannen wordt betuigd. Nu de vrees is geweken, dat de revolutie in Rusland ook naar Duitschland zou over slaan, nu verder de loop van die revolutie meer en meer zeker heeft gemaakt, dat, zoo al ooit, dan toch eerst over gerutmen tijd het Russische leger zich in dezen oorlog weer zal doen gelden, begint men in Duitsch land weer een toontje hooger te zingen, dan in den afgeloopen winter werd aangeslagen. Een paar dagen geleden werd aan het Wolf-bureau ter overseining gegeven een toespraak, door den Keizer ergens aan het westelijke front gehouden. Daarin zei hij o.a. dat de vijand een beslissing zocht; die zou hij hebben, als hij de wapens uitgeput moest laten zakken; de soldaten hadden ervoor te zorgen, dot hij dit zou moeten doen; als dat oogenblik komt, zullen wij voor het Duitsche volk de positie hebben verworven, die het toekomt; de vrede zal door jelui gedicteerd worden." Dat klinkt anders dan wat de Oosten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl