De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 16 juni pagina 10

16 juni 1917 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 16 Juni '17. No. 2086 De vele goe^e eigenschappen, die de FONUERS bezit en dit rjjwiel bij normaal gebruik en behoorlek onderhoud een langen levensduur verzekeren, maken het GOEDKOOP. bezitten om de ons wachtende plaats in te nemen Het bovenstaande mag er geen aanspraak op maken, een -- zij het vluchtig, dan toch in zijn beknoptheid volledig overzicht te geven van het door Mr. V. geleverd be toog. Een belangwekkend deel daarvan is gewijd aan een beschouwing van het sy steem der Nederl. Bank, hetwelk sedert vijftig jaar goed, zelf steeds beter heeft gewerkt. Wie het muntr en bankstelsel van Nederland en zijn koloniën bestudeert 1), zal zien dat wij ten aanzien van het meer en meer gebruikelijke goldexchange-systeem de pioniers voor Europa en, wat de koloniën betreft, voor het geheele Oosten zijn geweest. Daarom zien wij het opgeven van zooge naamd nieuwe theorieën in het buitenland met eenige verbazing aan: men meent ginds een nieuwen weg te vinden in een richting, welke wij met succes reeds bijna een halve eeuw hebben gevolgd. Daarom ook denkt Mr. V. (als ik 't zoo noemen mag) het zijne" van wat Duitsche professoren thans leeraren over de onttroning" ven het goud, over het volgen niet van een goldexchange", maar van een exchange"-stelsel, het zijne" ook van wat Zweden deed: goud slechts tot lageren prijs aannemen of zelfs het weigeren. Wij leven bij den dag. Ook de Nederl. Bank zoo besluit Mr. V. kan tot wij ziging van haar stelsel worden genoopt, als ons omringende groote Rijken een nieuwe koers gaan volgen. Voorshands echter be staat daartoe nog geen grond. Ziedaar dan toch wel in hoofdzaak samen gevat wat de schrijver man van theorie en praktijk als zeer weinigen over dit belangrijk onderwerp te zeggen heeft. Wie uitvoeriger en vollediger zijn betoog wil leeren kennen, grijpt allicht naar het ge schrift. 2) SMISSAERT 1) Als bijlage is aan de studie van Mr. V. toegevoegd een artikel van zijn hand over Nederlandsen Oost-lndiëen den GoldExchange-Standaard." 2) Dien belangstellende verwijs ik tevens naar de twee artikelen van Civis" in De Nieuwe Courant van 7 en 8 dezer (avond bladen) over De waarde van het goud". Cl ris acht wel depreciatie van goud aan wezig; toch meent ook hij dat het voorbeeld van Zweden geen navolging verdient. KANTTEEKENINGEN VAN EEN LANDSTORMPLICHTIGE Dienstbaarheid ...Neen lezer... ik mag niet binnenkomenMijn militaire zelf moet, om bijzondere redenen, buiten de deur der publiciteit blijven. En deze titel is dan ook niet anders dan de aankondiging van een inzender, dien ik bij u wil binnenleiden. Snel trek ik mijne, wellicht reeds vergetene, militaire gestalte terug, en laat mijnen introducéaldus aan het woord: * * * Geachte Redactie, Gelieve het onderstaande in uw blad op te nemen, waarvoor bij voorbaat mijn dank. In de Groene van 26 Mei j.l. trof ik op blz. 12, waar Melis Stoke aan het woord was, het navolgende aan: Indien uw dienstmeid deftig is, Haar vrijer een galant, of wel een onderofficier, Een heer van netten stand." enz. Zonder den heer Melis Stoke te kennen, anders dan uit zijne rubriek in de Groene, moet het mij toch van het hart, dat het mij voor de door hem besproken onderofficieren in de eerste en voor hem zelf in de tweede plaats spijt, dat hij zich op eene voor de onderofficieren minder aangename wijze uitlaat. Ik meen dat Stoke aanstaand officier is en mij dunkt, dat het heel goed was, als hij zich dan niet liet verleiden op eene dergelijke wijze over hen te spreken, die hem grootendeels tot officier zullen moeten Tersteeg verdwijnt" De gordijnen achter het bekende, wereld bekende winkelraam van Tersteeg" op de plaats in den Haag zijn sinds eenigen tijd neergelaten. De winkel, het huis, de schil derijen en andere nog aanwezige kunst werken zijn verkocht aan een combinatie, die de schilderijen publiek liet verkoopen en wier bedoelingen met het perceel nog niet bekend zfin. Kortom, Tersteeg" ver dwijnt, /s eigenlijk reeds verdwenen. Wat al herinneringen komen nu boven bij hen, die deze zaak in hare opkomst en haar bloei hebben gekend, deze zaak, wier geschiedenis zoo nauw is verbonden aan den bloeitijd der Haagsche School, even nauw als omgekeerd die school aan Ter steeg verbonden was. Wij zeggen Tersteeg". Want dat was eigenlijk de populaire naam, al werd ook die van Goupil daarnevens gebruikt. Dat komt omdat de heer H. G. Tersteeg, sedert 1902 geassisteerd en sedert 1914 vervangen door zijn zoon Johan Tersteeg (die thans de zaken afwikkelt) gedurende verreweg het meerendeel der bestaansjaren der zaak haar ziel was, zoozeer, dat het voor buitenstaanden nauwelijks merkbaar was, dat Tersteeg" was een filiaal. Ben filiaal van het bekende Huis Goupil (thans Boussod, Valadon en Cie) te Parijs. De Parijsche diteur d'estampes" Goupil had een Haagschen vertegenwoordiger, VinT7ZT iiiiiiiiiiiiiiiiliiiliiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii it iimiMMiimiimiiiiiiiiiiliiHi IIIIIMM opleiden en wier diensten hij later nog dikwijls zal noodig hebben. Wellicht is het eene dichterlijke vrijheid, die echter m. i. misplaatst is bij een man van eene ontwikkeling ea beschaving als Stoke is. 'k He»b hem wel eens oorspronkel^ker ge zien in de Groene, 't Begint toch niet bij hem aan gezonden humor te mangelen ? Want heusch het valt niet mee, bij de opleiding voor officier, nog wekelijks iets dragelijksch te leveren voor de Groene! BEROEPS ONDEROFFICIER Intusschen heb ik mij haastig in burgerkleeren gestoken, en beklim op mijn beurt de tribune, om dezen, mijnen aanrander, toe te spreken in de navolgende bewoordingen : * * * Het spijt mij, waarde aanrander, dat om standigheden mij beletten, u met open vizier te woord te staan. Maar waar ge het uwe niet opslaat, zie ik geen reden, mijn pseudoniem in dit allerminst pijnlijk geval prijs te geven. Ofschoon de door u gewraakte dichtregelen den pen van den civielen, en niet die des militairen Melis Stoke ontvlpeiden, wil ik u antwoorden. Want het is mij evenmin mogelijk, mijne burgerlijke gevoelens in de militaire samenleving op te geven, als gij, omgekeerd, uwe militaire principes van onwaarde zult erkennen in de burgerlijke maatschappij. Welnu dan, als burger zie ik het niet te ontkennen feit, dat inderdaad vele dienst boden met onderofficieren verloofd zijn. Maar daarin zie ik niets verkeerds of verwerpelijks. Niet alleen, dat zulks niels afof toe doet aan hunne waarde als onderofficier, maar zulks kan hunne waarde qua mensch evengoed hooger opvoeren, als diep verne deren. En dat is het geval bij ieder engage ment, al zijn de personae in quaestie ook vorst en vorstin, als Hamlets ouders b.v. Menschen zijn ook niet qua onderofficier, dienstbode, vorst of vorstin verloofd, doch uitsluitend en eenvoudiglijk a/s mensch. Ik zie niets verkeerds in eene eerlijke verhouding van een onderofficier, of van een subaltern officier, of een hoofdofficier, wan neer ge wilt, met eene, zij het in een ander soort dienstbaarheid verkeerende, jonge dochter, integendeel! Is niet de uniform het duidelijkst uiterlijk kenteeken van de triomf der fiere en bewuste dienstbaarheid ? Ten slotte is iedere werkkring een vorm van moreele of van materieele dienstbaar heid, of van beiden. Ik zie alleen iets ver keerds in de schaamte voor dienstbaarheid, en in het verbergen of overschreeuwen daarvan. En nu is het feit, dat de geboorte dezer dichtregelen op zijn geweten heeft, dit: dat mijn burger-oog, mijn menscheiijk oog als ge wilt, ziet, dat de fiere uniform vaak ontheiligd wordt door de nabijheid van te fraaie, en te kakelbonte en te gewilddeftige vrouwenkleeren. En die tegenstelling valt niet alleen in het onderhavige geval op, maar even zoo goed in andere, b.v. in die, waarin offi cieren zich vertoonen met vrouwen van verdacht allooi. Dat isvalschheid in uiterlijk en innerlijk, naast absolute eerlijkheid.Want de uniform liegt niet, tenminste niet in mili tairen zin. Zij toont, naar een vasten maat staf, ieders waarde in het legerverband. De burgerkleeding liegt wél, al is het ook soms met een leugen, die er al te dik op ligt. Sommige werklieden willen hooge hoeden dragen, net als bankdirecteuren, en sommige dienstmeisjes mér veeren op hun hoed, dan hun mevrouw. Die dienstmeisjes heb ik op het oog, en de onderofficieren, die met zulke dienstmeisjes verloofd zijn. Begrijpt ge wel? En begrijpt ge nu ook welke tegenstelling den dichter deed dichten zooals hij deed? Hij sprak immers k van de officieren met de meisjes van pleizier, en die reageerden daar immers in 't geheel niet op? Gij spreekt van een dichterlijke vrijheid, maar deedt ook dat in geheel verkeerden zin Ge hadt van een dichterlijke brutaliteit moeten spreken, dat is wat scherper, ziet ge? En uwe verdere qualificaties getuigen slechts van eene bitterheid, die ge nu zelf ongemotiveerd zult vinden, en berustend op een mis-verstand. Ten slotte aarzel ik dan ook niet, u een collegialen groet te brengen... Ja... denk maar niet aan insubordinatie... ik zeg en herhaal een collegialen groet! Want, ach, waarom zou ik u het geheim ook niet verklappen ... het bewaren ervan zou tot niets dienen! ...Ik ben zelf ook onderofficier\\ Saluut collega! Trek je in het vervolg de dingen niet persoonlijk aan, want dan heb je in den dienst, en ook in het particulier leven, gén leven! Amódjo", MELIS STOKE Het Ligthart-Gedenkboek Jan Ligthart herdacht; schetsen over zijn leven en werk, bijeengebracht door R. CASIMIR, bij J. Ploegsma, Zwolle. De heele opvoeding is een kwestie van liefde, geduld en wijsheid en de laatste twee groeien, waar de eerste heerscht." Dit is het opschrift van Ligthart's grafsteen en dit is het, wat alle twaalf de schetsen, waaruit dit boek, met enkele cita ten uit Ligthart's geschriften, enkele tot nog toe ongedrukte verzen en hier en daar een facsimile, is saamgesteld, naar voren hebben willen brengen in de figuur van den her dachten paedagoog. R. Casimir leidt het boek in met een korte levensschets: hoe hij al vroeg groote zorgen kende, die aan de eene kant hem hechter aan zijn familie bonden, aan de andere kant zijn analyseerend verstand het j waarom ?" van alle dingen deden zoeken, een twijfel en worsteling; die zich later in zijn studie over van Eeden's de kleine Johannes" uitte; hoe hij, intusschen onder wijzer geworden, aan zijn school Rachel Lion Cachet had leeren kennen, zijn vrouw; tevens waren dit de jaren van vriendschap en samenwerking inet Jan Baarslag, door wien hij kwam tot veel litteratuur die hem vroeger onbereikbaar was, aan Dennen groen" en School en Leven"; hoe hij dan aan het hoofd van een school geplaatst werd en door het gelukkigmakende verantwoordelijkheids-gevoel, dat het welzijn van zooveel kinderen grootdeels in zijn hand lag, kwam tot zijn paedagogische systeemen, zijn artikels, zijn kinder-boekjes in samenwerking met Scheepstra: De Wereld in", Nog bij Moeder", Dicht bij Huis", Buurkinderen", Op de fiets door Neder land. Maar zijn werkdadig leven vergde te veel van hem en hij is gestorven, waar hem nog veel te doen bleef. Achtereenvolgens behandelen dan A. M. van Leeuwen de beteekenis van Ligthart fl/s schoolhoofd: de man die kind was met de kinderen, hun leven begreep en daardoor hun geven kon wat zij noodig hadden in wat zij verlangden en wiens samenwerking met zijn onderwijzers ook daarop was ge baseerd; Susanna Lugten?Reys: Ligthart als Taalleer aar, een waardeering aan den leeraar die in alles diepte bracht, van alles het mooie liet zien. Als een k'.assevader voelden wij hem. En tot mér vertrouwen lokte hij uit dan menig vader;" P. T. van der Meulen: Ligthart als Schoolbestuurder. Wij moeten geen heide ontvluchten en parken zoeken, maar heide ontginnen en parken maken" schreef hij in Jeugdherin neringen," die woorden trachtte hij als schoolbestuurder te verwerkelijken; dr, J. A. Cramer: Jan Ligthart als Christen, niet een christen in de zin van het woord, maar metterdaad, omdat bij hem alles aankwan op liefde; het inzicht van liefde had bij hem zijn godsdienst-van-huis-uiten de twijfel van zijn jeugd vervangen, een practisch christendom, dat bij zijn persoon meer paste dan alle formalisme; E. Commijs: Ligthart en de Zondagschool, waar hij ook weer alles ba seerde op het begrijpen van de kinderziel en haar bevatbaarheid en zich niet verloor in woorden, die over de hoofden gingen: maar den kinderen inzicht gaf door de bijbelsche verhalen te laten herkennen in het eigen hart; R. Bladergoen van der Willigen, Ligthart als Spreker, niet als kinder- maar als menschen-opvoeder van een publiek dat kwam om te ontvangen, waar hij kwam om cent van Gogh, een oom van den beroem den schilder. De Parijsche Goupit en de Haagsche van Gogh associeerden zich weldra (1861) onder den naam van Goupil & Cie. Als opvolger van Van Gogh werd in 1867 de heer H. G. Tersteeg de leider van het Haagsen filiaal. Hij begon toen, 21 jaar oud, met de Fransche meesters te verkoopen, die hier toen in trek waren, zooals Bouguereau, Perrault, Laudella, en legde zich weldra ook toe op die Franschen van 1830, die men pleegt saam te vatten als school van Barbizon. Van de levende Hollanders waren het eerst Verschuur, Springer, Herman ten Kate, Bisschop; sedert 1868 a '69 ook Mauve, Israëls, Willem Maris en Blommers. Sedert 1871, toen Jacob Maris uit Parijs terugkeerde, kocht de firma ook diens werk. Bovendien dat van Neuhuys, Apol, Klinkenberg, Du Chattel enz. In den schilder H. W. Mesdag, die in 1869 in Den Haag was komen wonen, vond hij een der eersten, die de beteekenis van de Fransche en de jongere Haagsche meesters begreep en werk van hen kocht, waarvan het meeste thans met het Museum Mesdag" Rijks eigendom is geworden. Het werk van Jaap Maris was in het eerst hier te lande niet verkoopbaar. Maar Tersteeg hoe levendig vertelde hij hiervan later in zoo menig gesprek had van meet af aan ge loof in de Marissen, in Jozef Israels, in Mauve, Neuhuys, Bosboom. Al verkocht Maris weinig en al kon ook Tersteeg zijn Marissen niet kwijt zoodat ze zich bij hem ophoopten toch bleef hij die geheele groep van kunstenaars aanmoedigen. Dat waren de jaren, waarin behalve de Engelsche en Amerikaansche kunsthandel ook reeds een enkele liefhebber in het buiten land vooral de Engelschman Staats Forbes de beteekenis inzag van deze meesters. Mede door Tersteegs toedoen kwamen ook Mauve en Neuhuys, die beiden in Am sterdam woonden, zich in den Haag vestigen. Laatstgenoemde heeft mij dit nog kort vóór zijn dood verteld: er was daar meer milieu, we konden er van elkaar leeren en het ons gezellig maken en Tersteeg, die begreep, dat de belangen der schilders en de zijne dezelfde waren, was almede een aantrek kingskracht in die voor menigen onzer zoo moeilijke jaren." Toen later de jonge Ter steeg" (d. i. de heer Johan Tersteeg) het in 1910 verschenen boekje half acentuty with Jozef Israëls" cp verzoek van den meester geschreven had, liet deze zich jegens mij op dezelfde wijze uit over dien tijd. De oude" Tersteeg is, tot hij zich in 1914 uit de zaken terugtrok, steeds de ver trouwde van de meesters der Haagsche school geweest. Zwijgend van persoonlijk meegemaakte gevallen, herinner ik b.v. aan het feit, dat zelfs iemand als Bosboom Tersteegs raad in won bij het uitkiezen van wat hij naarde tentoonstelling van De Haag sche Teekenmaatschappij zou zenden. te geven"; Edward Peeters: Ligthart in het Buitenland, waar hij zelfs in de landen waar het schoolwezen in 't algemeen het onze ver vooruit is, Duitschland, Zweden, Dene marken, een hooge waardeering vond, en in haast alle staten is hij vertegenwoordigd; J. en A. Kann: Ligthart als Vriend, bij wien ieder om raad en steun kon komen, wetend dat hij aller moeilijkheden begrijpen zou; dr. J. H. Gunning: Jan Ligthart als schrijver der Jeugdherinneringen," 't boek dat niet als beschouwingen bedoeld was, maar tot be schouwingen worden moest uit eigen on weerstaanbare innerlijke drang, onder de kategorische imperatief van zijn innigste natuur." R. Casimir sluit het boek met een beschouwing over Ligtharts paedagogiek: De hele wereld omringt ons in aanschouwelikheid. De hele natuur leert allén door aanschouwelikheid... Maar wij zien niet. We moeten leren zien. En dit doen we niet met de ogen. We zien met de ziel. En daarom moet de ziel gewekt worden. Hoe wekken we de ziel ? Door het kind in levende aanraking te brengen met de stof, door arbeid. Goed onderwijs richt zich van hart tot hart, en niet van hoofd tot hoofd. Wek de wil en laat het kind los. Dan zal het u leeg vragen." Een motto voor de figuur van Jan Ligthart typeerend. L. Inhoud van de Juni-Tijdschriften; Gro<it-Nederland: Cyriel Buysse, Uit het leven van een schaatsenrijder. Felix Kutten, Verzen. Her man v. d Bergh, Wolken. Martin Permys, Maart. Herman Wolf, Studies over de hedendaag-èhc Duitsche letterkunde. Jan v. Nijlen, Buitenlandsche Littera tuur. Gresho!!1. Dramatisch Overzicht. Carlo Goidurij, De Herbergiereter. Lerot en Werken : AV. SchaefTer, De Levensdag van een measchenvricnd. E. C. Knappert, Spreken door zwijgen. Henriette Holst llendri.x, Uit het leven van een .lapansche vrouw. M. Beversluis, Gedichten. P. H. Burgers, Levensm. I'roductie in Oorlogstijd. S. Pldte. Goede kleeding. Joha. DorcaiefTen. De verzorging van onze kamerplanten. Onze Bijlage. Onze Tribune. Klsevier's Gc'ill. Maandschrift: Kasper Niehaus, Auguste Kenoir Blik»or. Martinus Theunis Steijn, ('ornelis Veth. Oudere Kngelsehe caricaturisten en illustrators. ; mmy van Lnkhorst, Phil's laat-te liefde-drama. Amclie de Man, Houtering. Boek bespreking. l)e (ihls: H. .1. Kiewiet de Jonge. De politiek der toekomst. Herman Teirlinck en Karel v. d, Woesüjne, De Leemtetorens. Kronvk van twee steden. A. liolaud Holst, Voorbij de Wegen. S. Pinkhoiï, Ver zen. Dr. Jan Veth, Het Gebed van den Soldaat. Nanny Speijer, Strand. K. P. J. Tutein Nolthenjus. Ken beznek aan Coppet. De Moeder, dr, P. C. Ceijl. De constitutioneele ontwikkeling v. h. Britsche Kijk. Prof. dr. H. Kern. Ken Indische wedergade van de legende van de Heilige Lucia. Prof, dr, j, Huizenga, lïnerhuave. Europa. i/:e i'.<'uu.': P. C. J. S:nissaert, Boogaert. Terug, llenède Ciercq. Tarnar, Prof. dr. L. Knappert. Oud vaderlandse!» kerkregiment. Anna Polak, Gelijk loon voor gelijken arbeid. Prof. J. de Lomer, De crisis van het Volkenrecht Tie, Van de Hak op den Tak. Priem. Verzen. P. J. B., Buitenland. Leestafel. O]i d? Hooi/ti': Dr. II. v. d. Goot, De Nederlandtche ambulance in Duitschland. G. S., Van de ontwikke ling der vliegtechniek. Johanna Stetnetee, Haaa vader liische Tolman. Geitenmelker. Tureluur. C. J. Schotel Kzn.. De Am terd Electriciteitswerken. W. K. A. Burghhardt, Japansclie Godsdiensten. De Wonderboom J. H. Küssing, Van en op de planken. In later jaren, toen die Haagsche kring rei;u" was, is men wel eens wat al te veel gaan vergeten, wat eigenlijk in dezen zin de beteekenis is geweest van dit sympathieke, ietwat deftige maar toch ook weer ge moedelijke filiaal", dat zoo buitengewoon energiek is opgetreden en dat voorde genen onder die kunstenaars, die niet al te zeer mannen van zaken" waren, het verkoopen van hun werk en daardoor vaak de gelegen heid tot verder ontplooien heeft verge makkelijkt. Niet, dat ze er ook zóó niet zouden zijn gekomen. Hoe het zonder Tersteeg" geweest zou zijn, kan niemand zeggen, maar dat het met hem nu eens minder moeilijk, dan weer gemakkelijker was, staat vast. Met de levende Haagsche school zijn de heeren Tersteeg tot het laatst toe in relatie gebleven. Sedert 1902 werd de heer H. G. Tersteeg door zijn zoon geassisteerd, die o.m. door reizen in Amerika de relaties uit breidde en die sedert 1914, tot de opheffing van de zaak, de eenige Directeur was. Kunstenaars en kunsthandel, zij zij« altijd nauw verbonden geweest. Wanneer iemand ooit zal willen nagaan, hoe en wanneer het publiek de Haagsche school is gaan waar deeren, dan zal hij in de annalen van het Haagsche filiaal van het Huis Goupil moeten zoeken. W. MARTIN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl