De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 16 juni pagina 2

16 juni 1917 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 16 Juni '17. No. 2086 UIT HET DIENSTHUIS VAN DE KONINGIN DER AARDE Mr. L. J. PLEMP VAN DUIVELAND, Hoofdredacteur van De Nieuwe Courant" Voor De Amsterdammer" gettekend door Martin Monnickendam IIHIllllllltllllllllllllllllHlIIIMIItllMlIlHIMIIIMIIIIIItinilllllHMIIIHIIimil rijksche keizer zei: dat de vrede tot stand moest komen door de wederzijdsche erken ning van een zegevierend verdedigde machts positie! Anders ook dan het vredesaanbod van December 1916, toen te verstaan werd ge geven, dat de centrale mogendheden bereid waren te onderhandelen op de basis van voorwaarden, die voor de tegenpartij aan nemelijk zouden zijn. Dat herinnert weer aan de Rijksdagrede van Bethman Hollweg in Augustus 1915: Wanneer Europa ooit tot rust zal komen, moet het vernieuwd worden. Dat kan alleen geschieden, wanneer de positie van Duischland zoo sterk wórdt, dat het onaantastbaar is." Maar, ondanks de revolutie in Rusland, ligt er zulk een groot verschil ten nadeele van Duitschland tusschen den toe stand van Augustus 1915 en dien van nu, dat men zich verbaast over het gewaagde spel van hen, die nog altijd de hoop levendig willen houden op wat zij een goeden vrede" noemen, d.i. een vrede, dien Duitschland kan dicteeren, die zijne positie onaantastbaar zal maken. 13 Juni 1917. G. W. KERNKAMP EEN KWESTIE VAN WAARDEERING DOOR W. L. BROCADES ZAALBERG In zonnigen glans lag las Palmas uitge strekt, de voeten badend in de zilte zee. De blauwe bergen, waartegen de bananen plantages in weelderig groen opklouterden, vormden een schoenen achtergrond voor de lichte huizen der stad, waartusschen de slanke torens der oude kathedraal omhoog wezen naar andere, dan aardsche beslom meringen. Een vredig tooneel op een afstand. En zij, die uit gemakzucht, of lusteloosheid, of om andere reden, aan boord waren gebleven, doof voor het aandringen der talrijke schuitevoerders en motorbootbestuurders, wier hulkjes schommelden op de deining, zagen verlangend uit naar het land. Want aan boord was de hel losgebroken. Behalve de herrie van het bunkeren, op zichzelf voldoende om een normaal mensch gek te maken, nog vóór zijn blanke huid was getransformeerd in een soert van on bestemd grauw, vol vuile vegen, was daar ook nog het spektakel van den zwerm verkoopers van alles en nog wat, verlangend den passagiers eenige afleiding te verschaf fen na de kalmte der keerkringsdagen. Ebbenhouten olifantjes, goudsmidswerk, zijden sjaals en alleen voor heeren bestemde prentbriefkaarten werden voor hun oogen uitge stald de laatste in stille hoekjes, met geheimzinnig wenken; glimmende neger koppen wedijverden met ongunstige halfEuropeesche physionomieën, hen te over tuigen van de noodzakelijkheid van geld uitgeven. De stumperds werden van links naar rechts gesleurd, verdoofd door een gekrijsch, bestaande uit een mengsel van Spaansch, Engelsch en Duitsch, en bij ge legenheid afgezet. De oude machinist keerde den rug toe aan het levendige tafereel en hing over de Bij het portret van mr. L J. Plemp van Duiveland door dr. C. EASTON Hoofdredacteur van Het Nieuws v/d. Dag" Zij die aan praedestinatie gelooven, moeten wel overtuigd zijn, dat de ziel van L. J. Plemp van Duiveland voorbeschikt was om ter wereld te verschijnen op een plaats, waar een der families met dubbele namen" (zoo als dr. Kuyper het uitdrukt) gereed stond, ze op te nemen in haar midden. Zijn per soon past zoo wónder-wel bij zijn deftigen, haast romantisch klinkenden naam. Het is al distinctie. Geen zweem van snobisme, maar van bohème" evenmin. Van gemid delde grootte, slank, overigens met niets opvallends in zijn uiterlijk, ook niet in zijn kleeding, die keurig is, stemmig, nooit ouderwetsch noch te modieus ook de rozet in het knoopsgat behoort er bij, het zou bij niemand kunnen opkomen dat die maar aangewaaid was. Is er wel iets te..." in heel deze figuur, van binnen en van buiten? Hier is toepasselijk wat eens ge schreven werd: La vëritable distinction consiste a ne se distinguer de personne, ni par l'habit, ni par Ie son de la voix..." Maar wie mr. Plemp van Duiveland ontmoet en hem hoort spreken, wordt toch getroffen door zijn levendig oog en den klank zijner stem, van een timbre en een kracht die bij verschansing. Zijn filosofische aard belette hem, den indringerigen neger, die hem aan den arm trok, erger te maltraiteeren, dan door toediening van een zetje, dat hem in de olifantjes van een collega deed belanden. Het schelden van den schuitevoerder onder aan de valreep deed hem echter zijn geduld verliezen. Waardeering," zei hij, nadat hij veront waardigd eenigen tijd had geluisterd naar den vloed van geharnaste scheldwoorden, die uit de diepte omhoog rezen geen rijkere taal op dit gebied, dan Spaansch waardeering vindt zelfs de meest welwil lende mensch op dezen bol zelden. En als men haar vindt, wenscht men achteraf ge woonlijk, dat de menschen hun waardeering maar hadden thuisgehouden of aan een ander geschonken, wat op hetzelfde neer komt. Neem nu eens dien schuitevoerder: de vent heeft zich een kwartier lang schor staan schreeuwen, overeind in zijn schuit, elk oogenblik in gevaar, door de deining een bad te nemen wat hem overigens geen kwaad zou hebben gedaan. En nu ik hem gewenkt heb, om hem dichter bij te laten komen en daardoor zijn longen te helpen ontzien, en hem daarna toeroep, dat hij niet zoo behoeft te schreeuwen, omdat ik niet van plan ben, aan land te gaan, overstelpt hij mij met verwenschingen, die niet alleen mij, maar ook mijn ouders en voorouders omvatten, die toch onschuldig zijn aan 't geval, en bovendien buiten staat, zich er iets van aan te trekken." Hij draaide den verontwaardigden man wat een langen adem had die kerel den rug toe, stak zijn pijp op en zag welbehagelijk naar het gekrakeel tusschen den eigenaar van de door elkaar geworpen olifantjes en de onschuldige oorzaak van die wanorde. Toen vervolgde hij den draad van zijn wijsgeerigen gedachtengang. Tweemaal in mijn leven," zei hij, ben ik oprecht gewaardeerd. Den eenen keer was ik tweede machinist onder een chef, die de meest veeleischende oude Nurks was wat heb je Fraulein Hilda in te fluisteren, kwajongen" (dit tegen den machi nist-leerling) die 't mijn lot is geweest, te ontmoeten. Men had mij gezegd, dat hij machte zijn, een groote vergadering te beheerschen. Deze man beheerscht vooral zichzelf. Rust en zelfbeheersching spreken uit zijn heele persoonlijkheid. Ik zal niet zeggen dat de heer Plemp van Duiveland nooit last van zijn zenuwen heeft, maar de omgeving merkt daar al heel weinig van. Dat zijn kwaliteiten die in alle omstandigheden des dagelij kschen levens te pas komen, maar die men nu niet allereerst gaat zoeken in de journalistiek. Het min of meer onrustige, drukke, spontane, ongeregelde, dat naar de gewone opvatting de krantenschrijverij eigen is, staat buiten wei-overwogen zelf bed wan g, is veelal in tegenstelling ermee. Inderdaad is mr. Plemp van Duiveland nooit een. gewoon" journalist geweest. Wie zijn eerste jaren aan de N. R. Ct. meemaakte, vond het wel eens vreemd dat in zijn dagelijksche rubriek zoo weinig sprankelde van het fijn-geestige, het humo ristische dat dezen man van koele beweging aantrekkelijk maakt in den omgang; uit dat werk sprak de kalme waarnemer der politieke gebeurtenissen, ook de jurist, maar niet de literator. Mr. Plemp van Duiveland is toch jarenlang redacteur v&n Elzeviers Maand schrift geweest, heeft lang geleden reeds .gebundeld," in de Gids en elders nog at veel geschreven, bijzonderlijk over de Befner Conventie (dat Nederland toetrad, is vooral aan zijn ijver te danken). Sprong de literator Plemp een enkelen keer uit den band, dan ging dat onder pseudoniem: zoo de verma kelijke persiflage Indrukken van een schutter, door een schatter," die een jaar of vijftien geleden in Elseviers Maandschrift gestaan heeft. Als er iets büitengewoons gebeurde, dan kwam de leeuwenklauw wel voor den dag. In den Dreyfus-tljd heeft de wijze, waarop Plemp de Affaire" behandelde, zeer de aandacht getrokken; dat was ook een prachtig onderwerp voor een jurist-journalist. En denk niet, dat hij daarbij in hartstochtelijke belangstelling te kort schoot: toen de onzinnige en ergerlijke uitspraak van Rennes geseind was, heeft niemand er over ge schreven, zóó puntig en krachtig, zóó vol heilige verontwaardiging en innige deernis met den door 't noodlot achtervolgde, als mr. Plemp in de Nieuwe Rotterdammer. Toen, in 1901, de Nieuwe Courant werd opgericht, sprak het bijna vanzelf, dat mr. Plemp van uiveland de leiding aanvaardde van het nieuwe orgaan. De strekking paste ongedwongen bij zijn geestesrichting en wereldbeschouwing. n leider te zijn, dat was nu juist een kolf je naar zijn hand. Eerder nog hadden we verwacht, dat collega Plemp rechtstreeks in de politiek zou gaan, en daar spoedig zou slagen. De omstandig heden, de wisselingen der politieke constel latie, hebben dat belet: mr. Plemp is in de journalistiek gebleven. Le journalisme mène a fout, pourvu qu'on en sorte deze te veel geciteerde woorden gelden zeer bepaaldelijk niet voor ons land; niettemin is Plemp, in de journalistiek blijvende, er gekomen". Hij heeft van de Nieuwe Courant gemaakt wat ze nu is, met taaie volharding en in voortdurende worsteling tegen bergen van bezwaren, in levensomstandigheden ook, die zulk een strijd geenszins vergemakkelijkten. Zijn rustige kracht, zijn koelheid en zelfbe heersching zijn hem daarbij te pas gekomen; hard werkend, heeft hij zich nooit overwerkt. En hij heeft de gelegenheid gevonden, zich te ontwikkelen tot een journalist wiens politieke, beschouwende, juridische en polemische ar tikelen ontegenzeggelijk tot. het allerbeste behooren dat, dag aan dag, in ons land van de pers komt; artikelen waarin de strakke gedachtengang en de heldere betoogtrant een groote overredingskracht bezitten; die, ook wegens de onderwerpen, misschien iets nuchters, te koel-verstandelijks zouden krij gen, als ze niet nu en dan verlevendigd werden door een pittig woord, een zinswen ding, een geestige vergelijking, die behooren bij zijn stijl en er een persoonlijken stempel op drukken. In den Haag, waar vrienden uit zijn jeugd en zijn studietijd ook reeds in de stu dentenwereld was Plemp een voorganger tot aanzien en invloed gekomen zijn, heeft hij de plaats gevonden die hem toekwam. Hij is er een persoon, met wien men rekening houdt. Als 't ware vanzelf, oniemand des te meer werk opdroeg, hoe tevredener hij met hem was. Ik kan riet anders zeggen, dan dat hij met mij dan wel bijzonder ingenomen moet zijn geweest, maar 't eenige voordeel, dat ik van zijn ingenomenheid heb gehad, was, dat ik aan 't einde van de reis van 190 op 160 pond was afgevallen onder den evenaar heeft dat trouwens iets vóór. 't Andere geval betrof een vriend, die buitengewoon op mijn gezelschap was ge steld en al mijn woorden in zich opnam, als kwamen ze van Boeddha zelf. Hij kon in dat opzicht sommigen tot voorbeeld strekken" (dit laatste met een schuinen blik naar jeugdigen overmoed, die het waagde, nu en dan zijn histories in twijfel te trekken). Steeds kwam hij 's avonds in hetzelfde caféals ik en juichte al mijn woorden toe. Dankbaarder toehoorder heb ik nooit gehad. Maar als 't op betalen aankwam, had hij altijd zijn portemonnaie thuis laten liggen. 't Merkwaardigste geval van waardeering echter, dat ik ooit heb bijgewoond, betrof den ouden captain King, den kustvaarder. Ik was in dien tijd machinist op die oude schuit van hem, die je soms nog maar zonder King aan de Cbileensche kust kunt tegenkomen. King voer gewoonlijk de Chileensche havens langs, soms kwam hij ook de straat van Magelhaen door en kroop langs den Argentijnschen kant omhoog. Hij kende iedereen, van Arica in 't noorden van Chili tot Punta Arenas aan de straat en van Punta Arenas tot Montevideo. Maar in 't bijzonder had hij zijn kennissen onder die lui, die hun handen bij voorkeur in eens andermans zak steken, of bij gebrek aan een ander, in die van den staat. Want handiger smok kelaar en tegelijk grooter schobbejak dan King kon je in geen drie weken in de haven van Buenos Aires tegenkomen, al zocht je ernaar en dat wil wat zeggen. Bij die gelegenheid, waar ik 't over wou hebben, had King blijkbaar een mooi zaakje gemaakt; dat viel gewoonlijk samen met een bezoek aan Valparaiso en een ontmoe ting met een zekeren Pedro Valdez : smeriger schoelje heb ik nooit aanschouwd. Maar dat doet er niet toe op 't oogenblik. King was in een zeldzaam goed humeur, NEME KL. MIJWT HOLLAND'S BKSTK GENTS SlCtAAR iiiuiiiitiiiiiimiiiiiiiiiiniitiii vermijdelijk, is hij de officieele vertegen woordiger geworden van de journalistieke wereld, trait-d'union tusschen de Pers en het Gezag. Hoofsch en charmeur als hij wil, kan hij ook met beslistheid optreden, hij bezit de wereldwijsheid van een di plomaat. Aan spontane opwellingen doet hij weinig, hetgeen nuttig is in 't praktische leven, dat van berekening uitgaat en bij berekening leeft. Het recipieeren gaat hem ge makkelijk af en de vertegenwoordiging zijner vakgenooten in het buitenland is hem een aangename plicht. In vakkringen in den vreemde heeft het woord van den verte genwoordiger der Nederlandsche journalisten vaak genoeg gezag uitgeoefend. Onze journalisten mogen den heer Plemp van Duiveland wel dankbaar zijn dat hij zooveel tijd en arbeid blijft wijden aan hun belangen, als voorzitter van den Nederlandschen Journalistenkring. Hij wijdt zich met hart en ziel aan die taak, en daar ze zoo geheel past bij zijn aard en zijn voorkeur, verdraagt hij gemakkelijker dan anderen den hyper-kritischen, niet zelden kleingeestigen toon die in zulk een kring van vakgenooten te vaak wordt gehoord en ge duld. Mr Plemp van Duiveland geeft aan den Kring het cachet dat deze naar buiten zeer noodig heeft, in ons land waar de pers ook wel gevreesd, maar weinig naar waarde geschat wordt. Als leider der somtijds woelige vergaderingen van den Kring weet hij de wet en het decorum hoog te houden; hoewel gematigd spreekt hij toch zeer krachtig van zich af, grijpt de teugels met vaste hand; somtijds h«cht hij al te zeer aan de reglementen, is hij wat formalistisch, maar zijn houding is onverstoorbaar waardig. Na afloop van zoo'n vergadering zei iemand: Plemp was weer zoo voortreffelijk als de minister van buitenlandsche zaken van een groote mogendheid." En men kan zich niet weerhouden te denken dat indien Rotterdam, zijn geboorte plaats, in Amerika lag, de ontwikkeling der talenten en persoonlijke gaven van een man als Plemp van Duiveland hem vanze|f een plaats geopend zou hebben in de rij van persoonlijkheden als Bryan, Elihu Root en andere journalist-staatslieden en journalist diplomaten, van wier diensten een groot modern tand gaarne gebruik maakt. Maar Nederland is een klein land en nog niet geheel modern. Dr. J. CAMPERT f Van l Jan. 1886 tot l Aug. 1898 Directeur der H. B. S. m. 5 j. c. te Amsterdam Honderden jongens zijn door de handen van den directeur der Eerste Amsterdamsche Hoogere Burgerschool met vijf jarigen cursus, toentertijd nog de eenige, heengegaan. Ik durf er veel onder verwedden, dat bij hen en vergat zelfs, me geld ter leen te vragen, wat hij anders graag deed niet dat hij 't los kreeg en in een bijzonder royale bui stelde hij voor, op zijn kosten een bezoek te gaan brengen aan een ouden vriend van hem, die ergens in de buurt van Talca uit hing en dien hij in jaren niet had gezien. Nu, ik had wel lust, eens 't land in te gaan; dat overkomt je zelden, bij gebrek aan tijd. Maar ik nam de voorzorg, mijn geld aan boord te laten, behalve een appeltje voor den dorst in een geheime zak, anders wist ik wel, wie 't loodje zou leggen als 't op betalen aankwam. Dat was maar goed ook, want toen we 's avonds in Santiago aankwamen en er daar na een lekker diner in 't restaurant Santiago ik kan 't jelui aanbevelen betaald moest worden, ver klaarde King met een benaauwd gezicht, na in al zijn zakken gevoeld te hebben, dat hij zijne portefeuille in 't hotel had laten liggen. Maar daar de mijne nog verder weg was, kwam die van King toch eindelijk voor den dag uit een zak, dien hij overgeslagen had. Ik moet zeggen, dat hij gedurende de rest van de reis royaal betaalde; ongetwijfeld hoopte hij 't mij bij de een of andere gele genheid in te peperen. Maar voorloopig was daar geen kans op en niemand, die beter zijn gevoelens kon verbergen, dan King. Den volgenden dag zouden we naar Talca reizen. King had zijn zonnigsten dag en 't kon niet minder, dan in den luxe-wagen. Wel, ik had geen bezwaren en we zaten als prinsen. Ik was niet weinig gestreeld door de buitengewone attentie van den conduc teur jelui weet, wat voor heeren dat zijn in Chili, een assistent-stationschef bij ons is er niets bij al voelde ik me wel wat gekrenkt, dat die attenties voornamelijk King golden. Ze noemden hem zelfs Excellentie, wat je anders wel eens van een peon, 1) maar nooit van een conducteur te hooren krijgt. Om kort te gaan, de reis verliep perfect, ondanks hitte en stof, en we kwamen ter bestemder ure in Talca aan, waar we onzen intrek namen in 't beste hotel. Wel, King moet bepaald iets indrukwekkends over zich gehad hebben, dacht 'mij, want de hötelhouder een knappe kerel 1) Landarbeider. HET SPOORWEGONGELUK Bedankje van 'n gekwetste aan de Koningin Majesteit, ik kom bedanken, Voor wat of u hebt gedaan, Toen de trein onlangs bij Houten, Van het spoor is afgegaan. Ik ben een van de gekwetsten, Iemand uit de derde klas. Die u, met uw eigen handen, Dad'lijk aan 't helpen was. Vroeger kende ik u enkel, Van een kleine aanzichtkaart, Ik vond u een mooie dame, Op dat groote, zwarte paard. Maar nou u, om mee te helpen, Dichter bij me komen wou, Vind ik u, met uw permissie, Een kordate, beste vrouw. Wie had dat nou kunnen denken, Dat daar onze Willemien, Heelemaal niet van dr zelve, Naar zoo'n vent als ik kwam zien. Nooit kan ik 't u vergelden, Ik ben kermis-goochelaar, Als u mij mocht noodig hebben, Majesteit, dan roept u maar! Toen ik aan m'n vrouw vertelde, Van die gaten in mijn kop, Vroeg ze: Heb-ie weer gevochten, 'Had-je weer 'n borrel op?" Maar als haar was overkomme', Wat of u hebt uitgestaan, Was ze door de bibberatie, Van d'r stokkie afgegaan. En nou eindig ik nfn briefte, Nog 's: Dank u Majesteit", U moet wel de groeten hebben, Van m'n vrouw en van de meid. Als u soms voorbij komt rijden, En ik groet u hier of daar, Moet u Juliaantje zeggen: Kijk daar staat m'n goochelaar l"1 }. H. SPEENHOFF allen de doodstijding van dezen man een gevoel van iets tegenstrijdigs heeft ge wekt. De dood van hen, die een sterken levenden indruk hebben gemaakt, heeft dit vaak. Maar was er iemand, die de jongens van den burgerschooltijd meer imponeerde door onbuigzame persoonlijkheid en vast gezag ? Lenig en rechtop van figuur, streng van stem, beslist van besluit en spaarzaam van woor den, was dr. Campert ook voor de minst eerbiedigen der scholierenwereld, en aan te groote neiging tot ontzag bezondigt die geheele leeftijd zich niet, iets van hooger orde. Het vaste snoer, dat de geheele school ombpnden hield. Hij was er in den waren zin des woords de baas, en voor de onderwijsinrichting van zoo grooten omvang, als de H.B.S. aan de Keizersgracht toen was, heeft Amsterdam ongetwijfeld aan den Directeur Campert zeer veel te danken gehad. De lessen, die hij daarin zelf gaf, hadden een eigen aardig cachet. Hij behandelde de leerlingen daarin zeer kinderachtig. Vooral in de hoogste klassen, waar Dr. Campert kosmografie gaf, werd dit nogal gevoeld. Het scheen, als rekende hij zich op zulk eenen afstand van zijn toehoorders, dat hij 't een voudigste ook nog uitvoerig meende te moeten uitpluizen. Duidelijk werden de iiimiiiiiiililliiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimiiu met drie gouden tanden en een keurig onderhouden baard boog als een knip mes en begon waarachtig ook al met Ex cellentie voor en na. King, die Spaansch sprak als een advocaat, stond den hotelhouder genadiglijk toe, hem naar de mooiste kamer te brengen en toen hij daarin ver dwenen was, voelde ik mijn borst zwellen bij de gedachte aan het eerbetoon, dat mij nu te wachten stond. Maar die verwaande kwast Gutierrez heette hij liet me staan als een kwa jongen, en liet het aan een smerigen mozo 1) over, me een kamer aan te wijzen. Nou, ik liet me in dien tijd nogal wat op mijn uiterlijk voorstaan ik was geen onknappe kerel, al zeg ik het zelf.." De machinist-leerling, die totnogtoe be langstellend had geluisterd naast Fraulein Hilda rende plotseling een neger achterna en Fraulein Hilda zelf kreeg het te kwaad met haar neus zeker van de kolenstof. De oude keek verbaasd den leerling na, schudde het hoofd over de wuftheid der jeugd, en vervolgde... Ik vond het dan maar verduiveld onaan genaam, dat King met zijn dikken, rooden kop behandeld werd als een prins neen, die heb je niet in Chili als een rijke haciendero 2) dan, en ik... Enfin, ik schikte me in mijn lot en be sloot, door hooghartig optreden mijn ster te doen rijzen boven de zijne. 's Middags aan tafel viel ik van de eene verbazing in de andere. Een dikke kapitein, die daar at, liet King voorgaan door de deur, en stond terzijde als een lantaarnpaal met een buik. In de zaal trokken wij de algemeene aandacht. Gutierrez wandelde langs de tafel tjes, fluisterde den gasten iets in en dan werden alle oogen pp ons gericht. Ik vleide me nog, dat ik ook deelde in die belang stelling, maar toen ik, tegelijk met den kapitein, opstond om me even te verwijderen, werd aan alle illusie de bodem ingeslagen, want hij hield niet eens de deur voor me achter zich open. Nu had King daar ook schuld aan, want sinds we de zaal waren binnengekomen, behandelde hij me als een soort tusschending tusschen een vertrouwden 1) Kellner. 2) Groot grondbezitter.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl