De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 16 juni pagina 7

16 juni 1917 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

16 Juni '17. No. 2086 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck A. S. O n d e r w ij z e r, Opperrabbijn te Amsterdam Oe schrijver van onderstaand artikel DE JODEN IN AMSTERDAM door A. S. ONDERWIJZER Opperrabbijn voor Noord-Holland De nieuwbenoemde Opperrabbijn te Am sterdam, de heerA. S. Onderwijzer, schreef voor nDe Amsterdammer" onderstaande bij drage. Omtrent den persoon van den heer Onderwijzer en zijne werkzaamheden geven wij in het volgende nummer een artikel van de hand van Dr. Slays, secretaris der Hoofd synagoge te Amsterdam. Geen diepgaande studie, maar eenvoudig een vluchtige schets. Geen bestoven folian ten, archiefstukken of statistieken hebben de stof geleverd, maar wat herinnering en ervaring in promptu hadden. Het is geen wetenschappelijk werk, heeren critici, maar voor hen, die, minder des kundig dan gij, toch wel eens iets naders van de Joden in Amsterdam zouden willen weten, misschien van een i g nut. Maar welke Amsterdammer, hij moge dan groen of geel zijn, kent geen joden, heeft ze niet wel eens als koopman, geleerde, artist, ambtenaar of particulier pp zijn weg ontmoet? Desniettemin zijn zij, wat hun denken en voelen, hun werken en streven, hun afkomst en historie, hun godsdienst-en zeden, hun huiselijk en kerkelijk leven be treft, bij helaas maar al te velen dikwijls nog «vreemdelingen". Daar nu volgens een bekend axioma het geheel uit de som van zijn deelen bestaat, zal ik, om de Joden in Amsterdam bij u te introduceeren, eerst even over de Joden moeten spreken. Sedert de verwoesting van den tempel en de opheffing van Israels nationaal bestaan, zwerft het Joodsche volk en is het dienten gevolge over de vier hoeken der aarde verspreid. De individueele Joden lijden intusschen niet aan buitengewone zwerflust. Als de knoet of de zweep der pogroms hen niet voortjaagt, blijven zij gaarne op den bodem, waarop zij gevestigd zijn en waar aan zij zich spoedig hechten. Zij voelen H. VAN DOORENS & Cie. OEN HAAG AMSTERDAM UTRECHT Dames Hoeden en Bontwerken iiiiiimnnniiimiiniiiniiiiiiiiiiiiiiiiiuiiininiiiiininiiiiiinninuiiniiii CLAUDE FARRÈRE Vermist" Eenige weken geleden meldden de Fransche verlieslijsten den soldaat Claude Farrère als vermist. Sindsdien heeft men niets meer van hem vernomen, zoodat men de droevige waarschijnlijkheid te aanvaarden heeft, dat deze merkwaardige, onder de jongere Fransche schrijvers, gesneuveld is. Claude Farrère's werk is merkwaardig, door de verbijsterende eenvoud ervan; in zijn romans zijn niet, als in die van Bourget bijvoorbeeld, de voegen derpsycho-analytische constructie bespeurbaar. Farrère voelt de individuen, en de toestanden intuitiefzuiver aan. Daardoor is het hem mogelijk, met de eenvoud van een Balzac, zijn exposéte ontwikkelen, daardoor is het bij hem geen valsche versiering, wanneer zijn gegeven het boven-zinnelijke raakt. En daardoor is het hem mogelijk geweest een subliem en merkwaardig boek als Famée d'Opium" te schrijven. Op zekeren avond vertelt zijn oudere bewonderaar, Pierre Louijs was ik met eenige vrienden bij een groot schrijver op visite. Op tafel lag een hooge stapel manuscripten. Stel jij daar soms belang in? vroeg hij. Je zult er geen onderteekeningen bij vinden, ik zelf ken de namen der schrijvers pok niet. Het is de oogst van een novellen-prijsvraag, die een weekblad heeft uitgeschreven; ik zit in de beoordelingscommissie. Van de zes duizend inzendingen hebben wij er eenige terzijde gelegd. Dit zijn ze. Dit zijn de zestig belangrijkste. Een is er bij die buitenzich daar thuis en kunnen naar gelang van den omstandigheden den drang niet weer staan zich nuttig te maken voor hun ge boortegrond, hun vaderland met hun edelste krachten te dienen. Vurig patriotisme, dat door antisemitische falsificatie der Joden wel eens als een ongepast zich naar voren dringen ;werd verweten, is inderdaad een eigenschap, die diep in het Joodsche karak ter geworteld is. Een exces van deze eigenschap is de assi milatie, die alle verschil geheel wenscht uit te roeien, bij wie de naam Jood reeds een pijnlijke gewaarwording wekt, en die, uit zwakte en lafheid geboren, ten slotte in karakterloosheid ontaardt en het Jodendom verraadt voor werkelijke of vermeende maat schappelijke deugden. Het bespottelijke van deze richting wordt echter meer en meer erkend, dank zij o. a. het Zionisme, dat, hoe men er overigens ook over moge denken, zich verdienstelijk heeft gemaakt door zijn verwoeden strijd tegen deze bijzondere categorie van renegaten. In nauw verband tot Israels politieke lijdensgeschiedenis, waarbij het voortdurend door allerlei uitzonderingsmaatregelen werd bestookt en bij het zich bewegen op de groote markt van het openbare leven dikwijls door beperkende wetten lamgeslagen werd, staan zekere eigenaardigheden in zijn op treden, die weliswaar langzamerhand aan het verdwijnen zijn, maar toch nu en dan niet onopgemerkt blijven. Zoo onderscheiden zij zich o. a. door neiging tot studie en handel, door een zekere mate van vrees en schuchterheid voor autoriteiten niet alleen, maar zelfs voor heel gewone niet-Israëlieten, door zin voor humor en door piëteit en dankbaarheid. De alles nivelleerende geest des tijds ruimt echter veel van deze eigen aardigheden op. Men telt thans onder hen ook machinisten en vliegeniers, criminalisten van de daad en onverschrokken tegen standers van het gezag. Ten spijt van dit alles bekruipt menigen niet-lraëliet nog altijd de vrees met een geheimzinnige sekte te doen te hebben, die wie weet welke helsche bedoelingen heeft. De Joden hebben dan ook eigenaardige godsdienst-voorschriften, wier duizenden détails, die zij zelf eerst na jarenlange studie nauwkeurig kennen, den niet-Israëliet meer dan eens een kreet van verbazing ont lokken. Hé, mag u geen paling eten ? !" gewoon goed is.... Wil je die lezen? Het was een klein bundeltje papier De schrijver kon geen beroeps-auteur zijn. De kleine velletjes, waarop hij zijn novelle ge schreven had, bewezen, dat hij gewoon was slechts brieven te schrijven. De enveloppe was gesloten met een groot zwart lak, waarin letterteekens waren afge drukt, die ik niet kende. Het motto.was: Leven'. Droom Opium: Werkelijkheid. Alweer opium! dacht ik. En mijn eerste indruk was niet gunstig voor den mij on bekenden schrijver. Het motto leek mij vijfen zeventig jaar oud, of twintig... hetgeen, zoogoed in littéraire- als in mode-zaken, nog erger is. Over opium is immers reeds alles gezegd. Een geheele romantische school had, in de afgeloopen vijftig jaar, uit dit onderwerp alle ziekelijke en fantastische fraaiïgheid gezogen, die het bevatte. Dit alles is zoover verwijderd, van 't geen, waarvan wij houden! Onze generatie heeft zich afgewend van kunstmatige bedwelming en griezeligheden en duivelsche vrouwen. In de nieuwe litteratuur is, zoogoed als in de nieuwe kunst, alles licht en helderheid. Hoe kan men, tusschen een moderne schil derij en een Kopenhaagsch porselein een Thomas de Quincey genieten? *) Wij zijn doordrongen van eenvoud, dag licht en heldere kleuren, zelfs onze nachten zijn, dank zij een vroeger onbekend licht, helder. Hoe zou de opium in dit licht de invloed van hare duistere droomen geldig kunnen maken ? Dit s theorie... maar de litteraire the orieën zijn er, om door nieuwe talenten weerlegd te worden. Een goed schrijver is zijn generatie vooruit, en, indien het hem *) Thomas de Quincey, een ietwat kwaad aardig Britsch criticus uit het begin der We eeuw;'schreef o.a. Confessions of an English opium-eater" en Murder as a fine art." Is dat nu zoo erg, om op Zaterdag even met een pontje over te varen ?" Wat is dat, geeft u uw eigen vrouw, na haar in 14 dagen niet gezien te hebben, niet eens een hand?!" Waartoe dient dat nu weer, om gedurende een paar weken uw baard niet te verzorgen ?" Vormendienst," antwoordt de liberale Jood; neen, integreerende deelen van het Jodendom," roept zijn orthodoxe geloofs genoot uit. Dat complex van wetten en ge bruiken heeft het Joodsche hart .gekweekt en daarin den zin geplant voor rein-, kuischen zedelijkheid; den Jood zelfbeheersching, volhardingsverhiogen en lijdzaamheid ge schonken. Indirect dus van niet gering belang voor de groote maatschappij, heeft echter het Joodsche godsdienstleven direct niets met deze te maken, tenzij er bij ambtsver vuiling of regelingen ten algemeene nutte met Joodschen ritus dient gerekend te worden. Maar anders zijn het gewone, zeer gewone burgers, die hun religie als particulier domein voor huis en kerk bewaren. Het is een on vergeeflijke domheid, een dwaasheid zonder weerga, in hen een bijzonder genus, een eigenaardig specimen van schepselen te zien. Zietdaar de Joden in 't algemeen. Zoo zijn ze ook In Amsterdam, waar zij zich in April 1593 voor het eerst gevestigd hebben. De komst der Joden in Nederland vormt een der schoonste bladzijden in de Joodsche geschiedenis. Uit de duisternis der vervolging in Portugal, waar zij slechts in het diepste geheim zich mochten herinneren, dat zij eigenlijk Joden waren, naar het licht der godsdienstvrijheid in Nederland gekomen onder den wakkeren Jacob Tirado, sloegen zij aanvankelijk hunne tenten op ter plaatse, waar thans de Ridderstraat zich bevindt. De hier ondervonden tegemoetkoming, die naar hunne opvatting van buitengewone tolerantie getuigde, lokte aanstonds tal van de rijkste en aanzienlijkste mannen (schijn-Christenen) hierheen. De schatten, die zij medebrachten, en de handels-relatiën en ervaring, waarover zij beschikten, brachten alras veel voordeel aan. Het prospereeren van den handel in 't algemeen, van Oost- en West-Indische Compagnie in 't bijzonder, staat met de komst der Joden in nauw verband. Over en weer was men met elkaar zeer ingenomen. De joden stelden het zeerop prijs, dat zij hier zoo ongehinderd hun godsdienst konden be lijden, de Christenen sloten gaarne vriend schap met mannen van hooge ontwikkeling, van wetenschappelijke vorming en adellijke manieren, die door kapitaal en kennis van veel nut konden zijn. Maar ook, toen een 40-tal jaren later de Duitsche Joden ten gevolge van de woelin gen van den dertigjarigen ooi log hun ghettos moesten verlaten en het gastvrije Nederland opzochten, werden zij hier, niettegenstaande hunne armoede en minder schitterende maat schappelijke positie toch even goed ont vangen. Een intens Joodsch leven begon zich te ontwikkelen, dat zich o.a. openbaarde in het aanstellen van Rabbijnen, het stichten van Synagogen en van inrichtingen voor hooger en lager godsdienstonderwijs, het aanleggen van begraafplaatsen en in het leven roepen van gemeentelijke instellingen voor allerlei godsdienstige doeleinden. De Rabbijn Menasse ben Israël (1604 1657), die wegens zijne uitgebreide kennis op profaan zoowel als op theologisch ge bied in zeer vriendschappelijke relatie stond tot mannen als Hugo de Groot, Barlaeus en tot de familie Vossius, heeft veel bijgedra gen tot de algemeene waardeering der Joden in Nederland. Een beroemdheid van geheel anderen aard heeft de bekende wijsgeer Baruch Splnoza (1632?1677) zich verworven. Als kind bezocht hij de godsdienstschool Talmud Tora der Portug. gemeente. Door de voor allen godsdienst zoo gevaarlijke philosophische stelsels echter, die hij later verkondigde, zagen de kerkelijke autoriteiten zich genoodzaakt den ban over hem uit te spreken, waarop hij Amsterdam verliet, en later te Rijnsburg zich vestigde, waar hij als brilleslijper in zijn onderhoud voorzag. De vermaardheid, die de Amsterdamsche Hoogduitsche Gemeente (thans: Nederl. Israël. Hoofdsynagoge) zich heeft verworven dankt zij o.a. aan de Ópperrabbijnen Tsewie Aschkenazie en diens kleinzoon Saul L wenstam, die hier resp. van 1710?1714 en van 1755 tot 1790 gefungeerd hebben en een Europeeschen naam bezaten. De vader van laatstgenoemde, de Opperrabijn Arje Leb Löwenstam stichtte in 1740 een inrichting voor Joodsche studie (Beth Hammidrash) in de N, Amstelstraat op een bovenwoning, behaagt, een oud motief weer op te vatten, dan doet hij dat zoodanig, dat de be kende tegenwerpingen er geen vat meer op hebben. Reeds dadelijk geraakte ik onder de be koring van de vreemde fantaisie van den schrijver, van zijn kunstig verhaal, lenigen stijl, knappe compositie... kortom van alles in hem, wat de voorbereiding en de op lossing is van de synthese van een vol maakt talent. Ondanks alle nasporingen ge lukte het mij niet den schrijver te ont dekken; zijn motto-briefje bevatte een valschen naam en een valsch adres; hij wilde onbekend blijven De schrijver was vertrokken, om een reis naar het oosten te maken." Aldus debuteerde Claude Farrère in de Fransche litteratuur met een novelle, ge titeld Cyclone". Met zestien andere ver halen tesamen, vormt deze den inhoud van Fumée d'opium", het boek vande?drogue sereine", de bonne diogue". De opium is voor al deze verhalen een beheerscht motief, en geenszins een gif dat den schrijver beheerschte; integendeel. Te gen den mystieken achtergrond der wal mende reukvaten geeft hij zijne figuren, in een stijl, als die van Beardsley, of de Nerée of Gockinga. Tegen dien lichten nevel bewegen zich de oude Chineesche keizers en de raadsel achtige Annamitische princessen, in de rust van een verrukkelijke wijsheid. De opium maakt den gelen keizer Hoang-ti de toekomst van zijn volk zichtbaar, de opium maakt doctor Faust vrij van den duivel, en, in een zeer levendig beschreven zeegevecht geeft de opium M de Fierce, een in ongenade gevallen hof-zwakkeling van Louis XV den moed, een subliemen zeehelden-dood te sterven. Claude Farrère was een dichter, die de menschen uit alle tijden zwijgend en wijs wilde zien; hij wenschle voor hen allen eene bovenzinnelijke helderheid des geestes, en HANDSCHOENEN llltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMlllllllllllllltllllllllllllllMlllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllMllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIMlIMI gelegen tusschen de aldaar zich bevindende Synagogen, terwijl de Opperrabbijn dr. J. H. Dunner door zijn initiatief bewerkte, dat in 1883 de oude woning vervangen werd door het monumentale gebouw, dat in de Rapenburgerstr. voor dit doel is verrezen, waarin een rijke, prachtvolle bibliotheek van Hebraica en Judaica is gehuisvest, een leesen studiezaal voor alle leergierigen den geheelen dag tot laat in den avond openstaat, dagelijks gedurende twee uur door een gezelschap van Rabbijnen de Talmud of de godsdienstcodices beoefend worden, of andere gezelschappen voor Joodsche studie bijeenkomen, en eiken avond en eiken Sabbath godsdienstvoordrachten worden gehouden. Een stichting van dergelijke strekking is het theol. genootschap Etz Chajitn", dat vóór ongeveer 200 jaar door de Portug. Gemeente in het leven geroepen en waaruit en waarnaast zich het Port. Isr. Seminarium, de kweekschool voor rabbijnen en godsd.onderwijzers dier gemeente heeft ontwik keld. Bij de Hoogduitsche gemeente werd een school voor hoogere theologie eerst In 1708 door den Opperrabbijn Arje Leb ben David, vroeger Opperrabbijn te Kalisch, onder den naam van: Saadath Bachoerim, later Nederl. Israël. Seminarium, gesticht. Door hare algeheele reorganisatie in 1862 door Dr. J. H. Dunner, die toen als Rector optrad, kwam zij tot grpoten bloei en is rij, hoe eenvoudig, bescheiden, ja bekrompen hare uiterlijke middelen ook zijn, wat haar innerlijk wezen betreft, een modelinrichting geworden. Bij meerdere gelegenheden is er op ge wezen, dat de Joden, hoewel van een officieel ghetto hier geen sprake was, zich toch slechts in een bepaald kwartier vestigden. Waren zij aanvankelijk misschien wel ge dwongen uitsluitend aan gene zijde van den Amstel, dus buiten de stad, zich neer te laten, toen zij algeheele vrijheie van bewe ging hadden, bleef de plek der eerste vesti ging altijd een magnetische kracht pp hen oefenen en wilden zij rondom het middenpunt van het Joodsche leven, de Deventer Houtmarkt, thans J. D. Meierplein, wonen. Eerst in de laatste decennium begint hierin een kentering te komen. Zoo kwam het, dat hunne Synagogen bijna naast elkander staan. Doch deze niet alleen, maar ook hunne godshuizen en de vele studie- en bidlokalen van pieuse vereenigingen. Wat hunne liefde tot T/iora-studie betreft, zou het interessant zijn om eens op Sabbath bijv. een rond gang door het Jodenkwartier te maken. Niet tegenstaande de machtige stroomingen des tijds, die voor cultiveering van godsdienstzin niet zeer bevorderlijk schijnt, wordt op tien tallen van plaatsen de H. Leer beoefend en verklaard in voordrachten, waar soms hon derden geloof sgenooten met gespannen aan gaf ze wijsheid, zwijgen en ongevoeligheid voor vleeschelijken pijn. Silence and Secrecy! riep immers ook Carlyle. Hij gaf ze opium, niet ter bedwelming, maar om hen vrij te maken van hun lichaam en verachting voor hunne menschelijkheid te doen gevoelen, als Nietsche's Uebermensch. Zijn motief is, als dat van Nietsche: de menscfi is er, om overwonnen te worden. * * * De oveiige novellen uit den bundel, en ook de roman: la Maison des Hommes vivants, herinneren aan Edgar Allan Poe, aan de Contes Cruels van de V Ulier s de Visie Adam. Met een zeer merk waardig boek won Farrère in 1905 den Prix Goncourt. In Les Civüisé's behandelt hij de samenleving van beschaafde Europeanen in het onbeschaafde" oosten. Ook hier de strijd tusschen den vleeschelijken mensen, die, te midden der zwijgende Oostersche wijsheid, den drang voelt tot den Untergang", alweer Nietsche's Untergang. Ook hier de hartstocht der over-beschaafden, die in den laatsten prikkel, in opium, de rust vinden tot de bovenmenschelijk krachtige wijsheid, tot de overwinning van den mensch. In andere romans en novellen openbaart zich de andere zijde van Farrère's intuïtief talent, in psychologische romans, waarvan de conceptie aan Flaubert en de Balzac her inneren; hier houdt zich de wijze stom en contemplatief buiten de verwikkelingen van blind-zpekende menschen. Als Pierre Loti kiest hij vaak een Oosterschen achtergrond, maar in Mlle Dax b.v. de province van Madame Bovary en la Cousine Bette. * * * Vóór alles is Claude Farrère wijs. Hij bezit de wijsheid, die smart aanvaardt als middel tot loutering, zonder martelaars schap. Hij bezit de wijsheid, die gevaarlijk is voor lieden, wier lichaam niet sterk genoeg is, die wijsheid te dragen en die het middel gebruiken, zonder het doel anders te be schouwen dan als eene oplossing. dacht naar den leeraar luisteren of in gezel schappen, waar Bijbel of Talmud worden bestudeerd. Het is waar, dat van de ongeveer 60,000 zielen, die de Joodsche bevolking telt (55,000 van de Ned. Israël. Hoofdsynagoge en 5,000 van de Port. Isr. Gemeente) de grootste helft niet meer naar den Joodschen ritus leeft. Toch kan het warme Joodsche gevoel van de meesten ook van hen, die tot deze categorie behooren, zeer krachtig zich soms doen gelden, zoo da t zij met terzijdestelling van persoonlijke zienswijzen in kerkelijke collegiën, maar ook daarbuiten, met energie kunnen opkomen voor de godsdienstige belangen hunner orthodoxe geloofsgenooten. Zoodoende is er in Amsterdam geen splitsing tusschen verschillende richtingen, maar vormt alles eene, onverdeelde gemeente. De schei ding tusschen N. I. H. Synagoge en P. I. Gemeente berust op ceremonieele verschillen, maar overigens is de harmonie tusschen beide gemeenten uitstekend en leidt zij tot hartelijke samenwerking in verschillende zaken. In die eenheid, die ook door beroemde buitenlandsche gemeenten met ver- en be wondering wordt gadegeslagen, ligt een belofte voor de toekomst. De Amsterdamsche gemeente zal zoo door vastberadenheid de geëerde plaats, die zij inneemt, kunnen handhaven. iiiiiiiieiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiii IIHIMIIIMMHII De Tijd Naar Shelley Onmetelijke zee wier golven jaren zijn, o zee van Tijd wier wat'ren diepe pijn, hoe zijt ge troebel van der menschen leed! O strandelooze vloed, die binst uw kentering de grenzen houdt van elk vergank'lijk ding, die uwe roep om meer nooit zwijgen deed, ofschoon van buit verzadigd, en aan 't barre strand van de vergank'lijkheid uw wrakken landt, gij draagt uw kalmte als een bedrieg'lijk kleed, wie vertrouwt u, die uw verschrikking weet? REMKO TER LAAN AMSTERDAM ARNHEM 's-GRAYENHAGE - ROTTERDAM UTRECHT De Uebermensch is niet bestaanbaar, en allen, die zich n oogenblik Uebermensch willen gevoelen, gaan daaraan ten gronde. Heine zingt van de: Stamm der Asra, Die sterben mussen wenn sie lieben... Soms is de liefde tot waarheid als opium... Wanneer het geheele bestaan n boven menschelijk taaie daad is, wordt iedere bespeurbare actie onmogelijk. De dood van Claude- Farrère is als die van zoovele anderen in dezen oorlog. Het lichaam, dat zijn kostelijken geest ge dragen heeft, zal nimmer herkend worden als het zijne. Laten zij, die hem liefhebben uit zijn werk, wijs zijn als hij, en dat onbelangrijk noemen. H. SALOMONSON iniiinniimui jiiiiiiimiiiiiiiinniiiiiiimiHiiimiiiiiiinniitiiiitmiiiiiii ROBBERT KALFF&C2 AMSTECÖAM nEECENüPACMT-270

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl