De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 16 juni pagina 8

16 juni 1917 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 16 Juni '17. No. 2086 Salom Oscar Wilde's Saloméin het Stadion met teekeningen voor De Amsterdammer" van G. Westermann / De heer Henri Brondgeest, cavalerieofficier, uitstekend ruiter, vliegenier, gen tl eman-acteur met uitmuntende manieren en een rapheid van zegging, waarin bijna niemand op de Nederlandsche planken hem evenaart, heeft zijn vijf en twintigjarig jubileum gevierd als tooneelspeler, en ik bied hem bij deze gelegenheid mijn vrien delij ken gelukwensen aan. Ik zit op dit oogenblik te schrijven in een kamer, waar althans twee mooie dingen zijn. Op mijn tafel staat een Japansch vaasje met rose rozen, en de vloer is bedekt met een echt Afghanistan tapijt, een tapijt waarin fluweelig-zwart, Oostersch blauw van den avondhemel, smaragd-groen, vreugdigoranje, jong en sterk rood met zwoelhartstochtelijk purper naast en door elkaar wemelt en fonkelt als ingelegde edelge steenten. Door de open balcondeuren stroomt de lentelucht, en er hangt de geur van een goede Egyptische cigaret. Ik heb The Picture' of Dorian Gray, waarin ik zoo even gelezen heb, terzijde gelegd en neem opnieuw de Fransche uitgave van Salom ter hand, die ik vergelijk met de Engelsche editie en met Boutens' welluidende vertaling. Thans komt er weer iets over mij van wat Wilde in schoonheid voor ons dacht, en wisch ik den indruk van de Stadion-ver tooning van mij af alsof ik een bad neem. Men kan over Oscar Wilde denken hoe men wil, doch men zal moeten, erkennen, dat hij, die The Importance of being Barnest, die Salomé, die A Fiorentine Tragedy, The Ballad of Reading Qaol, The Sphinx, Intentions, De Profundis en The House of Pomegranates maakte, een kunstenaar was. Men kan in Salomé, zooals in al het werk van den grooten Ier, missen de algemeenmenschelijke liefde, de innigheid en de warmte, welke ons grootere schrijvers dier baarder maken. Men kan zich in Salom ergeren over den verstandelijken en dus te koelen hartstocht, welke, meer dan de af schuwelijke begeerte van de heldin, het perverse in het werk schept. Doch men is gedwongen eerbiedige bewondering te heb ben voor het vernuft van den maker. Met welk een verbluffende en zekere werkman schap werd dit wrange drama gebouwd, werd het ingelegd als een mozaïek! Er is geen woord te veel in. In vreemdsoortigkorte zinnen, die op zichzelf al een tech nische volmaaktheid beduiden, welke ver bijsterend aandoet, spreken alle de hande lende personen, ieder angstvallig-getrouw aan het karakter en de passie, die de auteur hem of haar verleende, alsof zij de symbolen werden dier karakters en passies. Dienten gevolge worden hun woorden van een hevig heid in aanduiding, een rijpheid van dracht, die een adembeklemmenden invloed op den toehoorder uitoefent en hem in ijzeren greep omsluit. Zelden werd in eene literatuur met ver fijnder overleg en koelbloediger opzet, doch tevens met grooter gemakkelijkheid en zui verder dramatisch instinct, een dialoog op gestapeld. Ziehier een onopgesmukten een voud, waarvan alleen genieën of stumpers in de letterkunde, zich de weelde kunnen veroorloven. Let op het herhalen der zelfde, geslyleerde motieven en het beangstigende effect. De jonge Syriër, hij heeft slechts ne phrase: Hoe zeer schoon is de princes Saloméhedenavond", en de page van Herodlas, die hem liefheeft, heeft slechts ne smart: het naderend onheil, dat zijn vriend van de zijde van Saloméboven het hoofd hangt. Van een pijnigend-bittere tragiek Is haar onverschilligheid voor des jongen Syriërs brandende liefde, en des te schrijnender wordt die tragiek, als zij, die zijn heetste gebeden nooit een oogenblik aandacht waardig keurde, hem vleit, hem een kleine, groene bloem, ja zelfs de mogelijkheid van Salomémet het hoofd van Jokanaan llllllltllllMinillllMHIIIIIIlHMIIinillllllllllMII Brieven van een Afrikaner Dr, Hjalmar Reitz de schrijver van deze Afrikaanse brieve, is geboren te Bloemfontein, Oranje Vrij Staat is de oudste der elf zoons van Pres, F. W. Reitz. Hij ge noot z'n schooloplei ding te Bloemfontein, ging toen naar de South African Col lege" te Kaapstad al waar hij den graad van Bachelor of i Arts" behaalde, is ! daarna naar Holland vertrokken en werd ur. H j .imar Keitz student in derechten, aan de Amsterdamsche Universiteit. Vóór de voltooing zijner studie brak de Boerenoorlog uit en toen besloten de in Holland studeerende Afrikaandcrs hun studie piijs te geven en zich bij de Burgers te velde, aan te sluiten, kort hierop vertrok de kleine bende onder gejuich van tal van vrienden die hen naar het station begeleid hadden. Hjalmar Reitz is gedurenden den loop van den oorlog licht gewond geweest, is later door den vijand gevangen genomen en als krijgs gevangene naar Bombay vervoerd. Bi/ het sluiten der vrede is hij teruggekeerd naar Holland om zijn studie te voltooien en pro moveerde vervolgens op 9 October 1903 tot doctor in de rechten aan de Amsterdamsche Universiteit. Te Pretoria vestigde hij zich en practiseerde daar eerst als advocaat en later als procureur. H. BERSSEMBRUGGE, POHTRETFOTOGKAAF ZEESTEAAT 65, 'naast Panorama DEN HAAG. - Tel. 1538. Toen in 1915 de verkiezingen voor het Unie-Parlement gehouden werden, was Dr. Reitz de nationale candidaat voor het kies district Pretoria-West, maar moest het met 803 stemmen tegen 1102 uitgebracht op ge neraal Smuts, tegen dezen S. A. P. candidaat afleggen. Later toen de Provinciale Raads verkiezingen plaats hadden, heeft hij zich kiesbaar gesteld; ditmaal met succes, en is thans Provinciaal Raadslid voor de Trans vaal, in welke hoedanigheid hij thans voor nationale principes strydt. Pretoria, 2de April 1917 Mijnheer Editeur, Als oud Student van die Universiteit van Amsterdam is dit mij aangenaam om in De Amsterdammer" iets te mag veitel van wat of ons Afrikaners hier doen en hoe dit gaat met hierdie tak van die goede ou Hol landse boom. Dit is natuurlik niet zoo gemakkelik om zoomaar in die middel van dinge in te val en die ruimte wat tot mij beskikking is zal niet toelaat dat ik 'n lange uiteenzetting geef. Een van die vele vraagstukke wat ons op die ogenblik mee sukkel is die wenselikheid van die afskaffing van die Provinciale Rade en dit is van veel belang voor ons Onderwijs, omdaj Onderwijs behalve hoger Onderwijs sorteer bij die Provinciale Raad van ieder van die vier Provincies. Word die Rade afgeskaf dan zou die Onderwijs door die Unie Parlement geregel word en zou die Onderwijs stelsels van die Provin cies geamalgameer word. Een Kommissie vsn die Parlement werd aangestel om over die kwestie te Rapporteer. Hu^le kon dit nie eens word en die meerderheids rapport lui ten gunste van afskaf fing hoewel niet zonder twijfel, terwijl die minderneids rapport sterk tegen afskaffing en zelfs voor uitbreiding van die magte van die Rade is. Aangezien die Senatore behalve die wat door die Gouverneur aangestel word gekies word door die Provinciale Raade en aangezien binne 10 jaar van af die Unie Jokanaan met Salom een glimlach belooft, zoodra zij zijn dienst noodig heeft om Jokanaan uit den put te voorschijn te doen halen. Met welk een angstvallige nauwgezetheid is elke climax voorbereidt! En we ondergaan een emotie van medelijden zelfs met Herodes, als hij, gebonden door zijn eed, Salomésmeekt met elk ander geschenk dan wat zij vroeg, ge noegen te nemen, en voelen wij deernis met den wreeden, armen, koning, die met zoo veel klem zijn vruchteloos al rijkdommen aanbiedt Indien er n tooneelstuk ter wereld be staat, dat ongeschikt is om als openluchtspel te worden vertoond, vanwege de atmosfeer van zijn eigenaard, dan is het dit benauwendzwoele drama van Wilde. Dit is uiterlijk te bewijzen met een beroep op de medespelende maan en de medespelende sterren, die dus allerduidelijkst roonee/-attributen en geen werkelijkheidsdingen zijn. Doch bovenal is het de innerlijke gesteldheid van deze kunst, welke de buitenlucht niet verdraagt. Als Salomévoor het eerst spreken gaat, het moet eigenlijk zijn op het oogenblik dat zij uit het paleis treedt, doch de regisseur Brondgeest heeft met zijn dwaas-pralerige figuratie-tentoonstelling de poëzie en de insinuatie van het begin doodgedrukt, zegt zif: Hoe zuiver is de lucht hier! wattotgevolgheeft.dat het publik, met zijn juist.hoewel onbewust gevoel, hartelijk begint te lachen. En niet alleen in het begin kwam de dichterlijke schoonheid van dit prozapoëem in het gedrang. Helaas, ongeveer de iKlft van den tekst heeft men bij deze weinigvrome vertooning geheel weggelaten! En de gespeelde helft verschafte, niettegen staande den goeden wil der vertoonenden, meer pictureel genot dan literair. Het ergste was wel de muziek. Die stond in het teeken van de animierkneipe. Er was een dansmeester, die een volstiekt overbodigen dans van hetaeren huppelen liet op Oostersche muziek van een meneer Armand Haagman ! Ge kent het verschrikkelijke ding: Allah Akbar heet het. S:el u voor, Oscar Wilde en Monico, Monnaie, Eden, Grand Gala en Bordelaise-getjingel. En dan hetgehuppel zelf! Nooit is de onmacht en de affectatie van het moderne" ballet der dames Valesco, Engelen ei B ouwer dui delijker gebleken dan in dit butten-avondlicht. Stel u voor, Oscar Wilde en goed koop tingeltangel gehups! Men had mij vroeger -verteld, dat Brond geest als Herodes een groot acteur was. Het kan zijn, dat dit voorheen, in Rotterdam, zoo is geweest. De Tetrarch vanjudeavan dezen avond miste innerlijke majesteit, diep gevoel en klassieke rust. Vlot spel en een gladde dictie maken niet alles goed Slechts bij Mevrouw Marie Gilhuijs-Sasbach vond men onvermoede schoonheid. Schoon heid van beheersching, van lijn, van gevoel, van gebaar, van spel. Het was lang niet volmaakt, nog te zwak, nog te rhetorisch en te weinig van uitbundige kracht, doch het was zuiver en een schoone belofte. Haar Saloméis een mijlpaal op haar weg. De heer Henri Brondgeest heeft zij n vijfen twintigjarig jubileum als tooneelspeler gevierd, en ik bied hem bij deze gelegenheid mijn vriendelijken gelukwensch aan. Doch geen verandering hierin gemaak kan word, is dit noodzakelik dat die Rade moet blijf bestaan in elk geval tot 1920. Dit is ook goed, want in die drie jare wat nog moet verloop zal ons beter kan zien wat of die beste zal werk. Gedurende 1916 was daar veel moeilijk heid in die Transvaal Provincie door dat die Uitvoeiende Komite van die Provinciale Raad dit niet eens was met die meerder heid van die Raad. Daardoor het dit gebeur dat die Raad geweiger het die nodige geld middele te stem zodat die Onderwijzers en andere Ambtenare voor ongeveer een maand geen salaris kon krijg. Die Uitvoerend Komite bestaat namelik uit vier personen door die Raad op die stelsel van proportionele vertegenwoordi ging gekies. Dus behoor hulle aan verschil lende politieke partije. Is hulle eenmaal gekies dan kan hulle door niemand afgezet word maar blijf drie jaar lang aan. Die be doeling van die Opstellers van die kondtitusie was waarskïjnlik, dat daar in die Provinciale Raad geen Partij politiek zou wees; maar hulle had beter moet weet want hier in Zuid Afrika dring partij poli tiek overal in, zelfs in die stadsrade, land bouw vereniginge en liefdadigheids genootskappe. Die Provinciaal Raad van Transvaal het in 1916 een motie gepasseer en die Parlement te verzoek om die wijze van benoeming van die Uitvoerend Komitee te verander zodat hul verantwoordelik zou wees aan die meerderheid van die Raad evenals een Ministerie, doch geen stappe is tot nog toe in die rigting geneem. Met die oog op die moelikheid dat die Raad kon weiger om geldmiddele te stem, het die Unie Regering verlede week getrag om in een wet inzake regeling van Provin ciale geldmiddele een Artikel in te voeg waarbij aan die Gouverneur of eigenlikaan die Administrateur van die Provincie magt gegee word om in zoo'n geval eenvoudig die nodige geld middele te bestee. Hiertegen was daar echter van alle kante zoo'n hevige protest, dat die Regering die Artikel geskrap het zou beter geweest zijn als hij het meester werk van een der fijnste dichters der negen tiende eeuw op den dag van zijn feest niet verlaagd had tot een kijkspel in een sportpark. SIMON B. STOKVIS Tentoonstellingen Notities Sint Lucas. I. Amsterdam. De drie schil derijen van M. Monnickendam vormen de uitbundigste uiting van de geheele tentoon stelling. Ze zijn eer overdaad dan schoon heid, maar ze zijn een bewijs van levendige kracht. Het romantische in dezen schilder, dat zich vroeger in het subject-alleen te veel deed gevoelen in zijn werken, is nu van meer schilderlijk-zuiveren aard gewor den. Het is nog niet innerlijk genoeg. Het romantische werk uit het Noorden is altijd eerder traag van licht dan schaterend als nu bij Monnickendam. Dit vindt ge zuide lijker eerder; Nancini heeft dat. Maar dit zijn geen beperkingen in de waardeering van deze kracht. Smaak is alleen dat wat Monnickendam moet voeren tot een nog rijker besteden van die kracht. Het hier-endaar ongewis flakkeren der lichten over het doek zal dan vermeden worden, en overdaad zal dan gegeven worden als gulheid, die dürender verkwikt. De parelvisch van Lizzy Ansingh heeft vele eigenschappen, en vertoont toch een gevaarlijk iets: Hier en daar hapert de stemming en de kleur. Dit moet bij werk als van deze schilderes van tijd tot tijd voortko men. Het geestelijk element moet in deze phantaisieën zóó sterk zijn, dat het misschien iemand mogelijk is, bij ook ander werk, het steeds op voldoend maximum te hebben. En toch is dit een eisch voor het scheppen dezer phantaisieën. Ge kunt er niet met den hoed naar gooien als bij het portretteeren van een landschap. Alles moet gedrenkt zijn met den onophoudelijk volop aangedanen geest. Anders beginnen de kleine breuken in het werk te komen; een vulling is niet zuiver dan, of een kleur wordt troebel; een détail wordt niet in het ware licht der ver beelding gegeven; de beschouwer gelooft niet in de schijnsels van het sprookje of in de somnolente werkelijkheid der levende en doode (?) dingen. En zulke tekortkomingen zijn scherper-moordend in de werken van Lizzy Ansingh dan in die van hen, die meer de daagsche objectiviteit weergeven, en niet het volle spel der Phantaisie als eerste bloe semrijke noodzakelijkheid hunner werken willen erkend zien. Anders is Lizzy Ansingh in het kleine portret te Rotterdam, op de VierjaarHerodes met Salom lijksche daar. Zij laat in dat kleine werk een eigenschap zien, die een algemeene is bij de krachtige romantici, en een nood[ zakelijK tegenspel blijkt bij en tegen hun romantiek. Zij is de voorwaarde om gezond te blijven in de voornaamste uiting. Het is ironie, soms is 't humor. En ironie is hier in dit portretje, evenzeer als er humor is in het portret van Marlha van Vloten. Want niemand ter waereld zou toch met zoete stem en met een zoet en zacht gezicht durven zeggen, dat dit welgedaan heertje in zijn rijk aangeduid interieur zittend, weigeschoren, zóó welgeschoren dat hij er een blauw waas van op de wangen heeft, niet bezien is met de ironie, die een teeken van gezondheid hier is? Misschien zou en zal de schilderes dit luchtweg beweren, maar zooals een Vlaamsch schilder eens zei, toen iemand hem wees op iets wat overduidelijk was nu ge 't zegt, nu krijg ik ook mijn vermoedens" zoo zou ik hier zeggen, bij alle ontkenningen van de kant van de maakster: ik houd toch mijne vermoedens." 'k Ontken niet dat ge hem, den afgebeelde. als slim aan-zaagt, maar ik weel ook, dat gij met uw gewone ironie hem tevens bezaagt." En nog een opmerking is te maken: de kleine portretten van Lizzy Ansingh zijn scherper-geobserveerd en voller dan haar grootere. Niet vol van wezen en van kleur, niet behaaglijk geschilderd, niet een genoegen" voor het oog, niet een vondst voor het intellec zijnt Jan Veth's drie portretten, even eens te Rotterdam. Is de hoofdfout, zooals een vriend mij zei, dat de achtergronden te licht zijn, en dat deze fout niet opgeheven is door gedetailleerde bewerking, of is dat niet alleen de fout? Er zijn zeker meer fouten. Veth's laatste portretten hebben in hun manier van geschilderd zijn iets, dat het oog niet lang verdraagt. Het is een soort geconstipeerde schildering, bij stukken en bij beetjes. Vooral ziet ge dat hier in de gezichten. Een gezicht is geen eenheid, maar een complex van kleine deelen. Ge ziet verder een gebrek aan karakteriseering hier in de handen, en ge vindt, zooals ge woonlijk, de kleedij slecht uitgedrukt. Het is een mijner beweringen, dat landschap schilders, die bij buien een portret schil deren, beter, ruimer de kleedij kunnen uit drukken dan de beroeps-portretlisten; ge ziet deze hypothese bevestigd bij Veth. Er zijn twee waargenomen deelen van den afgebeelde, die bij de overal gelijke door voering, deze portretten ietwat redden: de oogen en de monden zijn geobserveerd. Anders, zonder deze twee dingen, deden zij Veth nog vager voelen als Portrettist. PLASSCHAERT Saloméin het stadion. De dood van den jongenïSyriër met del page l het. Zelfs die Parlements lede wat voor af skaffing van die Rade was kon hiermede nie saam gaan. Een ander moeilikheid waartoe die eigen aardige samenstelling van die Uitvoerend Komitee gelei het was dat drie van die lede daarvan wat aan een zelfde partij be hoort, drie vierde wou dwing om een eed van geheimhouding van wat of die Uitvoe rende Komite plaats vind te neem. Die vierde lid het die kwestie ter beslissing van die Hooggerechtshof gebreng en die Hof het beslis dat hij wel die eed moes neem. Tegen Junie is daar algemeene verkiezing van die Provinciaal Rade wat nog al hevig geveg zal word, hoewel dit jammer is dat die platforms waarop die verkiezing beatrij word eigenlik weinig met plaatselike Provin ciale kwesties te maak het, maar een herhaling in klein formaat zal wees van die Parle mentaire verkiezings van 1915. Aan die Provinciale Raad van Transvaal kom die eer dat hul een Ordonantie in 1916 gepasseer het om die uitvoering van Arti kel 137 van die konstitutie door Municipaliteite verplichtend te maak. Art. 137 is nog al vaag opgestel en kom eigenlik neer op 'n zalige hoop dat die twee landstale gelijk behandel zal word. In die praktijk gebeur dit echter lang nie en die machinerie het ontbreek om daartoe te dwing. In Johannesburg en schande dat ik dit moet beken zelfs in Pretoria, steur die Ambtenare van die Municipaliteit hulle bitter weinig aan die rechte van die Hollandse taal. Nou bepaal die nieuwe Ordonantie dat die Stadsklerk strafbaar is als hij nie zorg dat alle informatie in beide tale gegeef word, dat alle vorrae beskikbaar moet wees in beide tale en dat daar steeds 'n ambtenaar beschikbaai moet wees om die publiek in beide tale te woord te staan. Als die Stadsklerk kan bewijs dat die schuld nie bij hem maar bij een of meer van die Stadsraadslede leg dan is laatstgenoemde strafbaar. Hierdie Ordonantie is op l Maart 1917 in werking getree en zal die toekomst moet toon of dit die gewenste resultaat zal hè. Met groete, TENTOONSTELLING VAN ZEEGEN 16 J UNI-JLO JULI in de lokalen van het BUREAU VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN HEERENGRACHT 427 AMSTERDAM GEOPEND DAGELIJKS van 10-5 uur. TOEGANG VRIJ.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl