Historisch Archief 1877-1940
N°. 9089
Zaterdag 7 Juli
A* 1917
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
{Prijs per No. f 0.15. PerTmnd. f 1.90. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Adverientiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel
UITGESCHREVEN DOOR
De Amsterdammer" Weekblad voor Nederland
Door de Redactie en de Uitgevers van De Amsterdammer"
Weekblad voor Nederland, wordt een Prijsvraag uitgeschreven
voor een als de beste uit te kiezen Novelle of Schets, bestemd
om te worden opgenomen als feuilleton in De Amsterdammer":
VOORWAARDEN
Omvang: De omvang moet niet minder zijn dan 2000 woorden en niet
meer dan 4000 woorden.
Manuscript: De copy moet met machineschrift geschreven zijn op
papier aan n zijde.
Inzending: De inzending dient plaats te hebben vóór 15 Augustus 1917
aan het adres der Uitgevers van Holkema en Warendorf,
Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het manuscript moet een opschrift, spreuk of pseudoniem dragen, welk opschrift
enz. herhaald worden op een bijgevoegde enveloppe, waarin vermeld wordt het
volledige adres van den afzender voor eventueele terugzending.
BEKRONINGEN
Uitgeloofd worden 15 prijzen, ter waarde van f550.?en wel:
Een Ie prijs van f 125.?, een 2e prijs van f75.?en 3e priji van f50.?en
vervolgens 12 prijzen van 25.
JURY
De ingezonden bijdragen zullen beoordeeld worden door een Jury bestaand uit :
CYRIEL BUYSSE
Dr. FREDERIK VAN EEDEN
TOP VAN RHIJN?NAEFI;
AUTEURSRECHT
De bekroonde bijdragen worden opgenomen als feuilleton in De Amsterdammer"
Weekblad voor Nederland. Dadelijk na de opname in De Amsterdammer"
herkrijgt de auteur het volle auteursrecht over zijn bijdrage.
INHOUD; Bladz. 1: D« Stem van de menigte.
Vaalmniden, door T. H. Buitenl. Overzicht,
door G. W. Kernkamp. 2: Veranderde Koers,
teekeninff van Jordaan. De Verdediging »an
Ked.-Indië, door Kr. Proletarische Demooratie,
door F. van Beden. Krekelzang, door J. H.
Speenhoff. Feuilleton: Door-Mnziek, door G.
Baal. 3: Sp-eekzaal. Pe Landbouw Export
Centrale. 6: Voor Vrouwen, door Elia. H. Rogge.
Uit de Natuur, door Jac. P. Thysse. 7: Het
Lustrum, door Friso, met teekeningen van Is. van
Mens. Tentoonstellingen, door Plassohaert.
9: Meubels van W. Penaal,door Oorn. v. d. Sluis.
Ongeregeldheden tengevolge van den
Aardappelennood, teekeningen van Alfred Ost. De Ohineesche
Cultuur, I, door Henri Borel. 10: Van Vlaan
deren : De Vlaamsohe Opera, door J. Hoste Jr.
Om de Aardappelen, teekening van Goree van
Baemdonok, 11: Op den Eoonomisohen Uitkijk,
door jbr. mr. H. Smissaert. 12 Uit het
Kladaohrift van Jantje. Oorlogsmnnt en Gedenk
penningen, door F. A. I. Jr. Leekeaspiegel.
OorlogaverdwazingindevorigeEeuw.doorNobach.
13: Hoe men in Amsterdam in 1917 een portie
Aardappelen bestel t, teekening v. Joh. Braakensiek.
Scbaakrnbriek, red dr. A. G. Olland. Damrabriek,
red. K. O. de Jonge.
Bijvoegsel: Nederland door Engeland en
Daitschland van het wereldverkeer afgesloten, teekenmg
van Joh. Braakensiek.
IIIIIMIIIIIIIMIIIIMHIIIIIIIIIIIIIIirilllllllllltllllllMllllllllllllllllllllllliilllil
DE STEM VAN DE MENIGTE
Er is in de driftige stem van de massa
altijd iets, waarin ze gelijk heeft.
Haar schuldig te verklaren is gemak
kelijk.
Men kan haar dom noemen en onre
delijk. Door ijdele woorden
medegesleept. In de noodzakelijkheid der din
gen zich duidelijk in te denken, gaat
haar niet af., Zich te schikken ook niet
licht. In menig opzicht handelt zij gelijk
het driftige, ongezeggelijke kind.
Stel dit alles omtrent de
Amsterdamsche beroering voorop.
Constateer, dat de menigte zich op
bedroevende wijze tot uitspattingen
heeft laten verleiden, zonder voldoenden
zin. Dat afdoende gronden voor deze
daden van geweld niet aan te wijzen
zijn. Ook niet voor hen, die overtuigd
zijn, 't met het welzijn van onze volks
massa volkomen ernstig te meenen.
Geen hongersnood, alleen maar tij
delijk te kort aan 't gewilde
volksvoedsel. Geen zelfzuchtige regeering
van land of stad, die voor de volksbe
hoeften blind is. Geen hebzuchtige
medeburgers, op wier rekening het te
kort moet worden gesteld. Neen: voor
het grootste deel de oorzaak in een
wereldramp om ons heen, waarvan op
deze wijze ook wij den zwijgenden tik
van den molen ontvangen. Een gezag,
dat eer zachtzinnig, en zeker niet op
brutale wijze optreedt.
Wij willen..." Ja, wat kunnen zij veel
willen? Terwijl heel Nederland liefst als
een broos bootje door de wereldgolven
heen en weer gerammeld wordt.
Spreek van de lichtzinnigheid des agi
tators, en van den duivel in de vrouw,
die voor een niet gering deel juist de
niet te houden huisvrouwen en huis
moeders voor den noodlottigen loop van
zaken verantwoordelijk maakt.
Houdt dit alles gerust aan de be
trokkenen voor, om hen van 't onmatige
en ongegronde van hun optreden te
overtuigen.
Een eerlijk gesproken woord kunnen
zij zeer wel gebruiken en verdragen.
Het zal hen slechts verstandiger stemmen.
* *
*
Maar tegelijkertijd, gelijk gezegd: be
denk dat de stem der menigte, haar
toornige, rauwe stem, in de diepte altijd
toch in iets gelijk heeft.
Zij heeft een recht van te kritiseeren,
zonder het aanstonds zelve beter te
kunnen doen.
Zij wil erkend en begrepen worden.
Hoe zijn in,Amsterdam de eerste on
geregeldheden aangekomen ? Doordat
onder de oogen der menschen de nieuwe
aardappels, waarop zij reeds eenige we
ken hadden gehoopt, in de haven voor
export werden vervoerd.
Laat deze uitvoer volkomen gerecht
vaardigd en door 't algemeene lands
belang geboden zijn. Het is te motiveeren.
De internationale zuig- en perspompen
zijn ons nu eenmaal voor een goed deel
de baas.
Maar eenige poging, om tijdig en
vertrouwenwekkend over dit alles eens
gemoedelijk tot het groote publiek te
spreken, is nooit gedaan. Van den be
woner der Eilanden, en van hem niet
alleen, is bezwaarlijk te verwachten, dat
hij door de zanderige communiqués
die af en toe verschijnen, een juist be
grip krijgt van de vooruitzichten, waarin
hij zich schikken en de moeilijkheden,
welke ook hij verdragen moet.
Van hem, of van haar wordt alleen
verlangd, dat zij in biddend opzien tot
den Haag, de voorraden aardappels die
zij zelf niet krijgen langs de neuzen
laten heenen trekken.
Zoo iets is te veel gevergd!
Voeg daar nog bij het wonderlijk ver
rassende resultaat: met geweld wordt
bijkans onmiddellijk de noodige verbe
tering verkregen! Wat eerst onmogelijk
was, schijnt plotseling te kunnen. Hoe
dit gedaan wordt, blijkt weer niet. Het
schijnt aan andere steden te zijn ont
trokken, of hoe dan ook.
Doch elke verklaring bleef weer uit.
Kan de menigte iets anders denken,
dan dat oproerigheid voor haar de
tooverstaf is, om fouten verbeterd en verlan
gens ingewilligd te krijgen?
En dat zij staat tegenover stugge, on
welwillende en afzijdige
regeeringsmachten, waartegen moet worden
opgetornd?
Wij hebben reeds vaak er op gewezen,
dat onze tegenwoordige regeeringsgeest
vreemder en vreemder, verder en verder
van het volk is afgeraakt. In allerlei
opzichten: op 't gebied der buitenlandsche
zaken zoo goed als in 't militaire of bij
de binnenlandsche vragen van den dag.
Het komt bij de behandeling der levens
middelenkwestie dezer dagen weer dui
delijk uit.
Om nog eens tot het volk te spreken,
valt blijkbaar geenen bewindsman in!
Ook dat er fouten worden gemaakt,
en onvermijdelijke misrekeningen voor
komen, zullen 4le menschen wel willen
begrijpen.
Maar: wek dan bij voortduring het
gevoel, dat ge hen wilt begrijpen en doen
verstaan, zooals een verstandig volk past.
Een vrij vinnige discussie, over de
hoofden heen tusschen stadhuis en de
partement gevoerd, werkt ook al niet
ophelderend.
Daarom is uit de stem der menigte
in deze dagen dit te vernemen: vooral
in zulke zware tijden moet men in hare
primitieve behoeften komen, en haar met
openhartigheid en takt in den loop van
zaken doen deelen.
Niet volstaan met telkens de gemoe
delijke verzekering, dat van hooger hand
het uiterste wordt gedaan.
Doch haar voorlichten en een beroep
doen op haar verstand.
*
* *
Het is daarom zoo bijzonder noodig,
juist thans aan het geluid der menigte
nauwkeurig de aandacht te schenken,
omdat de nood aan den man blijft.
De aardappelenzorg van thans is,
vreezen wij, slechts nog kinderspel bij
wat het Nederlandsche volk te wachten
staat.
Ook hierover past het slecht, te zwijgen
en te sussen.
Het kan er door de onverbiddelijke
maatregelen van de oorlogvoerenden
weldra toe komen, dat ons geheele
volksleven wordt omgezet. De aanvoe
ren uitblijven; de bedrijven voor 't
grootste deel stopstaan; de levensmid
delenvoorraad bitter ingekrompen; brand
stof dito; het geheele leven tot een
minimum teruggebracht.
Nederland, met de handen in den
schopt, op zichzelf aangewezen.
Wij meenen, dat ook op dien voet
het Nederlandsche volk 't hoofd boven
water kan houden. Maar tnet ontzaglijke
veranderingen. Er zal misschien niet
minder, maar er zal geheel anders ge
geten moeten worden. Gewoonten zullen
vervallen. Een geheele menigte zal zich
hebben te schikken, zooals Duitschland
nu reeds doet, in tal van ongekende
dingen. De zorg voor het dagelijksche
leven gaat den hoofdtoon voeren. Tegen
slagen kunnen niet uitblijven. Krimpen,
krabben en bijten zal van rijk en arm
worden gevorderd.
Het behoeft niet per se dien kant op.
Maar wij hebben er een zwaar hoofd in.
Veel zorg zullen wij in elk geval, nog,
en wie weet hoe lang, hebben door te
maken, met onze menigte. Zij moet zich
er in weten te geven.
Laat ons dit van haar >zond verstand
verwachten.
Maar laat ons haar tevens de over
tuiging trachten te schenken, dat alles
met de uiterste toewijding wordt waar
genomen.
Het zal er op aan komen, veel te
organiseeren, en het verbruik van allerlei
zaken zoo nuttig en zoo gemakkelijk
mogelijk te doen zijn.
Maar het zal er ook op aankomen,
dat de menigte, die in haren aard zoo
conservatief is, de onvermijdelijkheid van
dit alles gevoelt.
De voorziening in de levensmiddelen
en andere behoeften van het groote Ne
derlandsche gezin zal uiterstt bekwaam
en door de beste menschen geleid moeten
worden.
Maar de regeling zal tevens een zeer
democratisch, of anders gezegd: populair
karakter moeten krijgen. Om zooveel
mogelijk onder de bevolking zelve de
misleidende opvattingen en verkeerde
begrippen, de oorzaken tot aanstoot en
verzet, te voorkomen.
Zoo men zich daar niet toe weet te
zetten, zal er een toenemende geest
van beroering blijven.
In vrije tijden loopt alles nog wel
vanzelf.
Doch de humeuren zijn zoo moeilijk
te bevredigen, wanneer alles krap aan is'.
Komen er telkens nieuwe ontstemmin
gen en onlusten, dan zal dit de samen
leving van onze natie ernstig bederven.
Er zal verzwakking komen in geweldige
mate.
Ook de kans op interventie van vreemde
machten, of het oproepen van vreemde
vijandschap, uit pure ellende, is daarbij
waarlijk niet denkbeeldig!
De geheele dienst ter verzorging van
liet groote Nederlandsche gain moet
tegen dergelijke verwording waken.
Hij moet er daarom op worden inge
richt, dat in zeer sterke mate naar open
hartige en ernstige samenwerking met
de verschillende kringen der bevolking
wordt gestreefd.
Wanneer men zich van den geest der
menigte maar niet losmaakt, zal zij zich
ook 't minste losmaken van de nuchtere
werkelijkheid.
5. VII. '17.
v. H.
Vaalmuiden
Vaalmuiden noemden de vroegere Ne
derlandsche zeevaarders de aanloophaven
van Falmouth, waar zoo menig
Nederlandsch schip een veilige ree heeft ge
vonden. In Vaalmuiden was 't, dat Piet
Hein met de deerlijk gehavende Zilver
vloot het eerste is binnengevallen, eer
hij de reis naar 't vaderland voortzetten
kon.
Treuriger reputatie heeft Vaalmuiden
zich voor onze scheepvaart verworven,
sinds daar het puik van zeven beste
schepen door eenen onhebbelijken duik
bootcommandant zonder recht of reden
in den grond is geboord.
Na twee onaannemelijke aanbiedingen,
hebben wij van de Duitsche regeering
de genoegdoening gekregen, dat zij ons
zeven andere schepen, Duitsche sche
pen die in Nederlandsch-Indiëopgelegd
liggen en sinds den oorlog geen zee
durven kiezen,... teruggeeft ? Neen, dit
niet: verkoopt. De assurantiesommen,
naar ruwe schatting, ongeveer 12 millioen,
zullen immers uit de kassen onzer
reeders, naar het Duitsche gouvernement ver
huizen. Zoodat men het eigenaardige
schouwspel krijgt, dat onze Regeering
eigen en vreemde assuradeuren den
Duitscher eenige voor hem voorloopig
onbruikbare schepen dat afkoopen, en dit
eene tegemoetkomendheid heet, door
Duitschland jegens Nederland betoond.
Hoe men hier een groot diplomatiek
succes voor ons land heeft kunnen zien,
en een bijzonder net gedrag van Duitsche
zijde, is niet duidelijk.
Wij kunnen er alleen in zien, dat men
van beide zijden blijkbaar eieren voor
zijn geld heeft weten te vinden. De
Duitscher, doordat zij contanten in de
hand krijgt, voor de schepen, die in de
lucht hangen. Wij, doordat onze
reederijen nu aanstonds weer schepen krijgen
en vracht varen kunnen.
Hopen en veronderstellen wij nu maar,
verder dat ook de Geallieerden deze
aanvulling der neutrale scheepsruimte
zullen waardeeren en aanvaarden. Dan
mogen wij, goede kooplieden als wij nu
eenmaal zijn, zeggen, deze zaak met een
zakelijke transactie naar genoegen be
indigd te hebben, en door de betrek"
kelijke onveiligheid" betrekkelijk goed
heen gekomen te zijn.
Maar ons recht, dat in een willekeurig
aangeduid Sperrgebiet" is opgeblazen,
en de eer van onze koop- vvardijvlag,
waar een jeugdige marineofficier, wien
daarna nog een Festessen" in Kiel is te
beurt gevallen, bij Vaalmuiden over heen
gevaren is, daar steken de torpedo's
nog dwars doorheen.
v. H.
De resultaten van den verscherpten
duikbootoorlog
Sinds het einde van Februari maakt de
Britsche Admiraliteit elke week een aantal
gegevens bekend, waaruit men de uitwer
king van den verscherpten duikbootoorlog
kan nagaan. Eiken Woensdagavond deelt
zij mede, hoeveel schepen er in de week,
die met den vorigen Zondag eindigde, zijn
binnengekomen in de havens van
GrootBrittanniëen Ierland, en hoeveel er zijn
uitgevaren; verder geeft zij voor de be
doelde week op: het aantal Engelsche
schepen, die door een torpedoschot of het
loopen op een mijn tot zinken zijn gebracht,
en verdeelt deze over drie categorieën:
schepen boven de 1600 ton, schepen be
neden de 1600 ton en visschersvaartuigen;
eindelijk noemt zij nog het aantal Engelsche
schepen, die aan den aanval van een Duit
sche duikboot ontsnapt zijn.
Eiken Donderdagmorgen kan men deze
opgave ook onder de telegrammen van onze
groote couranten lezen. Alleen door verge
lijking met vroegere kunnen zij echter op
hare waarde worden geschat. In de groote
Engelsche couranten, o.a. in de Times vindt
men dan ook eiken Donderdag een statistisch
overzicht van de ook in de voorgaande
weken door de Admiraliteit medegedeelde
cijfers; daarop volgt dan een beredeneerd
overzicht van de resultaten van den
duikbootooilog. In het statistisch overzicht zijn
dan in de getallen der voorgaande weken
de correcties aangebracht, die uit de opgaven
der Admiraliteit voortvloeien. Om met een
voorbeeld duidelijk te maken, van welken
aard deze correcties zijn: in het bericht, op
20 Juni door de Admiraliteit uitgegeven en
op 21 Juni door alle couranten gepubliceerd,
waarin de verliezen werden opgesomd, die
de Engelsche scheepvaart had geleden in
de met Zondag 17 Juni eindigende week,
las men dat 27 schepen boven de 1600 ton
tot zinken waren gebracht en 5 beneden de
1600 ton, en dat 31 schepen aan een aanval
van een Duitsche 'luikboot ontsnapt waren.
Onder deze 27 waren er echter 3, die reeds
in de met Zondag 10 Juni eindigende week
waren tot zinken gebracht, maar waarvan
het verlies eerst in de daaropvolgende week
was bekend geworden; hetzelfde was het
geval met n van de 5 schepen beneden
de 1600 ton; om gelijke reden moesten er
ook van de 31 ontsnapte schepen 2 op de
vorige week worden overgeboekt.Tengevolge
van het aanbrengen van deze correctie is
er dus een verschil tusschen de getallen,
zooals wij die elke week in Nederlandsche
couranten lezen, en de getallen, die in het
statistisch overzicht van de Times voorko
men; de verschillen zijn echter gering en
doen tot de totale getallen over een maand
niets af.
Voor zoover mij bekend is, geven Frankrijk
en Italiëniet zulke gedetailleerde wekelijksche
staten. Wie de resultaten van den
duikboot/orlog wil bestudeeren, moet hoofdzakelijk
afgaan op de Engelsche berichten. In de
Duitsche toch wordt niet van elk getorpe
deerd schip de nationaliteit vermeld, omdat
die niet altijd vastgesteld kan worden; de
duikbootcommandanten kunnen bovendien
dikwijls niet weten of het door hen getor
pedeerde schip is gezonken dan wel drij
vende is gebleven; zij kunnen ook van een
aantal schepen den tonneninhoud slechts
schatten. De Duitsche opgaven over den
duikbootoorlog bevatten dus minder détails
dan de Engelsche; voor elke maand kan
men er den geschatten totalen tonneninhoud
uit leeren kennen van de getorpedeerde
schepen, maar niet het aandeel, dat elk land
in deze verliezen heeft te lijden.
Daar Engeland verreweg het meest wordt
getroffen door den duikbootoorlog, zouden
de gedetailleerde opgaven der Britsche
Admiraliteit het beste materiaal zijn, waar
uit men de toeneming of de vermindering
van de door dien oorlog aangerichte schade
zou kunnen leeren kennen, wanneer niet de
twee volgende opmerkingen daartegen kon
den worden gemaakt:
1°. De Admiraliteit deelt niet den
gezamenlijken tonneninhoud mede, noch van
de schepen, die in Engelsche havens binnen
komen of daaruit uitvaren, noch van de
vernietigde schepen. De tonneninhoud is
echter de eenige zekere maatstaf voor de
berekening van de waarden, waar het hier
om gaat. Wanneer men b.v. ziet, dat in de
week, die met 17 Juni eindigde, 24 schepen
boven de 1600 ton tot zinken zijn gebracht,
en in de daarop volgende week slechts 21
(volgens de opgave, waarin nog geen cor
recties zijn aangebracht), dan heeft men nog
niet het recht tot de conclusie, dat in de
laatste week, althans voor zooveel de schepen
boven de 1600 betreft, minder schade is
geleden dan in de vorige; immers indien
bij de 21 schepen meer zeer groote schepen
zijn dan bij de 24, kan de gezamenlijke
tonneninhoud van de 21 dien van de 24
overtreffen. Wanneer men in Engeland dus
heelemaal open kaart wil spelen, zal men
ook den tonneninhoud moeten vermelden.
2°. Evenzeer als men van de Duitsche
cijfers kan vermoeden, dat zij te hoog, kan
men van de Engelsche veronderstellen, dat
zij te laag zijn. Voor de Britsche Admira
liteit zou het echter op den duur niet mogelijk
zijn, de Engelschen zelf te misleiden door
te laag opgegeven getallen, omdat men in
Engeland wel over de middelen beschikt om
die getallen na te rekenen. Maar zelfs al
wil men aannemen, dat de Admiraliteit de
balans flatteert, dan nog behouden de door
haar medegedeelde getallen een relatieve
waarde; al zijn b.v. voor alle weken de
getallen getorpedeerde schepen in werkelijk
heid grooter dan zij opgeeft, men mag aan
nemen, dat men uit hare opgaven toch kan
concludeeren, of er een stijgende dan wel
een dalende lijn in de statistiek is; zoo
niet, dan zou zij de eene week naar even
redigheid een veel grooter aantal schepen
moeten verzwijgen dan in de andere; zulk
een onevenredigheid in het bedriegen zou
echter moeilijk vol te houden zijn.
Uitgaande dus van de veronderstelling,
dat men uit de getallen, die de Admiraliteit
mededeelt, althans kan concludeeren of er
in de laatste maanden een vermeerdering
of een vermindering is te constateeren van
de scheepvaartbeweging en van het aantal
getorpedeerde schepen, zal jk nu enkele van
die getallen noemen.
In de week, die eindigde 25 Februari 1.1.
(de eerste week, waarover een opgave is
gedaan) was het totaal aantal schepen, die
in Engelsche havens binnenkwamen en uit
liepen: 4541.
In Maart was dit zelfde aantal per week
gemiddeld: 4544; in April: 4955; in Mei:
5226; in Juni: 5553.
De conclusie hieruit is dus deze, dat
tijdens den verscherpten duikbootoorlog de
scheepvaartbeweging in Engelsche havens
niet is af-, maar toegenomen. De mogelijk
heid bestaat echter, dat onder deze schepen
een toenemend aantal gebruikt is voor mili
taire doeleinden, zoodat het aantal eigenlijke
handelsschepen toch kan zijn verminderd.
Van de getorpedeerde (of door een mijn
tot zinken gebrachte) schepen laat ik de
minst belangrijke categorie, de visschers
vaartuigen weg. Van de schepen boven de
1600 ton werden er vernietigd:
in de week, die 25 Februari eindigde: 16';
Maart gemiddeld per week: 16 a 17;
April ., 26 27;
Mei 18 19;
. Juni 21 22.
Uit deze getallen blijkt, dat April de voor
Engeland de noodlottigste maand van den
duikbootoorlog is geweest; in Mei begon
een dalende beweging, maar de resultaten
van Juni waren weer ongunstiger, hoewel
op lange na niet zoo ongunstig als in April.
Van de schepen beneden de 1600 ton
werden er vernietigd:
in de week, die 23 Febr. eindigde:. 6;
in Maart gemiddeld per week: 7;
in April lOall;
in Mei 9 10;
in Juni 6 7.
Ook voorde categorie der kleinere schepen
was dus April de slechtste maand; in Mei
verminderde het aantal vernietigde schepen,
in Juni nam het nog meer af, in tegen
stelling met de categorie der grootere
schepen, voor welke Juni een slechter maand
was dan de vorige. Daar de gezamenlijke
tonneninhoud der schepen niet wordt ver
meld, is het niet uit te maken, of in de
maand Juni de vermeerdering van het aantal
vernietigde schepen boven de 1600 ton mis
schien wordt goedgemaakt door de ver
mindering van het aantal vernietigde schepen
beneden de 1600 ton.
Wat ten slotte betreft de getallen der
schepen, die aan een aanval van een Duit
sche duikboot ontsnapten, deze bedroegen: