De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 7 juli pagina 12

7 juli 1917 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 7 Juli '17. No. 2089 Hoe eerder men besluit tot de aanschaffing [van een F O N G E R S, des te spoediger kan men profiteeren van dq vele goede eigenschappen, die dat rijwiel bezit -:- -:- -:- -:IIIIIIMIIIIIIIIIlllHIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHlllllll Oorlogsmunt en Gedenkpenningen III 'n Spotmedaüle Pat de gruwelen van den oorlog, humor en satire nog niet uitgeschakeld hebben, kan blijken uit hergeen wij hier onze lezers kunnen te zien geven. Waren het in de vorige nummers die over oorlogsmunt verschenen, penningen of mun ten geslagen ter herdenking van bepaalde feiten, wat nu te zien is, heeft hoewel met den oorlog in verband, eenigszins andere strekking. Het is een orde, ingesteld door een Natio naal Comitéin België, hoofdzakelijk Ant werpen, dat zich ten doel stelt hen te bereiken die reeds dadelijk na het uitbreken van den oorlog gevlucht zijn, ook later teruggekomenen en ook hen die nog steeds buiten Belgiëvertoeven. Natuurlijk geldt dit alleen voor Belgen. De bedoelde orde is getiteld: ORDRE DU LIÊVRE" (Hazenorde) zooals duidelijk te zien is op het Brevet dat hieronder is gereproduceerd. Rechts in de hoogte ziet men de uitwer king van het Duitsche geschut, vluchtende Belgen (hazen) sommigen met bagage, som migen zonder iets. Links orderaan bij de mijlpaal ziet men moeder Nederland (securitas) die de vluchtende haasjes liefderijk koestert. Er zijn drie soorten kruizen van gelijken verm, maar zijn vervaardigd uit verschillend metaal, brons, zilver en zwaar zilver verguld. De vorm ziet Lmen ook op de reproductie. Het kruis in brons is voor hen die on middellijk na het uitbreken van den krijg, gingen vluchten maar dadelijk terugkwamen. Dezen wordt dit toegezonden als het Ridder kruis, toeven. Op elk brevet bij de ridderorden staat, ook op de reproductie, te zien, in het midden denaam van den gevluchtten haas (lees Belg). Aan elk Kruis hangt een vluchtend haasje. Natuurlijk zijn alleen aan Belgische niet militairen, wier namen men in Antwerpen behoorlijk had nagezien, de ridderorden gezonden. Deze manier van doen is eigenlijk eenigs zins eene herhaling van gelijke maatregelen die men nam in 1832 bij het beleg van Antwerpen. Zooals wij reeds zeiden, humor en satire zijn door de vreeselijke oogenblikken die wij in den wereldstrijd beleven, nog niet uitgeschakeld. Het is een soort spot. Ons was vergunning gegeven een en ander ttf.ndu ^u'»t%ii glKJ IJlT, il > <f« CMsUIi <(«-? IKlrt ' 'Brevet van de Hazenorde] De exemplaren in zilver, Offiderskruizen genaamd, krijgen die Belgen, die vluchten gingen maar eenige maanden iater op den oproep van uit het geteisterde Belgiëterug gingen naar hun land. Die exemplaren in zwaar verguld zilver, Commandeurskruizen, ontvangen zij die nog steeds als vluchtelingen buiten Belgi veriimliiiiliiiili Nederlandsche Oorlogsverdwazing uit de vorige Eeuw Van algemeen menschelijk standpunt .ge zien behoort tot de vele afgrijselijkheden, die deze oorlog met zich brengt en waar schijnlijk nog lang na zich sleepen zal, de wederzijdsche verleugening, het gescheld, het gemis aan waardeering, in het algemeen de ontembare haat, die geuit wordt niet alleen door caricaturisten, voor wie over drijving tot het métier behoort of door een ruwe volksmassa; maar ook de journalist van de deftige" kranten en de diplomaat, die in normale tijden in zijn uitingen meer beleefd dan oprecht pleegt te zijn, stort in het publiek zijn gal uit over de hoofden en de bewoners van den staat, waarmee zijn land in oorlog is. Wie daarover in ons niet-oorlogend Neder land ergerend of medelijdend het hoofd schudt en meent (misschien met een ver wijzing naar ons befaamd phlegmatisch volkskarakter) dat wij Hollanders tot zulke excessen niet in staat zouden zijn, doet goed de particuliere of publieke uitingen in Neder land na te gaan in een tijd, waarin ook wij in een oorlog rechtstreeks waren betrokken. Het laatst was dit, wanneer we van den Atjeh- en Lombokoorloe afzien, het geval in 1830, het jaar van den Belgischen Opstand. Merkwaardig zijn de uitingen van haat, die toen, men zou haast zeggen, werden uit gebraakt tegen onze Zuidelijke stambroeders, waarmee we nu bijna een eeuw, (gelukkig!) in pais en vree leven. Ook toen verloren zelfs de kalmsten hun bezinning. In de dissertatie van dr. G. E. Opstelten: Brieven van mr. A. C. W. Staring (Haarlem te brengen onder de oogen van 't publiek, door den eigenaar van het Amsterdamsen Wissel- en Effectenkantoor, Leliegracht 22, waar behalve eene enorme verzameling nieuwe noodmunten, voor liefhebbers veel curiosieteit op dit gebied is te zien. F. A. I. Jr. 1916) lezen we hiervan krasse staaltjes, waarvan er hier eenig* volgen, terwijl we er bijvoegen eenige puntdichtjes van den dichter Staring, dien wel niemand, die eenigszins met onze letterkundegeschiedenis op de hoogte is, een heethoofd noemen zal. Aan zijn zoon, Maurits, schrijft hij den 27en October 1830: 1) Moge de goede hemel geven, dat het Belgische geboefte, in zijn verblinding zo ver vooruittrok, dat zich een gelegenheid aanbood, om hen tusschen twee vuren te krijgen en te vernielen!" Den 5en December '30 aan denzelfde: 2) Laten wij op onze goede zaak en op God vertrouwen. Tot nu toe bewijzen wij ons, door brave inspanning, Zijnen bijstand waardig". Klinkt dit niet als een preludium op unser alter Gott"? Den 20en December 1830: 3) Hoogst walgelijk klinkt inderdaad het gesnoef van die Brusselsche ellendelingen!" Aan zijn zoon Winand den 18en Juni '31: 4) Aan deze opbeurende hoop willen wij vasthouden: dat, bij slot, goed regt, braaf heid, bezadigdheid, en ware moed door de Voorzienigheid zullen gekroond worden, en zulk uitvaagsel van slechtheid gestraft, als onze vijanden met hunne helpers zijn." Is dit minder erg dan Gott strafe England"? Aan zijn zoon Willem, den 8en April'32: 5) Sloegen zich Franschen en Engelschen maar onder elkander dood, dat zou, de Belgische zaken, en andere evenzeer, nog het spoedigst tot rust brengen." Te vergelijken met telkens weer opnieuw opduikende berichten van onderlinge oneenigheden tusschen de vijandelijke bondgenooten, UIT HET KLADSCHRIFT VA.N JANTJE p| M W f?5 ~] /f S~/Lc /ZZlMri lÉsiÉg^P^SCC^X g$£7 %^&^0èffzt^t&£j^<3$j?%*<& ^^ ^^?_^^ . 4#* ?/ s t»(>^ ;, ;T-=^~ ?** x-" '^^/n^^^^^t. <'sw^.gj.rte£?£-ö?/t. f-^^^f^^^^&^v- <fë> q<e. <Zart&>&t VRAOENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden J. E. te A. Gaarne zou ik eenige inlicli tingen ontvangen omtrent de Mara-orde'' en wat zij doet. De Mara-orde" beweegt zich op geestelijk en stoffelijk gebied en heeft haar hoofdzetel in het hoofdgebouw te Hilversum, Soestdijkerstraatweg 66. Hare leden verbinden zich tot onbepeikte gehoorzaamheid aan hunne hoofden en stellen zich ten dienste der menschheid om haar in te lichten en vertrouwd te maken met het leven na dit leven. In de plaats'hunner inwoning helpen zij personen, die daaraan behoefte hebben, door waar, evenals bij Staring, de wensen de vader der gedachte is. Aan denzelfde, den 13en Nov. '32: 6) De goede God doe het aanvangen van dezen schandelijken strijd op den kop van die eerlooze Belgen en hunne helpers terug vallen l" Aan denzelfde, den lOen Februari '39: 7) Leopold zit nu in een welverdiende hel. Qu'alloit il faire dans cette galere". Aan mr. J. H. graaf van Rechteren, den 10 Nov. '30: 8) Staring schrijft in een brief, die o.a. handelt over de oefeningen der plattelandsschutterijen ook over den strijd met Belgiëen de Belgische Bandites". Nu een paar puntdichten. (De bladzijden verwijzen naar de uitgave van Starings ge dichten van 1837). Deel IV, Blz. 148: De Belgische Ster-orde. Ken orde van de Ster) Hoe wel bertarht. Mijnheeren! (lij mankt daar. naar uw wijsheid, dan Gelijk het huurt, een staart-st^r van : Dit Beeld van r w bewind laat gij in staat graveeren, . En wie, als gij, den schop aan alle braafheid gaf, Dien drukk' men 't, rood gegloeid, op 't scha;* mtloos Vünrhoofd af. Is er venijniger in onze dagen gespot met ijzeren-kruisen en andere belooningen voor welgeslaagde moorderijen? Deel IV, blz. 150: Aan de Britten. Ziet gij, waar de eerestoel der Nassaus heeft gestaan. Uw Spediteur tot Koning aangenomen; Ki, ziet ook, op d« Scheldezoorneo, Het nest klaar voor den Franaehea Haan. Men vergelijke voor onze dagen de caricaturen, waarin de koning van Italiëen de IHilllililinni'M HlllliilllliiiililMiililillllltüllllih iiniiniiiiili magnetische behandeling, of op andere wijze. De leden verplichten zich ieder te helpen, die om hulp vraagt en noodig heeft; indien mogelijk ook stoffelijk. Zij zullen en mogen voor hunne hulp nooit geldelijke belooning aannemen. Onthouding van alle dierlijk voedsel, alcohol, nicotine of andere opwekkende middelen is den leden voorgeschreven. De Mara-orde" is voor iedereen toegan kelijk die met ernst, volle overtuiging en toewijding tot haar komt met de belofte alles te wülen doen en geven in dienst der Orde. Geldelijke verplichlingen zijn aan het lidmaatschap niet verbonden, ook niet voor het verkrijgen van hoogere graden. In het hoofdgebouw worden de leden opgeleid voor hunnen arbeid, zooals ver plegen, magnetiseeren, ontwikkeling medi umschap, clairvoyance enz., waarvoor cur sussen gehouden worden. Ook worden er lezingen en bijeenkomsten gehouden voor de leden, verblijf verschaft aan herstellenden en aan personen die behoefte hebben aan tijdelijk verblijf in een rustige, boschrijke omgeving. 9 O ? iiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiMiinimiiiMHiiniiMMMtmiiiiiiiiiiiii niiiiiiiiiiiniii sultan van Turkije worden voorgesteld als de willooze knechtjes resp. van Engeland en Duitschland! In een ander puntdicht, op Van Speyk, Deel IV, blz. 151 laat hij de Belgen zich verwonderen, quasi, over den vereerden en bewonderden held van die dagen en laat hij ze smadelijk zeggen: 't Is klaar, dat hij (Van Speyk) te diep in 't glas ge keken had. Ken nuchtren mer^ch duet nis wij Belgen deden: Eer 't ernst wordt, geeft hij 'top. of kiest hethazenpad. Een niet minder lieflijke toon klinkt ons tegen uit de gelegenheidsgedichten, die Staring in die dagen maakte. Daar is zijn Wapenroep" van 1830, Deel IV, blz. 81, die, als hij behoorlijk vertaald zou kunnen worden en na 's landts gelegenheydt verduytscht" (in de tegenwoordige beteekenis van verduitscht dan), verengelscht, of verfranscht, een waardige plaats in de krijgspoé'zie van dezen tijd, zooals men die te kust en te keur vinden kan in alle mogelijke kranten in het buitenland, zou innemen. Eenige regels zal ik er uit aanhalen: ,,'t Neerland^ch bloed, onvervalsoht in onze aadren, Lij geen hoon van verwatenen meer i" en: ,,Stond Hij niet, Die regeert in den hoogen, Ons als Helper, door de eeuwen ter zij !" Ja, ja, de oude God, dit keer meer spe ciaal onze Nederlandsche, heeft een taai bestaan! In het Lied, dat Staring dichtte, op verzoek van zijn zoon, die zich ook als vrijwilliger had laten inschrijven, voor de eddhartige jongelingschap onzer Akademiën en Athenaeums, in 1830 vrijwillig tot den Krijgsdienst overgegaan" lezen we o.a. (Deel IV, blz. 83 en 84): Zuid-Afrikaansche Verzen BEKOORLIK KIND Bekoorlik kind! Ik weet nie wat dit is Of hoe dit kom nie. 'k Weet allén maar dit Dat ik nog altijd deur jouw beeld aanbid En steeds die tintel van jouw oge mis. Is dit die glans, waarvan ik nimmer wis Dat dit 'n man so aangrijp, altemit? Of is dit net bekoring? Nee, daar sit Oneindig veel meer agter dan jij gis. Dit is die krag wat digters stil laat staan Voor al wat lief en skoon is op dees' aard. Dit is die Siel wat so sij wege baan Van hart tot hart, tot twee aan ngepaardHul hele lewe same verder gaan... Lief kind, o maak mij lewe lewenswaard! (Die Brandwag) A. D. KEET iiiiiMiiiiiiiiu iiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiimmnii Heft aan. gij horens! Online uw koor K.en antwoord op ons Ued ? Het galme een valsch gespuis in 't nor, Dat loerend op ons ziet. Wie zijn 't, die daar vijandig staan .' Zij dragen 't merk der schai.d'.' Met eer ontr It zich onze vaan. Voor 't Regt en 't Vaderland "' Maar genoeg l Het is werkelijk mijn be doeling niet geweest, een blaam te werpen pp den dichter Staring, dien ik hoog vereer; ik wilde slechts aantoonen, dat, zoodra, de oorlogbfurie woedt, de bezinning, het rustige oordeel, het vermogen om de motieven van den vijand" naar denzelfden maatstaf te beoordeelen als de eigene, verdwijnt en plaats maakt voor een getier en brallend gescheld, zelfs bij een hoogst-rustig man, als dezen sympathieken en overigens zoo critischen Gelderschen dichter. Men leere uit de geciteerde «taaltjes, hoe men, als in Nederland de heilige Vrede eens wreedelfjk wordt verstoord, niet moet denken en spreken. En hoewel het met het onderwerp-in-questie niet te maken heeft, besluit ik met een puntdichtje van denzelfden Staring, in rustiger tijd gemaakt en dat voor onze dagen mutatis mutandis een ge wichtige beteekenis heeft (Deel I V, blz. 111): Aan A. B. C. en z. Hebt gij een Vaderland, zoo kleef niet aan een ander! Wees lial noch brit wees Nederlai der. Leiden B. M. N o A c H 1) Opstellen, blz. 69. 3) t. a. p. blz. 70. 5) t. a. p. blz. 88. 7) t. a. p. blz. 91. 2) t. a. p. blz. 70. 4) t. a. p. blz. 80. 6) t. a. p. blz. 88. 8) t. a. p. blz. 98.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl