Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEK'BLAD VOOR NEDERLAND
7 Juli '17.. No. 2089
VERANDERDE KOERS
Naar aanleiding van 't jongste Vorwarts"-artikel
Teekening voor De Amsterdammer" van Jordaan
SCHEIDEMANN : 'k Geloof toch, dat me dit minder goed staat!"
iiiMiiimiiumiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiimiiiiiMiiiiiiiitiMiiiiiiiiiiii
In de week, die 25 Februari eindigde: 16;
Maart gemiddeld per week: . . 14a 15;
April 21 22;
Mei , 20?21;
Juni . . . 23 24.
Sinds Maart valt er dus in deze getallen
een stijging te constateeren; in Mei was
het aantal iets lager dan in April, maar in
Juni werd het aantal van April al weer
overtroffen. Deze stijging in de getallen der
schepen, die aan den aanval van een duik
boot ontsnapten, zal wel het gevolg hiervan
zijn, dat sinds het begin van den verscherp
ten duikbootoorlog hoe langer hoe meer
koopvaardijschepen bewapend zijn geworden.
Alles tezamen gesomen, moet de conclusie
uit de wekelijksche opgaven der Brltsche
Admiraliteit dus aldus luiden: de resultaten
van den verscherpten duikbootoorlog zijn
voor Engeland niet van den beginne af ge
stadig erger geworden. In April zag de
toekomst er somber uit; er waren toen zelfs
twee weken, waarin resp. 41 en 39 schepen
boven de 1600 ton werden vernietigd. Maar
op deze periode van zeer groote werkzaam
heid der duikbooten volgde in Mei er een
van geringere uitwerking, misschien wel
tengevolge van den terugkeer van een aantal
duikbooten naar de havens, waar zij thuis
behooren. In Juni had Engeland in de cate
gorie van schepen, waar het het meest op
aankomt, n.l. die van boven de 1600 ton,
meer verliezen dan in Mei, maar niet zooveel
als in April. Men heeft nu af te wachten,
of Juni weer een hoogtepunt is geweest,
dan wel of ook in de volgende maanden
de stijging zal aanhouden.
4 Juli 1917 G. W. KERNKAMP
DOOR-MUZIEK
door G. RAAL.
Heer Halewijn zong een liedekijn
Al wie dat hoorde, wou bij hem zijn.
Oud Vlaamsch stadje. Koude,
nieuwerwetsche pleinen, omkruld en ombocht door
weeïg riekende buurtjes en stegen, door
oude huizekens en versleten muur van een
zaam Begijnhof.
Daar hoorde men, overdag, tusschen
schooluur ea des avonds in flauw verlichten
hoek, het fluitje van kleinen Door.
Door was een leutig manneke, met bleek
gelaat.bestraald door zonnigheid van lachende
oogen. Zijn lokkig haar groeide als veil in
verweerden muur, door de scheuren van
zijn vodde-klak. 's Zomers zaten zijn voeten
bloot in gapende, ontzooide schoenen; des
Winters in begaatte kousen en zware
holleblokken.
Maar dat kon Door niets schelen. Bezat
hij weinig, dan moest hij niet veel eten en
met zijn holleblokken tamboerde hij luid
ruchtige stapmarschen.
In school was hij de beste leerling en ]
meester Kreel had hem eens lang in de
oogen gekeken, over zijn wilden haarbos
gestreken en gezegd: Jongen, van u komt
nog iets terecht!
Ook dat kon Door niet schelen. Een
oogenblik was hij wel zonderling beroerd door
den warmen toon van Meesters stem, die
altijd zoo houtachtig klonk of er struikge
was in zijn gorgel groeide, maar verder gaf
hij op het gezegde geen acht.
Na schooltijd liep hij den buiten op, langs
rivier en gracht, in bosch en door de heerlijke
landen vol korengerank.En hij kon zoo fijntjes
blazen op de pijpe van een uiteengeschoven
korenhalm, dat allen jaloersch werden en
hem verzochten ook zoo'n muziekske voor
hen te maken.
Maar wat zij ook aanwendden, het lukte
niet n om er n toon uit te halen als
Door.
Door blies er op en deed 't gonzen van
DE VERDEDIGING
VAN NEDERLANDSCH-INDI
v
De jongste plannen der Regeering
De oorspronkelijke militie-plannen van de
regeering hadden dus in legerkringen niet
veel' bijval gevonden. Algemeen werd het
gebodene geheel onvoldoende geacht. Een
nieuwe factor deed zich nu voor. Van uit
verschillende kringen der bevolking van den
archipel gingen stemmen op, die wezen op
de onvoldoendheid der Indische
weermiddelen, Op 31 Aug. 1916 werden op ver
schillende plaatsen in indiëdemonstraties
gehouden, die ten doel hadden regeeringen
volk in Nederland te toonen, dat Indiëver
langde weerbaar te worden gemaakt. Dit
leidde tot de bekende actie IndiëWeerbaar".
Het is niet noodig de bedoeling dezer
actie voor de lezers van dit blad uiteen te
zetten, daar nog zeer onlangs de comit
leden, die Nederland bezochten, in deze
kolommen zich persoonlijk over hun inzicht
ter zake hebben uitgelaten. Het zal aan den
nauwlettenden lezer wel niet zijn ontsnapt,
dat er moeilijk gesproken kan worden van
een homogeen comité. Integendeel, het was
een gezelschap vogels van zeer diverse
pluimage, waarschijnlijk bien tonné's de
se trouver ensemble. Dit bleek nog meer
uit voordrachten die de verschillende leden
hielden voor partijvergaderingen en
vereenigingen. De eene sprak voor de
Vrijliberale partij, de andere nam deel aan de
l Mei-viering van de Revolutionair-socialisten.
De eenige band, die hen losjes bij-elkaar
hield, was de wensch dat Indiëniet zoo
een hommel na, die zoo even om zijn ooren
had gebromd; hij bootste den zang van
den merel na in zware, diepe trillers en 't
geluid van de drie doodsklokken in hun
rythmus van beierende emotie.
In 't bazarke had hij een mondorgelije
voor vijf eens gekocht en wat hij daar alle
maal uithaalde, verbaasde tot zelfs den
koster.
Op 't blikken fluitje was hij een artist
en 't was in de kleine stad nog nooit ge
beurd dat zelfs groote menschen op de
stoep van hun huiske kwamen staan om
naar 't wonderbare ventje te luisteren.
In 't binnenst van Door was het een hofke;
daar stonden allerlei bloemekens in van
velerlei kleur en bloesem. Hij zelf leefde
meestal innerwaarts en keek vol stille vreug
de naar al het moois dat geurde in zijn
hartetuin. Hij was dan zoo menigmaal blijde
en gelukkig als niet een van zijn kame
raadjes het vermoedde of zichzelf gevoelde.
't Was allemaal muziek in zijn leven. Mu
ziek in de boomen, muziek in de lucht,
muziek in de Nethe, overal, overal boven
en rond hem. Zelfs wanneer hij zijn pappeke
uitlepelde, deed hij het zoo dankbaar en zoo
leutig om de tonen van het ijzer in het
aarden bord.
Des avonds speelde hij met zijn vriendjes
in de buurt. Door ging vooraan en allen
achter hem op stap en ze zongen op de
fonen van de tooverfluit al de liedekens en
de vooiskens die 't jongetje maar kende of
spelen wilde.
Of ze luisterden stille wanneer hij aan 't
fantaseeren ging op de gevoelens die uit
hem borrelden als 't rijke water uit heldere
fontein.
" Door kende vele wijsjes, vele liederen en
vele gewijde zangen. Hij leerde er in de
schole en beluisterde ze op straat, 's Zater
dags noene, als de liedjesman hem zoete
stonden gaf in de melodie van slepend en
klagend minnelied. Hij vernam ze van zich
zelf, wanneer hij alleen was en zong.
Want zingen kon hij zoo wondermooi.
's Zondags op d'oxaal in de hoofdkerk, als
wierook blauwde in 't mystieke van gekleurde
ramen en in 't lof, na den noene, belde zijn
stemmeke op, zoo helder en zoo klaar of er
een engel zong; en vele oude vrouwkens
weenden.
Er bibberde een zieltje op Doorke's adem
en alles wat hij deed, klonk zoo schoon; 't
kwam van zoo verre en van zoo hooge dat
het gezeefd was door de fijne lagen der
verzuivering.
weerloos zou blijven, als het nu is. Ook uit
de mededeelingen en besprekingen in de
Indische pers bleek zoo langzamerhand wel
dat men niet te doen had met n massale
betooging van het geheele Indische volk in
al zijn schakeeringen doch dat integendeel
het volk er vrijwel buiten stond.
Intusschen er was een beweging gaande
in Indië. En de meeningen, zoo vrijelijk ge
uit door de comiié-leden in de verschillende
milieu's tot welke ieder voor zich het sterkst
zich voelde aangetrokken waren eindelijk
eens doorgedrongen tot het Nederlandsche
volk!
Wat deed onderwijl de regeering ?
Van directe daden is nog niets te be
speuren, behalve door de wijziging in het
regeerings-reglement, welke wijziging van
art. 113 nu alle hinderpalen voor
weerbaarmaking der bevolking heeft weggenomen.
Vooralsnog moet dus uit hetgeen de be
trokken ministers in de volksvertegenwoor
diging hebben medegedeeld gedistelleerd
worden welke plannen de regeering nu heeft.
In de eerste plaats kan er pp gewezen
worden, dat de regeering blijkbaar geen
plan heeft de adviezen van de Staatscom
missie '12 zoo maar, zonder meer, ter zijde
te leggen. Die adviezen blijven voor haar
hunne waarde behouden en ze blijven de
richtsnoer voor de te volgen koers. Daaruit
volgt dus, en de minister van marine heeft
het nog eens met zooveel woorden be
vestigd, dat de regeering van meening
blijft, dat er voor eene offensieve verdedi
ging van den archipel en voor de handha
ving der neutraliteit een krachtige vloot
noodig is.
Omtrent de samenstelling dezer vloot kan
gezegd worden, dat de minister niet van
zins bleek de 4 slagschepen op te geven.
Van de antithese artillerievloot
torpedovloot wilde hij niets weten. Die tegenstel
ling bestond, volgens hem, voor vaklieden
niet en was eigenlijk maar een uitvindsel
van Nederlandschen huize van wege de
dubbeltjes." Hee het ook zij, voorloopig zal
er van aanbouwen dezer groote schepen
toch wel niets kunnen komen door de
tijdsomstandigheden. We hebben dus nog
respijt en kunnen er nog eens over denken.
Iets anders is het met de vijf snelle krui
sers, daarvan staan er nu twee op stapel
en al gaat het akelig langzaam, ook al weer
door de tijdsomstandigheden, er wordt aan
gewerkt! Voor de derde is nu juist dezer
dagen een eerste klein bedrag aan de volks
vertegenwoordiging aangevraagd. Ten slotte
heeft de minister onder den indruk der ge
beurtenissen op zee het aantal benoodigd
geachte duikbooten op 25 gebracht. Er zullen
er waarschijnlijk drie in Amerika gebouwd
worden en eenige staan er hier te lande op
stapel. Wat het verdere materieel betreft,
zooals depotschepen, vliegtuigen enz. het
bestek van dit beknopte overzicht laat niet
toe daarover in bijzonderheden te treden.
Van groot belang moet geacht worden,
hetgeen de minister meedeelde omtrent de
plaats voor de vlootbasis. Het bleek dat de
regeering volkomen de, vrijwel algemeene,
opvatting deetde dat Straat Soenda het
meest geschikte punt zou zijn. Doch het
inrichten van d'* steunpunt zou zooveel tijd
kosten, dat Soc.abaja noodzakelijk voor
loopig nog gehandhaafd moest blijven en
versterkt worden. Daardoor zal dus de zoo
ongunstige toestand bestendigd blijven, dat
leger en vloot strategisch gescheiden zijn.
Ook is het gevaar niet denkbeeldig, dat als
Soerabaja eenmaal versterkt is, men in alle
bezwaren maar zal berusten, omdat men
tegen de hooge uitgaven voor het nieuwe
steunpunt opziet, zoodat eerstgenoemde
plaats dus de vlootbasis zal blijven.
Wat de legerplannen betreft gaf de minister
van koloniën een overzicht van hetgeen de
regeering zich te dien aanzien voorstelde.
De Europeesche militie zou in ieder geval
ingevoerd worden en voorstellen werden
van uit Indiëverwacht om tot de invoering
van een inlandsche militie te kunnen komen.
Voorloopig zou men zich tevreden stellen
met aan de inlanders ruimschoots
gelegenHoewel de teerste uit gansch den hoop
der schreeuwende volksbengels, was hij van
allen de sterkste om de grootheid van zijn
onbewuste kunstuiting en door de liefde
van allen die hem kenden, zagen of hoorden.
Aan vechten deed hij nooit mede. Hij
stond ter zijde en floot de krijgszangen in
de warmte van zijn eigen dapper hartje.
Hij zong de hitte van den strijden het stille
treuren van den gevallene en, toen de
gruwelijke kinderoorlog moe geweken was
en de kasteelen en de steden van den
rooverkoning vernield waren; stelde hij zich
weerom aan hun aller hoofd en fluitend zong
hij zijn liederen en zij allen hem achterna.
Maar 't liefst floot hij in zijn steegje voor
Belle, het mooie, droomende meisje met
haar bloemenoogen. Belle, steeds zoo zachte
en bedeesd en wier bleeke wangen kleur
den, toen zij Doorke in de oogen keek, alsof
haar hartje vol zilver kwam en vol goud.
Hij voerde haar mede langs bloeiende paden
door de pracht en den luister van zijn ziele
en liet haar beluisteren alles wat daar vedelde
en sijsde aan melodie en aan muziek.
Voor haar floot hij het mooist omdat zij
alleene de beteekenis zijner liederen ver
stond. Vlug vingerbeweeg opende en sloot
de zwarte holekens van zijn instrument en
hij lokte uit zijn gespeel malsch en fluweelig
fijne klanken, die veitrilden in zacht ge
prevel.
Dat had Doortje ter kerke gehoord in
zoeten weemoed van orgelziel en bedwelming
van gouden walmen.
Door sprak Belle van al die heerlijkheid
in hem en opende tiébloeiende tuinen van
zijn harte, waar de lelieën bloemden in
pracht van buigende rankheid, maagdelijk
in blank festijn.
De twee kinderzieltjes vonden elkander
op den weg der oneindigheid. Over hun
gevoelens kwam een wijding die hen ge
lukkig maakte in onbewust voelen van
heiligen rijkdom en, toen Door's moeder
hem tot slapen gaan uit het straatje riep,
dan speelde hij nog iets zoo wondermoois
en teers dat Belle hem een blik uit haar
engeloogen schonk, die zijne blije ziel met
de zoetste zangen vulde...
Meester Kreel's voorspelling kreeg haar aan
vang. Goedertierende menschen staken den
wilden jongen in een nieuw pak en zonden hem
naar Antwerpen, waar Peter Benoit bad in
de geweldige uiting van zijn reuzenvoelen.
Daar wies hij in mooiheid en in kracht,
zijn gansche ziel lichtend in hoog mysterie
van goddelijke inspiratie. Hij werd ontsnoeid
heid te geven vrijwillig in del militie te
treden. Voor de gedwongen militieplicht
wilde de regeering te rade gaan met den
nieuwen Volksraad. Ook liet de minister
doorschemeren dat wellicht een oplossing
ware te vinden door het instellen van een
soort weerbelasting.
Voor de verdediging van Java achtte de
minister 90.000 man (vrijwillige) militie
genoeg, welke troepenmacht gesteund zou
worden door een staand leger van ongeveer
de halve sterkte van het tegenwoordige.
Op de buitenbezittingen achtte hij 10.000
man staande troepen noodig, aangevuld
met gewapende politie en eventueel met
vrijwillige militie.
Deze vrijwillige militie op Java en de
.buitenbezittingen mag een goede vondst
genoemd worden. Immers als werkelijk in
Indiëbij de bevolking zoo'n innige wensch
bestaat naar weerbaarheid, dan krijgt ze nu
de gelegenheid vrijwillig onder de wapens
te komen en zich te oefenen. De toeloop
voor de vrijwillige militie zal de
manometeraanwijzing zijn van den druk door de in
landers zelf uitgeoefend in de richting van
weerbaar-wording.
Uit hetgeen de ministers meedeelden bleek
wel, dat de regeering niet geneigd is tot
overhaaste maatregelen, doch de groote
verandering in Indiërustig wenscht voor
te bereiden en door te voeren.
Velen zullen dit slechts kunnen toejuichen.
Als er nu ook werkelijk maar wat gebeurt l
KR.
Proletarische Democratie ?
De stelling dat de Democratie, zooals die
thans als leuze dienst doet voor de oorlog
voerende volken, niet de ware Democratie
is, kan gemakkelijk door den heer Loopuit
verdeedigd worden.*) Maar om de kwestie
zuiver te stellen zou men het begrip Demo
cratie veel nauwkeuriger moeten bepalen.
Men kan ook wel zeggen dat wie een scherpe
indeeling maakt tusschen burgerlijke en
proletarische Democratie zichzelf misleidt
of zich laat misleiden. De groote democra
tische staatslieden Lloyd George en Wilson
willen de Democratie zoover als die thans
moegelijk is. Er is geen enkele reeden om
hun streeven bedriegelijker te noemen dan
dat van de sociaal-democraten. Dat zij een
heimelijk imperialisme zouden
verteegenwoordigen is een onbewijsbare verdacht
making.
Dat de Fransche en Amerikaansche repu
blieken geen ware republieken zijn, kan
onmiddelijk worden toegegeeven. Hst zijn
oligarchiën, waarin onbegrensde
macht-ophooping, in den vorm van geld en grond
bezit, wordt geduld.
Ik heb dit in bij 't Licht van
deOorlogsvlam" nadrukkelijk betoogd, en aan de
leeden van de Ford-expeditie gezegd dat de
taak van Amerika kon worden aangeduid
door de leuze improve Democracy".
Want Democratie moet niet begreepen
worden als een vaststaand systeem, maar
als een steeds scherper omlijnd streeven.
Dat de Centrale moogendheeden vijandig
staan teegenoover dit streeven, en hun
triomf daarom oneindig veel gevaarlijker is
voor de toekomst van de menschheid dan
die van Engeland, Frankrijk en Amerika,
dat kan moerdijk ontkend worden. Feitelijk
heeft de angst voor dit groeyende demo
cratische gevaar de dynastieën tot den
oorlog gedreeven.
Maar van een proletarische Democratie
is nog niets aan 't licht gekoomen. Zeeker
niet in Duitschland, wa'ar de zich socialist
noemende groepen niets meer toonden te
verlangen dan een palliatieve
lotsververbeetering van den arbeider, en in geenen deele
een ingrijpende wijziging van bezitrechten
en machts-verhoudingen.
In Rusland toont de democratische be
weeging meer moed en doortastendheid.
Daar wil men meer onvervaard op
socia
*) Zie het nummer van 23 Juni.
van wilde loten en bloeide open in rijke
vrucht van kunst.
Maar in den roes van opperste genieten
vergat hij zijn schamele Belle niet. In zijn
tuin troonde zij als marmerbeeld in weelde
van zon. Voor haar liet hij ter kerke de
golvende orgelbaren zwellen in emotievol
beven. Voor haar wierp hij zijn groote be
geerte in trillenden zang door den wijdschen
tempel. Voor haar stond hij voor het opge
togen publiek en tooverde heilige gevoelens
door ontroering-buigende stem.
En toen hij het lokkig kunstenaarshoofd
tegen den vedel legde, voelde hij het klop
pen van haar harte en een juichtoon fluweelde
in 't sidderend geweld van streelend smeeken
Al wie dat hoorde, wou bij hem zijn."
Doch Belle, het uitverkoren zusterke van
zijn ziele, stond in hem met 't satijnen kleed
van trouw en stille liefde, die, rein en heilig,
brandde uit de schoonheid harer oogen.
Ter stedeke, in kronkelende straat, onder
malsch-bemoste geveltjes, oud en kaduk,
speelde hij voor haar liedekens als in hun
kindertijd, verklankend 't warme gevoelen,
dat zijne ziel met gouden luister overscheen
En op de jeugdige bloemen, droppelden
de tonen als regen ter luwen Meiëdag.
Vóór de grauwheid van den oorlog de
helderheid van ons blauw geluchte
verdonkerde, stond, hij met haar ten auter, hand
in hand. De wondere muzikant en de mooie
Belle zagen in eikaars oogen het mysterie
van het leven.
Een week nadien stond Door in de bosschen
van het Antwerpsche Kempenland; 't houweel
in verblaarde hand. Zijn ruwe dagen werden
gevuld in 't gore werk. Maar hij deed het
gaarne. Zijn Belle gaf hem kracht en de
liefde voor zijn land schonk hem mooiheid
en lenigheid in heffen en in bukken en
reuzensterkte in 't groote wee.
En wat hij kon, gaf hij zijn makkers: den
rijkdom zijner kunst; de weelde van zijn
voelen.
Des avonds in glure schuur, bij dufheid
van oud stroo, floot hij op 't arme blikken
fluitje zijn purperen liederen. Liederen van
rouw, liederen, van trouw, zangen wellend
uit de kracht die hem ontroerde. Hij ontleedde
zijn voelen in trillen van tonen, verklankte
zijn harte in rijpheid zijns levens.
Belle ter eere, zijn makkers ter vreugde.
Stil vuur verteerde hun harte. Geen een
die niet aan zijn huizeke dacht, aan zijn
moeke en aan zijn vader, aan zijn vrouw
en kind, aan zusters en broeders, aan allen
die leden in 't land zoo lief en zoo rampvol.
De Profeet"
Voor de buletijns der kranten,
Staat de petten-redenaar;
Met zijn Tweede-Kamer woorden,
Zet hij alles uit elkaar.
Kond hem, met gebogen hoofden,
Staan de menschen van de straat,
Die van hem eens willen hooren:
Waar de oorlog uit bestaat.
Telkens, na een poosje praten,
Wordt er slim 'n vraag gedaan.
Ernstig zegt hij dan zijn antwoord,
En ziet niemand daarbij aan.
Nimmer noemt hij Duitschers helden,
Van de Franschen spreekt hij goed,
En die Engelschen zijn jongens,
Waar je bang voor wezen moet.
En terwijl hij kalm zijn peukje,
In zijn glazen pijpje steekt,
Wachten al zijn stille hoorders,
Tot hij rustig verder spreekt.
Alles weet hij van die zaken:
Wat de fijne knepen zijn.
Dinsdags woont zijn oom in Londen,
Zondags komt hij uit Berlijn.
Met gevaarlijke spionnen,
Gaat hij heel voorzichtig om,
Wat voor geld ze hem ook bieden,
Hij blijft altijd even stom.
Van een tante van een kennis,
Van de melkboer van Loudon,
Kwam hij onlangs nog te weten,
Waarom of de boel begon.
Laatst nog met de burgemeester,
Stond hij achter op de trem
Dat vertrouwelijke groetje,
En die knipoog was voor hem.
In zijn borstzak heeft hij kranten,
In 't Engelsch en 't Fransch;
Somtijds staat hij voor te lezen,
Uit 'n blad in 't Japansch.
En de aangenaamste woorden,
Waar men hem mee vleien kon,
Zijn, wanneer ze van hem zeggen,
Och, die vent is zelf spion!"
Als men den profeet geloofde,
En men hem zijn gang liet gaan,
Was de oorlog eiken middag,
Door zijn pienterheid gedaan.
J. H. SPEENHOFF
iinniMiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
H. VAN DOOREN & Cie.
DEN HAAG AMSTERDAM UTRECHT
Dames Hoeden en Bontwerken
iiiiiiiiiiimiiiiiiiliniiiiiiiililiiiiiiiiiiiiriiiiii IIII1IIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIH
listische instellingen aanstuuren. Maar
in hoever deeze koers kan bevaren wor
den, dat is, zooals de heer Loopuit
terecht opmerkt, nog niet gebleeken. Vast
moet het echter staan, voor ieder niet door
theorie en dogmatiek verblinde, dat de
russische revolutie de beweeggronden en den
aard van den waereldkrijg heeft duidelijk
gemaakt, en dat het gaat om de macht van
dynasten en autocraten, teegenoover de
vrrjheid-zoekende volken die zelfregeering
wenschen en niet zullen rusten eer ze ge
koomen zijn tot een staatkundig eevenwigt,
dat waarlijk een socialistisch eevenwigt
kan heeten.
FRED. v. EEDEN
De moeëlijven richtten zich, tranen slier
den langs ruw-gebruinde wangen en drogen
mond en velen struwelden vingers in elkaar
en baden met den zanger mee, zongen zijn
liederen allen.
Zoo sliepen de braven in op gouden stroo,
terwijl door de arme schuur Door zijn laat
ste tonen floot voor Beile's zware hart.
Des daags, bij zonnebrand in zweet van
gloeiend werk, toen alles priemde en vlamde
in hem, lei Door een stond de schup ter zij
en floot. Lustig lied uit jeugd en volk, dat
allen vroolijk vermonteren deed en moed
goot in 't weifelend hart en troost schonk
aan de velen die het toch zoo noodig hadden.
Onder brons gevloek van kanon,|bij tieren
en kermen van vechtenden en stervenden,
vocht Door in 't Hageland «n in 't land der
Nethe. Zijn lied, na onmenschelijk werk,
beurde op de moede hoofden en traan na
traan rolde uit de oogen van menig held
bij 't hooren van den zegezang uit het in
strument van Door-Muziek, zooals men hem
noemde.
Te Schoorbakke, aan heiligen stroom,
waar als orkaan geweld van oorlog loeide,
floot de kunstenaar in plechtigen stond, zijn
makkers toezingend niet te versagen in
kamp voor land en volk.
Einde October, toen de lucht vol zoetheid
hing van stervende dagen en des middags
de zonne lachte in blauwheid van goede
moeder, stroomde uit diepe wond 't roode
bloed van den vroolijken zanger.
De tuin in zijn ziele malfde in zoete kleur.
De bloemen prijkten stil in rflk gewaad.
Zacht trilden en zoefden libeïlulen over
helderheid van water en zongen, zongen
Over Door's moeën mpnd kwam een lach
van vrede. Hij luisterde. Uit koperen slag
van kanon klonk muziek; 't knallen en 't
knetteren der geweren was als eene
grootsche symphonie al om hem heen. Rood vuur
dwaalde in gensters voor zijn oogen.
En daar trad Belle op hem toe. Zij hief
zijn gloeiend hoofd in haar arm en op zijn
dorstigen mond daalde de lafenis van haar
zoeten kus.
Hij langde uit zijn ransel het trouwe
fluitje en met Belle in het harte en zijn
strijdend volk om hem, speelde, in drassige
groeve, de jonge ziel van het heerlijke kind
uit 't oude Vlaamsche stedeke, heur
moegeworstelden zang voor allen...
Toen kwam 't floers van avond over de
pracht van zijn zonnige ziel en Door-Muziek
zong blij zijn jongste slapenslied...