De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 7 juli pagina 7

7 juli 1917 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

7 Juli '17. No. 2089 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM A B M A B M A B M A B ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABMJXBM.ABM.ABM.AB M Illllllllllllllllllllllllllimillllllllllllllllllllllllll IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIMIIIIIIIIIII A. de M EEREN-ARTI KELEN, UITRUSTINGEN. Na het Amsterdamsche Lustrum (met teekentngen voor De Amsterdammer" van Is. van Mens) Een korte sprankeling van bruisend jolijt, waarin alles op zijn kop wordt gezet: de rector van het Studentencorps zich onder koning voelend van Amsterdam, de praeses van de sociteit N. I. A. in een vloed van voorname en geestige woorden de kroegj ooi openend, oude hoofden, en deftigheden weer student geworden, dijnend op herinneringen en jeugdiger dan de jongsten. Toch de uiting van een zeer reëel en levend vreugde voelen, waarbij het 285 jarig bestaan der Doorlachte Schole niet slechts is een aanleiding om eens uit den band te springen, maar een bronne van satisfactie over verleden en heden. Voor velen concentreert zich het univer siteitsbegrip in een dronken student met een barret op, die in de Septemberdagen wat luidruchtig zich op straat vertoont, voor anderen is ze een mooi stadsdeel met het stille pleintje, tot dusver aan de sloopershamer ontkomen, een vat van geleerdheid ook, waartoe ze niet durven naderen; weetgierigen zien in haar vooral de verbreidster . van kennis, en verheugen zich op Winter cursussen en Universiiy-extensions, voor sommige studenten is ze vakschool, voor anderen wetenschappelijke instelling. Ze hebben allen gelijk. Er bloeit in haar een jong en vreugdig leven, in haar laboratoria wordt ernstig gezocht en gewerkt, ze levert aan de samenleving magistraten, doctoren, geleerden, ze is de weg waarlangs de wetenschap tot de massa spreekt, de aula in haar eerbiedwaardig gebouw, de bazuin en trompet waardoor nieuwe denkbeelden zich uiten. Ze is boven alles en dat moet zij blijven: de parel aan de Kroon van Amsterdam. Daarom is het goed, dat de studenten den dag, waarop den Ssten van Louwmaand 1632 Gerard Vossius de Doorluchte Schole opende met een rede uitnemend van ge leerdheid" en Gaspar Barlaeus sprak van den mercator Sapiens, feestelijk herdacht hebben. Onze hoofdstad stond pp den drempel der nieuwe aera als een bloeiende eerste rangs koopstad, maar een centrum van geestelijk leven was zij niet. Kleinere steden waren haar in 't laatste der 16e eeuw hierin de baas. De studeerende jeugd moest naar Leuven, tater naar Leiden trekken, om zich voor een maatschappelijken loopbaan te vormen; er mag een enkel geleerd college in de Oude Kerk zijn geweest door Jan en Willem Eggert, heeren van Purmerend, in den aanvang der 15e eeuw gesticht en bevestigd in 1450 door Jan Eggert Hartger zoen en zijn huysvrouw Wendelmoet, eerst 1629 bracht hierin verandering. Toen werd door de Vroedschap besloten een professor in de Philosophie en Historie te benoemen, omdat de Jeugd deeser Stad in 't gemeen te vroeg en eer zij eenige gronden van Philo sophie gelegd had naar de academie gezon den werd, daar zij, buiten het oog haarer ouderen liggende, verviel tot ongebondenheid. Dit is de oorsprong van onze Uni versiteit geworden. Merkwaardig is, dat het gewicht dezer nieuwigheid in die dagen zeer is gevoeld. Leiden protesteerde en wilde zelfs een tweehonderdste penning niet inwil ligen, zoo men die van Amsterdam lietbegaan. Het geschil werd aan twee Gerechtshoven onderworpen, die blijkbaar de gemeentelijke autonomie hoog hielden en ten gunste van Amsterdam beslisten, ook in Zwitserland vreesde men, dat de nieuwe instelling te revolutionaire zou werken, vooral in het godsdienstige. Misschien kwam er wel bij, dat men ongaarne den stroom van Hollandsche jongelui aan de Zwitsersche universitatie mistte. Hoe het zij, Vossius en Barlarus openden de rij der hooggeleerden, die langzaam is uitgedijd en thans tot een eerbiedwaardig getal gegroeid. Het oude Agnietenkerkje werd de werkplaats der geleerdheid, het stond op de plaats, waar thans nog onze universiteit is gevestigd en Hooft huldigde de stad om haar kloek besluit: Sint uw geluk zijn opgang nam O hooggerezen Amsterdam En trof uw eerzucht nooit het wit Daar nu haar heerepijl in zit; Naardie gij u gingt zetten 't schrap Tot winst van waarde wetenschap En t'uwer onderrechting riept, Twee helden, die der dingen diept En steilte afpijlen op een prik Van 's hemels kruin in 't hart van 't slik. Hiermede zijt gij buiten schools Van 'talverblindend onverstandt En midden in de zon geplant der Glory en Voorzienigheit. Hij ried de vroedschap nog op de Krone der stad te zetten het oogh der wijsheit, den overgrooten Huyg de Groot, Apollos dierbaarste kleinoordt." Helaas de Staten van Holland zetten liever een prijs op het hoofd van dit revolutionaire vat van geleerdheid, dan hem tot een leer stoel in Amsterdam te beroepen. Sinds deze wijze daad der vroedschap z^n 285 jaar verloopen en de studenten en oud studenten hebben dit feit feestelijk herdacht in rustige uitbundigheid. Er was minder uiterlijk praalvertoon dan gewoonlijk, omdat de tijden zich daar niet toe leenen. Vermoe delijk is daaraan ook te wijten, dat de drie kleur slechts sporadisch van een enkel huis wapperde en niet zooveel oud-studen waren opgekomen als meestal het geval is, maar inwendig waren het geslaagde feestdagen. In een kloeke rede werden de reunisten door den rector welkom geheeten in de aula. Hij sprak er van de politieke stroomingen in het studentencorps. Die zijn er en zijn niet te volgen, omdat ieder nieuw studentengeslacht weer nieuwe kwesties heeft of maakt en ze als buitengewoon gewichtig beseft, zooals iedere reunist de prestaties uit den eigen tijd voor je-jan-werk houdt. Toch treft <n het Amsterdamsche corps n ding: de harmonische samenwerking tusdchen mannelijke en vrouwelijke studenten. Het mag zijn, dat die in eigen kring ook kwesties hebben, zeker hebben wij op de uitvoeringen van Sweelinck en het Studententooneel een gelukkig samenspel mogen zien, om van de gracieuse theeschenksters, waarzegsters, pofferbaksters en gratiën der American Bar op de Zomerkermis over 't IJ niet te spreken. Evenmin van 't vroolijk gedoe op Nereus op den vooravond van 't lustrum, waar men zich verheugde over de 5 eerste en 3 tweede De Studenten Tooneelvoorstelling in den Stadsschouwburg prijzen, die de vereeniging op de laatste roeiwedstrijden sleepte. De studenten hebben hun kracht gezocht in de eigen prestaties. De bonhomle van den kroegpraeses bracht in de kroegjool op Maandagavond direct de goede stemming, den Peer Gynt aan te durven is een daad van niet geringe moed, Rabagas fanfaronnades, die in veel opzichten, zij 't op een ander thema, aan Mercadet herinneren ten tooneele te brengen is voor een amateur niet gemakktlijk. Zoo liggen de feestdagen weer achter ons en verzinkt de glorie. De roode jassen en praalbokken van het rijtuig van den 1.1. S. A. worden opgeborgen, de keelen kunnen rusten van lo Vivat en Corpslied. Slechts de bundel studenten-liederen door den heer Te Winkel en mejuffrouw Zeehuisen met veel ijver en toewijding verzameld, nemen wij mede naar huis als een herinnering en wij vormen de beste wenschen voor een bloeiend studenten leven aan een groeiende universiteit. FR1SO Op het Kermisterrein iittuuiiitmmiiiiimimiimtiiii ituitiiiiiiiutuuiiiiiiuuiiiiiiittiiiiiiiiiiuiiiiiiuiiiiiiiiiiitittiiiuitiiiiiuiiiiiuiiiiiuiiiiiuuiuiiiuiiutiiimi Tentoonstellingen (AMSTERDAM, HAARLEM, DEN HAAG) Hobbe Smith (Amsterdam). Dit werk geeft steeds dezelfde teleurstelling. Steeds vindt ge het gebrek aan ernst. En dit is een fout, die niet te overkomen is; daarvoor wordt zij reeds gedurende te langen tijd geconstateerd. Het ware onhandig voor een kritikus, dezen schilder wat kunnen te ontzeggen. Maar dit kunnen is zonder ideaal; het is een vlotheid zonder eenige diepere ontroering en dood noch duivel kunnen dan helpen. Onhandigheid kan verholpen worden door getrouwen arbeid; zelfs ontstaat zij dikwijls uit een overmaat van ontroering en een tekort schieten der technische kennis tegenover de ontroering. Maar zulk werk, dat dikwijls geen volledig kunstwerk is, bezit daarvan toch den eersten grond, de eerste noodzakelijkheid; en zulke mislukking kan zelfs aangrijpend zijn. Hobbe Smith bezit de overbodige handvaardigheid, die meer oppervlakkigen eigen is. Hij wekt nooit eenigen eerbied daardoor. Zijn kleur mist daardoor sprankeling; zijn vorm persoon lijkheid. Hij is van nature gauw tevreden met den schijn. 2. Haarlem; de Bois' Zomertentoonstelling. Ge vindt hier een dier meest psychologische Breitner's, op wie ik niet lang geleden met nadruk wees. Het zijn figuren tegen de sneeuw (No. 8). Ze zijn van den volbloed schilder, maar ze hebben iets meer dan vele Breitners: Ze definiëeren een psyche van een bepaalde groep individuen; bijna land loopsters, nurksch, op het defensief. Jan Boon, de etser, schildert. Ge vindt een besneeuwde streek; het is werk, in eerlijk heid voltooid, en een poging in zuivere richting, niet sterk, maar juist van gevoel. Van de portretten door Buisman en door Gratama, is Gratama's suf, en Buisman's voldoende levendig. Degouve de Nuncques' Winter in den Boomgaard vertoont de be kende, goede hoedanigheden, evenals Isaiic I&raëls' sonoor Muziek in 't atelier", Kamelingh Onnes' drie aquarellen zijn het deftigst en het volledigst in de twee Stillevens: Rhododendrons (1887) en September-oogst (1889). De sluier (een figuur) is leeger. Van de overigen noteer ik hier: KaiheKollwitz Piëta; Kruyder's laatste zonnestralen (22); Verster's bloemen; W. Roelofs schuur; Weissenbruch's landschap, en Witsen's aquarel uit Engeland. Zulk werk geeft den laatste op zijn best. Hollando-Beige (den Haag-Scheveningen) Groepen: het kind, en de bloemen. Het is een niet te miskennen gelukkig verzinsel: de tentoonstelling van groepen als de bloemen," en van het kind, zooals deze kunsthandel sinds een tijd aan het vervolgen is. Een ding is voortdurend echter te betreuren, zoowel bij het Naakt" als bij deze: Er is een te groote onvolledigheid. Gedeeltelijk is dit te verontschuldigen. De leiders van dezen kunsthandel zijn door een kort verblijf hier te lande niet voldoende op de hoogte, wat er in ons land is te vinden. Daarbij onder vinden zij misschien van andere kunst handels niet de meest volledige mede werking noch van koopers, direct of indirect verbonden met zulke kunsthandels Want anders ware het te verwonderen, dat op de tentoonstelling van het kind" een goede De Zwart wordt gemist, een Btommers, een zedige Tholen, een eigenaardige van Konij nenburg, een volslagen Isaac Israëls, en andere, van kunstenaars, die heelemaal in de buurt van dezen kunsthandel wonen. En evenzoo is het met de bloemen", waar Walter Vaes nu gemakkelijk heerscht en Pol Dons in rozen dichterlijk is. Daar vindt ge een paar Belgische schilders, en een Hollander als Kever, maar dan niet sterk. Ge mist er een goeden Akkeringa, een leganten Gabriel, een Breitner, een De Zwart, Verster, Kamerlingh Onnes, Anna Abrahams, een Arntzenius, die goed is, bloemen van Amsterdamsche schilderessen, een goede Wandscheer, een mageren maar praeciesen Voerman, een mevrouw Havermati-Birnie, een M. Vlielander Hein,-enz. Ge ziet, dat deze tentoonstellingen, wél van wil, slecht van uitvoering zijn, onvol ledig als verwerkelijking. Het is te be treuren - en het is te verbeteren. Het ieenvoudig-weg te verbeteren. En het moet verbeterd worden, want de opzet is te ge lukkig, om het bij dit koel mislukken te laten. En mocht deze kunsthandel ver hinderd zijn dit alles te doen, een kunst genootschap als de Rotterdamsche Kunstkring, is hier te lande de mogelijkheid tot het welslagen van zulke voornemens. Maar er is overweging voor noodig, en tijd dan een weigerichte keuze! Maar ook deze zijn toch geen absolute afwezigheden in ons land. PLASSCHAERT r5,J<alverstraat. AMST£J?DAM.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl