De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 7 juli pagina 9

7 juli 1917 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

7 Juli 'l l - No. 2089 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Uit voorraad leverbaar: Adler, Oakland, White-Anto's Garage NEFKENS Jacib Obrechistraat 26 AMSTERDAM MEUBELS VAN W. PENAAT Het was reeds lang mijn bedoeling in deze rubriek, waarin ik van tijd tot tijd het werk onzer Nijverheidskunstenaars be spreek, aandacht te vragen voor bovengenoemden kunstenaar. Ik weet zeer goed dat ik hier bijna een open deur forceer, anders gezegd dat dezen kunstenaar reeds aan het schoon begin van omstreeks 1900 een der belangrijksten was en als zoodanig bij velen bekendheid en dankbare erkenning verwierf. En toch, de eigenaardige leefwijze en teruggetrokkenheid van W. Penaat zouden velen doen vermoeden dat hij met de kunst, of zelfs met het leven heeft afgedaan, als ?let bij tijd en wijlen een afdruk in de bladen stond van een request aan ministers of regeering, door hem onderteekend als voorzitter der Ned. Vereeniging voor Ambachts en Nijverheidskunst. Overigens leeft Penaat in Blaricum, aan het Zuiderzeestrand, in een bijna niet te vinden hut, en dit teruggetrokken leven maakte hem niet populair. En toch, zijn arbeid was daartoe het meest aangewezen. Dit pionnierswerk toch geboren uit sociale levensopvattingen, ge heel eigen en behoorende bij den tijd waarin het ontstond, dit werk heeft een zoo roote omkeer gebracht in de meubelkunst er laatste jaren. Penaat is de meubelbouwer, de man van de groote vorm en de goede verhouding, en dit alles in verband met de ambachte lijke groei van het ding waarom het gaat. Het werk is breed, maar door goede verhouding nooit grof. En dan, en hier komen we op een terrein waar zelfs de meeningen van knappe menseden uiteenloopen, Penaat houdt niet aan het oude sentiment vast, aan de oude hoofdvorm. Hij is de bewuste arbeider aan de groote, nieuwe vorm, aan de verhoudingen van dezen fijd, frisch, jong en eerlijk. En na dezen hoofdvorm op de beste wijze te hebben verzorgd, gekweekt, en ze telkens te hebben verbeterd en jaren gecultiveerd, na bij iedere uitvoering wijziging te hebben aangebracht, groeit het detail mede en wordt een opperste voleinding van materiaal en hoofdvorm. En, wat vroeger zoo geheel in wording, zoo bijna beschroomd was, het versierings motief van Penaat, is juist* de laatste jaren zoo bekoorlijk geworden, in ieder geval zeer interessant. Het beste bewijs dat Penaat meubelmaker is zijn zijne zitmeubels. Bijna zonder uit zondering zijn zijne stoelen en feauteuils niet alleen gemakkelijke zetels, maar ook mooie meubtls, en ieder die in dat vak arbeid w^et hoe moeilijk het is dit onder deel van het metier tot iets moois te maken. Een frappant meubel in meer dan een opzicht was de kast met negen paneelen op een tentoonstelling vorig jaar April te Amsterdam. Frappant hierom, wijl het aloude princiep, de eerlijkheid van matellllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMHIIIIIIIIIIIIIIiilll DE CHINEESCHE CULTUUR l De invloed van China en Indiëop de Japansche Taal en Literatuur. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de Rijks Universiteit te Leiden, den 30en Mei 1917, door dr. W. M. DE VISSER, (Leiden, E. J. Brill). Hoewel het niet de gewoonte is, niet in den handel zijnde geschriften te bespreken, bega ik toch geen onbescheidenheid, iets van deze bovenstaande Rede te zeggen, daar deze in 't openbaar is uitgesproken, en er uitvoerige verslagen van in de couranten hebben gestaan. Ik wensen ook niet zoozeer deze geheele rede te bespreken als wel de aandacht te vestigen op de volgende passages er uit: Wij leven in een tijd, waarin het Westen met steeds stijgende belangstelling uitziet naar het Oosten. Een sterke drang doet zich gevoelen naar het schoone, dat het Oosten biedt: zün diepe wijsheid en zijn verheven kunst. Niet bewondering en eerbied aan schouwen wij de beide hoogste uitingen van den mensche'lijken geest, en in steeds klaarder licht verschijnt o, s heel de rijkdom van wat daar te leertn valt." Verder sprak prof. De Visser: Het is en blij ? t een raadsel, hoe zoowel in Oost Indië' als hier te lande eerst in den laatsten tijd de belangstelling in China en Japan geleidelijk is ontwaokt. Eerst nu begint men te beseffen, van welk een overwegend belang deze landen voor het geheele Oosten zijn, en schenkt men een meer dan vluchtige aandacht aan hun taal, hun ontwikkeling, hun gedachtenwereld en hun kunst." Tot de studenten sprak De Visser: Slechts betrekkelijk weinigen van u zal ik onder mijn leerlingen mogen tellen, daar mijn gebied niet voor velen een toekomst kan ve'schaffen." En ook: Doch nog altijd is er, dunkt mij, vooral voor hen wier toekomst in het Oosten ligt, te weing belangstelling in de hooge en fijne Chineesche beschaving die zich, van Indiscnegedachten doorweven, over het geheele Verre Oosten heeft verspreid." Naar aanleiding dezer vier passages, die ik van harte toejuich, en waarvan men het belang vooral niet moet onderschatten, zal ik hieronder een en ander zeggen. Voor 't eerst, en aan prof. De Visser komt de eer hiervan toe, is in de Leidsche Univer siteit, helaas de nige waar tot nu toe ooit Japansch en Chineesch gedoceerd werd, in Ongeregeldheden tengevolge van den Aardappelnood ^?W.t fc'"/ Een schuit met aardappelen liggende aan de groentenmarkt wordt door vrouwen bu.t gemaakt IIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIII ria«l etc. etc. hier geweld was aange daan en van een rijke notenfineersoort ge bruik was gemaakt. Nu voel ik bij som migen reeds een storm opkomen, en toch, als we nagaan den rijkdom van oude, princiepvrije meubels, die zoo kostelijk met mooi hout zijn bewetkt, hout dat alleen Dames W. Penaat: 't openbaar door een hoogleeraar getuigd van de hooge en fijne Chineesche beschaving" van China's diepe wijsheid n zijn ver heven kunst." Het merkwaardige hiervan is, dat deze nieuwe hoogleeraar een leerling is van prof. dr. J. J. M. de Groot, en wel een leerling, die in zijn bovengenoemde rede (zie blz. 30) prof. de Groot den hoogsten lof toezwaait, en verklaart, dat hij, op 't spoor van de Groot's baanbrekend werk" in 't verre Oosten kon verder voortgaan in het nieuwe veld."Men bedenke de portee dezer verklaring. Ik heb ongeveer 5 jaar geleden, in 't Augustusnummer van de Gids" (1912) in een artikel De Nederlandsche Sinologie", waarnaar ik hierbij verwijs, aangetoond, en wel door citaten uit diens eigen werk, niet door losse beweringen alzoo, welk het oordeel van prof. de Groot is over de Chineesche cultuur. Indien men zoo goed wil zijn, dit Gids"-nummer nog eens op te slaan, zal men gewaarworden, dat deze professor in de Chineesche taal en letterkunde te Leiden de Chineezen een semi-civilized" en zelfs most barbarous and semi-civilized people" noemde, stamped for ever with the total incapacity to rise to a higher level of mental culture", kortom, dat hij, door zijn geheele, formidabele dikke folio's werk heen het Chineesche volk brandmerkte als, zooals hij dat meende, te zijn in a low state ef culture." De verhevenheid van een Confucius en een Lao Tsz' is hem evenzeer ontgaan als de verhevenheid der geheele Chineesche kunst, en zelfs geen flauwe notie is ooit over hem gekomen, dat die Chineesche kunst, schilderkunst zoowel als plastiek, sculptuur zoowel als poëzie, op eene hoogte staan, even hoog, zoo niet veel hooger, dan de grootste europeesche. Ik heb in dat Gids" artikel aangetoond hoe prof. de Groot, uitmuntend taai-geleerde als hij voorzeker is, en van een werkkracht, waarvoor ik den diepsten eerbied heb, noch van China's cultuur, noch van China's kunst, noch van China's verheven Wijsheid ooit de minste notie heeft gehad, en dat hij de chineezen als volk heeft beleedigd en ge kleineerd op zulk een beneden alle critiek onrechtvaardige en laatdunkende wijze, dat ik het mijn plicht achtte te protesieeren, al wist ik zeer goed, dat ik hiermede de ge leerde1' wereld, van Leiden niet alleen, maar van Europa, en ongeveer de geheele euro peesche officieele sinologie (want dit artikel verscheen ook in een engelsch tijdschrift) voor goed tegen nog zou krijgen. Door deze en andere artikelen, waarin ik de officieele sinologie verweet, niet het maar in fineervorm te krijgen was, wel, ik geef u gaarne de verzekering dat wij, die toch ook graag kleur en rijkdom en intimi teit in meubels zien, ook graag gebruik maken van materiaal waarmede onze collegas, uwe en onze voorvaderen, zoo kwistig l waren. En dan, niet bandeloos. Er is verschil of Penaat een zekere techniek toepast of een ander. Ik erken gaarne het groote ge vaar dat dreigt bij de wederinvoering der fineerderij. Maar er zijn oplossingen en vormen, waarbij deze werkwijze kan lei den tot een gavere schoonheid. Op de foto's aan dit stukje toegevoegd, moet ik toch wel even de aandacht vestigen. Ze behooren in het huis van Mevr. M. te 's Gravenhage, die zoo vriendelijk was haar interieur voor deze tentoonstelling af te staan. Het schrijftafeltje met de overhoeksch geplaatste pooten is vooral van een zeer mooie detail leering en geestig bedachte, ge groeide hoofdvorm. Mooi ook ? van hoofdvorm is de schouw, de logische detailleering en het fijne eindigen van het hout op den boezem van de schoor steen. Voor ditmaal zal ik het bij deze aanteekeningen laten. Kun stenaars als Penaat, hoe onge looflijk het ook schijnen moge, ontvangen slechts zeer weinig waardeering voor hunnen arbeid. E«>n korten tijd was er in Am sterdam vooral een opgewekt kunstleven, doch 't is alsof tradietie en wansmaak weer gaan overheerschen en winkeliers in stijlnamaak de hoofdtoon aanschrijftafel geven. spiritual insight" te hebben, dat naast het enkel wetenschappelijke broodnoodig is, om eene Oostersche cultuur te doorgronden, ben ik voor goed uit de lijst der wetenschappelijken" geschrapt en hoogstens ge accepteerd als dichter en kunstenaar. (Üat een .kunstenaar" tegelijk een wetenschap pelijk" man kan wezen wil er in het Westen, dat de groote synthese niet kent van weten schap, kunst en filosofie, en dat alles in hokjes met etiketjes verdeelt, niet in). Er is mij verweten - het staat in een schrijven, dat ik van een Leidsch professor ontving?, mij op een apart standpunt te stellen,' en af te geven op al wat wetenschap is" en al wat sinoloog is' enz. enz. Deze persoonlijke teleurstellingen zouden te klein zijn, in 't openbaar behandeld te worden, indien ze niet zulke voor onze Westersche cultuur hoogst gewichtige din gen raakten: de studie van het verre Oosten, speciaal China. Alvorens hierover uit te weiden wil ik echter eerst bij Prof. de Vissers boven aan gehaalde verklaringen blijven. Met vreugde, zeide ik reeds, begroet ik de Vissers uitingen over de diepe wijsheid en verheven kunst" en over de hooge en fijne beschaving" van China. Maar ik wil er even met nadruk op wijzen, dat deze uitlatingen ik erken gaarne: in diplomatieker en vriendelijker vorm dan ik in mijn G!ds"-artikel gebruikte een even sterke veroordeeling zijn, niet van Prof. de Groots geheele werk, maar toch onge twijfeld van diens oordeel over het Chineesche volk en de Chineesche cultuur. Een volk, dat most barbarous" en semi-civilized" is, en dat is stamped for ever with the i total incapacity to rise to a higher state of mental culture" kan onmogelijk diepe wijs heid en verheven kunst' en een hooge en fijne beschaving" hebben voortgebracht. Als Prof. de Visser zou beweren dat zooiets wél kan, en deze verklaringen elkaar niet flagrant tegenspreken, zoo zou ik hem moeten toe voegen, dat hij niet wetenschappelijk" is. Met bovenaangehaalde verklaringen van prof. de Visser, in 't openbaar uitgesproken, is door hem, den leerling, aan zijn leer meester de Groot een démenti" gegeven, dat van precies dezelfde portee is ais mijn Gids"artikel. Most barbarous" en semicivilized" ka i onmogelijk samengaan met hooge en fijne beschaving." En zoo is dan de hooge waarde van de Chineesche cultuur erkend, te Leiden, het bolwerk der oude Nederlandsche sinologie, door den nieuwen hoogleeraar in de Japan sche taal en letterkunde, den leerling van Teekeningen op straat voor De Amsterdammer" van At/red Ost \ Karren met aardappelen onder begeleiding van soldaten En toch moet alles veranderen. Rijks- en gemeentebesturen, die voor millioenen per jaar doen uitvoeren kunnen den huidigen gang van zaken niet bestendigen. Zij mogen voor ons geld geen leelijke dingen meer doen maken. Zij moeten rekening gaan hou den met de kunstenaars die ons den kunst vorm van heden brengen, den levenden vorm in plaats van de doode copie. Dan zal, hopen we, Willem Penaat een der eersten zijn die voor een belangrijke opdracht in aanmerking komt, overtuigd als wij zijn dat hij die tot een waar kunstwerk van groote beteekenis zal weten op te voeren. Dan zullen we opnieuw het werk van Penaat belichten en de aandacht vestigen W. Penaat: Feauteuil denzelfden de Groot, die de Chineesche natie bij iedere gelegenheid in zijn werk als barbaarsch en half beschaafd brandmerkte, en als in a low state of culture"." Om nu op de eerste passages uit de Visser's rede terug te komen: het Westen ziet dadrom zoo met stijgende belangstelling uit naar het Oosten omdat al is het zich dit niet precies bewust de Westersche beschaving, met haar tot het uiterste ge dreven intellectualisme en haar aanbidding, als alleenzaligmakend, van matter-of-fact" wetenschap, tot totalen ondergang gedoemd is, als zij niet hoogere, geesttlijke waarden van het Oosten ook van China dus overneemt. Nu word ik alweer niet we tenschappelijk", maar het zou, indien 't niet bedroevend ware, vermakelijk zijn om te constateeren, hoe weinig de hooggeleerde heeren professoren in OJttersche talen (op hooge loffelijke, zeldzame uitzonderingen na) beseft hebben, dat niet enkel een zeer klein aantal studenten, die haar voor 't materieele voordeel van een toekomst" (carrière enz.) noodig hebben, maar dat het teheele Eu'opa broodnoodig het f t de wijs heid en dit sluit in de ethiek en ook de mystiek van het Oosten, om aan de menschen te leeren, richting te geven aan hun leven. Indien de europeesche cultuur de aethische waarden van 't Oosten niet over neemt, ontkomt het niet aan een ondergang, waarvan de huidigp oorlog-catastrofe al een voorteeken is. De groote fout van het Wes ten is juist die starre aanbidding van een Wetenschap van matter of fact", enkel door middel van de zintuigen en het intellect. Hetgeen in het Oosten wetenschap heet men denke aan de Veda's en den stam i Vid ' is iets geheel anders, namelijk het weten van den mystieken grond der dingen. Die Wetenschap, het aangebeden intellectKalf van het Westen is het die, enkel in dienst van materieele belangen, comfort, stoffelijk welzijn of physieke interessen met voorbijgaan van het geestelijke, tot catastrophe heeft geleid. Dat er, zooals Prof. de Visser terecht opmerkt, zoo weinig be lang is gesteld in China, is daaraan te wij ten, dat de sinologen van de werk-methode van Prof. de Groot, geen vage notie hadden van de groote, geestelijke schatten der Chi neesche cultuur, en evenmin van den ontzettenden nood, waarin Europa met zijn aangebeden intellect-wetenschap verkeerde. De sir.ologen van deze school hebben nooit ook maar n poging gedaan om, buiten hun cirkel je van geleerdheid", deze schatten der Chineesche beschaving bij het groote publiek op aantrekkelijke wijze bekend te H. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOQHAAF ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesüai DE W H A A». -? T«l. 1588. IIIIIIIHUIMIIIMtlMIIIIIIIIIIIMmllllllllllmlIIIMIIIIIlmillMlllllf tlllllllllll op deze veelbeteekenende figuur van het hedendaagsche kunstambacht. CORN. VAN DER SLUYS W. Penaat: Schoorsteenbetimmering IIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIlllllltllllllflIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIII maken. Dit heb ik hen verweten en blijf ik hen verwijten, al doet de geheele ge leerde wereld mij nog eens apart in den ban. HENRI BOREL De Nederlandsclie Opera (Dir. O. H. Koopman). STADION AMSTERDAM Groot Fantastisch Openluchtspel Zaterdag 1 fa Zondag * Juli i»17 de avond* te S' . uur en Zondag M Juli I!»IT des namiddag* te 2 uur HERODIAS" Het geheele Stadion zal schitterend ge monteerd woplen, op het groote Paleis van [lerode.s zul'on l'epstvurrn ontstoken worden. Groote Optochten: Aankomst van Karavanen, Intochten van Keizer Tiberius en Koning Herodes. Wedstrijd met Romeinsche Zegewagens. Worstelwedstrijd en Groote Balletten van meer dan 100 dames op het feest van Koning Herodes. Medewerking van meer dan duizend personen. [Groot versterkt Opera-orkest en Koor 400 personen). \oorts paarden, zegewagens, ofl'eivee enz De zangrollen worden vervuld door de perste Solisten. Herodias H. v. Helvoirt Pel Johannes Louis van Tulder Vitellius -Paul Pul Phanuel II. Kubbinga (H oogepriester) Herodiade Lie-,beth Mcissner SaloméAnme Ligthart Page van Herodias. ? . 1'^a Vieyra Keizer Tiberius los. Rattinfc Eerste lood . . . . Iwan Monasch De koren worden gezongen door leden van bekenrle Zangvereenigingen. Kapelmeester: Willern Harmans. - Rejie : Hcnry Engelen. - Decoratie: W. 11. Dcering. Bal'etmeester : James Meyer. - Costumes : AudréHelsloot. - Kapwerk: D. li. Michela. Itequisieten : l) esburg Prijzen sier plaatsen bij vóórverkoop vanaf heden Stedelijke Kiosk bij de Munt. Overdekte l rilinne f S.50. Staanplaaixen voor de l'flMinc II.. Oprn Trilmu» T 1.75. Amphllheuler l o "><>. Verh. met de gebruikelijke Belastingen. p de dagen der voorstellingen worden de plaatsen met 20 % verhoogd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl