De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1917 14 juli pagina 1

14 juli 1917 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

ff0. 9090 Zaterdag 14 Juli A' 1917 DE A M STER DAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON { Prijs oer No. f 0.15. Per 3 mnd. f 1.90. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM ~| | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel IHHOUD: Bladz. l: Amerika en Wij, door v. H. Buitenlandsch Overzicht, door G. W. Kernkamp. 2: Na het Aardappel-Oproer, teekening van Jordaan, De Verdediging van Nederlandsch-Indië, VI, Conclusies, door Kr. Krekelzang: Marsch der Proleten, door J. H. Speenhoff. Medische Kroniek: Lintwormen, door dr. Tulp. Literaire Beschouwingen: De Geest van Japan, door dr. Frederik van Eeden. 3: F. Lief tin ck f. Offervaardige Voorgangers, Open Brief aan Maurice Low, door Upton Sinclair. 5: Voor Vrouwen, door Elis. M. Rogge. Uit de Natuur: Om Am sterdam, door Jac. P. Thijsse. 7: Muziek in de*Hoofdstad: Herodias Op voering in het Stadion, door mr. H. M. van Leeuwen, met teekeningen van Is. van Mens. De Tiende Muze: Cor Ruys' twaalf en een half-jarig Jubileum, door Simon B. Stokvis. 8: Tentoonstellin gen, door Plasschaert. Boekbespreking, door Friso en M. Koor- en Volkszang, , door J. Hagens Jr. 9: Zuid Afrikaansche Brieven: Die Bijbel in Afrikaans, door ds. B. R. Hattingh. 10: Scheveningen, door Janus. Uit het Kladschrft van Jantje. De Chineesche Cultuur, door Henri Borel. 11: De lotswisse lingen van den Keizer va n China, teeke ning van Joh. Braakensiek. Feuilleton, door Fritz Muller. Schaakrubriek, red. dr. A. G. Olland. 12: Damrubriek, red. K. C. de Jonge. Bijvoegsel: De crisis in Duitschland, teekening van Joh. Braakensiek. liiillliliiiilillliiiiiliiiiiiiliimiiiimiiimilliiiiiiliiiiiiiaiiiiimiiiiiiiiiiiiii AMERIKA EN WIJ Amerika beheerscht de situatie. En dit raakt ook ons. Er waren in Europa te velen, die de macht dezer natie en haren drang om die uit te oefenen, voorbijzagen. Doch wie het land en het volk nauwkeuriger hadden leeren kennen, wisten beter. Het oogenblik waarop Amerika nevens de Entente den oorlog is ingegaan, is 't beslissende oogenblik in den wereldstrijd geweest. Voor Duitschland bleef daarop nog slechts n exceptie: een overwel digend resultaat met den duikbootoorlog. Nu dit is mislukt, zal de overmacht van 't naderende Amerika den doorslag geven. Dit is het, waarvan Duitschland zich thans bewust wprdt. Weet ge, waardoor daar nu de ge moederen, ook in de hoogere regionen, in beweging komen? Waarom met ze nuwachtige onzekerheid naar andere op lossingen wordt gezocht ? Waarom Erz berger, die zoo, langen tijd den Rijkskanselier een rechterhand is geweest en als officieel leider van het bureau Zur Beeinflüssung der Neutralen" merkwaar dige diensten heeft bewezen, aan een nieuwen koers wenscht te doen gelooven? Het is, omdat men zich ook ginds bewust geworden is, dat Amerika de situatie beheerschen gaat. Nu blijkt de duikbootoorlog een mis rekening. Nu moeten zij, die hem hebben aanbevolen, weg. Nu worden nieuwe bezems gezocht. Nu gaat men zich eerst indenken in de geweldige nieuwe macht, die daar van de overzijde van den Atlantischen Oceaan nog pas aan het komen is, maar die met onverbiddelijke zeker heid nadert. Bernstorff en zij, die om hem heen staan, zullen evenmin nagelaten hebben, de zaak van dien kant, ook voor de meeste Duitschers een pnverwachten kant, te toonen. En de feiten beginnen voor zich zelve te spreken. Wanneer sommigen er nu weer zoo den nadruk op leggen, dat Duitschland den verdedigingsoorlog voert, hebben zij althans in zooverre geen ongelijk, dat het van stonde af aan in de echte positie van den verdedigingsstrijd komt. Van den ouden invasie-oorlog blijft niets over. Er is een keerpunt ingetreden in Duitschlands positie. Dit keerpunt wordt afgeteekend door de aankomst der eerste Amerikaansche troepengedeelten en strijdmiddelen. De strijd wordt nu in waarheid een strijd tegen den ondergang. Daarom moet men zich nog niet verbeelden, dat hij uit is. Hij raakt uit. Maar hoe lang kan dit nieuwe strijdvak duren! ? Het zal wellicht het geweldigste, het hardnekkigste, het indrukwekkendste tijdvak zijn van den geheelen oorlog. Een tijdvak gelijk de campagne van 1814 door Napoleon l ten slotte op Frankrijk's eigen bodem gevoerd, waarin zijne strategie op 't hoogste steeg. Een kamp als de weergalooze krachtsontwikkeling van het leger der nationale verdediging" in den oorlog van '70, na den val van Parijs. Iets dergelijks, in veel grooter verhou ding nog, zien wij nu voor den boeg. Het is zeer weinig waarschijnlijk dat de Geallieerden door een vroegtijdigen vrede te aanvaarden, 't niet zoover zullen laten komen. Wanneer men let op het wezen meer dan op den vorm der zaak, wat beteekent dan voor hen eene ministerieverandering. een grondwetsherziening, een kunst matige ingevoerde parlementarisme, een luid verkondigde democratische nieuworiënteering?" Meent men, dat voor Engeland, dat voor Frankrijk, dat voor Amerika, daarmede het Bismarckiaansche Duitsche Rijk met zijn ontzaglijke energie en zijn overmacht, beteugeld zal zijn ? Dit hangt toch van iets meer af dan van enkele goede voornemens en hervorvormingen in tijd van nood. 't Brengt even weinig de oplossing als het empire libéral" heeft gedaan, waardoor Bonaparte na Elba voor zijn Frankrijk den vrede zocht te verwerven. Wie nagaat, dat ook het Duitsche volk van hoog tot laag, in zijn geheel, met imperialistische en militaristische belangen is vervuld, die rekent niet op eene spoedige staking van den strijd. Allicht is het de felste worsteling, die aan weerszijden nog wacht. Ook al, omdat nu Amerika mee de situatie beheerscht. Indien er immers n geest is van tot het bittere einde doorgaan en des noods de geheele wereld naar den wil te zetten, dan is het wel de geest der Amerikanen. Want geen eigengerechtigdheid is zoo groot, als die van de democratie. Geen dwang zoo niets-ontziend, als de dwang van den idealist. Nergens is men mér gewoon, zonder sentimentaliteit op zijn doel af te gaan, als ginds. Nergens heeft de zin voor resultaat, voor achievement" zulk een meesleepende kracht. * * * Amerika gaat de situatie beheetschen. Dit geldt ook voor ons. Voor den uiteindelijken loop der zaak schenkt het gerustheid. De Vereenigde Staten is een machtig land, vol van nieuwe en groote idealen. Vol ook, juist in dit tijdsgewricht, van de behoefte om het goede door te voeren. Om de vrijheid te verzekeren en het recht te doen heerschen. De invloed van Amerika op de regeling van den vrede zal aan eene eerlijke, vooruitstrevende kleine mogendheid als Nederland, slechts ten goede kunnen komen. Temeer, omdat hierbij te rekenen valt op natuurlijke sympathie tusschen beide. Doch laat het zich zoo aanzien voor den nog dreigenden tijd van den oorlog? In dit opzicht zijn wij allerminst zonder zorg. Men krijgt 't gevoel, dat evenmin als Amerika ten onzent tijdig is begrepen, de Amerikanen nu nog de positie van Nederland niet voldoende verstaan. Zij dragen ons weliswaar geen wan trouwen toe. Maar wel schijnt het, alsof de machtige kolos, nu hij zich eenmaal in den strijd geworpen heeft, aan den kleinen neutrale bitter weinig beteekenis meer toekent, en onze belangen onvol ledig doorziet. Amerika spreekt er nu met toenemende scherpte van, de neutralen op rantsoen te zetten. Zweden schijnt te ervaren, hoe daarmee een begin wordt gemaakt. Ook ons wordt de mondjesmaat in het uitzicht gesteld. Alle productie voor den uitvoer wordt ons kwalijk genomen. Alle invoer als een gunst toegerekend. En waar Amerika niet alleen onzen graantoevoer, maar ook den aanvoer van veevoer en van verscheidene gewichtige grond- en hulpstoffen kan beheerschen, moet aan een algeheele bekrimping worden gedacht. De gevolgen daarvan zouden echter niet te overzien zijn ! Zij zouden voor Nederland niet alleen eene totale verarming en uitputting, maar ook eene totale demoraliseering te weeg brengen. * * * Dit toch is misschien voor een groot land niet gemakkelijk te begrijpen, dat een klein en dicht bevolkt land gelijk het onze, nog om andere redenen vee! meer moet blijven produceeren dan 't zelf verbruikt, als voornamelijk uit zucht om rijkdom te vergaren. De diepere reden is, dat indien enkel voor het binnenlandsch gebruik gewerkt kon worden, het grootste deel onzer be volking en onzer bedrijven tot ledigheid zou zijn gedoemd, 't Gebied der directe binnenlandsche behoefte is veel te gering. Wie van ons vergt, dat wij ons enkel daarmee occupeeren, vergt dat wij aan den kapstok hangen gaan en ineen schrompelen. 't Zou dus niet een kwestie zijn van winstbeneming, maar van algeheele depravatie en verschrompeling, onzen veestapel tot afslachting zonder eind, onze nijverheid en handel, ons landbouw bedrijf vrijwel tot stilstand te dwingen. Ons volksleven zelf vordert de voort zetting van zekere aanvoeren, reeds in ruimere mate dan op het oogenblik. De afzet waarheen, kan desnoods onverschillig zijn. Wanneer wij maar op redelijke wijze aan het werk kunnen blijven, en in de volksbehoeften voorzien. Het moet ons mogelijk zijn, hierop van ginds uit te blijven rekenen, en de regelingen te maken, waarbij deze groote belangen worden erkend. De' regeering der Vereenigde Staten gevoelt zich op 't Oogenblik machtig, om dit alles te beïnvloeden, en den verderen uitvoer naar Duitschland te beletten. Zij is in staat, zulks op voor ons fnuikende wijze te doen. En de vrees is niet denkbeeldig. Maar daarom kunnen de bedenkelijke gevaren nog wel afgewend. * * Beoordeelen wij Amerika en de Ameri kanen goed, dan zullen zij ook ten onzen aanzien naar volle billijkheid en tegemoet komendheid willen streven. Mits wij ons standpunt bij hen slechts'trachtten te doen doordringen en bij de publieke opinie begrip weten te vinden. Om van de Amerikaansche staatkunde iets te bereiken, is het noodig, tot het Amerikaansche volk te spreken. .Nergens wordt de staatkunde zoozeer door 't volle gemaakt, als ginds. De gewone diplo matie is voor de verhoudingen van het oogenblik niet altijd toereikend. Verschillende landen hebben reeds ge toond dit te begrijpen. Belgiëzond een extra-ordinaire missie. Eveneens Italië'. Maar ook Engeland vaardigde op dien P rond geen minder dan BalJour af; en rankrijk den rijk begaafden journalist Fardieu, als opper-commissaris. Het voor ons sprekendst voorbeeld levert evenwel Zwitserland. Ook daar vielen van de zijde van Amerika uit misverstand of onvolledig inzicht nijpende economische bezwaren te vreezen. Daarom is dezer dagen eene bijzondere missie van B"rn naar de Staten gereisd, teneinde de gewichtige belangen van het Zwitsersche volk aan het Ame rikaansche voor te houden. Zij is saamgesteld uit: een groot industrieel, een vertegenwoordiger van de academische wereld, en een militair, allen in 't bijzonder gekozen om in Amerika weerklank te kunnen wekken. De tijd is er ernstig genoeg voor, om zulk een plan ook voor Nederland op te vatten. Wij moeten- er mede rekenen, dat Amerika ons groote, treurige moeilijk heden kan gaan maken. De beste weg ware openlijk met het Amerikaansche volk te praten; en ter plaatse bevredigende economische rege lingen te overleggen, ruimere toevoeren te verkrijgen, die onze veehouderij, onzen landbouw, onze nijverheid, onze volks voeding en onze geheele positie van het dreigende zwaard bevrijden. Dit ligt niet uitsluitend op den wég van de gewone diplomatieke vertegen woordiging, hoe bekwaam zij moge zijn. Wij denken aan bijzondere stappen. Met name aan eene met zorg samen gestelde bijzondere zending. Te vroeg is 't daarvoor stellig niet. Geen dag. v. H. De crisis in Duitschland Toen in December 1916 de centrale mo gendheden het voorstel deden om onder handelingen over den vrede te beginnen, hebben zij althans deze genoegdoening hiervan beleefd, dat in sommige onzijdige landen de geallieerde aansprakelijk werden gesteld voor het voortzetten vanden oorlog. Dit is met name in Nederland gebeurd. Het verlangen naar vrede is hier zóó sterk, dat velen zich minder bekommeren over de wijze, waarop de oorlog zal eindigen, als hij maar eindigt. Zelfs tegen een vrede, die aan Duitschland eenige van de bekende waarborgen" tegen een nieuwen overval" verschafte, zouden vele Nederlanders, die toch niet als pro-Duitsch te boek willen staan, geen bezwaar hebben. Hoeveel te minder dan tegen een vrede, die den sta tus quo zou herstellen! Want in December 1916 kon men hier herhaaldelijk hooren ver zekeren, dat de centrale mogendheden tot zulk een vrede wel bereid zouden zijn. Voor die verzekering kon men wel geen overtuigende argumenten aanvoeren; ook scheen het vreemd, dat Duitschland en Oostenrijk, een maand vóór hun aanbod om een vredesconferentie Ie beginnen, waarvan men dan het herstel van den toestand van vóór den oorlog verwachtte, het Koninkrijk Polen hadden opgericht maar dit ver zwakte bij velen toch niet het geloof, dat de centrale mogendheden, zoodra slechts de geallieerden hunne instemming hadden be tuigd met het openen der onderhandelingen, voorwaarden zouden aanbieden, die door allen kónden worden aanvaard. Wie in December 1916 geloofden, dat Duitschland desnoods wel vrede zou willen sluiten op den grondslag: geenannexaties, geen schadeloosstellingen", kunnen door de gebeurtenissen van de laatste dagen ervan overtuigd zijn, dat zij zich destijds hebben vergist. Hemel en aarde moeten in Duitschland nog worden bewogen, voordat de regeering de genoemde formule aan vaardt. De Rijksdag zet zich schrap en geeft geen toestemming tot het nieuwe oorlogscrediet, zoolang de regeering zich niet voegt naar zijn wil. De Kanselier onderhandelt met de partijleiders en houdt lange besprekingen met den Keizer; de eene Kroonraad volgt op den anderen; de Kroonprins wordt opontboden naar Berlijn. Er zijn daar gewichtige beslissingen op til. Zoowel over de binnenlandsche als over de buitenlandsche politiek. In de binnen landsche politiek wordt de vervulling ge vraagd van de beloften, in de Paaschboodschap van den Keizer gedaan; niet na den oorlog, zooals in die boodschap in uitzicht was gesteld, maar reeds nu, tijdens den oorlog; niet alleen voor Pruisen, dat uit drukkelijk genoemd, maar ook voor het Duitsche Rijk, dat alleen aangeduid was. Voor het Rijk wordt de invoering van den parlementairen regeeringsvorm gewenscht; voor Pruisen een kiesrechthervorming, waarbij niet alleen rechtstreeksch en geheim, maar ook gelijk kiesrecht wordt Ingevoerd; de Paaschboodschap had wel het drieklassen-kiesrecht veroordeeld, maar liet nog de mogelijkheid van een meervou dig kiesrecht open. En naast die binnenlandsche hervormingen wordt dan van de regeering verwacht, dat zrj instemming zal betuigen met een vredesformule, die wel is waar anders geredigeerd is dan de sociaaldemocratische «geen annexaties, geen scha deloosstellingen", maar die toch in hoofd zaak hetzelfde inhoudt. Het centrum heeft het initiatief genomen tot het stellen van deze eisenen; Vrijdag 1.1. hield het centrumlid Erzberger in de hoofd commissie van den Rijksdag een rede, die insloeg als een bom", zooals het sociaaldemocratische Rijksdaglid Meerfeld in een brief uit Bedijk aan de Rheinische Zeitung schrijft. Meerfeld is opgetogen over die rede, die een schitterende rechtvaardiging was van de sociaaldemocratische politiek t^dens dezen oorlog'1. Een nieuw oorlogs jaar zou ons, afgezien van de menschenoffers en het naamlooze leed, 50 milliard kosten; voor heel wat minder geld zou men een sanatorium kunnen bouwen voor de 20 a 25000 Al-Duitschers": zoo resumeert Meerfeld een deel van Erzberger's betoog. Men behoeft zich er niet over te verwon deren, dat het centrum voor een democra tische politiek opkomt; de Katholieke partij in Duitschland heeft dit in de laatste 25 jaren hoe langer hoe meer gedaan. Maar tot dusverre was het niet gebleken dat zij een vrede zonder anexaties voorstond; in tegendeel, invloedrijke leden van deze partij hebben zich in tegengestelden zin uitgelaten; zelfs Al-Duitschers vindt men bij het cen trum. De gebeurtenissen van den laatsten tijd zullen echter ook sommige centrumsleden tot ander inzicht bekeerd hebben; de overgroote meerderheid dezer partij schijnt nu de meening van Erzberger over de oor logspolitiek te onderschrijven. Van de Sociaaldemocraten en de vrijzin nigen was het te verwachten, dat zij Erzberger zouden steunen. Niet van de nationaal-liberalen. Voor de binnenlandsche hervormingen was alleen van hen te ver wachten, dat zij niet zouden weten wat zij wilden: de kennis daarvan heeft hun altijd ontbroken. Ook nu aarzelen zij bij het uit brengen van hunne stem; den eenen dag leest men, dat de nationaal-liberalen zus, den anderen dat zij zoo zullen stemmen; het allerlaatste bericht luidt thans, dat zij een bedenktijd hebben aangevraagd; naar de innerlijke kenteekenen van waarheid te oordeelen, zou men dit bericht onvoorwaar delijk gelooven. In de oorlogspolitiek echter hebben de nationaal-liberalen altijd tot de Draufganger" behoort; indien ook zij zich buigen onder het juk van de vredesformule, die annexaties verwerpt, moet de nood wel hoog gestegen zijn. Niet het Russische offensief hoe on verwacht ook, vooral in zijne resultaten zal veroorzaakt hebben, dat de Duitsche Rijksdag de verzenen tegen de prikkels gaat slaan. Althans niet de uitwerking van dat offensief. Maar wel het feit, dat het werd ondernomen ; dat wil dus zeggen : het feit, dat de pogingen om Rusland tot een af zonderlijken vrede over te halen, als definitief mislukt moeten worden beschouwd en dat Rusland voortaan weer meetelt als oorlog voerende mogendheid.' En ook niet dit feit alleen, maar de stij gende ontevredenheid over de door de Duitsche regeering gevoerde oorlogspolitiek. Want al wordt de aanval gericht zoowel tegen de binnenlandschelals tegen de buiten landsche politiek, hij geldt toch hoofdzakelijk de laatste. Zeker, de democratische hervor mingen, die men eischt, hadden al lang door de regeering, uit eigen beweging, verleend moeten zijn ; maar dat er juist nu zulk een steike druk op haar wordt uitgeoefend om haar te noodzaken tot de democratiseering ook van het bestuur van het Duitsche Rijk; dat juist nu de Rijksdag eischt, dat kanselier en ministers in overeenstemming met den wil van zijne meerderheid zich van hunne taak zullen kwijten, kan toch niet anders worden veiklaard dan uit ontevredenheid over de wijze, waarop de opperste belangen van het Rijk in dezen tijd zijn behartigd en uit het verlangen om zelf de richting van de oorlogspolitiek te bepalen en zelf het oorlogsdoel vast te stellen. Wat er uitlekte van de beraadslagingen Inzendingen voor deze rubriek gelieve men te adresseeren aan het Redactiebureau, met op den omslag bet motto: .Confetti". Wat Vondel schrijven zou: Al brandt het oproer fel, Toch weet de dappere Tellegen den brand,Met zijn hand Uit te blusschen." * De Telegraaf publiceert een balans van de Vereenigde Conservenfabrieken te Princenhage per l Januari 1017. Dit brengt ons weder eens de groot^ reputatie in herinnering die genoemd bedri reeds tijdens de kruistochten genoot, ais voortzetting der zaken van Godfried van Bouillon. IIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilliillllliii in de hoofdcommissie geeft recht tot het vermoeden, dat met name kritiek is uitge oefend op den verscherpten duikbootoorlog. De Duitsche regeering heeft zich gehaast, in een officieus bericht te doen bekend ma ken, dat van geen enkele zijde in de hoofd commissie was aangedrongen op het staken van den verscherpten duikbootoorlog. Dit zal inderdaad wel niet gebeurd zijn; door een besluit om dien oorlog te staken zou men ook niet meer ongedaan kunnen maken de nadeelige gevolgen, die het besluit om dien oorlog te beginnen reeds voor Duitsch land heeft opgeleverd, nl. de vijandschap van de Vereenigde Staten en van een aantal andere Amerikaansche Staten. Ook zal men in de hoofdcommissie er vermoedelijk niet over geklaagd hebben, dat het aantal in den grond geboorde schepen verre beneden de verwachting is gebleven. Maar zelfs al is die verwachting nog over troffen, dan toch kan men in de hoofdcom missie aan de regeering verweten hebben, dat de voorspellingen, door haar vóór het begin van den verscherpten duikbootoorlog gedaan, niet vervuld zijn; dat Engeland er nog niet murw door is gemaakt; dat zij zich ook vergist heeft in de berekening van het aandeel, dat de Vereenigde Staten aan den oorlog zouden nemen; dat zij vooral ook onderschat heeft de economische nadeelen, die voor Duitschland zelf het gevolg van den verscherpten duikbootoorlog zou den zijn. In den brief van de sociaaldemocratischen afgevaardigde naar den Rijksdag, Meerfeld, waaruit hier boven reeds iets werd mede gedeeld, staat ook dit, dat vooral wat Erzberger zeide over Dultschland's bondgenooten, grooten indruk op de hoofdcom missie maakte, Zou Erzberger, die kort ge leden nog in Oostenrijk is geweest, ongun stige berichten hebben meegebracht over de daar heerschende stemming? Zou hij hebben medegedeeld, dat Oostenrijk den oorlog ni«t lang meer kon of wilde voortzetten? Juist de omstandigheid, dat men het noodig heeft geoordeel het bericht tegen te spreken, dat Erzberger een onder houd met den Oostenrijkschen Keizer zou hebben gehad, bevestigt de juistheid van wat Meerfeld in zijn brief verklapte; alleen indien Erzberger in de hoofdcommissie van den Rijksdag verontrustende mededeelingen heeft gedaan over wat er in Oostenrijk gaande is, loonde het de moeite om den indruk uit te wisschen, dat Erzberger in de ge heimen van de Oostenrijksche politiek was ingewijd. Misschien is reeds bij het in druk ver schijnen van deze regels de beslissing in Duitschland gevallen. Indien die beslissing een einde maakt aan het drijven der annexionisten, zal b^ meenigeen de hoop op een spoedigen vrede herleven. Men zal zich dan herinneren, wat Lloyd Qeorge den 29sten Juni in zijne rede te Glasgow zeide, dat de geallieerden anders zouden staan tegenover een democratisch, dan tegenover een auto cratisch geregeerd Duitschland; dat zij aan een democratisch Duitschland andere vredesvoorwaarden zouden vergunnen en dat zij, naar hij vertrouwde, tikt zouden vervallen in de fout, door Pruisen in 1871 begaan, toen het geen rekening hield met de groote verandering, die tijdens den oorlog in Frank rijk had plaats gegrepen en aan de Fransche republiek vredesvoorwaarden oplegde, die alleen tegenover het van militaire idealen vervulde Fransche keizerrijk te rechtvaar digen waren geweest. Men zal zich vooral die woorden van Lloyd George herinneren en vergeten, dat hij in dezelfde reden zei: Mesopotamiëzal nooit meer onder Turksche tirannie komen; bij de regeling van het lot der Duitsche koloniën zal aan de inboorlingen gevraagd worden, of zij naar hun vroegere meesters terug verlangen, dan wel of zij zich liever toevertrouwen aan een rechtvaardiger en zachter bestuur. Geen Engelschman zal dit anders hebben begrepen, doch dat Mesopo tamiëaan Engeland komt en dat de Duit sche koloniën voor Engeland en zijne bondgenooten bestemd zijn. Maar ook de meer derheid van den Rijksdag, die dezer dagen misschien haar vredesformule aan de Duit sche regeering oplegt, zal op die voorwaar den geen vredj willen sluiten. Althans voorloopig nog niet. 11 Juli 1917 G. W. KERNKAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl